Verslag van een schriftelijk overleg over de verlenging Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen (Kamerstuk 29521-435)
Nederlandse deelname aan vredesmissies
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D47821, datum: 2021-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29521-436).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (VVD)
- Mede ondertekenaar: F.H. Mittendorff, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 29521 -436 Nederlandse deelname aan vredesmissies.
Onderdeel van zaak 2021Z22541:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Defensie
- Medeindiener: H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2021-12-09 10:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2022-01-19 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-01-27 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 436 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 december 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de brief van 5 november 2021 over de verlenging Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen (Kamerstuk 29 521, nr. 435).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 november 2021 aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 3 december 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries
Adjunct-griffier van de commissie,
Mittendorff
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vraag 1
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de verlenging van de Nederlandse deelname aan enhanced Forward Presence in Litouwen. De leden van de D66-fractie zijn content met de multinationale defensiesamenwerking op Europees niveau in de vorm van de enhanced Forward Presence. Zij vragen hoe de huidige samenwerking tussen de verschillende landen verloopt. Voorts vragen deze leden welke leerprocessen wat betreft deze samenwerking kunnen worden gebruikt voor andere missies. Zouden de samenwerkingsvormen die momenteel vallen onder enhanced Forward Presence, zoals het Framework Nations Concept, ook gebruikt kunnen worden in Europees verband? Zo ja, kan de Minister toezeggen dat hij zich zal inzetten om deze samenwerkingsvormen in Europees verband te promoten? De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de visie van het kabinet aangaande het zogenaamde Framework Nations Concept. Zij vragen hoe de Minister oordeelt over dit concept. Voorts vragen deze leden hoe Duitsland haar rol als Framework Nation tijdens de enhanced Forward Presence-missie vervult. Welke lessen kunnen hieruit getrokken worden? Zou Nederland ook de rol als Framework Nation op zich kunnen nemen bij een NAVO-missie? Zo ja, wat voor missie zou dit behelzen? Hoe beoordeelt de Minister verder de mogelijkheid voor Nederland om de rol van Framework Nation op zich te nemen in de toekomst?
Antwoord
De huidige samenwerking van Europese landen binnen de NAVO enhanced Forward Presence (eFP) verloopt goed, mede dankzij het NAVO Framework Nations Concept (FNC). In 2014 is dit concept geïntroduceerd. Het FNC biedt een pragmatisch mechanisme voor regionale of functionele samenwerkingsverbanden tussen grotere en kleinere bondgenoten waarmee de NAVO versterkt wordt. Dit creëert schaalvoordelen, bevordert de interoperabiliteit en kan leiden tot lagere kosten. Nederland ziet het FNC daarnaast als een manier om Europese militaire samenwerking te bevorderen en op die wijze bij te dragen aan de versterking van de NAVO.
Binnen eFP heeft onze strategische partner Duitsland een leidende rol. De Duits-Nederlandse samenwerking is al lange tijd succesvol. Van beide landen heeft dat investeringen in onderzoek, tijd en geld gevraagd. Geleerde lessen betreffen met name culturele en operationele interoperabiliteit Ook nu blijven beide landen zich inzetten om de samenwerking te bevorderen. Zo wordt momenteel bijvoorbeeld onderzocht hoe beide landen gemakkelijker elkaars munitie mogen gebruiken.
Verdere FNC-samenwerking in breder Europees verband vergt wil en toewijding. Het leert ons ook dat multinationale samenwerking grote investeringen vergt, in het bijzonder van de Lead Nations. Het gaat bij Lead Nations niet alleen om financiële investeringen, maar ook om personeel en capaciteiten. Nederland beschikt momenteel niet over de mogelijkheden om hier op voldoende wijze invulling aan te geven.
Vraag 2
De leden van de D66-fractie achten de continue bijdrage aan enhanced Forward Presence cruciaal voor zowel de veiligheid van de NAVO als de EU. Zij vragen hoe de Minister oordeelt over de huidige veiligheidsdreiging vanuit Rusland en op welke manier de Minister denkt dat de Nederlandse troepen, in het kader van de flexibele aanvullende inzet, kunnen bijdragen aan het bestrijden van de hybride aanvallen vanuit Rusland.
Antwoord
Zoals in de Kamerbrief over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan eFP (Kamerstuk 29 521, nr. 435) beschreven, acht het kabinet het dreigingsbeeld in de Baltische regio onverminderd somber. Rusland keert zich sinds 2014 in toenemende mate af van de internationale rechtsorde en de bestaande veiligheidsordening in Europa. Daarbij zet Rusland zijn investeringen in de uitbreiding en modernisering van de krijgsmacht door. Ook vinden regelmatig grootschalige Russische oefeningen plaats aan de grens van het NAVO-verdragsgebied, zoals recentelijk de oefening Zapad 2021. Deze oefeningen kennen, in tegenstelling tot grootschalige oefeningen van de NAVO, naast een defensief karakter nadrukkelijk ook een offensief karakter. De ongebruikelijke en zorgelijke Russische troepenopbouw vlakbij de Oekraïense grens dit jaar draagt verder bij aan de gespannen situatie in de regio, ook omdat deze troepenopbouw leidt tot onrust en daarmee een risico van incidenten met zich brengt.
In de Baltische staten blijft Rusland bovendien actief met cyberaanvallen en desinformatiecampagnes. Deze zijn er veelal op gericht om het vertrouwen van de bevolking in de eigen autoriteiten en de NAVO-aanwezigheid in deze landen te ondermijnen. De Nederlandse deelname aan eFP dient als geruststellende maatregel voor de Baltische staten en draagt bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking van Rusland. De flexibele aanvullende inzet waartoe het kabinet heeft besloten in het kader van eFP biedt mogelijkheden om Russische hybride activiteiten verder tegen te gaan, bijvoorbeeld middels defensieve cybercapaciteiten.
Het kabinet heeft recent benadrukt dat de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische staten en Polen een doorlopende bondgenootschappelijke activiteit is. Deze activiteit blijft noodzakelijk zolang Rusland volhardt in zijn huidige opstelling (Kamerstuk 33 279 nr. 32). Deelname aan eFP past daarmee binnen het tweesporenbeleid van druk en dialoog dat Nederland sinds 2015 voert richting Rusland. Deze lijn is in december 2019 bekrachtigd in de Ruslandbrief van het kabinet (Kamerstuk 35 373 nr. 1).
Vraag 3
De leden van de D66-fractie delen de mening dat de geopolitieke situatie in de Baltische staten potentieel fragiel is en de zogenaamde Suwalski corridor een belangrijk pijnpunt is in een eventuele Russische escalatie. Zij vragen hoe de Minister deze situatie beoordeeld. Voorts stellen deze leden de volgende vragen. Wat is de Nederlandse definitie van een escalatie binnen de enhanced Forward Presence-missie? Waar is deze definitie op gebaseerd? Zijn er verder gesprekken in NAVO als EU verband om deze risico’s te mitigeren? Zo nee, kan de Minister toezeggen dat hij deze onderwerpen zal aankaarten? Wat is de rol van de Nederlandse troepen in een eventuele Russische escalatie? Welke bevoegdheden heeft Nederlandse Chemische Biologische Radiologische Nucleaire (CBRN) in een dergelijke escalatie? Zijn er verder scenario’s uitgedacht om onze Nederlandse troepen bij een dergelijke escalatie zo goed mogelijk te ondersteunen?
Antwoord
Zoals hierboven aangegeven, zet Rusland zijn investeringen in de uitbreiding en modernisering van de krijgsmacht onverminderd door. Het aan de Baltische staten grenzende westelijke militaire district van Rusland heeft hierbij een hoge prioriteit. De aankondiging van Rusland in mei 2021 om dit district uit te breiden met twintig nieuwe militaire eenheden sluit hierop aan. Tezamen met de versterking van anti-access/area denial (A2/AD) capaciteiten is Rusland in toenemende mate in staat om de NAVO in geval van een conflict de toegang tot de Baltische regio te ontzeggen. Dat is zorgwekkend. De vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen dient als geruststellende maatregel voor deze landen en ter geloofwaardige afschrikking van Rusland.
In het geval van een crisis- of conflictsituatie kunnen de vooruitgeschoven NAVO-troepen echter ook ingezet worden bij de verdediging van het NAVO-verdragsgebied. Mocht hier reden toe zijn, dan hebben Nederlandse troepen binnen eFP bovendien het recht zichzelf en hun eenheid te verdedigen. De Nederlandse Chemische Biologische Radiologische Nucleaire (CBRN) eenheid heeft een doorlopende taak om Nederlandse troepen te beschermen tegen de effecten van aanvallen of incidenten met CBRN-stoffen, dus dat geldt ook voor Nederlandse troepen die binnen de NAVO worden ingezet.
De NAVO is een defensieve alliantie en streeft naar vrede, veiligheid en stabiliteit in de Euro-Atlantische regio. Naast afschrikking en verdediging zet de NAVO daarom in op dialoog met Rusland, om de-escalatie mogelijk te maken en incidenten te voorkomen.
Vraag 4
De leden van de D66-fractie zijn content met de flexibele aanvullende inzet en het idee van experimentele capaciteit. Deze leden vragen welke onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht het meest zullen profiteren van een dergelijke inzet en welke praktische lessen er hierbij kunnen worden geleerd. Voorts vragen de leden van de D66-fractie op welke manieren deze aanvullende eenheden samenwerken met andere landen en welke lessen er uit deze samenwerking kunnen worden getrokken.
Antwoord
De flexibele aanvullende inzet, inclusief mogelijke experimentele capaciteit, betreft voornamelijk eenheden van de Koninklijke Landmacht. Het ligt in de lijn der verwachting dat de landmacht dan ook het meest van de praktische lessen zal kunnen profiteren. De aanvullende flexibele inzet zal binnen de multinationale battle group samenwerken met de landen die daarin zijn opgenomen, namelijk Litouwen, Duitsland, Noorwegen, België en Tsjechië. Het is op dit moment nog te vroeg om specifieke lessen te trekken uit deze samenwerking.
Vraag 5
De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inspanningen binnen de NAVO-missie enhanced Forward Presence in Litouwen en delen de opvatting dat een meerjarige verlenging van belang is om langdurige betrokkenheid uit te stralen, de (operationele) continuïteit van de inzet te behouden en om hierover duidelijkheid te scheppen naar de bondgenoten. De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het in de brief geschetste dreigingsbeeld. Deze leden vragen in welke mate Rusland de NAVO nog op de hoogte stelt van Russische oefeningen aan de grens van het NAVO-verdragsgebied. Tevens vragen deze leden of de NAVO goed zicht heeft op de Russische militaire activiteiten in Belarus, Oblast Kaliningrad en op de Oostzee.
Antwoord
Het Weens Document van de OVSE verplicht lidstaten om andere OVSE-landen vooraf te informeren over bepaalde militaire activiteiten, waaronder militaire oefeningen van een zekere aard en omvang. Rusland, hoewel OVSE-lid, meldt militaire oefeningen met regelmaat niet aan bij de OVSE en schendt hiermee volgens Nederland en NAVO-bondgenoten het Weens Document. Binnen de OVSE roepen Nederland en bondgenoten Rusland regelmatig op om zich te houden aan de conventionele wapenbeheersingsarchitectuur.
Er is geen verplichting voor Rusland om de NAVO op de hoogte te stellen, naast de verplichtingen onder het Weens Document van de OVSE. De NAVO hecht zelf echter veel belang aan militaire transparantie, omdat dit voorspelbaarheid vergroot en bijdraagt aan het voorkomen van misverstanden. Voor de NAVO is dialoog ook een belangrijk middel om militaire transparantie te bevorderen. De NAVO heeft daarom steeds voorgesteld om in de NAVO-Rusland Raad (NRR) wederzijdse briefings te geven over grootschalige militaire oefeningen. Helaas heeft inmiddels al ruim twee jaar geen NRR plaatsgevonden, omdat Rusland niet ingaat op uitnodigingen daartoe van de NAVO. NAVO-bondgenoten beschikken echter ook over andere middelen dan bovenstaande om inzicht te verkrijgen in militaire activiteiten van Rusland. Daar kan vanwege de classificatie niet verder op worden ingegaan.
Vraag 6
De leden van de CDA-fractie delen de zorgen van de Litouwse Minister van Buitenlandse Zaken Gabrielius Landsbergis dat de nieuwe EU sancties tegen Belarus mogelijk kunnen leiden tot Poolse toestanden aan de Litouwse grens. Deze leden vragen of hier ook in NAVO verband over wordt gesproken. Voorts vragen deze leden of er een rol is voor de enhanced Forward Presence indien er een grote migrantenstroom richting Litouwen gaat plaatsvinden vragen deze leden.
Antwoord
De NAVO volgt de gebeurtenissen rondom Belarus en de mogelijke implicaties voor Polen, Litouwen en andere bondgenoten nauwlettend en spreekt hier regelmatig over. Lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grenstoezicht. Frontex is goed uitgerust voor ondersteuning hierbij. Het ligt dan ook meer voor de hand om eventuele ondersteuning via EU-verband te organiseren. Dit behoort niet tot het mandaat van de NAVO enhanced Forward Presence.
Vraag 7
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat, vanwege de goede trainingsmogelijkheden in Litouwen, de operationele gereedheid van naar Litouwen uitgezonden eenheden de komende jaren wordt verhoogd. Door de coronabeperkingen is er het afgelopen jaar wel geoefend, maar met name in Nederland en in kleinere verbanden. Dit heeft geleid tot een algehele afname van de geoefendheid. Met de recente heropleving van het coronavirus vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze de geoefendheid van de troepen die niet deelnemen aan enhanced Forward Presence weer op peil wordt gebracht.
Antwoord
In de Inzetbaarheidsrapportage over de eerste helft van 2021 (Kamerstuk 34 919, nr. 82 van 20 september 2021), heeft het kabinet u geïnformeerd over de beperkingen aangaande geoefendheid en de consequenties daarvan als gevolg van de COVID-19 maatregelen. De heropleving heeft tot op heden niet direct geleid tot een ander beeld. De gereedstellingsactiviteiten vinden doorgang, waarbij de vigerende maatregelen in acht worden genomen. Wanneer de maatregelen langere tijd aanhouden zal het herstel van de geoefendheid voor de eerste hoofdtaak en in groter verband voor eenheden die niet deelnemen aan de eFP, minder snel op peil worden gebracht dan zonder de COVID-19 maatregelen. De voorbereidingen voor missies en inzet komen niet in gevaar.
Vraag 8
De leden van de SP-fractie vragen waarom voor een verlenging met drie jaar is gekozen en niet voor één jaar. In het al gememoreerde kader van de demissionaire status van het kabinet geldt dat volgens deze leden ook voor de verhoging van het mandaat en vergroting van de missie. Zij vragen of er behalve de verlenging van de termijn met drie jaar ook een beleidsplan is om in die drie jaar een diplomatieke oplossing te vinden zodat de troepen uit Litouwen kunnen terugtrekken. Zo nee, waarom wordt daarop niet geanticipeerd?
Antwoord
Het kabinet acht een meerjarige verlenging van belang om de langdurige Nederlandse betrokkenheid uit te stralen. Een meerjarige verlenging draagt bovendien bij aan het behoud van de (operationele) continuïteit van onze inzet, en het schept duidelijkheid richting onze bondgenoten.
Deelname aan eFP past binnen het tweesporenbeleid van druk en dialoog dat Nederland sinds 2015 voert richting Rusland. Deze lijn is in december 2019 bekrachtigd in de Ruslandbrief van het kabinet (Kamerstuk 35 373, nr. 1). Het kabinet blijft, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, streven naar een betekenisvolle dialoog met Rusland, bijvoorbeeld via de OVSE. Waar zich kansen voordoen om bij te dragen aan de-escalatie en om misverstanden en ongelukken met strijdkrachten te voorkomen, zal het kabinet daar samen met NAVO-bondgenoten en EU-partners op inzetten.
Vraag 9
Zij vragen of de Minister een diplomatiek initiatief kan presenteren dat een einde maakt aan wat hoe dan ook een gevaarlijke situatie is. Als er geen diplomatieke planning voor ontspanning is, dan vragen de leden van de SP-fractie of de Minister dan de opvatting deelt dat hier sprake is van ad hoc politiek zonder horizon. Voorts stellen deze leden de volgende vragen. Voorziet de regering een (semi-) permanent verblijf in Litouwen, Nederland is er al sinds 2017? Deelt de regering het inzicht dat dit een soort herhaling van de geschiedenis is. Daarbij verwijzen de leden van de SP-fractie naar het militaire verblijf van Nederlandse troepen in West-Duitsland, vanaf de jaren 60. Dat was een vorm van «voorwaartse verdediging» en die duurde uiteindelijk zo’n 30 jaar. Deze leden vragen of de Minister van mening is dat het hier om voorwaartse verdediging gaat. Voorts vragen zij aan te geven wat het verschil is met de situatie van het gedeelde Duitsland in de Koude Oorlog.
Antwoord
Het kabinet deelt de opvatting niet dat hier sprake is van ad hoc politiek zonder horizon. Noch voorziet de regering een (semi-) permanent verblijf in Litouwen. De overwegingen van het kabinet in 2017 om deel te nemen aan eFP, zijn ook in 2021 nog relevant. De vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische Staten dient als geruststellende maatregel voor deze landen en ter geloofwaardige afschrikking van Rusland. Gezien het nog altijd sombere dreigingsbeeld voor de Baltische Staten en Polen, acht het kabinet een meerjarige voortzetting van de Nederlandse deelname aan eFP zeer wenselijk.
Het kabinet blijft streven naar een betekenisvolle dialoog met Rusland, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, bijvoorbeeld via de OVSE. Waar zich kansen voordoen om bij te dragen aan de-escalatie en om misverstanden en ongelukken met strijdkrachten te voorkomen, zal het kabinet daar samen met NAVO-bondgenoten en EU-partners op inzetten.
Vraag 10
Met betrekking tot de verhoging van het mandaat en de uitbreiding van het aantal troepen en hun specialisaties vragen de leden van de SP-fractie of er ook wordt ingezet op offensieve cyber-oorlogvoering. Indien dat het geval is, dan vragen deze leden of de Minister bereid is, desnoods vertrouwelijk, nadere inlichtingen te verschaffen aan de Kamer. Voorts vragen deze leden of de Minister de opvatting deelt dat dat een hogere stap op de escalatieladder zou zijn.
Antwoord
Nee, er wordt niet ingezet op offensieve cyber-oorlogsvoering binnen het oorspronkelijke of het uitgebreide mandaat van eFP.
Vraag 11
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat een groot deel van de (publiek zichtbare) agressie van Rusland zit in het zonder toestemming binnendringen van het luchtruim met militaire vliegtuigen. Deze leden vragen in hoeverre de enhanced Forward Presence in Litouwen nu een luchtmacht-component heeft en wat de omvang daarvan is. Deze leden vragen of het, in het licht van de stikstofproblematiek en geluidshinder met het uitvoeren van oefeningen met F-16’s en F-35’s in Nederland, niet mogelijk en wenselijk is om meer te oefenen in de lucht binnen de kaders van enhanced Forward Presence, aangezien de Baltische staten juist grote waarde hechten aan oefeningen aldaar vanwege de afschrikkende werking.
Antwoord
Het mandaat van eFP kent geen luchtmacht-component. De bescherming van het luchtruim in de Baltische regio is een taak van de NAVO Baltic Air Policing missie. Deze missie bestaat uit vliegtuigen van NAVO-bondgenoten. Nederland neemt op dit moment niet deel aan de missie, maar heeft in het verleden een bijdrage geleverd aan deze inzet.
Vraag 12
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in welke mate enhanced Forward Presence in Litouwen een rol heeft in de grensbewaking ten opzichte van migranten. Werkt de NAVO-missie mee aan het opbouwen of versterken van grenscontrole-mechanismen, zo vragen deze leden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister een garantie kan geven dat Nederlandse militairen niet zullen meewerken aan een vorm van grensmanagement in Litouwen die in strijd is met het EVRM. Indien de Minister deze garantie niet kan geven, vragen zij waarom niet en wat er voor nodig is om deze garantie alsnog te geven.
Antwoord
eFP heeft geen mandaat voor grensbewaking. Nederlandse en andere eFP eenheden worden niet ingezet voor grensbewaking.
Vraag 13
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie naar het perspectief voor 2025 en verder. Deze leden vragen welke diplomatieke (of anderszins) stappen recent zijn gezet om tot een de-escalatie met Rusland te komen. Deze leden vragen of de Minister nieuwe kansen ziet om te de-escaleren, of dat hij ook voor na 2025 een NAVO-presentie in de Baltische staten voor zich ziet.
Antwoord
Zolang Rusland volhardt in de huidige opstelling, ligt het in de rede dat de bondgenoten de vooruitgeschoven aanwezigheid zullen handhaven. Het kabinet kan echter niet speculeren over de vraag of een inzet na 2025 nodig zal zijn en zo ja, hoe die inzet precies vorm zal krijgen. Het kabinet blijft, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, streven naar een betekenisvolle dialoog met Rusland, bijvoorbeeld via de OVSE. Waar zich kansen voordoen om bij te dragen aan de-escalatie en om misverstanden en ongelukken met strijdkrachten te voorkomen, zal het kabinet daar samen met EU-partners en NAVO-bondgenoten op inzetten.
Vraag 14
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de veranderende veiligheidssituatie van de ontwikkelingen bij de grenssituatie met Wit-Rusland mogelijk ook invloed heeft op het karakter van de Litouwen missie. Indien dat het geval is, vraagt dit lid op welke manier de Minister daar nu rekening mee heeft gehouden. Zo nee; waarom niet, zo vraagt dit lid.
Antwoord
Het karakter en het mandaat van de eFP missie wijzigt niet als gevolg van de veranderende veiligheidssituatie aan de grens met Wit-Rusland. De militaire aanwezigheid van eFP dient als geruststellende maatregel voor de Baltische staten en draagt bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking van Rusland.
Vraag 15
Volgens het lid van de BBB-fractie is gebleken dat er wellicht te vroeg is overgegaan tot de verkoop van Leopard tanks in het verleden, getuige het feit dat Nederland deze nu terug moet huren van Duitsland. Dit lid verneemt van defensiepersoneel dat Nederland hierdoor minder op waarde wordt geschat als strategisch partner. Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister kan uitleggen op welke wijzen er nadelige impact is op deze missie door het verkopen van 119 Leopardtanks in 2012. Voorts vraagt dit lid op welke wijze de Minister de inzichten die uit deze situatie voortvloeien gaat integreren in toekomstig beleid, om dergelijke missers in de toekomst te voorkomen.
Antwoord
De Nederlandse bijdrage aan eFP wordt bepaald op basis van de benodigde capaciteit in de multinationale battle group en de in Nederland beschikbare capaciteit. Binnen eFP werkt Nederland sinds de start samen met onder meer Duitsland en Noorwegen. Deze bondgenoten hebben de voorgaande rotaties van de battle group voorzien van gevechtstanks. In de huidige lichting is het Duits-Nederlandse tankbataljon ingezet als kern van de battle group, waaronder het Nederlandse tankeskadron. De samenwerking verloopt goed. Er is daarom geen sprake van nadelige impact op deze missie. Deze werkwijze laat zien dat Nederland en zijn bondgenoten, elk vanuit de eigen kracht, een deel van het werk op zich nemen. Nederland is koploper in de defensiesamenwerking met strategische partners, waaronder Duitsland, en wordt door bondgenoten gewaardeerd om onder meer de capaciteiten die Nederland kan inzetten ten behoeve van het bondgenootschap.