[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanpak uithuisplaatsingen kinderen van gedupeerde ouders kinderopvangtoeslag

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2021D46313, datum: 2021-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-921).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -921 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2021Z21767:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 066 Belastingdienst

Nr. 921 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2021

In de brief van 21 oktober jl. hebben wij uw Kamer geïnformeerd over kinderen van gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslag die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing. Het is ongelooflijk tragisch als de problemen met de kinderopvangtoeslag op welke manier dan ook een rol gespeeld hebben bij een uithuisplaatsing. Wij willen de gedupeerde ouders en kinderen op dit vlak daarom hulp en ondersteuning aanbieden. Dit is in lijn met de inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen rond de kinderopvangtoeslag voor alle gedupeerde ouders en hun kinderen.1

Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het volgende:2

I. De stand van zaken van de ondersteuning voor gedupeerde ouders en kinderen.

II. Het onafhankelijke onderzoek naar het functioneren van de jeugdbeschermingsketen bij deze uithuisplaatsingen.

III. De nadere uitsplitsing van de cijfers die het CBS op ons verzoek heeft gepubliceerd.

I Ondersteuning gedupeerde ouders en kinderen

Samen met de betrokken instanties, zoals de gemeenten, de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is in de afgelopen weken de basis gelegd voor een gezamenlijke aanpak voor gedupeerde ouders die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing. Ook de Rechtspraak is betrokken om de aansluiting goed af te stemmen. Deze basis is nog geen compleet uitgewerkt plan van aanpak. In gesprekken met gedupeerde ouders hebben zij ons opgeroepen pas over de aanpak te communiceren als die daadwerkelijk gereed is en de ouders er een beroep op kunnen doen. Voorkomen moet worden dat bij ouders verwachtingen worden gewekt die op dit moment nog niet waargemaakt kunnen worden. Wij begrijpen dat en tegelijkertijd vinden wij het belangrijk uw Kamer te informeren over waar wij nu staan. Besluitvorming over de definitieve inrichting vindt plaats op basis van de inzichten uit de pilots.

Met enige slagen om de arm gaan we in deze brief daarom in op het doel, de uitgangspunten en de voorziene aanpak voor de gedupeerde ouders en kinderen. Hierbij geldt nadrukkelijk dat wij het plan samen met de betrokken organisaties en in overleg met gedupeerde ouders nog verder zorgvuldig uitwerken en dat de aanpak op onderdelen nog kan wijzigen.

Doel ondersteuning

Algemeen uitgangspunt is dat een kind in het eigen gezin moet kunnen wonen en opgroeien. Op het moment dat een besluit tot uithuisplaatsing van een kind wordt genomen is dit noodzakelijk vanwege een onveilige situatie of ernstige ontwikkelingsbedreiging. Vaak is er sprake van een opeenstapeling van problemen, zoals huiselijk geweld, verslavingsproblematiek, ernstige gedragsproblematiek, verwaarlozing of structureel schoolverzuim. Een uithuisplaatsing is dan een laatste redmiddel na een doorgaans langdurig traject.

Juist omdat het zo’n ingrijpend besluit is, zijn er bij het opleggen van kinderbeschermingsmaatregelen procedures die met waarborgen zijn omkleed en ligt de beslissing niet bij één enkel persoon of organisatie. Een uithuisplaatsing vindt alleen plaats op grond van een machtiging van de kinderrechter. Een machtiging uithuisplaatsing wordt door de rechtbank op verzoek van RvdK of GI verleend. In het verzoek moet aannemelijk worden gemaakt dat ambulante hulp tevergeefs is ingezet of waarom toepassing van andere middelen dan uithuisplaatsing op voorhand niet effectief zijn. Ook dient de RvdK of GI aan te geven welk doel precies met de uithuisplaatsing wordt beoogd. De duur van een machtiging tot uithuisplaatsing is ten hoogste een jaar en kan daarna door de kinderrechter voor telkens maximaal een jaar worden verlengd. De inzet van hulp tijdens de uithuisplaatsing moet gericht zijn op het verbeteren van de situatie in het gezin, zodat een kind weer veilig thuis kan opgroeien en zich daar verder kan ontwikkelen. Het perspectief op thuis wonen kan weer aan de orde zijn als de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn weggenomen. De GI toetst in samenspraak met kind, ouders en andere betrokkenen periodiek hoe het ervoor staat in het gezin en of de uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling nog nodig zijn. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter hebben hierin een rol.

Tegen deze achtergrond heeft de ondersteuning aan deze gedupeerde ouders en kinderen de volgende doelstellingen:

Het erkennen van het leed van de gedupeerde ouders en kinderen. Hoewel financiële problemen op zichzelf geen grond vormen voor een uithuisplaatsing kan de toeslagenproblematiek wel problemen in de thuissituatie van een gedupeerde ouder hebben veroorzaakt of verergerd waardoor het uiteindelijk is gekomen tot de uithuisplaatsing van een kind. De aanpak moet bijdragen aan de erkenning van het leed van de ouders en kinderen.

Bezien of herstel van de gezinssituatie wenselijk en mogelijk is. Dit vereist per ouder en kind een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te staan. Het perspectief op thuis wonen is een mogelijke uitkomst van de aanpak, maar zal pas kunnen worden gerealiseerd als de veiligheid of ontwikkeling van het kind niet langer in het geding is. Daar waar het beëindigen van de uithuisplaatsing niet mogelijk is, zou ondersteuning bijvoorbeeld ook kunnen bijdragen aan beter contact tussen ouders en kinderen.

Uitgangspunten

Bij het ontwikkelen van de contouren voor ondersteuning aan gedupeerde ouders, is uitvoerig stilgestaan bij de voorwaarden waaraan dergelijke steun moet voldoen. Voor de aanpak hanteren wij de volgende uitgangspunten:

De ondersteuning is vraaggestuurd. De gedupeerde ouders en kinderen bepalen zelf of zij gebruik willen maken van de ondersteuning. We willen vanuit de overheid geen hulp bieden waar die ongewenst is. Dit is in lijn met het uitgangspunt van het herstel van de problemen rond de kinderopvangtoeslag voor alle gedupeerde ouders en hun kinderen.

Het belang van het kind staat centraal. Per kind en gezin zal een zorgvuldige afweging gemaakt worden of herstel van de gezinssituatie voor het kind wenselijk en mogelijk is. De centrale vraag daarbij is of het kind zich thuis weer voldoende veilig en goed kan ontwikkelen.

Onafhankelijke ondersteuning. De omstandigheden waar deze gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslag mee te maken hebben (gehad) in combinatie met een uithuisplaatsing vragen soms om een nieuwe partij die losstaat van de organisaties die al betrokken zijn (geweest). De onafhankelijke ondersteuning wordt verleend door een partij die samen met de ouders met een frisse blik de vraagstukken integraal kan overzien.

De inzet sluit aan op het huidige ondersteuningsaanbod voor gedupeerden. Het huidige ondersteuningsaanbod bestaat onder andere uit de ondersteuning vanuit de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen (UHT) en vanuit de gemeenten op de vijf leefgebieden (schuldhulpverlening, wonen, zorg, gezin en werk).

De geldende bevoegdheden blijven van kracht. De beoordeling of sprake kan zijn van een herstel van de gezinssituatie wordt uitgevoerd door de GI en RvdK in de keten van jeugdbescherming. In bepaalde gevallen vindt ook een toetsing door de (kinder)rechter plaats. Deze organisaties hebben de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden om deze afweging te maken. Dat is zo bij wet bepaald.

In de specifieke situatie van het gezin wordt maatwerk geboden. Hierbij houden we rekening met de mogelijkheden in de ondersteuning op de diverse leefgebieden. Om verandering te realiseren in de situatie van de gedupeerden is vaak ondersteuning nodig op het gebied van wonen, zorg of jeugdhulp. Helaas bestaan er voor ondersteuning op die gebieden vaak wachttijden. Binnen deze context wordt het maatwerk geboden.

Nadere uitwerking ondersteuning

Het plan van aanpak moet ondersteuning geven in aansluiting op de mogelijkheden die er nu al zijn voor gedupeerde ouders en het gezin:

• Gedupeerde ouders met een ondersteuningsvraag kunnen nu al terecht bij hun gemeente. Het gemeentelijk steunpunt biedt hulp en ondersteuning aan de gezinnen op de vijf leefgebieden.

• Voor acute financiële probleemsituaties kunnen gedupeerde ouders zich melden bij het Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

• Daarnaast kunnen gedupeerde ouders of kinderen die dringende vragen hebben met betrekking tot de inzet van jeugdbescherming zich melden bij de Raad voor de Kinderbescherming of bij een lopende maatregel bij de Gecertificeerde Instelling.

• Bovendien zijn er op grond van de wet diverse mogelijkheden voor ouders om een verzoek te doen in verband met gewijzigde omstandigheden dat tot terugplaatsing zou kunnen leiden.

Met gemeenten, de organisaties in de jeugdbeschermingsketen en het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) is op basis van de bovenstaande doelstelling en uitgangspunten een aanpak ontwikkeld voor de ondersteuning. Het OZJ heeft de afgelopen jaren ruim 600 kinderen en jongeren ondersteund bij hun vragen op het gebied van (specialistische) jeugdhulp. Het OZJ opereert los van de bestaande organisaties in de jeugdbescherming en kan daarom vanuit een onafhankelijke positie naast ouders en kinderen staan. Hun ondersteuning is niet alleen gericht op korte termijn oplossingen maar óók op het verbeteren van het systeem op de langere termijn.

Doelgroepen

Het doel is om alle gedupeerde ouders die met een uithuisplaatsing te maken hebben (gehad) te ondersteunen. Er is echter sprake van beperkte capaciteit zowel bij het ondersteuningsteam, als bij de organisaties in de jeugdbeschermingsketen. Het is daarom noodzakelijk om de ondersteuning te differentiëren. Er wordt in de aanpak onderscheid gemaakt tussen drie groepen gedupeerde ouders waarvan het kind uit huis geplaatst is (geweest):

• Ouders en kinderen die op dit moment te maken hebben met een uithuisplaatsing in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel.3 Uit de analyse van het CBS blijkt dat er op 30 december 2020 – het laatst beschikbare peilmoment – 420 van deze lopende uithuisplaatsingen waren.

• Ouders en kinderen die op dit moment te maken hebben met een uithuisplaatsing zonder een kinderbeschermingsmaatregel. Ook in dit geval woont het kind tijdelijk ergens anders dan bij de ouders, maar ligt hieraan geen beslissing van de kinderrechter ten grondslag. Het gaat in deze gevallen om een beslissing van de ouders zelf, die op advies van jeugdzorg en de gemeente hun kind bijvoorbeeld bij een familielid laten wonen. Op de omvang van deze groep hebben we geen zicht.

• Ouders en kinderen die in het verleden te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing. We weten dat er 695 beëindigde uithuisplaatsingen zijn geweest in de periode 2015–2020 maar hebben geen zicht op de volledige omvang van deze groep.

Voor alle drie de groepen zal de aanpak ondersteuningsmogelijkheden bieden. De invulling van de ondersteuning zal echter per groep verschillen. Gezien de specifieke situatie bij uithuisplaatsingen met een kinderbeschermingsmaatregel, namelijk dat men niet zelf kan besluiten de uithuisplaatsing ongedaan te maken, zal de begeleiding bij vervolgstappen van deze groep het intensiefst zijn.

Procesbeschrijving

In grote lijnen ziet de ondersteuning er als volgt uit. Hierbij herhaal ik dat wij het plan samen met de betrokken organisaties en in overleg met gedupeerde ouders nog verder zorgvuldig uitwerken en dat de aanpak op onderdelen nog kan wijzigen.

1. Meldpunt

Door ouders en uw Kamer is de wenselijkheid van een duidelijk meldpunt voor de gedupeerde ouders met uithuisgeplaatste kinderen benadrukt. Het bestaande gemeentelijk steunpunt voor gedupeerde ouders en kinderen is hiervoor het meest geschikt. De steunpunten bestaan al en zijn ingericht op het bespreken van hulpvragen van gedupeerden. Gedupeerde ouders met uithuisgeplaatste kinderen zullen zich naar verwachting ook bij organisaties in de jeugdbeschermingsketen melden met vragen (bijvoorbeeld bij de GI). Willen de gedupeerde ouders of kinderen echter ondersteuning zoals in deze aanpak beschreven, dan zal dat via het gemeentelijk steunpunt verlopen. Als zij zich hebben gemeld bij een andere organisatie in de keten dan zal die organisatie indien gewenst zorgen dat het steunpunt van de betrokken gemeente contact opneemt met betrokkenen. De gemeente checkt bij het UHT of de ouder als gedupeerd is aangemerkt.

2. Gemeente bespreekt ondersteuningsbehoefte

De gemeente is toegankelijk voor alle (mogelijk) gedupeerde ouders en kinderen. Zij gaan in gesprek over de behoeften van gedupeerde ouders en kinderen. Indien gewenst stelt de gemeente samen met de ouders een plan van aanpak op voor de vijf leefgebieden. Indien er sprake is van een uithuisplaatsing zal besproken worden of ondersteuning voor wat betreft de uithuisplaatsing wenselijk is. Deze ondersteuning aan gedupeerde ouders zal worden ingevuld door een landelijk onafhankelijk Ondersteuningsteam (OT), georganiseerd door het OZJ. De ondersteuning zal langs twee sporen vorm krijgen: een spoor voor lopende uithuisplaatsingen met een kinderbeschermingsmaatregel en een spoor voor de overige uithuisplaatsingen. Bij een uithuisplaatsing in het verleden zal ondersteuning in beginsel door de gemeenten worden geboden via het leefgebied «gezin». In situaties waar specialistische kennis nodig is kan de gemeente ook in deze situaties een beroep doen op ondersteuning vanuit het OT.

3. Ondersteuningsteam

Indien de ouders ondersteuning van het OT wensen, zal het team contact met hen opnemen. De ondersteuning is afhankelijk van de doelgroep en kan plaatsvinden vinden via twee sporen:

Spoor 1 lopende uithuisplaatsingen met kinderbeschermingsmaatregel

Een begeleider van het OT zal contact opnemen met de ouder en bespreken wat de behoefte is. De begeleider biedt een luisterend oor en kan met een frisse blik bezien wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn ten aanzien van de wensen. Hiervoor is soms intensief contact met de ouders nodig en zal waar nodig in overleg met de ouders ook informatie opgevraagd worden. De kracht van het OT is dat het goed in staat is samen met ouders, kinderen en instanties integraal de vraagstukken te overzien en op die manier de ouders en kinderen te adviseren over de best te nemen stappen. Waar nodig zal de begeleider de ouders ook begeleiden bij de te nemen stappen richting de betrokken organisaties in de jeugdbeschermingsketen of de gemeente. Het herstel van de gezinssituatie kan hier het resultaat van zijn.

Spoor 2 overige uithuisplaatsingen

Een begeleider vanuit het ondersteuningsteam zal contact opnemen met de gedupeerde. Er wordt een luisterend oor geboden. Het gesprek zal gericht zijn op uitleg en erkenning. Het ondersteuningsteam kan vanuit haar kennis van de jeugdbeschermingsketen ook door advies te geven de betrokkene op weg helpen bij de stappen die hij/zij vervolgens zelf kan nemen. Aangezien er geen sprake is van een uithuisplaatsing met een kinderbeschermingsmaatregel heeft de ouder hier zelf meer regie op het herstellen van de gezinssituatie. Indien de specifieke situatie dit vergt kan besloten worden maatwerk te leveren en alsnog een procesbegeleider in te schakelen (spoor 1).

Vervolgproces

We willen zeer zorgvuldig zijn en voorkomen dat in een latere fase uitvoeringsproblemen ontstaan. Daarom wordt de beschreven aanpak de komende weken verder uitgewerkt en getoetst op uitvoerbaarheid. Hierbij worden onder andere de vereisten van de AVG, het capaciteitsbeslag op de reguliere jeugdbeschermingsketen, de benodigde bemensing van het ondersteuningsteam en de financiële consequenties meegenomen.

We zullen de komende tijd het voorgestelde ondersteuningsproces met een aantal gedupeerde ouders en kinderen doorlopen. Samen met hen kan dan beoordeeld worden of wat bedacht is ook tegemoetkomt aan de wensen van ouders en kinderen. Vervolgens zal de aanpak in een pilot in één of twee gemeenten worden uitgevoerd. Vanuit deze ervaringen wordt beoordeeld of de aanpak werkt. Ook kan hiermee een betere inschatting gemaakt worden van de behoefte en het capaciteitsbeslag op het OT en op de organisaties in de jeugdbeschermingsketen. Op basis van de ervaringen zal ook beoordeeld worden of het ondersteuningsproces aanpassing behoeft. Vervolgens zal definitieve besluitvorming plaatsvinden over de aanpak en de financiële dekking hiervan.

Ons streven is erop gericht dat de aanpak aan het einde van het eerste kwartaal 2022 gereed en operationeel is. Hierbij zijn we echter afhankelijk van het tijdig beschikbaar hebben van voldoende capaciteit bij zowel het OT als bij de organisaties in de jeugdbeschermingsketen. De aanpak kan pas starten als deze stevig staat en de ouders en kinderen er ook daadwerkelijk een beroep op kunnen doen. In de uitvoeringsfase zal de aanpak ook steeds gemonitord worden om van de aanpak te leren en tijdig te kunnen bijsturen.

II Onafhankelijk onderzoek en reflectie

Parallel aan de nadere uitwerking van de aanpak is behoefte aan onafhankelijk onderzoek naar de vraag of er in het geval van de gedupeerde ouders en gezinnen (als gevolg van de problemen rond de kinderopvangtoeslag) anders is gehandeld dan bij gezinnen die niet zijn geraakt door de problemen rond de kinderopvangtoeslag. Uw Kamer heeft ook gevraagd naar een dergelijk onderzoek.4 Om invulling te geven aan het onafhankelijke onderzoek zijn we in gesprek getreden met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid. De inspecties beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden, deskundigheid, onafhankelijkheid en mogelijkheden om de werking van de jeugdbeschermingsketen grondig te onderzoeken. Hierdoor kunnen de inspecties snel starten met hun onderzoek en eind volgend jaar het resultaat opleveren. Dit heeft onze voorkeur boven het instellen van een onafhankelijke commissie. Niet alleen zou een eventuele commissie nog moeten worden samengesteld, ook moeten de juiste bevoegdheden worden bepaald en vastgesteld en de onderzoekscapaciteit worden geregeld. Dat kost tijd. De onafhankelijkheid van het onderzoek is ook bij de inspecties geborgd. En de inspecties kunnen sneller tewerk gaan en hun bevindingen opleveren.

De inspecties hebben aangegeven een onderzoek in te stellen. Zij gaan met dit onderzoek na hoe de jeugdbescherming als keten heeft gefunctioneerd in situaties waarin problemen met de kinderopvangtoeslag een rol hebben gespeeld. Ook brengen zij in kaart welke lessen hieruit zijn te trekken. De inspecties zullen zich daarbij richten op de vraag of de gedupeerde ouders en hun gezinnen relatief vaker dan andere, niet gedupeerde ouders en gezinnen (dus disproportioneel) te maken hebben gekregen met de jeugdbeschermingsketen. En of zij eenmaal in deze keten vaker dan anderen te maken hebben gekregen met een kinderbeschermingsmaatregelen. Wanneer dit het geval is, gaan de inspecties na hoe dit heeft kunnen gebeuren, welke problematieken en processen hieraan hebben bijgedragen, en of en hoe dit redelijkerwijs voorkomen had kunnen worden. De inspecties richten zich met haar onderzoek op het functioneren van de keten en haar taakuitvoering en zullen in de beantwoording geen uitspraak doen over individuele gevallen.

In het kwantitatieve deel van het onderzoek wordt in kaart gebracht of gedupeerde ouders en hun gezinnen disproportioneel vaak te maken hebben gekregen met de jeugdbeschermingsketen, en of disproportioneel vaak een kinderbeschermingsmaatregel werd opgelegd. Daarbij zal niet alleen worden gekeken naar de uithuisplaatsing, maar naar het brede spectrum aan kinderbeschermingsmaatregelen. Dit onderzoek zal verder worden uitgewerkt en ingericht, mede op basis van de beschikbaarheid en bruikbaarheid van de benodigde data. Hierover zijn de Inspecties in gesprek met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Met het kwalitatief onderzoek wordt naar mogelijke verklaringen gezocht. Nagegaan zal worden welke onderliggende factoren (kenmerken en problematieken) en processen een rol hebben gespeeld bij het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel bij gedupeerde ouders en hun gezinnen. De vraag is of deze factoren en processen hetzelfde waren voor gedupeerde ouders en niet-gedupeerde ouders. Ook zal met kwalitatief onderzoek in kaart worden gebracht of en hoe dit voorkomen had kunnen worden. Hiervoor zullen de inspecties dossiers analyseren en in gesprek te gaan met onder andere gedupeerde ouders en kinderen, raadsonderzoekers, jeugdbeschermers, beleidsverantwoordelijken en bestuurders. De Inspecties zullen het onderzoeksplan conform hun eigen werkwijze uitwerken in een plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt gepubliceerd.

De verwachting is dat het gehele onderzoek eind 2022 is afgerond.

Reflectieonderzoeken

Naast het doen van onafhankelijk onderzoek door de inspecties hebben de GI’s en de Raad voor de Kinderbescherming aangegeven zelf te zullen reflecteren op hun eigen handelen in gezinnen waarbij de toeslagenproblematiek speelde. De Rechtspraak heeft al eerder besloten een inventarisatie te maken van de kwetsbare zaakstromen per rechtsgebied en vervolgens een reflectietraject aan te gaan. Bij familie- en jeugdrecht is dat een lopend traject. De kwetsbare zaakstromen zijn geïdentificeerd en de verdere vormgeving van het reflectietraject vindt nu plaats.5 Wij waarderen en steunen deze reflecties zeer.

III Nadere CBS-cijfers

Op 21 oktober jl. informeerden wij uw Kamer over de analyse die het CBS had verricht om te komen tot een benadering van het aantal uithuisplaatsingen onder kinderen van ouders die door de toeslagenproblematiek zijn gedupeerd.6 Het CBS heeft ten behoeve van deze analyse van de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen (UHT) gegevens ontvangen van circa 50.000 kinderen die momenteel in beeld zijn als kind van gedupeerde ouders.7 Het CBS heeft deze gegevens geanalyseerd op samenloop met jeugdbescherming en jeugdhulp met verblijf8 in de periode 2015–2020. Uit de analyse van het CBS blijkt dat in deze periode in totaal naar schatting 1.115 kinderen van gedupeerde ouders uit huis zijn geplaatst. Op 30 december 2020 – het laatst beschikbare peilmoment – waren er 420 lopende uithuisplaatsingen.

Zoals al eerder aangegeven geeft de analyse om verschillende redenen geen volledig beeld van het aantal kinderen van gedupeerde ouders dat gedwongen uit huis is geplaatst. De volledige omvang van deze problematiek is namelijk niet te achterhalen. Tot 2015 is er geen centrale registratie bijgehouden, noch van kinderbeschermingsmaatregelen noch van jeugdhulp met verblijf. Daarnaast hebben mogelijk nog niet alle mogelijk gedupeerde ouders zich gemeld bij de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen (UHT).

Voor het inrichten van ondersteuning aan deze gedupeerde ouders en kinderen is meer inzicht in de cijfers wenselijk. Uw Kamer heeft hier ook om gevraagd. Daarom hebben we het CBS verzocht om:

• een onderscheid te maken naar leeftijd;

• een uitsplitsing te doen per gemeente en per jeugdregio;

• een verdere verfijning te maken naar het type kinderbeschermingsmaatregelen (ondertoezichtstelling en voogdij).

Deze cijfers zijn vandaag door het CBS gepubliceerd en te raadplegen op hun site.9 Bij de cijfers zijn enkel vijf- en tientallen vermeld en er is een behoorlijk aantal gemeenten waar geen getal is aangegeven (aangeduid met een streepje). Wij benadrukken dat dit dus niet betekent dat gemeenten waar een streepje staat (-) geen uithuisplaatsingen hebben. Het CBS geeft hierover aan dat zij om het onthullingsrisico te minimaliseren de absolute aantallen in alle gevallen afronden op vijftallen en dat aantallen onder de tien niet zijn weergegeven.

Uit de cijfers blijkt dat het merendeel van deze uithuisgeplaatste kinderen op de 30 december 2020 12 jaar of ouder was. De kleinste groep kinderen is jonger dan vier jaar. Ook valt uit de cijfers op te maken dat eind 2020 ongeveer even vaak sprake was van een ondertoezichtstelling als van een voogdijmaatregel. Bij een ondertoezichtstelling houden ouders het gezag over het kind maar zijn zij verplicht om adviezen van de jeugdbeschermer op te volgen. Bij een voogdijmaatregel is het ouderlijk gezag (tijdelijk) beëindigd en is er een voogd. Op basis van de geografische uitsplitsingen lijkt sprake te zijn van een redelijk gelijke verspreiding over het hele land.

De nadere CBS-cijfers geven een verdere inkijk en zullen benut worden bij de uitwerking en uitvoering van de aanpak.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee vooralsnog voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. Kamerstuk 31 066, nr. 907↩︎

  2. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van lid Omtzigt c.s. Kamerstuk 35 927, nr. 79 en het verzoek van lid Kwint (SP) c.s. (Handelingen II 2021/22, nr. 13, item 24)↩︎

  3. inclusief jeugdreclassering↩︎

  4. Kamerstuk 35 927, nr. 79↩︎

  5. Raadpleegbaar via 5 vragen en antwoorden over de rol van de rechter bij uithuisplaatsingen | Nieuws | Rechtspraak↩︎

  6. Kamerstuk 31 066, nr. 907↩︎

  7. Ouders die in de eerste toets als gedupeerde zijn aangemerkt en daarmee tenminste € 30.000 of aanvulling tot dit bedrag (hebben) ontvangen vanuit de Cathuisregeling.↩︎

  8. Jeugdhulp met verblijf valt uiteen in de categorieën pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp met verblijf, gesloten plaatsingen en overige jeugdhulp met verblijf. Het CBS hanteert deze methode al langer, zie Samenloop jeugdbescherming en jeugdhulp met verblijf (cbs.nl)↩︎

  9. Raadpleegbaar via https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/47/uitsplitsing-uithuisplaatsingen-toeslagenaffaire↩︎