[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 1 december 2021

Brief regering

Nummer: 2021D47438, datum: 2021-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z22308:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik uw Kamer de beantwoording toekomen van een deel van de vragen die uw leden mij tijdens de eerste termijn van de behandeling van de

begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het jaar 2022 hebben gesteld. De overige vragen zal ik mondeling beantwoorden tijdens mijn eerste termijn.

Carola Schouten

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022

PVV-fractie

Lid Graus

Kan de minister een reactie geven op het wetenschappelijk onderzoek over staat van welzijn van het dier en de rol van dopamine?

Dopamine is een zogenaamd “gelukshormoon”. Het kan vrijkomen als een dier een positieve staat van welzijn ervaart. Ik heb begin dit jaar de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) verzocht een zienswijze op te stellen met de centrale vraag: wat zijn de randvoorwaarden voor de veehouderij van de toekomst waarbij het dier een positieve staat van welzijn ervaart? Ik heb de zienswijze begin van deze maand aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 28286, nr. 1229). Uw Kamer zal in het voorjaar van 2022 een appreciatie van de zienswijze ontvangen.

Hoe staat het met de uitvoering van maatregelen rondom stalbrandpreventie en vluchtroutes?

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 8 oktober jl.1 ga ik de aanpak van stalbranden verstevigen. Ter preventie van stalbranden werk ik onder andere aan de ontwikkeling van preventieve maatregelen als een verplichting van brandcompartimentering van de technische ruimte in bestaande, grote veestallen, verplichte elektrakeuringen en een brandveiligheidscursus. Daarnaast start ik een onderzoek naar de wijze waarop de overlevingskans van dieren bij brand vergroot kan worden. Hierin zal ook meegenomen worden of en hoe vluchtroutes hier een bijdrage aan kunnen leveren. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek eind 2022 informeren.

In de strijd tegen wildstroperij is de rol van groene BOA en dierenpolitie volgens de PVV noodzakelijk. Hoe staat de minister hierin?

Het is belangrijk dat toezicht en handhaving in de volle breedte, ook in het buitengebied, worden versterkt. Dit komt ook de strijd tegen de wildstroperij ten goede die deel uitmaakt van het takenpakket van de groene boa.

Er is naar aanleiding van de motie Hermans door het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) extra geld beschikbaar gesteld voor toezicht en handhaving, specifiek ook voor extra groene boa’s. Ik ben momenteel met JenV in overleg om te garanderen dat dit budget aan capaciteitsuitbreiding besteed wordt en ervoor te zorgen dat het extra budget bij de juiste partijen terecht komt.

Volgens de PVV-fractie is een professionalisering van de dierenambulance nodig, waarbij samenwerking met het ministerie van J&V nodig is. Dit betekent onder andere dat dierenambulances voorrangsvoertuigen moeten worden. 114 moet van een meldpunt naar een meldkamer met service en intake. Graag een reactie van de minister hierop.

Jaarlijks redden dierenambulances vele dieren. Ze verlenen eerste hulp aan dieren en brengen dieren naar de dierenarts of naar een dierenopvang. Het is belangrijk dat de kwaliteit van dierenambulances op orde is. Daar dienen zij zelf zorg voor te dragen. Dit is ook opgepakt en er is een keurmerk voor dierenambulances ontwikkeld, namelijk Dierkeur. Zodra een ambulance het keurmerk diervervoer van Dierkeur heeft, kan worden aangenomen dat de kwaliteit dermate goed is dat de professionaliteit gewaarborgd kan worden. Dit is in het belang van de dieren die opgevangen/geholpen worden.

Ik vind het werk dat dierenambulances doen belangrijk. Het vraagt een zorgvuldige afweging om voertuigen als voorrangsvoertuig aan te merken. Om deze afweging te maken zal ik met de minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) overleggen welke consequenties dit heeft voor de dierenambulances. Hieruit zal moeten blijken of het realistisch is om ambulances als voorrangsvoertuig aan te wijzen.

Ik beaam, in lijn met de ketenpartners, de noodzaak tot doorontwikkeling van het meldpunt 144 van meldpunt tot frontoffice. Dit vereist naast een efficiencyslag een doorontwikkeling op het gebied van registratie en opvolging van meldingen bij 144. Ik zal de opmerking van het lid Graus onder de aandacht brengen bij de politie en de minister van JenV.

Om dierenbeulen en illegale handelaren sneller op te sporen is een DNA databank nodig. Wat vindt de minister hiervan?

In mijn brief van 22 september 2020 (Kamerstuk 28286, nr. 1126) heb ik aangegeven dat onderzoek is gedaan naar de toegevoegde waarde van een DNA-databank in het verminderen en voorkomen van bijtincidenten en bij het fokken van gezonde honden, en dat aanvullend onderzocht wordt wat de kosten zijn van het aanleggen van een DNA-databank in relatie tot de verschillende mogelijkheden en de juridisch haalbaarheid ervan. Beide onderzoeken zijn afgerond. Binnenkort zal ik uw Kamer een brief over dierenwelzijn versturen, waarbij ik beide onderzoeken zal meesturen. Ik laat het verder aan mijn opvolger om te bepalen of, en zo ja in welke mate het opzetten van een DNA-databank zal worden ingezet om het aantal bijtincidenten te verminderen en in breder perspectief het aantal gezonde en sociale honden in Nederland te bevorderen.

De PVV-fractie vindt het van belang dat studenten diergeneeskunde, opsporingsambtenaren en rechters goed opgeleid moeten worden over dierenleed. Wat vindt de minister hiervan?

Het thema dierenwelzijn zit verweven in het gehele opleiding diergeneeskunde van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht. Onderdeel van deze opleiding zijn keuzeweken forensische diergeneeskunde, waar een mix van studenten en dierenartsen aan meedoet. Ook werkt de Faculteit Diergeneeskunde samen met Wageningen University & Research in het Centre for Sustainable Animal Stewardship. Dit centrum maakt zich sterk voor duurzaam en verantwoord samenleven van mensen en dieren. Toekomstige dierenartsen lopen bij het centrum stage en doen onderzoek naar dierenwelzijn.

Bij organisaties die zijn betrokken bij het toezicht op en de handhaving van dierenwelzijn wordt op aan dit thema tijdens de opleiding volop aandacht besteed. Sinds 2020 is de politie gestart met het beschikbaar maken van digitaal onderwijs over dierenproblematiek waar de politie in zijn brede organisatie mee geconfronteerd kan worden. In deze serie van trainingen zit onder andere ook de training over stresssignalen en normgedrag van dieren en het houden van roofvogels en uilen, die voor alle toezichthouders/handhavers en flankerende partijen beschikbaar komt. Bij het Openbaar Ministerie is sinds 2019 een cursus beschikbaar over de wetgeving die beschikbaar is ten aanzien van dierenleed.

Inspecteurs die bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan de slag gaan, doorlopen een basisopleiding. Daarna gaan ze onder leiding van een mentor aan de slag. Inspecteurs worden permanent bijgeschoold op (juridische) kennis en vaardigheden, passend bij hun taak.

De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming heeft voor zijn inspecteurs specifiek op het dier gerichte juridische modules ontwikkeld. De dierinhoudelijke modules zijn in ontwikkeling.

Vindt de minister ook dat het slaan en schoppen van dieren strafbaar moet worden?

Elke handeling met een dier die letsel of lijden met zich brengt of het dier benadeelt zonder dat daar een redelijk doel voor is, is gelet op artikel 2.1 Wet dieren, strafbaar.

Het schoppen van een dier is een handeling die altijd pijn of letsel zal veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier zal benadelen. Het slaan is feitelijk het schoppen met de handen. Als er al een doel is voor die handeling, kan dit doel ook bijna altijd op minder ingrijpende wijze worden bereikt. Slaan van het dier is dan al strafbaar op grond van artikel 2.1 van de Wet dieren.

Hoe staat het met moties Graus over dierproeven en proefdiervrije transitie?

Over de uitvoering van de recente moties van het lid Graus over afbouwen van de in voorraad gehouden en gedode proefdieren (Kamerstuk 32 336, nr. 92) en het inzichtelijk maken hoeveel belastinggeld wordt besteed aan proefdiervrije innovaties (Kamerstuk 32 336, nr. 93) heb ik uw Kamer geïnformeerd met mijn brief van 5 november 2020 (Kamerstuk 32 336, nr. 112).

Ik hecht belang aan de transitie naar proefdiervrije innovatie (TPI) en ik heb daarom besloten het programma te verlengen, hiervoor verwijs ik naar mijn brief van 21 juli jl. (Kamerstuk 32 336, nr. 121). Over de voortgang van het TPI-programma zal ik uw Kamer voor de zomer van 2022 informeren.

VVD-fractie

Lid Van Campen

Welke (fiscale) mogelijkheden biedt de Natuurschoonwet voor het in standhouden van landgoederen?

De Natuurschoonwet (NSW) voorziet in diverse fiscale tegemoetkomingen aan eigenaren van landgoederen die hun landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen, namelijk voor de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting. De evaluatie van de NSW concludeert dat deze van groot belang is voor de instandhouding van landgoederen en het behoud en de ontwikkeling van natuur en bos op het landgoed. Met ingang van 1 januari 2021 is de NSW aangepast met als doel om landgoedeigenaren te ondersteunen bij onderhoud en beheer van natuur en bos op het landgoed. Nederland telt bijna 5200 terreinen met NSW status. Het gaat om landerijen, boerderijen, buitenplaatsen, natuurgebieden.

SP-fractie

Lid Beckerman

De SP-fractie was blij dat de minister lange transporten wilde verbieden. De minister wil naar aanleiding van het lobbyplan van Vee en Logistiek de transporten weer toestaan. Waarom die knieval?

Ik pleit in EU-verband voor een verbod van dit soort lange-afstandtransporten naar derde landen, maar ben gebonden aan de huidige Europese regels. Daarom kan ik niet eigenstandig, generiek en zonder gegronde reden een verbod invoeren. Vorig jaar had ik, mede door een Duits onderzoek, een duidelijke aanleiding om de exporten waarbij rustplaatsen buiten de EU gebruikt moeten worden te staken. Ik heb dit uw Kamer gemeld en gaf daarbij aan dat het bedrijfsleven moet zorgen voor geschikte faciliteiten en een systematiek die de NVWA voldoende basis geeft om hun controles en verificaties uit te voeren (Kamerstuk 28 286, nr. 1093). In mijn brief van 12 oktober jongstleden (Kamerstuk 28 286, nr. 1228) meldde ik uw Kamer dat Vee en Logistiek Nederland dit heeft opgepakt.

Zoals ik tijdens het Commissiedebat van 9 september jl. in antwoord op een vraag van het lid Valstar (VVD) benadrukte, wil ik naast dit sectorplan ook zelf op een objectieve manier kunnen vaststellen dat de rustplaatsen in niet-EU-landen voldoen en volgens de regels gebruikt worden. Ik ben daarom in nauw contact met overheden in andere Europese lidstaten die zelf ook relatief veel met exporten van vee naar niet-EU-landen te maken hebben. De Europese Commissie is hier ook bij betrokken. De uitgebreide informatie die dit heeft opgeleverd, geeft voldoende vertrouwen over de locatie en bruikbaarheid van de rustplaatsen die in het plan van Vee en Logistiek worden genoemd. Recent is ook nog een eerste overleg geweest over lange-afstandtransporten met overheden in niet-EU-landen. Daarom is er nu geen juridische reden om deze exporten nog langer te weigeren en rest mij dus geen andere keuze dan het weer toestaan van deze lange transporten, onder voorwaarden van het sectorplan en gebruikmakend van informatie uit de intensieve contacten met andere landen. De NVWA houdt de transporten en de naleving van de afspraken scherp in de gaten en evalueert dit op vaste momenten. De eerste evaluatie vindt in februari 2022 plaats. Er zullen gepaste maatregelen volgen als hier aanleiding toe is.

Met betrekking tot de risico’s van lange-afstandtransporten en de aanbevelingen van de expertgroep zoönosen, kan ik zeggen dat dit rapport, het zogenaamde rapport Bekedam, mijn volle aandacht heeft. Bekedam schrijft dat lange-afstandtransporten een risico vormen voor de verspreiding van nog onbekende zoönosen over grote afstanden en dat het terugdringen van diertransporten over lange afstanden het herkomstgebied beperkt van nieuwe zoönotische ziektekiemen. In de integrale opvolging van het rapport Bekedam zal ook deze aanbeveling een plek krijgen en zal beoordeeld worden hoe we het risico op verspreiden van zoönosen met transporten over lange afstand kunnen verkleinen. Ondertussen blijf ik in de EU pleiten voor een totaalverbod van dit soort lange afstandstransporten.

De minister heeft aangegeven met een stuurgroep te komen om een verbod op het doden van hanenkuikens te onderzoeken. Kan de minister vertellen wanneer het onderzoek van deze stuurgroep wordt afgerond en wanneer de Tweede Kamer dit kan ontvangen? In Duitsland bestaat reeds zo’n verbod. Kunnen we een voorbeeld hieraan nemen?

In mijn brief van 23 november jl. (Kamerstuk 35925-XIV, nr. 21) heb ik aangekondigd dat er een Stuurgroep opgericht is om tot een breed gedragen oplossing te komen ten aanzien van een verbod op het doden van eendagshaantjes. De Stuurgroep neemt, zoals genoemd, ook de ontwikkelingen en ervaringen uit zowel binnen- als buitenlandse trajecten (en dus ook uit Duitsland) mee als waardevolle input. In deze brief is tevens aangegeven dat de Stuurgroep verwacht in het voorjaar van 2022 met een advies te komen. Zodra dit advies er is, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

D66-fractie

Lid De Groot

De minister is begonnen met een traject over basiskwaliteit natuur. Is de minister bereid om dit uit te breiden?

Ik heb uw Kamer 4 oktober jl. geïnformeerd over mijn plannen voor basiskwaliteit natuur (Kamerstuk 33576, nr. 251). Ik heb aangegeven samen met de provincies in het kader van het programma Natuur een lerende aanpak te kiezen.

Volgend jaar start een experimentele fase over de manier waarop basiskwaliteit natuur in de praktijk toegepast kan worden. Vragen zijn bijvoorbeeld hoe een gebiedsproces vorm te geven en hoe het concept van basiskwaliteit inhoudelijk in te vullen. Hiertoe worden bestaande initiatieven uitgenodigd om meerjarig subsidie aan te vragen. Daarnaast is opdracht gegeven voor verdere kennisontwikkeling, hetgeen de komende jaren wordt uitgebreid.

En hoe staat het met de monitoring van onze natuur, ook buiten Natura2000? Weten we goed genoeg hoe de individuele Natura2000 gebieden eraan toe zijn? Wat gaat de minister doen om de monitoring verder te versterken?

In Nederland vindt volop natuurmonitoring plaats binnen en buiten de Natura 2000-gebieden. We hebben de dichtste meetnetten in de wereld. Het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), met de inzet van duizenden vrijwilligers, is hiervoor ingericht. Ook zijn er afspraken met provincies over de natuurmonitoring, zoals via het Subsidiestelsel Natuur en Landschap. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) wordt de komende jaren versterkt en omgevormd tot een toegankelijke database die inzicht geeft in de stand van de natuur. Er is voldoende monitoring om op landelijk niveau te volgen hoe de natuur er voor staat. De stikstofaanpak vraagt echter dat we per gebied nauwkeuriger dan voorheen de situatie blijven volgen. Ter uitvoering van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering en met onder andere het Programma Natuur werk ik aan die verdere versterking van de monitoring. Met een consortium van PBL, RIVM en WUR wordt gewerkt aan een werkprogramma om de rapportages over stikstofreductie en natuurverbetering periodiek te laten plaatsvinden.

Hoe staat het met de toenemende afvaldumpingen in de natuur? Voor drugsafval is er een fonds tot € 25.000 per dumping. Maar wat als het meer is of gewoon afval? Kan de minister aangeven waarom mensuren niet vergoed worden?

In het kader van de ondermijnende criminaliteit is sinds kort een door het ministerie van JenV in het leven geroepen subsidieregeling drugsafvaldumpingen van kracht. De kosten voor de uitvoering worden gedekt door JenV. Hieronder vallen ook de ‘mensuren’.

De regeling is in het leven geroepen voor vergoeding van schade veroorzaakt door dumping van drugsafval. De kosten voor het opruimen van andere soorten afval vallen buiten de regeling. Andere soorten afval zijn van een andere orde, heel divers van aard, en de kosten voor het opruimen ervan vallen in het algemeen (veel) lager uit vergeleken met het opruimen van drugsafval.

De grens van € 25.000 is er onder andere om de uitkering van middelen aan de gedupeerde te vergemakkelijken; een hoger bedrag vraagt namelijk een zwaardere toets voor toekenning van de middelen. We zien weliswaar een toename van drugsafvaldumpingen ten opzichte van vorig jaar en 2019, maar op dit moment is er geen reden om te denken dat de middelen niet toereikend zijn om de geleden schade door drugsafvaldumpingen te dekken.

Kan de minister zowel over de gaswinning bij Ternaard als de kabel bij Schiermonnikoog met redelijke wetenschappelijke zekerheid uitsluiten dat hiervan geen negatieve effecten zullen uitgaan op het Natura 2000 gebied Waddenzee?

Alle schriftelijk ingebrachte zienswijzen en reacties worden momenteel zorgvuldig bestudeerd en beantwoord in een Nota van Antwoord. Hierin zal ook een reactie worden gegeven op het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage. Op basis hiervan zal het kabinet bezien of er aanpassingen nodig zijn in het Milieueffectrapport, het ontwerp inpassingsplan en de ontwerp-uitvoeringsbesluiten. Daarnaast zal ik tevens een definitief oordeel vellen over het verlenen van de Wnb-vergunning. De definitieve besluiten worden vervolgens tezamen met de Nota van Antwoord ter inzage gelegd, naar verwachting zal dit zijn in maart 2022. Met betrekking tot de kabel bij Schiermonnikoog wordt uw Kamer voor mijn eerste termijn door de minister van EZK geïnformeerd middels de brief over de Verkenning aanlanding Wind op Zee.

Er ligt nu een Europees voorstel om soja-import tegen te gaan. Is de minister bereid om het standpunt in Europa aan te nemen dat dit wetsvoorstel ook moet gaan gelden voor 1) afgeleide producten die palmolie bevatten en waarbij soja is gebruikt in het veevoer en 2) het wetsvoorstel ook uit te bereiden naar andere kwetsbare ecosystemen zoals savannes, graslanden en wetlands?

De Europese Commissie heeft op 17 november jl. een verordening gepubliceerd betreffende ontbossingsvrije producten. Het doel van dit voorstel is om ontbossing en bosdegradatie te stoppen die wordt veroorzaakt door EU-consumptie gerelateerd aan hout en een aantal belangrijke landbouwgrondstoffen, waaronder soja en palmolie, en daarvan afgeleide producten.

Deze verordening is een belangrijk instrument waarmee de EU kan bijdragen aan het volledig verduurzamen en ontbossingsvrij maken van handelsketens naar Europa. In de verordening wordt van bedrijven verlangd dat zij aan de hand van een due diligence-proces vaststellen dat geen ontbossing en bosdegradatie heeft plaatsgevonden bij de productie van goederen en producten voor de Europese markt.

Het kabinet zal een appreciatie van het voorstel opstellen en deze in januari naar uw Kamer versturen. Dit omvat ook eventuele uitbreiding naar andere ecosystemen. Uw Kamer wordt hier zoals gebruikelijk door middel van een BNC-fiche over geïnformeerd.

Moeten we nog wel een derogatie willen?

De toegestane mestgift voor stikstof uit dierlijke mest is op grond van de Nitraatrichtlijn 170 kg per hectare. Hierop kan een uitzondering worden gevraagd, de derogatie. Momenteel mogen derogatiebedrijven 230 of 250 kg stikstof per hectare uitrijden, afhankelijk van de regio. Aan derogatie zijn voorwaarden verbonden voor boeren die deelnemen, zoals het hebben van minimaal 80% grasland.

Aan de derogatie, zoals deze tot op heden aan Nederland is verleend, ligt een wetenschappelijke onderbouwing ten grondslag die een derogatie rechtvaardigt. Bij de verlenging van de huidige derogatie heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet advies uitgebracht over de milieueffecten (Kamerstuk 33 037, nr. 369) waaruit is gebleken dat derogatie positieve effecten heeft op waterkwaliteit, klimaat en agrobiodiversiteit, maar wel kan leiden tot een hogere ammoniakemissie vanwege de hogere toegestane dierlijke mestgift. Dit laatste heeft ertoe geleid dat aanvullende voorwaarden zijn gesteld door de Europese Commissie in de huidige derogatiebeschikking.

In onder andere mijn brief van 13 april 2021 (Kamerstuk 33 037, nr. 393) heb ik aangegeven dat de waterkwaliteit op derogatiebedrijven gemiddeld beter is dan op niet-derogatiebedrijven. Dit komt met name door het grote areaal grasland op deze bedrijven, dat een positieve invloed heeft op de grondwaterkwaliteit. Omdat derogatie positieve effecten heeft op het milieu, acht ik deze nog steeds gewenst en is mijn inzet erop gericht om opnieuw derogatie te verkrijgen vanaf 2022.

Tot slot, in mijn brief van 15 oktober 2021 (Kamerstuk 33 037, nr. 404) heb ik de consequenties van geen derogatie geduid met de conclusie dat de mestverwerkingscapaciteit en exportmogelijkheden op korte termijn onvoldoende zullen zijn om het gehele mestoverschot te kunnen plaatsen. Geen derogatie zal de druk op de mestmarkt zo fors doen toenemen dat de gevolgen grote impact kunnen hebben op de gehele landbouw in Nederland.

D66 heeft de minister verzocht het verplichte cameratoezicht uit te breiden naar exportverzamelplaatsen. De minister zegt dat dit mogelijk een optie is. Maar waarom doet ze het niet gewoon?

Ik heb reeds toegezegd dat er een wetsvoorstel hier komt in loop van 2022. Dit wetsvoorstel is in voorbereiding. Om de verzamelcentra hierin mee te nemen, is het mijn inzet om in de tussentijd met de sector en de NVWA over een pilot te starten om de meerwaarde en uitvoerbaarheid van dergelijk aanvullend toezicht te onderzoeken.

Minder vlees eten kan helpen om de druk op de slachtlijnen en houderijsystemen te verlagen. Ook kweekvlees zou daarbij kunnen helpen. Staat de minister kweekvleesproducenten bij om hun dossier aanvaard te krijgen en om proeverijen te kunnen organiseren, zoals de kamer op initiatief van D66 heeft gevraagd?

Ik onderhoud goede contacten met de kweekvleesbedrijven. Er is op dit moment nog geen aanvraag gedaan bij de European Food Safety Authority voor toelating.

Proeverijen van kweekvlees zijn daarom conform vigerende wetgeving alleen toegestaan in de gecontroleerde omstandigheden van een laboratorium.

Daarnaast heeft mijn ministerie een subsidie verstrekt aan Respect.farm om te verkennen wat de rol van huidige veehouders kan zijn als toekomstige kweekvleesproducenten, indien ze daar interesse in hebben.

Kan de minister reflecteren op het massaal geelkleuren van graslanden als gevolg van het gebruik van glyfosaat? Volgens de Europese Commissie biedt de wetgeving voldoende ruimte aan lidstaten om gestapeld gebruik tegen te gaan. Dan moet de minister toch ook het platspuiten van graslanden kunnen verbieden?

In dit geval is er geen sprake van gestapeld gebruik, omdat glyfosaathoudende middelen maar één keer per jaar mogen worden gebruikt voor het doodspuiten van grasland om een ander gewas te telen.

Hoe kijkt de minister aan tegen de toelatingsprocedures van bestrijdingsmiddelen? Er is een plausibel, maar geen causaal verband tussen bepaalde bestrijdingsmiddelen en ziektes als Parkinson en Alzheimer. Zou de vertraging in het doorwerken van wetenschappelijke kennis zich niet moeten vertalen in nog meer voorzorg bij de toelating?

Ik zet mij in voor het actualiseren van de huidige beoordelingsmethodieken op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten in de Europese Unie. Daarom heb ik recent het RIVM gevraagd om naar mogelijkheden te kijken om de Europese datavereisten voor neurologische ziekten zoals Parkinson en Alzheimer te verbeteren (Kamerstuk 27858, nr. 555). Het RIVM heeft aanbevolen bestaande OECD-testrichtlijnen(voor proefdierstudies)aan te passen voor een verbeterde detectie van potentiële neurodegeneratieve effecten van een werkzame stof. Als oplossing voor de lange termijn beveelt het RIVM aan om een gevalideerde in vitro testmethode te ontwikkelen die kan worden ingezet als primair screeningsinstrument in een getrapte teststrategie. De gevalideerde in vitro testmethode kan in Europese wetgeving worden vastgelegd en eisen omtrent mogelijke in vivo studies bij positieve resultaten.

Het RIVM beveelt aan om een internationale expert werkgroep in te stellen die bepaalt welke (test)parameters in de OECD-testrichtlijnen zouden moeten worden opgenomen.

Ik heb inmiddels de aanbevelingen van het RIVM met de Europese Commissie besproken om mijn pleidooi kracht bij te zetten. Zij verwelkomt de inzet van Nederlandse expertise op dit gebied en staat positief tegenover de aanbeveling om een internationale expertwerkgroep in te stellen die bepaalt welke (test)parameters in de OECD-testrichtlijnen moeten worden opgenomen. Ook breng ik het briefrapport onder de aandacht bij EFSA zodat geschikte in vitro testmethoden ontwikkeld kunnen worden.

Naar aanleiding van het rapport luidde de aanvullende vraag van mij aan het RIVM als volgt: moet de minister van LNV naast het uitvoeren van de aanbevelingen nog direct maatregelen treffen en in hoeverre is het volgens het RIVM nodig om ook op korte termijn maatregelen te treffen om de risicobeoordeling anders in te richten?

Het antwoord op deze vraag vanuit het RIVM luidt dat uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat er op basis van epidemiologische studies een plausibel verband is tussen beroepsmatig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het voorkomen van neurodegeneratieve ziekten, zoals de ziekte van Parkinson. Dit betreft echter blootstelling die in het verleden plaatsgevonden heeft. Voor die gevallen waar een specifieke werkzame stof genoemd wordt betreft het stoffen die niet meer in de EU op de markt zijn. Uit het verkennend onderzoek zijn geen stoffen naar voren gekomen die nog toegelaten zijn in de EU en die geassocieerd worden met het ontstaan van neurodegeneratieve ziekten

Het RIVM heeft in het aanvullend antwoord aangegeven dat het belangrijk is dat er op korte termijn initiatieven worden ontplooid de bestaande OECD- snel aan te passen.

Ook ik zie de aanbeveling van het RIVM liefst zo snel mogelijk verwezenlijkt en heb daarin dus al actie ondernomen.

Hoe kijkt de minister aan tegen de negatieve effecten van de uitstoot van ammoniak op de gezondheid van mensen? Hoeveel van de circa 10.000 doden per jaar als gevolg van fijnstof zijn te relateren aan uitstoot uit de landbouw?

Fijnstof is een belangrijke vorm van luchtverontreiniging. Fijnstof kent verschillende bronnen, het komt vrij bij verkeer, luchtverkeer, zware industrie en natuurlijke processen zoals vulkanen en zeewind. Van de fijnstofemissie (PM10) in Nederland was 18% in 2019 afkomstig uit de land- en tuinbouw. Daarbij is de veehouderij een belangrijke veroorzaker van fijnstof, vooral vanuit de pluimveehouderij. Verder draagt ammoniakemissie, die voor 90% afkomstig is uit de landbouw, bij aan de vorming van secundair fijnstof.

Uit de Uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord blijkt dat er jaarlijks bij gemiddeld 11.000 mensen in Nederland sprake van levensduurverkorting van 9 maanden als gevolg van blootstelling aan luchtverontreiniging. De landbouw draagt voor 11% bij aan deze gezondheidseffecten. Het terugdringen van fijnstof is dus van groot belang.

De staatssecretaris van IenW is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van fijnstof en heeft verschillende acties ondernomen om emissie van fijnstof te reduceren. De totale fijnstofemissie (PM10) uit de landbouw is gedaald van 6.500 ton in 2015 naar 5.500 ton in 2019 (bron: agrimatie.nl). Daarnaast heeft de pluimveesector op verzoek van het ministerie van IenW recent een plan van aanpak opgesteld om de emissie van fijnstof te halveren in 2030 ten opzichte van 2016. Hierover vindt overleg plaats met de sector en andere overheden. Op 30 juni 2021 hebben de staatssecretaris van IenW en ik het voorstel van de pluimveesector voor de aanpak van de reductie van de emissie van fijnstof (PM10) ontvangen. De staatssecretaris van IenW zal uw Kamer daarover nader informeren. Ten aanzien van het secundair fijnstof ten gevolge van ammoniak geldt dat mijn aanpak van stikstof ook zorgt voor het verminderen van de emissie van ammoniak en daarmee aan verminderen van secundair fijnstof.

PvdA-fractie

Lid Thijssen

Greenpeace wil de Staat sommeren om het stikstofbeleid van tafel te vegen. Denkt de minister dat dit kansrijk is?

Het is juist dat Greenpeace in het voorjaar een sommatie heeft verzonden aan de Staat waarin zij stelt dat de Staat niet zou voldoen aan de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn. Volgens Greenpeace leiden de doelstellingen uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering niet voldoende (snel) tot de volgens Greenpeace benodigde stikstofreductie op daarvoor gevoelige Natura 2000- gebieden. Greenpeace vraagt dus niet om het van tafel vegen van het stikstofbeleid, maar om een snellere aanpak met een hoger ambitieniveau.

De Staat heeft vooralsnog geen dagvaarding ontvangen. Wel heeft Greenpeace recent aangegeven dat het de huidige aanpak stikstof nog onvoldoende acht. Indien Greenpeace er inderdaad voor kiest een dagvaarding aan de Staat uit te brengen, is de zaak aanhangig bij de rechter en zal de Staat verweer voeren. Uiteindelijk zal de civiele rechter beoordelen of de vorderingen van Greenpeace voor toewijzing in aanmerking komen.

De Waddenzee wordt bedreigd door gaswinning. Er is extra juridische analyse gevraagd aan de Waddenacademie om de vergunning tegen te houden. De minister van LNV kan en moet deze vergunning tegenhouden. Graag een reactie van de minister.

Het advies zal ik zorgvuldig bestuderen, net als de overige zienswijzen en reacties die zijn ingediend. Ook zal ik de zienswijzen die zijn ingediend tegen de ontwerp-vergunning op grond van de Wet natuurbescherming uiteraard zorgvuldig beoordelen. Daarna zal ik een definitief oordeel vellen over het verlenen van de Wnb-vergunning. De definitieve besluiten worden vervolgens tezamen met de Nota van Antwoord ter inzage gelegd, naar verwachting zal dit zijn in maart 2022. Deze termijn is noodzakelijk om adviezen en zienswijzen, zoals die van de Waddenacademie, op zorgvuldige wijze te betrekken bij de besluitvorming.

CDA-fractie

Lid Boswijk

Hoe staat het met de motie agrarische praktijktoets waarmee wet- en regelgeving eerst in boerenpraktijk worden getoetst? Welke stappen zijn er genomen?

De motie van het lid Boswijk c.s. (Kamerstuk 35 398, nr.21) verzoekt de regering te onderzoeken hoe een agrarische bedrijfstoets gerealiseerd kan worden bij elk nieuw wetsvoorstel van mijn ministerie. In mijn brief van 6 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1355) heb ik aangegeven dat deze toetsing geïntegreerd is in de procedure voor het ontwikkelen van nieuwe wetgeving. In uitvoering van de motie Boswijk zal bij nieuwe wetgeving – naast de reeds bestaande overleggen – advies ingewonnen worden bij een panel van ondernemers, zoals beschreven in de Handreiking MKB-toets. Een agrarische bedrijfstoets is een panelgesprek waarin ondernemers wordt gevraagd welke effecten zij verwachten van een voorgenomen regeling op grond van hun praktijkervaring, zodat dit meegewogen kan worden in het wetsvoorstel. In het panel wordt in ieder geval stilgestaan bij de werkbaarheid, uitvoerbaarheid en regeldrukkosten van het voorstel en wordt besproken of het voorstel aansluit op de bedrijfspraktijk en proportioneel is. Dit kan leiden tot aanpassing van het voorstel. Bij het panel wordt gebruik gemaakt van de Handreiking MKB-toets.2

Wat is de stand van zaken van financiering kenniscentrum bedrijfsopvolging?

Het ministerie van LNV heeft aan Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) een subsidie gegeven voor het maken van een businessplan voor het kenniscentrum bedrijfsovername. De continuïteit van bedrijven in de land- en tuinbouwsector is van groot belang. Het opzetten van dit businessplan duurt echter langer dan voorzien. De planning is nu dat het businessplan begin volgend jaar door NAJK zal worden aangeboden aan LNV. Gezien de omvang van het bedrag dat gemoeid is met deze aanvraag moet deze aanvraag eveneens worden beoordeeld door de Europese Commissie.

In het kader van het programma praktijkkennis voor voedsel en groen, dat ik met NWO-SIA uitvoer, wordt momenteel onderzoek gedaan naar de problemen waar boeren mee te maken krijgen bij bedrijfsovername. NWO-SIA heeft hiervoor 6 living labs gestart. Het gaat om vier regionale living labs (Noord, oost, west en zuid) en twee thematische (zij-instromers en de sociaal emotionele kant). Deze onderzoeken leveren resultaten die input zijn voor het kenniscentrum.

Welke fiscale belemmeringen zijn er voor boeren rondom vrijwillige opkoopregeling en hoe halen we deze drempels weg? Hoe heeft de minister de motie van het CDA uitgevoerd?

Zowel fiscale als niet-fiscale belemmeringen bij bedrijfsbeëindiging hebben mijn volledige aandacht. De CDA-fractie verwijst naar de motie die is ingediend tijdens de behandeling van het Belastingplan 2022. De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst heeft op 17 november jl. uw Kamer een brief doen toekomen met een appreciatie van deze motie. Als antwoord op uw vraag wil ik dan ook naar de inhoud van deze brief verwijzen (Kamerstuk 35 927, nr. 88).

De taskforce versnelling innovatieve stalsystemen pleit voor een regieorgaan. Hoe staat het met de regieorgaan? Is een aanvulling/review op het rapport van de taskforce nodig?

In opvolging van het advies van de Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsystemen (bijlage bij Kamerstuk 29 383, nr. 357) heb ik voorafgaand aan het instellen van een regieorgaan en het aanstellen van een innovatiegezant (motie Lodders, Kamerstuk 35 570-XIV, nr. 23), een kwartiermaker aangesteld. Hiervoor is de heer Ruud Tijssens voor de periode november 2021 tot en met mei 2022 aangesteld. Dit heb ik aangekondigd in de brief ‘Toezeggingen en voortgang 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn’ (Kamerstuk 33 037, nr. 404). Onderdeel van de opdracht voor de kwartiermaker is het komen tot een gedragen voorstel voor het programma, de governance, inrichting en financiering van het regieorgaan.

De adviezen van de taskforce hebben tot doel om innovatie en marktimplementatie van stalsystemen te versnellen. Ik vind het vooral nu van belang dat, mede naar aanleiding van wat de kwartiermaker gaat opleveren, de aanbevelingen van de taskforce verder uitgewerkt en uitgevoerd gaan worden.

Is de minister bekend met initiatief Agricycling en wat doet ze samen met het ministerie van I&W om obstakels weg te halen voor het benutten van groene reststromen?

Dit initiatief is mij inderdaad bekend. Agricycling richt zich erop bermmaaisel en hekkelspecie te composteren en als bodemverbeteraar op het land te brengen. Om circulair terreinbeheer met bokashi of lokale compostering in de toekomst mogelijk te maken, worden nu door de Biomassa alliantie circulair terreinbeheer (waarin de belangrijkste stakeholders samenwerken) samen met IenW en LNV een 60-tal pilots uitgevoerd waarin een kwaliteitsborgingschecklist wordt gevalideerd en waarbij Wageningen University & Research (WUR) onderzoek uitvoert naar risico’s en mogelijke baten voor de bodem. Het in deze vraag genoemde initiatief heeft zich niet als deelnemer hiervoor aangemeld. Op basis van de resultaten van de 60 pilots en het WUR-onderzoek zal ik samen met IenW bezien of en hoe beleid en regelgeving kan worden aangepast. Dat doe ik met inachtneming van inzicht in en beperking van de mogelijke risico’s, voldoende kwaliteitsborging en alleen voor verwerking en toepassing binnen een beperkt gebied. De bescherming voor mens en milieu staat voorop en moet voldoende zijn gewaarborgd. De eerste resultaten van het onderzoek zullen in het eerste kwartaal van 2022 beschikbaar zijn. Ik zal uw Kamer dan nader informeren.

ChristenUnie-fractie

Lid Grinwis

Komt het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet over wintergewassen voor de definitieve goedkeuring van het 7e Actieprogramma Nitraat? Wordt de akkerbouwsector hierbij betrokken en wil de minister de Kamer op de hoogte houden hiervan?

Het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (hierna: 7e AP) is vastgesteld en afgelopen vrijdag aan uw Kamer toegezonden (Kamerstuk 33 037, nr. 431). Ik wil hierbij opmerken dat de Europese Commissie het 7e AP niet hoeft goed te keuren, maar dat de Commissie dit 7e AP wel zal betrekken bij de beoordeling van een derogatieaanvraag van de Nitraatrichtlijn.

Ik vraag de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) advies uit te brengen over de aanwijzing van de wintergewassen voorafgaand aan de opstelling van de ontwerpregelgeving. Zoals ik in het 7e AP heb opgenomen, zal de sector worden verzocht relevante gegevens over specifieke gewassen aan te dragen ten behoeve van het opstellen van de lijst wintergewassen. Het uiteindelijke advies zal door de betreffende wetenschappers op wetenschappelijke gronden worden opgesteld.

De ontwerpregelgeving zal in 2022 worden opgesteld, worden geconsulteerd en ik zal een agrarische praktijktoets uitvoeren teneinde de regelgeving per 1 januari 2023 in werking te kunnen laten treden. Hiermee zal ruim voor de inzaai van vanggewassen in najaar 2023 bekend zijn welke teelten op de lijst wintergewassen terecht komen. Uiteraard wordt uw Kamer hiervan op de hoogte houden.

PvdD-fractie

Lid Vestering

Meer dan 10.000 pasgeboren geitenlammetjes worden afgevoerd naar het slachthuis. Denkt de minister dat consumenten die geitenkaas kopen dit weten? Kan de minister het eerlijke verhaal vertellen wat gebeurt met de geiten om geitenkaas en -melk te produceren?

Het lid Vestering heeft deze vraag op 2 november jl. ook schriftelijk gesteld (vragen over ‘de sterfte en slacht van geitenlammetjes binnen een week na hun geboorte’, kenmerk 2021Z19201). Ik zal deze schriftelijke vragen op korte termijn beantwoorden.

Waarom wordt er niets gedaan met de aanbevelingen aan de minister over dierenwelzijn? En waarom worden de vele moties over dierenwelzijn niet uitgevoerd?

Hoe de maatschappij in Nederland aankijkt tegen het houden van dieren is sterk in beweging, en de veehouderij beweegt daarin mee. Veehouderijsystemen van 20 jaar geleden zien er heel anders uit dan de meest recente ontwerpen waarbij er veel meer gekeken wordt vanuit de behoefte van dieren. Ondernemers zetten flinke stappen, maar zijn daarbij wel gebonden aan marktafzet en investeringsritmes. Om verdere stappen te zetten laat ik me op veel verschillende dierenwelzijnsonderwerpen adviseren. Zo heb ik aan de RDA gevraagd om een zienswijze op te stellen met de centrale vraag: wat zijn de randvoorwaarden voor de veehouderij van de toekomst waarbij het dier een positieve staat van welzijn ervaart? Ik heb de zienswijze onlangs aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1229).

Er wordt met de diverse stakeholders gewerkt aan verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de uitfasering van ingrepen; steeds meer ingrepen zijn verboden of worden uitgefaseerd (Kamerstuk 28 286, nr. 1139). Er zullen verdere stappen worden gezet, bij voorkeur in Europees verband. De herziening van de Europese dierenwelzijnsregelgeving biedt daartoe kansen.

Naast deze specifieke welzijnsonderwerpen maakt dierenwelzijn ook integraal onderdeel uit van de verduurzamingsplannen die op mijn verzoek door de sectoren zijn opgesteld. Over de voortgang van deze verduurzamingsplannen en het programma duurzame veehouderij zal ik uw Kamer binnenkort informeren.

Verder wordt er, naar aanleiding van de evaluatie Wet Dieren, in overleg met de NVWA, gewerkt aan het concretiseren van open normen uit het Besluit houders van dieren die lastig handhaafbaar zijn.

Waarom heeft de minister geen gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om fokbeperking in te stellen?

Het instellen van een fokbeperking is opgenomen in een amendement van de Wet dieren in verband met de invoering van de Animal Health Regulation (AHR). Zoals ik in mijn appreciatie van het amendement heb aangegeven is deze bevoegdheid pas aan de orde als er sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid waarbij de gezondheid of het welzijn van het dier ernstig in het geding komt. Hiervan is op dit moment geen sprake. Deze bevoegdheid is niet aan de orde voor de aanpak van de mest- en milieuproblematiek. Hiervoor staan andere wettelijke instrumenten ter beschikking.

De haas en het konijn zijn op de rode lijst geplaatst. Toch heeft de minister de jacht toegelaten. Waarom heeft zij dit gedaan? Ook op het jacht van de wilde eend overweeg ik een motie. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

Naar aanleiding van de motie Wassenberg/Futselaar (Kamerstuk 35616, nr. 9) om de haas en het konijn van de jachtlijst te verwijderen laat ik op dit moment door SOVON en Wageningen Environmental Research (WENR) onderzoek doen naar de staat van instandhouding van alle soorten op de wildlijst, waaronder ook de wilde eend. Dit doe ik om een goede onderbouwing te verkrijgen voor het wel of niet sluiten van de jacht op deze soorten.

Indien uit dit onderzoek blijkt dat de staat van instandhouding van één of meer soorten op de wildlijst in het geding is, zal de jacht op deze soorten voor het jachtseizoen 2022/2023 niet geopend worden. Ik verwacht uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2022 meer duidelijkheid te geven.

Ecologie moet boven economie komen te staan. Integralen gebiedsgerichte benadering klinkt steeds vaker. We hebben meer natuur nodig in Nederland. Kan de minister een nieuwe natuurkaart leveren zonder romantisch boekhouden?

We werken samen met provincies volop aan de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland. Ik heb uw Kamer op 26 november jl. per brief geïnformeerd over de voortgang hierbij, in de Voortgangsrapportage Natuur. Daarnaast geven we de komende jaren tot met 2030 nog eens € 3 miljard extra uit aan natuurherstel en natuurbehoud: het Programma Natuur. De provincies zijn inmiddels begonnen met de uitvoering van de eerste fase hiervan. Uiteraard blijven we daarnaast oog houden voor wat er nog meer nodig en mogelijk is om onze doelen te halen. De publicaties van het Planbureau voor de Leefomgeving zullen we daarbij zeker betrekken.

Hoe gaat de minister de natuurvernietiging elders ter wereld - veroorzaakt door natuurlijke bedrijven - stoppen?

Een van de streefdoelen van het kabinet voor de lange termijn is het minimaal halveren van de ecologische voetafdruk van Nederland in de wereld (Kamerstuk 26 407, nr. 130). Immers: ons handelen hier heeft rechtstreeks effect op de biodiversiteit elders. Het kabinet heeft de afgelopen jaren stappen gezet die moeten leiden tot een kleinere ecologische voetafdruk. Op mijn eigen terrein noem ik hierbij mijn visie ‘Waardevol en verbonden’, die een forse omslag van de landbouw beoogt in de richting van kringlooplandbouw. Op Europees niveau is recentelijk een voorstel gedaan door de Europese Commissie voor het verbieden van het op de markt zetten van producten die niet ontbossingsvrij zijn. Daarnaast zet Nederland zich op mondiaal niveau als partij bij het VN-Biodiversiteitsverdrag in voor een ambitieus en uitvoerbaar nieuw raamwerk voor het versterken van de wereldwijde biodiversiteit.

Wat zegt de minister tegen mensen die zich echt zorgen maken over de gezondheid van hun kinderen in gebieden waar landbouwgif gebruikt wordt?

Ik begrijp de zorgen die er leven. Juist omdat ik deze zorgen deel, heb ik recent het RIVM gevraagd om naar mogelijkheden te kijken om de Europese datavereisten voor neurologische ziekten zoals Parkinson en Alzheimer te verbeteren (Kamerstuk 27858, nr. 555). Daarnaast zet ik mij in voor het actualiseren van de huidige beoordelingsmethodieken op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten in de Europese Unie.

Ik realiseer me dat zo’n actualisatie enige tijd kan duren. Daarom heb ik RIVM aanvullend gevraagd hoe ik zo snel mogelijk te werk kan gaan om de aanbevelingen om te zetten.

Glyfosaat is kankerverwekkend en veroorzaakt ook Parkinson. Dit middel moet van de markt. Is de minister bereid om een verbod in te stellen totdat de fabrikant alle neurologische test heeft afgelegd en bewezen is dat er geen negatieve gevolgen zijn voor insecten zoals de bij?

Er loopt op dit moment een Ik weet natuurlijk nog niet wat de uitkomst is van de lopende herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat. Ik verwacht het voorstel van de Europese Commissie over het al dan niet hernieuwen van de goedkeuring in het najaar 2022. Op dat moment zal Nederland haar standpunt bepalen.

Lid Wassenberg

Is de minister bereid om in afwachting op RDA-advies het budget voor dierenambulances en opvangcentra aan te vullen?

Ik heb eerder toegezegd om een subsidie te verlenen aan dierenhulporganisaties (Aanhangsel Handelingen II 2020–2021, nr. 2179, 21 maart 2021). Het zal gaan om een eenmalige subsidie, omdat in het vorige vogelgriepseizoen 2020/2021 een uitzonderlijke hoeveelheid zieke vogels werd gevonden. Niet eerder werden er in een korte periode zoveel zieke wilde vogels gevonden. Het betreft een uitzonderlijke situatie die door de uitzonderlijke omstandigheden geen precedent vormt voor alle wilde dieren met een aangifteplichtige ziekte. Op basis van de RDA-zienswijze “Wildopvang" zullen Rijk, provincies en gemeenten zich beraden op het ontwikkelen van aanvullend beleid voor de toekomst.

Hoe gaat de minister toezien op het nakomen van afspraken door Dolfinarium? Kan de minister de vergunning intrekken als het doel in 2024 niet gehaald is?

De afspraken worden als voorschriften aan de dierentuinvergunning van het Dolfinarium verbonden, zodat de NVWA daar toezicht op kan houden. Als de NVWA constateert dat er niet aan de voorschriften is voldaan, dan kan de RVO handhaven. Wijziging of intrekking van de vergunning is dan niet meteen aan de orde. Eerst zal worden gekeken of het Dolfinarium kan worden verplicht tot het aanpassen, verwijderen of aanbrengen van specifieke voorzieningen in de dierentuin, om alsnog aan de voorschriften te voldoen. Hiervoor krijgt het Dolfinarium op grond van het Besluit houders van dieren dan een termijn van maximaal twee jaar. Onze toezichthouders zullen waarborgen dat de verbeteringen worden gerealiseerd.

Wil de minister wanneer exportvergunningen voor dolfijnen verlopen op 6 januari geen nieuwe vergunningen verlenen?

Om de dieren over te dragen aan een dierenpark in China moet het Dolfinarium voldoen aan verschillende voorschriften: op veterinair gebied, op het terrein van CITES en op het gebied van dierenwelzijn. De procedures hiervoor zijn momenteel in volle gang. De aan Dolfinarium verleende CITES-exportvergunning ligt momenteel in beroep voor bij de rechtbank. Stichting Sea Shepherd heeft die zaak aangespannen. De zitting in die zaak vindt op 6 januari volgend jaar plaats en daarna moet de uitspraak nog volgen. Ik wacht de rechtszaak af en ga niet vooruitlopen op de uitkomsten hiervan.

Vindt de minister 30 jaar praten over de positieflijst ook lang genoeg? Wanneer verschijnt die lijst? We zouden een update krijgen in het najaar. Waar is die?

Het aanwijzen van dieren op een positieflijst – en daarmee het afwijzen van andere dieren – moet gebeuren op basis van objectieve en niet-discriminatoire criteria. Dat is ook duidelijk geworden na uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven in 2015. Er moet een gedegen wetenschappelijke onderbouwing zijn om de lijst samen te stellen. Dat maakt dat het ontwikkelen van een toetsingskader en vervolgens het beoordelen van ruim 300 zoogdiersoorten aan de hand van dit toetsingskader een omvangrijke klus is. De beoordeling van de zoogdiersoorten aan de hand van dit toetsingskader gebeurt door experts van het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst. Ik hoop uw Kamer in het eerste kwartaal van 2022 te informeren over de stand van zaken.

Waarom kijken we niet naar België waar een positieflijst bestaat voor zoogdieren en reptielen? Waarom gebruiken we geen expertise uit België?

Voor de huis- en hobbydierenlijst in Nederland worden criteria gebruikt die uitgaan van de biologische kenmerken van een dier waarbij wetenschappelijk bewezen is dat ze een risico opleveren voor het dierenwelzijn of gevaar opleveren voor de mens. Deze criteria heb ik uw Kamer eerder doen toekomen (Kamerstuk 28 286, nr. 1085). België hanteert een iets andere systematiek, waarbij het particulieren is toegestaan om een erkenning aan te vragen als een diersoort niet op de positieflijst staat. Als de betreffende particulier kan aantonen dat hij deze diersoort goed kan houden, dan krijgt hij een erkenning voor onbepaalde tijd. Een dergelijke lijst met mogelijkheid voor individuele erkenningen vraagt veel van de uitvoering en handhaving.

De NVWA heeft geen inspecties uitgevoerd bij fokkers van honden wegens andere prioriteiten en corona. Welke prioriteiten waren dat dan? Wat gaat er nu veranderen? Hoe wordt de illegale hondenhandel aangepakt?

Op basis van risico-inschatting hebben inspecties naar aanleiding van meldingen over ongevaccineerde honden uit gebieden waar rabiës nog voorkomt prioriteit ten opzichte van andere meldingen. De COVID-19-pandemie heeft ertoe geleid dat er in 2020 geen controles zijn uitgevoerd bij fokkers in de huiselijke sfeer, dit omdat anderhalve meter afstand houden vaak niet mogelijk was. Meldingen over een mogelijk rabiësrisico zijn wel opgepakt. De NVWA heeft een protocol opgesteld om controles in huiselijke sfeer veilig uit te voeren met extra persoonlijke beschermingsmiddelen. Inmiddels zijn de controles hervat. De samenwerking met de politie, NVWA, de RVO en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) verloopt goed. In maart en juli van dit jaar heeft de NVWA met de politie en LID verschillend controles uitgevoerd en handhavend opgetreden. Daarbij zijn puppy’s in bewaring genomen.

Is de minister het met de PvdD-fractie eens dat het online bestellen van dieren kans op misstanden vergroot? Wat gaat ze hieraan doen?

We onderkennen dat het online bestellen van dieren misstanden met zich mee kan brengen. Daarom verwijdert - op aangeven van de NVWA - Marktplaats specifieke advertenties over honden die te koop worden aangeboden. Dat gebeurt binnen 24 uur. De NVWA stuurt daar meteen een bericht naar de adverteerder achteraan met uitleg waarom de advertentie is verwijderd. Ik bezie ook voortdurend wat er nog meer nodig om mensen een bewuste keuze te laten maken en de risico’s van online impulsaankoop van huisdieren te ondervangen.

Hoe kijkt de minister naar het advies van ICES over palingvangst en kweek? Erkent de minister dat extra maatregelen nodig zijn?

Het gaat al langer niet goed met de aalstand in Europa. Daarom zijn in Nederland ook al stevige aalmaatregelen van kracht conform de Europese Aalverordening. Recentelijk is deze Europese aanpak ter bescherming van de aal door de Europese Commissie geëvalueerd. Ik heb uw Kamer daar eerder in mijn brief van 8 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1234) over geïnformeerd. Op basis van deze evaluatie heeft de Commissie geconcludeerd dat voortzetting van de bestaande inzet noodzakelijk is, waarbij meer moet worden ingezet op de niet-visserijgerelateerde sterfte (aanpak migratieproblemen). Een volledig vangstverbod is daarom wat mijn betreft nu ook niet aan de orde.

Het recente ICES-advies benadrukt wederom om de huidige maatmaatregelen te continueren en waar mogelijk te versterken. Ik vind het van belang dat maatregelen voor het versterken en verbeteren van de aalpopulatie op Europees niveau worden genomen. Omdat de aal één Europees bestand vormt, zijn geïsoleerde maatregelen in een afzonderlijke lidstaat nauwelijks effectief. Tijdens de decemberraad zal ik aandacht vragen voor de aal en verzoeken om de gesloten tijd voor aalvisserij in alle lidstaten te laten samenvallen met de uittrekperiode van de aal. Hiermee wordt deze maatregel veel effectiever om tot meer uittrekkende aal te komen, en hiermee ontstaat ook een gelijk speelveld in alle lidstaten.

Kan de minister aangeven wat ze tot nu toe in reactie op de ingebrekestelling aan concrete maatregelen heeft genomen bij de NVWA? En kan de minister toezeggen om de handhaving en controle wet en regelgeving m.b.t. visserij op orde te brengen?

Naar aanleiding van de ingebrekestelling voor het toezicht op wegen, transport en traceerbaarheid van vis en visproducten zijn verschillende maatregelen genomen. Allereerst is met het oog op het geconstateerde tekort aan inspectiecapaciteit de capaciteit van de NVWA vergroot met 9,7 fte voor de controles op wegen, transport en traceerbaarheid van vis en visproducten. Deze capaciteit wordt gebruikt om veel intensiever toezicht te houden op de procedures bij aanlanden en transport. Daarnaast is het controle- en steekproefplan aangepast en deze ligt ter goedkeuring voor bij de Europese Commissie. De capaciteitsproblematiek bij de NVWA reikt verder dan dit specifieke controlepunt, zo bleek ook uit het onderzoek naar de taken en middelen van de NVWA dat met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 33 835, nr. 171). Daarom is de NVWA begin dit jaar naast de 9,7 fte ook begonnen met werven van 5,5 fte voor overige taken op het gebied van visserijregelgeving. In totaal wordt de capaciteit van de NVWA dus uitgebreid met 15,2 fte.

Volt-fractie

Lid Koekoek

Hoe ver is Nederland met consultaties over het NSP? Hoe wordt in Nederland de dialoog tussen overheid en boeren versterkt?

In de voorbereiding naar de integrale versie van het Nationaal Strategisch Plan (NSP), die uw Kamer binnenkort ontvangt met oog op het commissiedebat van 8 december a.s. over het NSP, zijn sector en maatschappelijke organisaties in de afgelopen periode breed geconsulteerd. Sector en maatschappelijke organisaties maken deel uit van de maatschappelijke begeleidingsgroep en hebben daarmee inspraak in de stukken voor de stuurgroep GLB-NSP. Er is op 1 juli jl. een landelijke conferentie geweest en onlangs hebben er verschillende kleinere conferenties in de regio plaatsgevonden. Ik heb daarnaast overleg gehad met de bestuurders van de sector en met de bestuurders van de maatschappelijke organisaties. In de brief die uw Kamer zal ontvangen wordt het verdere proces ten aanzien van de terinzagelegging van de strategische milieueffectrapportage en het concept-NSP toegelicht. De dialoog met de boer wordt versterkt door diverse pilots. Op basis van deze pilots en in dialoog met de sector zijn de ecoregelingen tot stand gekomen.

Wanneer zal de minister de koppeling tussen doelstellingen, resultaatindicatoren, rapportages, controles en daadwerkelijke prestaties verder uitwerken en de Kamer hierover op de hoogte stellen? 

Hiervoor verwijs ik uw Kamer naar het GLB-Nationaal Strategisch Plan dat voorafgaand aan het commissiedebat van 8 december a.s. wordt verstuurd.

SGP-fractie

Lid Bisschop

Stikstofmodellen zijn onlangs gecorrigeerd op basis van metingen in natuurgebieden. In het oosten, met meer veehouderij, moest er ammoniak af, in het westen, met meer industrie, erbij. Maar wordt ook bekeken of we emissies en verspreiding wel goed in beeld hebben? Komen er meetpunten in landbouw- en industriegebieden?

Binnen het Nationaal Kennisprogramma Stikstof zijn en worden verschillende onderzoeken gestart om de emissies en verspreiding van stikstof beter in beeld te brengen. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 9 juli jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 158). Dit betreft onderzoek dat gericht is op het reduceren van de onzekerheden in emissies, verspreiding en depositie. Daarnaast heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitbreiding van de meetnetten. Het RIVM heeft een nieuwe meetstrategie opgesteld waar alle uitbreidingen in beschreven worden. Daarbij zoekt het RIVM naar geschikte locaties waar de extra meetapparatuur geplaatst kan worden en wordt gekeken of de meetpunten goed verdeeld zijn over het land, bijvoorbeeld niet alleen in natuurgebieden, maar ook in steden en in landbouwgebieden.3

Krijgt toelatingsautoriteit Ctgb meer capaciteit om alternatieve middelen te beoordelen?

Het Ctgb heeft een “green team”, dat heel goed geëquipeerd is om aanvragen van laagrisicomiddelen snel te kunnen beoordelen. Het Ctgb zal de toelating van laagrisicomiddelen versnellen, waarbij het Ctgb aangeeft de capaciteit van het “green team” tijdig mee te ontwikkelen met de groei van het aantal aanvragen voor laagrisicomiddelen.

Wordt de investeringsregeling vanuit het Europees herstelfonds ook ingezet voor brongerichte verduurzaming van stalsystemen?

Het doel van het Europees herstelfonds (EHF) is om bij te dragen aan economisch herstel op het boerenerf en te komen tot een veerkrachtige landbouw. Via de investeringsregeling van het EHF wordt het voor veehouders mogelijk om subsidie te ontvangen in het kader van duurzame bedrijfsvoering.

De investeringsregeling van het EHF kan niet gebruikt worden om brongerichte verduurzaming van stalsystemen te subsidiëren. Hiervoor is een andere subsidieregeling beschikbaar, de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv). Om door middel van verduurzaming van stalsystemen in te zetten op ammoniakreductie, bereid ik een openstelling van de Sbv-investeringsmodule in 2022 voor. Daarmee kan in de Sbv, onder voorwaarden, de investering management- en stalmaatregelen, zoals emissiearme vloeren en andere technieken die zich uitsluitend op de reductie van ammoniak richten, gesubsidieerd gaan worden. Het integrale beleid kan deels behouden blijven door daarbij ook in te zetten op investering in technieken die naast ammoniak ook zorgen voor reductie van één of meer van de andere emissies (methaan, fijnstof en geur).

Wanneer komt er duidelijkheid over de saneringsregeling?

Ik ben bezig met het uitwerken van een regeling om vissers de mogelijkheid geven te stoppen in het kader van de Brexit Adjustment Reserve. Voor de saneringsregeling gelden de staatssteunkaders en ben ik afhankelijk van toestemming van de Europese Commissie. De saneringsregeling is in concept aangeboden bij de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft vragen gesteld over de ingediende regeling en onderbouwing. Hierover spreek ik deze maand met de Commissie. Zodra ik duidelijkheid heb over de publicatie en openstelling van de regeling, informeer ik uw Kamer hierover.

Hoe wordt de visserij betrokken bij het aanwijzen van de nieuwe gebieden voor wind op zee, zodat die niet in visrijke gebieden terecht komen?

Bij het realiseren van windparken op de Noordzee wordt een integrale belangenafweging gemaakt tussen de verschillende vormen van gebruik van de Noordzee, waaronder de visserij.

Daarom wordt de zuidelijke Noordzee zo veel als mogelijk ontzien omdat dit een belangrijk gebied is voor de tongvisserij. Een voorbeeld hiervan is het afvallen van de gebieden Hollandse Kust Noord-West en Hollandse Kust Zuid-West in het Aanvullend Ontwerp Programma Noordzee.

Belanghebbenden worden hier zorgvuldig bij betrokken, onder meer via consultatiebijeenkomsten en de zienswijzeprocedure van het Aanvullend Ontwerp Programma Noordzee die op 9 november jl. is gestart.

Zet de minister in op herziening van de onwerkbare aanlandplicht?

Dit is lopend kabinetsbeleid. Nederland onderschrijft de doelstellingen van de aanlandplicht, maar wil een duurzame oplossing voor aanhoudende knelpunten in sommige visserijen. Ik heb hier in verschillende gremia en op verschillende niveaus aandacht voor gevraagd. Voor een duurzame oplossing is een herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid nodig. Vooralsnog vindt de Europese Commissie het nog te vroeg voor zo’n herziening. Nederland krijgt ook nog geen bijval van andere lidstaten hierin.

In de reactie op de ingebrekestelling op het toezicht op de aanlandplicht, die de Europese Commissie ons op 12 november jl. stuurde, zal ik wederom aandacht vragen voor het belang van een duurzame oplossing voor de aanhoudende problemen bij de uitvoering van de aanlandplicht.

Zo mogelijk zal ik hierin ook samen optrekken met de andere landen die in gebreke zijn gesteld.

In de tussentijd zet ik in op het werkbaar houden van de aanlandplicht, door optimaal gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheden en het stimuleren van innovaties en onderzoek om selectiviteit en overleving te verbeteren.

BBB-fractie

Lid Van der Plas

PBL vraagt al jaren om een wetenschappelijke commissie. Waarom is die wetenschappelijke commissie er nog niet?

Op dit moment wordt gewerkt aan de invulling van die toekomstige ecologische autoriteit. Dit gebeurt op basis van een eerder uitgevoerde verkenning naar de rollen en taken van een dergelijke autoriteit en de behoeften op dit vlak vanuit onder andere externe stakeholders. Ik onderschrijf het belang van de instelling van een wetenschappelijke autoriteit die vanuit een onafhankelijke positie over ecologische vraagstukken kan adviseren.


  1. Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 7↩︎

  2. https://www.kcbr.nl/sites/default/files/handreiking_mkb.pdf↩︎

  3. Op weg naar een optimale meetstrategie voor stikstof (rivm.nl)↩︎