Afronding hersteloperatie kindgebonden budget
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren
Brief regering
Nummer: 2021D49471, datum: 2021-12-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35010-26).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 35010 -26 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren.
Onderdeel van zaak 2021Z23291:
- Indiener: A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-01-18 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (digitaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-01-20 13:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-05 16:30: Extra procedurevergadering commissie SZW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-05-29 14:00: Kinderbijslag en kindgebonden budget (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-24 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren
Nr. 26 BRIEF VAN DE STRAATSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2021
Sinds medio 2019 vindt de hersteloperatie kindgebonden budget plaats. Deze hersteloperatie vindt plaats als gevolg van een omissie in de uitvoering waardoor ouders onterecht geen kindgebonden budget hebben ontvangen. Uw Kamer is een aantal keer over de aanpak en voortgang van deze hersteloperatie geïnformeerd.1 Met deze brief informeren wij u zoals toegezegd over de afronding van de hersteloperatie.
De omissie
De omissie betreft de toekenning van het kindgebonden budget aan ouders die op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget moeten worden geacht een automatische aanvraag te hebben gedaan. Deze aanvraag is destijds niet in behandeling genomen omdat bij de interpretatie van de wet en het daaropvolgend ontwerp van het systeem hiermee ten onrechte geen rekening is gehouden.
De hersteloperatie
De omissie is hersteld. De systemen zijn aangepast zodat nieuwe automatische aanvragen op de juiste wijze worden verwerkt. Vanaf 2019 zijn aan ouders die daar recht op hebben nabetalingen gedaan. In totaal is tot op heden circa € 499 mln. uitbetaald; in 2019 € 160 mln., in 2020 € 294 mln. en in 2021 € 45 mln. De realisatie is daarmee hoger dan vorig jaar verwacht2. Vorig jaar was het de verwachting dat de totale omvang van de herstelactie iets lager zou uitkomen dan initieel geraamd. In de afronding van de herstelactie en naar aanleiding van vragen van burgers bleken echter nog enkele groepen recht te hebben op een nabetaling. Ook deze groepen zijn in 2021 hersteld. Afrondend is er nog een bedrag van € 4 mln. gereserveerd voor de laatste nog uit te voeren betalingen. Hiermee komt de financiële omvang van de herstelactie nagenoeg uit op het initieel geraamde bedrag (zie tabel 1).
Initiële raming | 498 | Herstel 2019 | 160 | |
Bijstelling 2020 | – 20 | Herstel 2020 | 294 | |
Bijstelling 2021 | 25 | Herstel 2021 | 45 | |
Nog te herstellen | 4 | |||
Totaal | 503 | Totaal | 503 |
Betalingen in 2021
De betalingen in 2021 zijn onder andere gedaan aan ouders die om verschillende redenen niet eerder beschikt en nabetaald konden worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
• ouders waarvan het definitieve inkomen over het te herstellen toeslagjaar ontbrak. Zonder definitief inkomen was er geen grondslag om toe te kennen. In 2021 zijn voor een deel van deze ouders de definitieve inkomens beschikbaar gekomen en zijn betalingen gedaan.
• ouders waarvan als gevolg van bijvoorbeeld een vermoeden van een foutief adres niet beschikt kon worden.
• ouders «vertrokken onbekend waarheen».
• ouders waarvoor Toeslagen en de SVB opnieuw gegevens moesten uitwisselen ten behoeve van de vaststelling.
• een extra groep ouders met oude rechten van voor 2013 die zijn «doorgerold».3 Deze groep ouders is «ontdekt» nadat ouders zelf, terecht, om nabetaling vroegen.
Over betalingen aan de groep ouders waarbij sprake is van een buitenland-component heeft uw Kamer een gewijzigde motie van de Kamerleden Omtzigt en Bruins aangenomen.4 Eerder hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie. Ruim 90 procent van de ouders die dit betreft, heeft inmiddels een betaling ontvangen. Toeslagen levert met ondersteuning van de SVB inspanningen om ook de laatste 942 ouders van deze groep te kunnen uitbetalen. Vorig jaar is aangegeven dat de uitkomst van deze inspanningen onzeker is en afhankelijk van ouders en de buitenlandse zusterorganen van de SVB. De ervaring leert dat dit zeer langdurige trajecten zijn. Daarbij is de verwachting dat de inspanningen niet in alle situaties tot betalingen zullen leiden. In 2021 hebben de extra inspanningen niet tot betalingen aan deze 942 ouders geleid.
Tot slot
De hersteloperatie is daarmee nagenoeg afgerond. Toeslagen en de SVB blijven zich inspannen om alsnog informatie beschikbaar te krijgen om ook aan de resterende ouders uit te kunnen betalen. Dit leidt naar verwachting tot nabetalingen van in totaal circa € 4 mln. Dit vindt plaats binnen de reguliere uitvoering van Toeslagen. Deze brief is daarmee de afsluitende brief van de hersteloperatie kindgebonden budget.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Zie onder meer Kamerstuk 35 010, nr. 17 en Kamerstuk 31 066, nr. 785.↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 785.↩︎
Indien een ouder in enig jaar het recht op kindgebonden budget verliest, dan kijkt de Belastingdienst nog in de vier (toeslag)jaren daarna of er weer een hernieuwd recht is. De herstelactie gaat terug tot het jaar 2013. In de afrondende fase bleek dat er nog een extra groep ouders recht had op basis van dergelijke oude rechten uit 2012 of eerder.↩︎
Kamerstuk 35 010, nr. 24↩︎