Voortgang asbest
Problematiek rondom asbest
Brief regering
Nummer: 2021D47251, datum: 2021-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25834-187).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 25834 -187 Problematiek rondom asbest.
Onderdeel van zaak 2021Z22183:
- Indiener: S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-12-07 17:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-12-15 10:15: Procedurevergadering IenW (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-01-26 10:00: Externe veiligheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-01-27 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 187 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2021
Op 2 maart 2020 is een samenwerkingsverklaring ondertekend tussen het Ministerie van I&W, een aantal provincies en gemeenten en andere partijen. Doel hiervan is om op een veilige manier het saneren van de resterende asbestdaken in Nederland te versnellen1.
Met voorliggende brief informeer ik uw Kamer over de snelheid van saneren en de resterende opgave (1) en de voortgang in de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de samenwerkingsverklaring (2). Ik informeer u tevens over het aanpassen van het Productenbesluit asbest in relatie tot REACH (3), de asbestregelgeving voor Caribisch Nederland (4), asbest in grondstoffen (5), de uitvoering van een aantal toezeggingen en moties (6) en voorgenomen beleidsevaluaties (7).
1. Snelheid van saneren en resterende opgave
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat na een stijging tussen 2014 en 2018 (van 5,9 miljoen m2 naar 12,8 m2 per jaar) het saneringstempo sinds medio 2019 gedaald is. Deze daling is waarschijnlijk veroorzaakt door het eindigen van de subsidie op het saneren van asbestdaken (december 2018) en het verwerpen van het wetsvoorstel om asbestdaken te verbieden (juni 2019). In aanloop naar de Eerste Kamerbehandeling en de nasleep daarvan is tevens de onjuiste perceptie ontstaan dat asbesttoepassingen niet risicovol zijn2. Ik vind de daling in het saneringstempo zorgelijk. Uitgaande van de resterende opgave en een saneringstempo van 7 miljoen m2 per jaar, zal er naar verwachting nog ruim tien jaar nodig zijn om de operatie te voltooien. De ambitie is om dit sneller te doen. De samenwerkingsverklaring bevat tal van acties om het saneringstempo te verhogen. Als deze instrumenten onvoldoende toereikend zijn, vraagt dit aanvullende stappen. Het is echter aan het nieuwe kabinet om beslissingen te nemen over eventuele aanvullende instrumenten.
De afgelopen kwartalen lag het aantal vierkante meter gesaneerde asbestdaken stabiel op ongeveer 1,7 miljoen m2 per kwartaal. In het derde kwartaal van 2021 is er echter 1 miljoen m2 gesaneerd. Naar verwachting komt het totaal aantal saneringen in 2021 uit op circa 6 miljoen m2.
In de brief van 16 december 2020 over de voortgang van de asbestdakenaanpak (Kamerstuk 25 834, nr. 175) is vermeld dat de resterende saneringsopgave van asbestdaken op dat moment (eind 2020) circa 80 miljoen bedroeg. Met een sanering van circa 6 miljoen m2 in 2021 zou de resterende opgave eind 2021 dan op circa 74 miljoen m2 uitkomen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat er sprake is van een aanzienlijke marge. De monitoring van de gesaneerde daken is gebaseerd op een (handmatige) bewerking van de startmeldingen die gecertificeerde saneringsbedrijven indienen via het online meldingsportaal van de Inspectie SZW. Hierin zitten niet de saneringen door particulieren van oppervlakten kleiner dan 35 m2 en saneringen door niet-gecertificeerde bedrijven. Daarnaast zijn andere onzekerheden te noemen, zoals het percentage saneringen dat niet gemeld wordt, de nauwkeurigheid van de saneringsmelding, of een gemelde sanering ook daadwerkelijk uitgevoerd is, het mogelijk effect van overlappende asbestgolfplaten en de nauwkeurigheid van de nulmeting uit 2012. Ook de cijfers uit de landelijke asbestdakenkaart met daarin asbestdaken gegevens aangeleverd door gemeenten, provincies en omgevingsdiensten geven nog geen definitief uitsluitsel omdat niet alle gemeenten hun gegevens hebben aangeleverd3 en deze gegevens ook niet altijd actueel zijn. Momenteel wordt verkend of er alternatieven zijn om een nauwkeurigere inschatting te kunnen maken van het aantal asbestdaken in Nederland.
Ik realiseer mij dat de hierboven genoemde resterende opgave afwijkt van het cijfer dat in de Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2022 (Kamerstuk 35 925 XII) daaromtrent is opgenomen. Het betreffende cijfer van 52,7 miljoen m2 in deze begrotingstekst is verkregen door de nul situatie van 120 miljoen m2, zoals becijferd in de MKBA uit 2012 en aangepast in de geactualiseerde MKBA in 2015, te verminderen met het aantal m2 gesaneerd dakoppervlak. Het resultaat van deze berekening, die steeds jaarlijks is gehanteerd in de begrotingen, loopt nu duidelijk uit de pas met recente inzichten. De oorspronkelijke opgave van 120 miljoen m2 in de MKBA was een schatting op basis van de destijds beschikbare gegevens. Ik moet nu constateren dat dit een onderschatting was. Ik zal bij de tekst voor de begroting 2023 zorgen voor een eenduidig cijfer.
2. Uitvoering samenwerkingsverklaring
In de samenwerkingsverklaring zijn meer dan 40 acties opgenomen gericht op bewustwording en communicatie, de oprichting van een (leningen)fonds, het ontzorgen van gemeenten, gebruik maken van koppelkansen, het vereenvoudigen van saneringen en monitoring. De uitvoering van deze activiteiten vindt plaats onder regie van het Programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdakensanering (hierna: Programmabureau).
Communicatie en stimulering
In de praktijk blijkt dat veel onduidelijkheden en discussies rondom de sanering van asbestdaken gaan over de kosten, de regels met betrekking tot saneren en de risico’s van asbest. Vaak is de onduidelijkheid een combinatie van deze drie onderwerpen. De communicatie vanuit het Programmabureau richt zich dan ook op deze drie onderwerpen via voorlichtingsbijeenkomsten, LinkedIn, nieuwsbrieven, de website www.asbestversnelling.nl en het delen van best practices.
Als vervolg op de pilot in 2020 heeft Milieu Centraal in september 2021 opnieuw een «week van de asbestvrije schuur» geïnitieerd. Doel van deze actie is eigenaren van kleine asbestdaken te stimuleren om – waar mogelijk collectief – hun asbestdak te saneren. Gemeenten verzorgden zelf de opzet en uitvoering van de actieweek. Milieu Centraal stelde voor de deelnemers een toolkit ter beschikking met daarin ondersteunende informatie en communicatiemiddelen. Dit jaar namen meer dan 15 gemeenten elk op hun eigen wijze deel aan deze actie.
Particulier fonds
Voor particuliere eigenaren van asbestdaken is sinds mei 2021 de SVn4 Maatwerklening asbestdaksanering in het leven geroepen (hierna: particulier fonds). Versnelde sanering van asbestdaken kan in veel gevallen samenlopen met opgaven in de energietransitie. In dat kader is ervoor gekozen om ook verduurzamingsmaatregelen onder de reikwijdte van het particuliere fonds te laten vallen. Het gaat hierbij met name om het meefinancieren van dakisolatie en/of zonnepanelen bij het saneren van een asbestdak. Geïnteresseerde provincies en gemeenten kunnen via SVn deelnemen aan het fonds. In Lelystad en de provincie Drenthe kan inmiddels een lening worden aangevraagd. Ook gedeputeerde staten van Gelderland hebben besloten deel te nemen via een koppeling met hun «Stimuleringsfonds Energiemaatregelen en asbestsanering voor particuliere woningeigenaren». Er zijn nog geen leningen daadwerkelijk verstrekt.
Zakelijk fonds
Tijdens het commissiedebat Externe Veiligheid van 1 juli 2021 (Kamerstuk 22 343, nr. 298) heb ik toegezegd u te informeren over het zakelijke fonds. Eerder waren door de leden van de D66-fractie vragen gesteld over de verschillende opties daarvoor in het schriftelijk overleg Externe Veiligheid van 24 november 2020. Voor de zakelijke dakeigenaren is gewerkt aan een verdere uitwerking van het zakelijke fonds op basis van het advies dat SIRA Consulting hierover heeft uitgebracht5. SIRA adviseerde een klein hoog-risicofonds op te richten voor bedrijven die via handhaving of andere urgentie gedwongen worden hun dak te saneren maar onvoldoende inkomsten hebben voor een lening uit de markt.
Omdat het onderscheid lastig te maken is en omdat er momenteel nog geen sprake is van grootschalige handhaving om sanering te verplichten, was het voornemen het fonds open te stellen voor alle bedrijven die niet in aanmerking komen om een lening uit de markt te verkrijgen. Vervolgens is overleg gevoerd met RVO als beoogde uitvoerende organisatie om het fonds verder operationeel te maken en zijn de contouren uitgewerkt. Op basis daarvan is advies gevraagd aan RVO, met als uitkomst dat RVO een lening voor de specifieke doelgroep en problematiek sterk afraadt, in welke vorm dan ook. De belangrijkste argumenten van RVO zijn dat de betreffende doelgroep niet in staat zal zijn de lening terug te betalen en dat het nemen van maatregelen om het geleende geld terug te krijgen zeer belastend is voor de ondernemer. Het zou mogelijk zijn om een soepele kwijting te hanteren, maar dit maakt de regeling kostbaar en ook dan is de belasting voor de ondernemers nog aanzienlijk. Voor de betreffende doelgroep is een lening niet aantrekkelijk omdat het geen rendement oplevert. Ondernemers die in deze financiële situatie verkeren zullen andere prioriteiten hebben. Omdat een grotere schuld en aflossingslast het belang raken van de bank van de ondernemer, kan de bank eisen dat geen gebruik wordt gemaakt van de regeling. Een voorwaarde is dan ook dat de banken de uitbreiding van de schuld accepteren. Uit overleg met de agrarische werkgroep van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) op 8 september jl. is gebleken dat de banken de opvatting van RVO delen. Het door RVO benoemde vereiste draagvlak bij de banken lijkt dus niet aanwezig.
Uiteraard neem ik het advies van RVO en het oordeel van de banken serieus. Ik heb de situatie voorgelegd aan de ambassadeurs van de samenwerkingsverklaring. Daaruit bleek steun om niet over te gaan tot de oprichting van het zakelijke fonds. Daarbij is ook in aanmerking genomen dat, zoals ook uit het rapport van SIRA bleek, verreweg de meeste zakelijke eigenaren van asbestdaken in staat zijn om zelf de sanering te financieren of gebruik kunnen maken van bestaande regelingen. Het zakelijke fonds was bedoeld als sluitstuk voor een kleine groep.
Alles overziend, zal ik dus niet overgaan tot de oprichting van een zakelijk fonds en wil ik in overleg met de ambassadeurs zoeken naar een alternatieve besteding van de beschikbare middelen. Daarover kan het nieuwe kabinet dan een beslissing nemen.
Vereenvoudiging sanering asbestdaken
Zoals uit de samenwerkingsverklaring blijkt is het gezamenlijk streven om de uitvoering van de sanering en vervanging van asbestdaken te vereenvoudigen en zo de kosten te beperken zonder dat daarbij de veiligheid en gezondheid van werknemers of omstanders in gevaar wordt gebracht. In dat kader is in 2020 onder meer een blootstellingsonderzoek uitgevoerd. Ik ga hier nader op in onder punt 6 bij vervolgstappen blootstellingsonderzoek.
3. Productenbesluit asbest
In de brief van 16 december 2020 is beschreven dat herziening van het Productenbesluit asbest nodig is om een goede aansluiting op de Europese REACH-verordening tot stand te brengen omdat is gebleken dat de betreffende regelgeving daar niet goed mee is afgestemd. De opzet was om in het nieuwe Productenbesluit asbest eisen te stellen aan het op de markt brengen en gebruiken van stoffen waarin asbest aanwezig is dat niet opzettelijk is toegevoegd. Het gaat dan met name om asbest dat van nature aanwezig kan zijn in bijvoorbeeld talk. De gedachte was dat voor deze regelgeving naast REACH nationale ruimte bestaat, aangezien REACH alleen een restrictie stelt voor asbest dat opzettelijk is toegevoegd. Bij nadere juridische analyse is echter geconcludeerd dat die ruimte ontbreekt. Er moet vanuit worden gegaan dat REACH geldt voor het op de markt brengen van stoffen in het algemeen. Het feit dat alleen een specifiek verbod is opgenomen voor opzettelijk toegevoegde asbest, betekent niet dat niet-opzettelijk toegevoegde asbest niet onder de reikwijdte van REACH valt. Dat niet-opzettelijk toegevoegde asbest ook onder de reikwijdte van REACH valt heeft als gevolg dat hiervoor ook de harmonisatieverplichting geldt en er dus geen nationale ruimte is hiervoor regelgeving in werking te laten treden.
Ik vind het een ongewenste situatie dat enerzijds niet-opzettelijk toegevoegde asbest onder REACH valt maar REACH daar geen eisen aan stelt en anderzijds dat hiermee de mogelijkheid niet bestaat om het nationaal te regelen. Ik ben daarom een overleg met de Europese Commissie gestart om te bezien hoe dit kan worden opgelost.
Concreet betekent een en ander dat er op dit moment zowel op nationaal als Europees niveau geen verbod is om stoffen met niet-opzettelijk toegevoegde asbest op de markt te brengen. Op grond van de Cosmeticaverordening geldt wel een verbod op asbest in de betreffende producten ongeacht of sprake is van opzettelijk of niet opzettelijk toegevoegde asbest. Hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd door de Minister van Medische Zorg en Sport, onder wiens verantwoordelijkheid deze regelgeving valt. Daarnaast is van belang dat in werksituaties op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit moet worden voldaan aan een grenswaarde voor de blootstelling, ook bij het werken met stoffen waaraan asbest niet opzettelijk is toegevoegd. Verder stelt het Besluit bodemkwaliteit eisen aan asbest in bouwstoffen, grond en bagger. Onder het hieronder opgenomen kopje «(5) Asbest in grondstoffen» zal ik toelichten hoe ik in de periode zonder wettelijk verbod actie onderneem om risico’s te beperken.
4. Caribisch Nederland
In mijn brief van 16 december 2020 heb ik u geïnformeerd over regelgeving voor asbest in Caribisch Nederland. Mijn voornemen was om het lokale bestuur te ondersteunen met het opstellen van een verordening om het gebruik van asbest te reguleren. Het afgelopen jaar is deze verordening nog niet tot stand gekomen, mede als gevolg van COVID-19 en enkele juridische en beleidsmatige vraagstukken. Vraag hierbij was met name of een verordening het gewenste instrument zou zijn, gelet op wensen van het lokale bestuur en de samenhang met andere onderwerpen waarvoor regelgeving vereist is. Op zeer korte termijn verwacht ik in samenspraak met het lokale bestuur hierover een besluit te kunnen nemen en invulling te geven aan de regelgeving. Inhoudelijk is daar het nodige aan voorbereid, zodat de verdere procedure hopelijk vlot kan verlopen.
5. Asbest in grondstoffen
Afgelopen september is bij de ILT een melding binnengekomen van een geïmporteerde partij ruwe talk met daarin van nature aanwezig asbest. De partij had een omvang van 40 containers. De importeur had dit zelf in het kader van kwaliteitscontrole vastgesteld. Vanwege het onder drie genoemde probleem, dat er geen eisen onder REACH gesteld worden aan niet-opzettelijk toegevoegde asbest in grondstoffen, kon de ILT niet optreden. De partij ruwe talk wordt nu door het bedrijf teruggestuurd naar Pakistan, het land van herkomst, behoudens vijf containers die al waren gelost of beschadigd waren en worden verwerkt als afvalstof. Het terugsturen van de grondstoffen naar het land van herkomst heeft als nadeel dat deze dan mogelijk opnieuw in de keten belanden. Bij voorkeur worden deze daarom uit de keten verwijderd, maar dat leidt tot hoge kosten voor de ondernemer. De ILT heeft hierover contact gehad met de Pakistaanse autoriteiten.
In de tussentijd laat ik een klein onderzoek uitvoeren om te komen tot een zo volledig mogelijke indicatieve lijst van stoffen waarin van nature asbest kan voorkomen. Deze lijst zal ik samen met een begeleidende brief naar de bedrijven in Nederland sturen die handelingen verrichten met de betreffende grondstoffen. Doel is hen te informeren over grondstoffen waarin asbest van nature kan voorkomen en hen te wijzen op het belang van het voorkomen dat zij grondstoffen met asbest importeren en verwerken. Hiermee wordt een beroep gedaan op bedrijven in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zoals het voorbeeld van de geïmporteerde talk gelukkig laat zien, zullen bedrijven in het algemeen willen voorkomen dat zij asbesthoudende grondstoffen in hun keten brengen.
6. Moties en toezeggingen
Ik wil u graag informeren over een aantal toezeggingen en moties rondom asbest.
Vergroten aantal deelnemers aan de samenwerking
Op 25 februari 2021 is een motie aangenomen van het lid Van den Anker c.s. over het vergroten van het aantal deelnemers aan de samenwerkingsverklaring (motie 30 175, nr. 363). Het aantal deelnemers is sinds de eerste ondertekening gestegen van 21 naar 34. Om de samenwerking verder uit te breiden is door het Programmabureau een plan van aanpak opgesteld voor het actief benaderen van potentiele nieuwe deelnemers. Inmiddels worden potentiele nieuwe partners actief benaderd door zowel het Programmabureau als door een aantal van de ondertekenaars van de samenwerkingsverklaring.
Vervolgstappen na blootstellingsonderzoek
Op 11 mei 2021 is door uw Kamer de motie van de leden Stoffer en Geurts aangenomen (Kamerstuk 28 089, nr. 189) waarin wordt verzocht om in overleg met betrokken bedrijven, gemeenten en omgevingsdiensten een vervolg te geven aan het Blootstellingsonderzoek dat Arcadis in 2020 heeft uitgevoerd (Kamerstuk 25 834, nr. 175). Als eerste stap heb ik een plan van aanpak voor de uitvoering van deze motie ontvangen van het programmabureau. Dit plan bied ik u hierbij aan6.
Volgens het plan van aanpak worden geen aanvullende blootstellingsmetingen uitgevoerd. Uit beschikbare meetgegevens kan al worden opgemaakt dat het toepassen van schuim de emissie van asbestvezels tijdens de sanering kan beperken. Het uitvoeren van meer metingen kan deze indicatie weliswaar versterken, maar om daadwerkelijk de data te kunnen gebruiken om te kunnen saneren in een lagere risicoklasse, is validatie van een specifieke werkmethode via het VIP vereist. Volgens het plan van aanpak zal een gedegen kostenanalyse worden gemaakt door voor verschillende daken de kosten te vergelijken van sanering in risicoklasse 2 met sanering in de lagere risicoklasse 1. Ook daken met asbestleien worden hierbij meegenomen.
Bij de uitvoering van het plan van aanpak zal ook indicatief aandacht worden besteed aan de risico’s. Dit is van belang omdat de veiligheid van de werknemer en de omgeving niet in het geding mag zijn. Naast de risico’s van het werken met asbest speelt bij de sanering van asbestdaken ook het risico van werken op hoogte. Het toepassen van schuim kan invloed hebben op deze risico’s. Zoals aangeven gaat het om een indicatie van risico’s, omdat de werkwijze van het VIP is bedoeld om daar een volledige beoordeling van te doen.
Het programmabureau heeft aangegeven mij in de eerste helft van 2022 de resultaten van de uitvoering van het plan van aanpak aan te bieden. Bij een gunstige uitkomst zal ik nagaan wat nodig is om te komen tot een implementatie van een werkwijze die kan leiden tot lagere kosten, zodat dit ten goede kan komen aan de aanpak van de asbestdaken.
Deelname verzekeraars en verzekerbaarheid van asbestdaken
Op 15 december 2020 heeft de Minister van Financiën, mede namens mij, met een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer7 de schriftelijke vragen van de leden Koerhuis en Van der Linden (beiden VVD) over de vermeende beperkte dekking en verzekerbaarheid van asbestdaken beantwoord. In deze brief is toegezegd dat het Programmabureau met verzekeraars hierover in gesprek zal gaan. Het doel hiervan was om meer helderheid te krijgen over de al dan niet veranderende voorwaarden, zodat het programmabureau hier duidelijk over kan communiceren.
Wat betreft de verzekerbaarheid van asbestdaken is het uiteraard aan elke verzekeraar zelf om zijn eigen polisvoorwaarden en de hoogte van de premie te bepalen. Navraag bij het Verbond van Verzekeraars leert dat zij geen totaaloverzicht heeft van de voorwaarden die door individuele verzekeraars worden gehanteerd. Uit een korte inventarisatie door het Programmabureau en op basis van eerder uitgevoerd onderzoek door andere organisaties (bijvoorbeeld de Consumentenbond, september 2021) blijkt dat er verschillen zijn tussen verzekeraars als het gaat om de dekking van de opruimingskosten en de saneringskosten. Ook de dekking van aansprakelijkheidsverzekeringen verschilt. Daarnaast zijn de gehanteerde afschrijvingspercentages van de asbestdaken en -gevels niet uniform. Algemeen beeld is wel dat asbestdaken en -gevels nog steeds verzekerd kunnen worden.
In gesprek gaan met het Instituut Asbestslachtoffers
De motie van het lid Beckerman c.s. van 4 november 2021 (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 27) die is ingediend tijdens de behandeling van de begroting van IenW verzoekt om nog dit jaar in gesprek te gaan met het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Aanleiding hiervoor is de brief die het IAS heeft gestuurd aan het Ministerie van JenV over de wettelijke verjaringstermijn die volgens het Burgerlijk Wetboek geldt voor het aansprakelijk kunnen stellen van een werkgever voor de schade die bij een werknemer is ontstaan als gevolg van werkgerelateerde blootstelling aan asbest. Het betreft de uitvoering van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 die is bedoeld voor het verlenen van een tegemoetkoming aan werkgerelateerde asbestslachtoffers. De Ministeries van JenV en SZW hebben het overleg met het IAS gestart en uw Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten.
De verjaringstermijn speelt geen rol in de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS-regeling) die onder mijn verantwoordelijkheid valt. Aangezien er bij slachtoffers die in aanmerking komen voor deze regeling geen relatie is met blootstelling tijdens het werk, is het aansprakelijk stellen van een werkgever hier niet aan de orde.
7. Voorgenomen beleidsevaluaties
Op 21 december 2018 is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de beleidsdoorlichting van artikel 22 van de begroting van het Ministerie IenW betreffende omgevingsveiligheid en milieurisico’s8. Een van de aanbevelingen was om met het oog op een volgende beleidsdoorlichting meer kwantitatief evaluatie materiaal beschikbaar te hebben om zo de doelmatigheid van het gevoerde beleid beter te kunnen beoordelen. Ik heb het voornemen om voor het onderwerp asbestdaken een beleidsevaluatie uit te voeren. De voorbereidingen hiervoor zijn inmiddels gestart. Ik verwacht uw Kamer in 2022 over de uitkomsten van deze evaluatie te kunnen informeren.
Op 1 maart 2017 is het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS) verplicht gesteld in het asbestprocescertificaat (een bijlage van de Arbeidsomstandighedenregeling). Het LAVS is bedoeld voor betere naleving en ondersteuning van toezicht op de naleving van asbestregelgeving geldend voor (gecertificeerde) bedrijven werkzaam in de asbestsaneringsketen. Het Ministerie van IenW en het Ministerie van SZW willen het LAVS laten evalueren om inzicht te krijgen in de werking en in de doeltreffendheid en de doelmatigheid. De voorbereidingen voor deze evaluatie worden in 2022 gestart. De resultaten van de evaluatie worden met uw Kamer gedeeld.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
Kamerstuk 25 834, nr. 167↩︎
Zie «evaluatie subsidieregeling verwijderen asbestdaken», Kamerstuk 25 834, nr. 174↩︎
268 gemeenten hebben data aangeleverd, 84 gemeenten nog niet↩︎
Stichting Volkshuisvesting Nederland↩︎
Kamerstuk 25 834, nr. 175↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1113↩︎
Kamerstuk 32 861, nr. 42↩︎