[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de motie van de leden Westerveld en Ceder over afspraken met schuldeisers om vordering van financiële compensatie te voorkomen

Jeugdzorg

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2021D49744, datum: 2021-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-813).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -813 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2021Z23403:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 839 Jeugdzorg

Nr. 813 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 december 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 15 oktober 2021 over de reactie op de motie van de leden Westerveld en Ceder over afspraken met schuldeisers om vordering van financiële compensatie te voorkomen (Kamerstuk 31 839, nr. 810).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 november 2021 aan de Minister voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 14 december 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger

Inleiding

Op 15 oktober 2021 stuurde ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS en SZW, uw Kamer mijn reactie op de motie van de leden Westerveld en Ceder1 over de afspraken met schuldeisers om vordering van financiële compensatie te voorkomen (Kamerstuk 31 839, nr. 810).

Met deze brief beantwoord ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS en SZW, de vragen die de verschillende fracties van de Vaste Commissie van VWS aan het kabinet hebben gesteld in het schriftelijk overleg van 12 november 2021.

In deze brief zijn de gestelde vragen geclusterd per onderwerp waarbij in de antwoorden wordt verwezen naar de fractie zodat de vragen en antwoorden goed te herleiden zijn.

1. Uitvoering Tijdelijke regeling De Winter n.a.v. geweld in de jeugdzorg (hierna: Tijdelijke regeling)

De leden van deGroenLinksfractie vragen of er enige inschatting wordt gemaakt hoe groot het aantal aanvragen bij het Schadefonds nog zal worden, hoeveel aanvragen zijn toegewezen en afgewezen en wat de voornaamste redenen zijn voor afwijzing. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wat de gemiddelde duur is van de afhandeling door het Schadefonds van de aanvragen voor een financiële tegemoetkoming, hoeveel aanvragen worden afgewezen en wat de achterliggende oorzaken daarvan zijn. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe lang de wachttijden bij het Schadefonds nu zijn, wat eraan wordt gedaan om deze wachttijden te verkorten en hoe het gevoel van slachtoffers wordt weggenomen dat zij er niet toe doen voor de overheid. Verder vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe men is gekomen tot de inschatting van 2.000 aanvragen van de financiële tegemoetkoming, waarom dit niet aan de Commissie De Winter zelf is gevraagd, waarom niet is gekozen om organisatorisch te sturen op een worst-case scenario. En hoe het kabinet zelf terugkijkt op deze inschatting.

Antwoord:

Tot en met 29 november 2021 zijn er bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: Schadefonds) in totaal 6.110 aanvragen ingediend. Het Schadefonds heeft op 3.539 zaken een beslissing genomen.2 Het Schadefonds noemt twee belangrijke afwijzingsgronden die even vaak voorkomen. De eerste afwijzingsgrond behelst dat de aanvrager niet is geplaatst onder overheidsverantwoordelijkheid of niet in een instelling waar de regeling betrekking op heeft. De tweede afwijzingsgrond behelst dat er geen sprake is van bovenmatig geweld.3

Het Schadefonds houdt er in zijn planning rekening mee dat het aantal aanvragen in de eerste drie kwartalen van 2022 ongeveer op het huidige niveau zal blijven: circa 100 aanvragen per week. In het vierde kwartaal van 2022 houdt het Schadefonds rekening met een stijging tot zo’n 200 aanvragen per week. Bij de uitvoering van eerdere regelingen is namelijk gebleken dat het aantal aanvragen stijgt in de maanden voorafgaand aan de sluitingsdatum. Voor de Tijdelijke regeling kunnen tot 1 januari 2023 aanvragen worden ingediend. Wanneer deze schatting realiteit wordt, zullen eind 2022 in totaal zo’n 12.000 aanvragen zijn ingediend. Eerder werd het aantal aanvragen geschat op 2.000. De inschatting is gebaseerd op de ervaringen met eerdere regelingen voor een tegemoetkoming van seksueel geweld in de jeugdzorg (Samson4, Deetman5). Ook is rekening gehouden met het aantal slachtoffers dat tijdens het onderzoek zelf contact heeft gehad met de Commissie De Winter.6 Daarnaast is er gedeeltelijk een overlap met mensen die zich ook al hadden gemeld voor een vergoeding in het kader van de commissie Samson.

Sinds de start van de Tijdelijke regeling (1 januari 2021) tot eind november 2021 is de gemiddelde doorlooptijd voor de behandeling van een aanvraag ongeveer 21 weken. Eind november 2021 was de doorlooptijd tussen het indienen van een aanvraag het beslissen over de aanvraag 24 weken. Dit valt binnen de reguliere beslistermijn van 26 weken die het Schadefonds hanteert. Het Schadefonds streeft er – in het belang van de slachtoffers – naar om die termijn substantieel te verkorten. Voor dat doel is op meerdere momenten in 2021 extra personeel geworven. De verwachting is dat met deze inzet en voortzetting van de huidige instroom de doorlooptijden vanaf februari 2022 gaan dalen. Halverwege 2022 moet een substantiële verkorting van de behandeltermijn zichtbaar zijn. Het Schadefonds heeft hard gewerkt om de wachttijd te verkorten, hier heb ik waardering voor. Ook van lotgenoten horen we met enige regelmaat positieve verhalen over de manier van werken en de inzet van het Schadefonds.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen welke communicatieve acties zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk slachtoffers van geweld in de jeugdzorg zich bij het Schadefonds melden en of nog andere mogelijkheden zijn onderzocht om het bereik te vergroten, en wat de overwegingen zijn deze in te zetten.

Antwoord:

Het Schadefonds heeft via meerdere kanalen gewerkt aan het bereiken van de doelgroep en daartoe verschillende acties ondernomen. Het Schadefonds heeft op zijn website een onderdeel gewijd aan informatie over de regeling en de aanvraagprocedure. Voorafgaand aan de start van de regeling heeft het Schadefonds op zijn website geïnteresseerden en potentiële aanvragers de mogelijkheid gegeven om zich in te schrijven ten behoeve van het ontvangen van meer informatie over de regeling zodra deze bekend werd. Het projectteam De Winter heeft met regelmaat een nieuwsbrief verstuurd naar lotgenotenorganisaties (die zich hadden opgegeven voor de brief), en in één van de laatste brieven melding heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het aanvragen van een financiële tegemoetkoming. In de aanvragen die zijn gedaan worden meer dan 100 verschillende instellingen genoemd. Ook de spreiding over de geboortejaren van de aanvragers is groot: van de jaren veertig tot en met begin van deze eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de Tijdelijke regeling goed bekend is.

Verder voert het Schadefonds op gezette tijden gesprekken met lotgenotenvertegenwoordigers die actief hun achterban informeren. Tevens is in de media op een aantal momenten aandacht besteed aan de regeling.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen hoeveel slachtoffers van geweld in de jeugdzorg de Minister voor Rechtsbescherming sinds de publicatie van het rapport van de Commissie De Winter uit eigen initiatief en persoonlijk heeft gesproken.

Antwoord:

Ik heb sinds de publicatie van het rapport zelf vier keer persoonlijk contact gehad met slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Bij de uitreiking van het rapport op 12 juni 2019 heb ik met meerdere slachtoffers cq. vertegenwoordigers van lotgenotengroepen gesproken. Daarna was ik aanwezig bij bijeenkomsten die door medewerkers van mijn ministerie en het Ministerie van VWS werden verzorgd op 10 oktober 2019 en 21 februari 2020. Op 10 oktober 2019 waren ca. 50 mensen aanwezig en op 21 februari 2020 waren er ruim 250 aanwezigen. Ook bij deze bijeenkomsten heb ik met meerdere slachtoffers aan tafel gezeten en ben ik met hen persoonlijk in gesprek geweest. De vierde bijeenkomst was door mijn ministerie georganiseerd voor slachtoffers die in het verleden in een instelling van «De Goede Herder» verbleven. Bij deze bijeenkomst op 20 augustus 2020 waren 60 slachtoffers aanwezig. Ook daar heb ik persoonlijk met tientallen slachtoffers gesproken. Dit waren vaak indringende gesprekken over het leed dat deze slachtoffers is overkomen die mij hebben geraakt.

2. De Tijdelijke regeling en hersteloperatie kinderopvangtoeslag

De leden van deVVD, GroenLinks en ChristenUnie-fracties vragen het kabinet of het overeenkomsten ziet tussen de Tijdelijke regeling en de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, voor wat betreft het handelen van de overheid, het erkennen dat men daarbij tekort is geschoten en de soms levenslange gevolgen daarvan voor slachtoffers. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie op basis van welke data het kabinet aanneemt dat uitgesloten kan worden dat niet-handelen van de overheid niet direct heeft geleid tot het ontstaan van deze schulden omdat het onderzoek van Commissie De Winter beschrijft wat misbruik en geweld in de jeugd voor de rest van het leven van slachtoffers kan betekenen.

Antwoord:

Het onderzoek van de Commissie De Winter heeft zichtbaar gemaakt dat er in het verleden kinderen onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen van jeugdzorg zijn geplaatst waar zij geweld hebben meegemaakt. Degenen die de zorg voor deze kinderen hadden in de betreffende instellingen hebben te weinig gedaan om het geweld te voorkomen en te stoppen. Daarvoor heb ik namens het kabinet mijn excuses uitgesproken tijdens de aanbieding van het eindrapport van de commissie op 12 juni 2019 en tijdens de bijeenkomsten met slachtoffers.7

Het onderzoek van De Winter geeft aan dat sommige slachtoffers te maken krijgen met verschillende klachten, waaronder fysieke en psychische klachten en problemen met het aangaan van relaties. Het causale verband tussen het niet-handelen van de overheid om het geweld te voorkomen en de soms in de verre toekomst ontstane schulden is minder evident. Als slachtoffers van geweld in de jeugdzorg in hun latere leven te maken krijgen met problematische schulden dan kunnen hier verschillende factoren invloed op hebben gehad.

Dat is een belangrijk verschil met de Kinderopvangtoeslagaffaire waarbij het de overheid zelf is geweest die burgers in financiële problemen heeft gebracht. Sommige ouders zijn onterecht aangemerkt als fraudeur. Door het handelen van de overheid zijn deze ouders diep in de schulden geraakt; de overheid vorderde kinderopvangtoeslag terug die nooit teruggevorderd had moeten worden waardoor materiële en immateriële schades is ontstaan. Doordat ouders onterecht werden aangemerkt als fraudeur zijn zij geconfronteerd met hoge terugvorderingen en kwamen zij niet voor een betalingsregeling in aanmerking. Dit maakt dat in de situatie van de kinderopvangtoeslagaffaire het handelen van de overheid een vrijwel directe relatie heeft met het ontstaan van schulden bij ouders. Dit maakt dat de schuldensituatie van slachtoffers van geweld in de jeugdzorg en gedupeerden van de kinderopvangtoeslag niet gelijk zijn.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen of het doel van de compensatieregeling is om slachtoffers van jeugdzorggeweld een nieuwe start te laten maken net als bij de hersteloperatie toeslagenaffaire. Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie waarom in de toeslagenaffaire alles gedaan wordt om slachtoffers te compenseren voor het aangedane leed en de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg enkel een symbolische tegemoetkoming krijgen, terwijl naar hun mening de overheid ook schuld heeft en die schuld heeft erkend. De leden vragen het verschil uit te leggen.

Antwoord:

De Tijdelijke regeling is bedoeld als erkenning van het leed dat slachtoffers hebben ondergaan in de jeugdzorg en is niet bedoeld als schadevergoeding maar als tegemoetkoming.

Zoals hierboven beschreven, is er bij deze groep, anders dan bij de Toeslagenaffaire, geen rechtstreeks verband te leggen tussen het leed dat slachtoffers in de jeugdzorg hebben ervaren en eventuele latere schulden. Bij de Kinderopvangtoeslagaffaire was de overheid in veel gevallen wel direct verantwoordelijk voor schulden die zijn ontstaan.

De leden van deD66-fractie vragen of het toch mogelijk is om publieke en private schulden kwijt te schelden voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, of er niet meer tussenliggende mogelijkheden zijn behalve dan door schulden direct over te nemen, of een uitsplitsing te maken is tussen publieke en private schulden en er in ieder geval bij schulden aan de overheid voor te zorgen dat de tegemoetkoming niet hoeft te worden afgedragen.

Antwoord:

Bij de hersteloperatie kinderopvangtoeslag is sprake van schulden bij gedupeerde ouders veroorzaakt door de institutionele vooringenomenheid en het handelen van de Belastingdienst. Deze ouders zijn financieel zwaar gedupeerd door de Belastingdienst en hebben veelal hoge schulden daardoor. Daarom worden ouders geholpen bij het oplossen van schulden, onderdeel hiervan is de publieke en private schuldenaanpak waarover uw Kamer in de opeenvolgende voortgangsrapportages Kinderopvangtoeslag is geïnformeerd.

Dat ligt anders bij de Tijdelijke regeling voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Deze tegemoetkoming is bedoeld om hen erkenning te bieden voor het leed dat hen is aangedaan doordat ze onder verantwoordelijkheid van de overheid geplaatst zijn in de jeugdzorg en daar te maken hebben gekregen met bovenmatig geweld. De verantwoordelijkheid van de overheid is erin gelegen dat die niet heeft voorkomen dat dit geweld heeft plaatsgevonden.

Daarnaast geldt in zijn algemeenheid dat schuldeisers niet zomaar benadeeld kunnen worden bij het uitoefenen van hun rechten. Het niet laten vallen van de tegemoetkoming van het Schadefonds onder het regime van een schuldhulpverlenings- of schuldhulpverleningstraject zou neerkomen op een oneigenlijke inperking van rechten van schuldeisers. Ik zal hier bij de vragen van de Groen Links-fractie nader op ingaan.

Tussenliggende oplossingen zoals gevraagd liggen in de aard van de tegemoetkoming niet voor de hand. Dat neemt niet weg dat juist de generieke voorzieningen zoals in het kader van de brede schuldenaanpak door het kabinet de afgelopen jaren zijn geformuleerd voor een ieder openstaan en dus ook voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Hierbij is er bijvoorbeeld bij publieke schulden, ook als deze niet causaal gerelateerd zijn, ruimte om betalingsregelingen met de overheid te treffen.

De ledenvan de GroenLinks-fractie vragen waarom er niet voor gezorgd kan worden dat de tegemoetkoming niet direct weer wordt geïnd om schulden te betalen, waarom de geldende wet- en regelgeving en de jurisprudentie in algemene zin geen maar misschien wel specifieke wet- en regelgeving ruimte hiervoor laat.

Antwoord:

De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 november 20068 overwogen dat een geldsom die wordt uitgekeerd, zelfs als deze strekt ter vergoeding van schade, in de Wet Schuldsanering en Natuurlijke Personen (hierna: WSNP) ten goede moet komen aan de schuldeisers en dat vrijstelling van de inkomsten tijdens een schuldentraject niet mogelijk is. Deze uitspraaklijn is herhaaldelijk bevestigd.

Het buiten de boedel laten is derhalve strijdig met de huidige wet- en regelgeving en internationale rechtsverdragen. Daarom heeft het kabinet het WODC gevraagd om te onderzoeken of er wel mogelijkheden zijn om wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat iemand die een materiële vergoeding ontvangt, zij het van de overheid, een bedrijf of een particulier, deze geheel of gedeeltelijk zelf kan houden en niet hoeft te gebruiken voor het betalen van schulden. Zodra de uitkomsten van dit onderzoek zijn opgeleverd informeer ik uw Kamer hierover.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen verder om regelingen te treffen zoals bij minnelijke schuldtrajecten als de schuldeiser de overheid zelf is, of er nog andere mogelijkheden zijn waarop de overheid kan bemiddelen in trajecten tussen schuldeisers en slachtoffers en of onorthodoxe maatregelen te bedenken zijn om slachtoffers te helpen.

Antwoord:

Op mijn verzoek informeert het Schadefonds slachtoffers vanaf heden op zijn website en in de toekenningsbrief over de mogelijkheid om individuele afspraken te maken met schuldeisers.9 Tevens wordt de mogelijkheid tot het maken van individuele afspraken bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (hierna: NVVK) bekend gemaakt, via NVVK worden schuldeisers over deze mogelijkheid geïnformeerd.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen of het kabinet een morele plicht ziet om ook mensen (gedeeltelijk) te compenseren voor de schulden waarin ze terecht zijn gekomen op het moment dat aannemelijk gemaakt kan worden dat deze schulden direct dan wel indirect samenhangen met het falende overheidsbeleid in de jeugdzorg.

Antwoord:

Het kabinet ziet zich wel moreel verplicht om te erkennen dat het de overheid valt aan te rekenen dat zij in het verleden niet is opgetreden om geweld in de jeugdzorg te voorkomen en te laten stoppen. Daarvoor heb ik ook namens het kabinet excuses uitgesproken.10 Die morele plicht rust niet op de overheid op het moment dat een burger schulden aangaat die achteraf onverantwoordelijk hoog blijken te zijn en waarvan het verband met handelen of nalaten door de overheid niet gelegd kan worden. De overheid heeft dan nog steeds wel een taak om burgers door middel van schuldhulpverlening bij te staan om hen te begeleiden bij het oplossen van schulden.

3. Schulden en schuldhulp

De leden van deVVD-fractie vragen hoe vaak afspraken worden gemaakt bij minnelijke schuldregelingen, bij welke tegemoetkomingen dit soort afspraken wordt gemaakt, of die afspraken ook kunnen worden gemaakt in het kader van een traject op grond van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) en hoe vaak dat tot op heden is gebeurd?

Antwoord:

Er wordt niet geregistreerd hoe vaak afspraken worden gemaakt bij minnelijke schuldregelingen, ook wordt niet geregistreerd bij welke tegemoetkomingen dit soort afspraken wordt gemaakt.11

De WHOA geldt voor alle bedrijven en is ter voorkoming van een faillissement. In de zaken die tot nu toe in het kader van een WHOA aan de rechter zijn voorgelegd heeft het maken van afspraken inzake een tegemoetkoming niet gespeeld.

De leden van deVVD-fractie vragen of gemeentelijke schuldhulpverleners en bewindvoerders gewezen worden op de mogelijkheden om de financiële tegemoetkoming buiten beschouwing te laten, of zij handvatten krijgen hoe zij hun cliënten het beste kunnen begeleiden en welke maatregelen worden getroffen om te voorzien in betere digitale, laagdrempelige voorlichting richting schuldenaren?

Antwoord:

Het kabinet Rutte III heeft met de Brede Schuldenaanpak onder andere ingezet

op betere communicatie en voorlichting richting schuldenaren. Vanwege de coronacrisis is een aantal van de initiatieven versneld en geïntensiveerd. Hierbij kan worden gedacht aan de landelijke communicatiecampagnes «Kom jij er uit» en «De eerste stap helpt je verder». Geldfit, onderdeel van de Nederlandse Schuldhulp Route, zorgt er daarnaast voor dat mensen met geldzorgen laagdrempelig en anoniem per telefoon of via de website www.geldfit.nl informatie krijgen over de hulp die bij ze past. Het Ministerie van SZW subsidieert ook het Nibud in haar functie als onafhankelijk voorlichtingsinstituut waar mensen terecht kunnen met vragen over onderwerpen als sparen, rondkomen, lenen.

Via de brancheverenigingen van schuldhulpverleners en bewindvoerders wil het kabinet zorgdragen dat kennis over deze mogelijkheden bij de professionals terecht komt. Verder informeert het Schadefonds op mijn verzoek slachtoffers op zijn website en in de toekenningsbrief over de mogelijkheid om individuele afspraken te maken met schuldeisers.12

De leden van deVVD-fractie vragen of er al resultaten zijn van het in april 2020 gesloten convenant van de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut

Werknemersverzekeringen (UWV). Verder vragen zij of het convenant in de praktijk al heeft geleid tot besparing van tijd van schuldhulpverleners en schuldeisers, of er een overzicht is van het effect op de looptijden van de schuldhulptrajecten en welke afspraken de deelnemende partijen hebben gemaakt ten aanzien van het uitzonderen van tegemoetkomingen?

Antwoord:

Het initiatief voor dit convenant ligt bij de convenantpartijen zelf. Het kabinet juicht dit convenant toe en ondersteunt waar nodig. De convenantpartijen hebben in het overheidsconvenant opgenomen dat ze eens in de drie jaar zullen evalueren, tot op heden is er nog niet geëvalueerd omdat er nog geen termijn van drie jaar is verstreken. In het convenant zijn geen specifieke afspraken opgenomen ten aanzien van het uitzonderen van tegemoetkomingen.

Op dit moment is nog weinig bekend over de effectiviteit van het convenant. Wel merkt de Belastingdienst dat door het convenant schuldhulpverleners eerder duidelijkheid krijgen of de Belastingdienst als schuldeiser meewerkt. De Belastingdienst geeft een saldo opgave af. Dat heeft de dienst tussen 1 oktober 2020 en 1 december 2021 31.000 maal gedaan. In het uitzonderen van tegemoetkomingen werkt de Belastingdienst in nagenoeg alle gevallen mee. Elke aanvraag die wordt gedaan vanuit de schuldhulpverleningstrajecten, worden conform de afspraken van het convenant nageleefd.

Het kabinet heeft in de zomer van 2020 onderzoek gedaan naar de reactie op en medewerking aan verzoeken om mee te werken aan een minnelijke schuldregeling.13 Hieruit bleek dat overheidspartijen in de regel goed meewerken aan verzoeken van de schuldhulpverlening. De afspraken die in het convenant zijn vastgelegd, zoals een reactietermijn, zullen hier zeker aan bijdragen. Om te zorgen dat ook een enkele niet reagerende schuldeiser – die geen convenantpartij is – de doorlooptijd van een traject niet frustreert, bereidt de Staatssecretaris van SZW daarnaast wetgeving voor om te komen tot een maximale reactietermijn voor schuldeisers.

De leden van deD66-fractie vragen om een nadere uiteenzetting waarom het niet mogelijk is dat het landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in faillissementen en surseances van betaling (Recofa) deze tegemoetkoming structureel uitzondert voor het terugbetalen van schulden. Zij vragen of dit uitvoeringstechnisch niet mogelijk is of dat het in strijd is met wet- en regelgeving. Ook vragen zij welke oplossingen zijn aangedragen voor de bezwaren van Recofa, welk gevolg daaraan is gegeven of waarom dat niet is gedaan.

Antwoord:

Voordat iemand in een schuldhulptraject komt (minnelijk of wettelijk) is er sprake van problematische schulden. Een schuldhulptraject houdt al in dat de schuldeiser niet de volledige schuld betaald krijgt. De schuldeiser wordt in feite al benadeeld, indien de tegemoetkoming ook wordt uitgezonderd wordt de schuldeiser nogmaals benadeeld. In de Faillissementswet is opgenomen dat bij een schuldhulptraject álle inkomsten naar de schuldeisers gaan voor een beperkte periode en daarna is de persoon schuldenvrij. Ook erfenissen, letselschade, loterijwinst, schadevergoedingen én dus financiële erkenning. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 november 2006 overwogen dat een geldsom die wordt uitgekeerd, zelfs als deze is bedoeld voor vergoeding van schade, in de WSNP ten goede moet komen aan de schuldeisers en dat vrijstelling van de inkomsten tijdens een schuldentraject niet mogelijk is.14 Deze uitspraaklijn is herhaaldelijk bevestigd.

Het buiten de boedel laten is dus in strijd met de huidige wet- en regelgeving en daarom heeft het kabinet het WODC gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat iemand die een materiële vergoeding ontvangt, zij het van de overheid, een bedrijf of een particulier, deze geheel of gedeeltelijk zelf kan houden en niet hoeft te gebruiken voor het betalen van schulden.

De leden van deD66-fractie vragen of het kabinet contact heeft met slachtoffers van geweld in de jeugdzorg met problematische schulden en in hoeverre er bij hen een verbetering op te merken valt in de schuldhulpverlening.

Antwoord:

Het Schadefonds heeft op gezette tijden contact met vertegenwoordigers van de lotgenotenorganisaties. Ook hebben ambtenaren van de ministeries van VWS en JenV contact met lotgenotengroepen echter is tot op heden niet gesproken over in hoeverre er bij hen verbetering op valt te maken over schuldhulpverlening. Het Schadefonds registreert niet of aanvragers van een tegemoetkoming in het kader van de Tijdelijke regeling ook problematische schulden hebben.

Het aantal aanvragers bij het Schadefonds dat te maken heeft met schulden dan wel onder bewind staat is niet bekend bij het Schadefonds.

Wanneer slachtoffers vragen hebben over de verhouding tussen de tegemoetkoming en hun schulden informeert het Schadefonds in de lijn van de informatie die hierover op onze website te vinden is en de informatie die in een financiële bijsluiter staat die een toewijzende beslissing vergezelt. Aanvragers worden op mijn verzoek wel geïnformeerd over de mogelijkheden van om individuele afspraken te maken met schuldeisers.15

De leden van deChristenUnie-fractie vragen op welke manier het kabinet zich zal inzetten om aan de gevoelde onrechtvaardigheid van de slachtoffers tegemoet te komen, welke verantwoordelijkheid het kabinet voelt om, als een hulpverlener of bewindvoerder bij de overheid als schuldeiser aanklopt, de tegemoetkoming niet te vorderen en welke richtlijn aan de desbetreffende ambtenaren meegegeven wordt.

Antwoord:

Het kabinet zal de uitvoeringsorganisaties van de overheid wijzen op de mogelijkheid dat via een schuldhulpverlening een verzoek kan komen om maatwerk in individuele gevallen. Het Schadefonds maakt van deze mogelijkheid ook melding op zijn website en in de financiële bijsluiter die aanvragers ontvangen als de financiële tegemoetkoming wordt toegekend.

Het kabinet vindt het belangrijk om hierbij te benadrukken dat, in het geval dat er sprake is van problematische schulden, de overheid meestal slechts één van de schuldeisers is. Uit de jaarcijfers van de NVVK blijkt dat mensen gemiddeld 14 schuldeisers hebben.16 Uw Kamer heeft recent het eindrapport «Ophogingen» ontvangen.17 In dit onderzoek is onder andere gekeken naar het aandeel van de overheid in de schuldenlast van burgers. Hieruit blijkt onder andere dat veruit de meeste klanten (86%) schulden hebben bij zowel publieke als private partijen, 13% enkel bij private schuldeisers, en 1% alleen bij publieke instanties. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat de overheid niet de grootste schuldeiser is bij burgers die worstelen met problematische schulden. Voor ruim driekwart (77%) van de klanten geldt dat meer dan de helft van de openstaande schuldenlast wordt opgeëist door private partijen, met een gemiddelde van 71% op de gehele schuldenlast.18

De leden van deGroenLinks-fractie vragen hoe het traject toegankelijker wordt gemaakt voor het contact tussen slachtoffers en gemeentelijke schuldhulpverleners en bewindvoerders of de minnelijke schikking met schuldeisers dan wel via de rechtercommissaris. De leden willen graag weten of slachtoffers direct gekoppeld kunnen worden aan deze personen en daarbij ook geholpen worden.

Antwoord:

Het Schadefonds informeert via de website over dit traject én via een financiële bijsluiter die bij een toewijzende beslissing wordt gevoegd. In deze bijsluiter staat vermeld dat de hoofdregel is dat de tegemoetkoming die door het Schadefonds wordt verstrekt, wordt gebruikt voor het betalen van schulden en dat aanvragers contact moeten opnemen met de schuldhulpverlener of bewindvoerder om aan te geven dat zij een tegemoetkoming hebben ontvangen. Sinds kort attendeert het Schadefonds, op mijn verzoek aanvragers erop dat zij de schuldeisers of de rechter-commissaris kunnen vragen de tegemoetkoming (gedeeltelijk) niet te gebruiken voor betaling van schulden en geven daarbij altijd wordt gekeken naar de persoonlijke situatie.19

4. Overige onderwerpen

De leden van deD66-fractie vragen hoe de uitvoering voor het uitzonderen van inkomens- en vermogensafhankelijke toetsen in het kader van de Participatiewet en toeslagen verloopt, of het zo wordt uitgevoerd dat burgers er geen financieel nadeel van ondervinden en welke cijfers daarover beschikbaar zijn.

Antwoord:

Bij de totstandkoming van het pakket aan erkenningsmaatregelen voor de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg hebben VWS en JenV overleg gevoerd met de ministeries van SZW en Financiën over de eventuele financiële gevolgen voor bijstandsuitkeringen, toeslagen, schuldhulpverlening en schudsanering bij het ontvangen van een tegemoetkoming.

Toen is besloten dat de financiële tegemoetkoming geen invloed heeft op de bijstand. Hierover is in «Gemeentenieuws» van SZW destijds melding gemaakt, zodat dit ook voor gemeenten helder is. Ook het Ministerie van Financiën oordeelde dat er voor toeslagen geen effect is. De regeling is immers een immateriële tegemoetkoming en blijft daarmee buiten beschouwing van de vermogenstoets Toeslagen. In de financiële bijsluiter van de toekenningsbrief staat dat slachtoffers hier wel zelf – eenmalig en schriftelijk – om moeten verzoeken. Tijdens deze besprekingen werd al duidelijk dat het niet mogelijk was om eenzelfde afspraak te maken voor schuldsanering en schuldhulpverlening. De redenen hiervoor heb ik in mijn brief van 15 oktober 2021 met u gedeeld.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen hoe vaak slachtoffers een formulier invullen om de financiële tegemoetkoming te laten uitzonderen van inkomens- en vermogens afhankelijke toetsen in het kader van de bijstand en toeslagen, of slachtoffers dit formulier kunnen vinden en of ze begrijpen hoe dit ingevuld moet worden.

Antwoord:

Slachtoffers die een uitkering van het Schadefonds ontvangen worden via een financiële bijsluiter bij de beslissing op dit formulier gewezen, tevens verstrekt de website van het Schadefonds hier informatie over. Daarnaast informeert het Schadefonds op zijn website over welke informatie aan de Belastingdienst moet worden verstrekt. Zowel de bijsluiter als de website geven nadere aanwijzingen voor het invullen van dit formulier.

De Belastingdienst heeft geen toename gezien in het aantal meldingen waaruit zou kunnen blijken dat het formulier onduidelijk zou zijn. Indien dit wel het geval is zou het formulier worden aangepast. De Belastingdienst registreert niet hoeveel aanvragen er worden gedaan om de financiële tegemoetkoming buiten beschouwing te laten bij inkomens- en vermogensafhankelijke toetsen in het kader van de bijstand en toeslagen.

De leden van deGroenLinks-fractie vragen verder of het kabinet een pauzeknop voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg kan instellen om invorderingen van schulden in ieder geval tijdelijk stop te kunnen zetten en daarmee tijd te kopen alvorens uitgebreider de opties in kaart te brengen hoe geborgd kan worden dat de tegemoetkoming van slachtoffers niet direct weer gevorderd wordt door schuldeisers.

Antwoord:

Het kabinet kan zich deze gedachtegang voorstellen, maar het kabinet is terughoudend aangezien een door u geschetste pauzeknop een inperking van de eigendomsrechten behelst voor zover uw een pauzeknop bedoelt van private schulden. Het moratorium waar de leden op doelen is bij amendement in de Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen opgenomen. Het amendement introduceert in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een wettelijke afkoelingsperiode van een jaar waarin schuldeisers hun vorderingen op de ouders die behoren tot de hersteloperatie toeslagen niet kunnen opeisen. Het amendement heeft (mede) tot doel rust en ruimte te creëren voor de gedupeerde ouders in de Toeslagenaffaire en hen in staat te tellen om op georganiseerde wijze, waar nodig onder deskundige begeleiding, schulden en schuldeisers in kaart te brengen en te werken aan de afbouw en uiteindelijk oplossing van de schuldenlast.20 Daarmee is er een wettelijke bepaling gecreëerd die tijdelijk inbreuk op de eigendomsrechten van schuldeisers, conform artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, toestaat voor een bepaalde periode in afwachting van betaling van de schuld door de Belastingdienst. Dit betreft een specifiek geval. Ten aanzien van de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg valt een algehele inperking van de eigendomsrechten van schuldeisers niet te motiveren in het licht van het ontbreken van een directe causale relatie tussen deze private schulden en het geweld in de jeugdzorg.

5. Nader onderzoek en vervolg

De leden van deChristenUnie-fractie vragen wat het kabinet tot het beschikbaar komen van de resultaten van het onderzoek kan doen als tussentijds nieuwe regelingen worden opgesteld.

Antwoord:

Het kabinet heeft het WODC, met het oog op toekomstige regelingen, opdracht gegeven te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat iemand die een materiële vergoeding ontvangt, van de overheid, een bedrijf of een particulier, deze geheel of gedeeltelijk zelf kan houden en niet hoeft te gebruiken voor het betalen van schulden. In dit onderzoek wordt ook vanuit het internationaalrechtelijke kader geanalyseerd wat een dergelijke inbreuk op het eigendomsrecht voor gevolgen heeft voor de positie van de schuldeisers en of er mogelijkheden zijn om in de Faillissementswet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening een dergelijke uitzondering op te nemen. Ik verwacht dat dit onderzoek in de tweede helft van 2022 opgeleverd zal kunnen worden waarna ik uw Kamer nader zal informeren over het verdere proces. In de tussentijd dient de geldende wet- en regelgeving gevolgd te worden en de lijn van het arrest van de Hoge Raad. Er kan niet vooruit worden gelopen op deze uitkomsten in tussenliggende trajecten.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of slachtoffers die een tegemoetkoming kregen na het onderzoek van Commissie De Winter en schulden hebben alsnog met terugwerkende kracht worden gecompenseerd als uit het onderzoek blijkt dat de wet- en regelgeving aangepast kan worden. Ook willen deze leden graag dat in het onderzoek wordt meegenomen wat hier wetgeving technisch gezien voor nodig is.

Antwoord:

In de brief van 15 oktober 2021 heb ik aangegeven dat de Tijdelijke regeling blijft zoals hij is; er wordt dus niet met terugwerkende kracht gecompenseerd. Indien er uit het onderzoek blijkt dat de wet- en regelgeving aangepast zal worden, zal dit alleen consequenties hebben voor toekomstige regelingen.


  1. Kamerstuk 31 839, nr. 790.↩︎

  2. Van de behandelde aanvragen is in circa 85% (3.023 aanvragen) van de gevallen de tegemoetkoming van € 5.000 verstrekt. In 366 gevallen (10%) werd de aanvraag afgewezen. Een aantal van 130 aanvragen (4%) is ingetrokken, 25 aanvragen (1%) zijn buiten behandeling gesteld.↩︎

  3. Bovenmatig geweld (stelselmatig en excessief) houdt in dat het geweld voor de opvoedingscriteria en voor de straf- en tuchtnormen van de tijd waarin het plaatsvond als onacceptabel moet worden beschouwd.↩︎

  4. Voor de Samson-regeling hebben ongeveer 1.000 aanvragers zich gemeld bij het Schadefonds.↩︎

  5. Voor de «Deetman-regeling zijn ongeveer 2.000 aanvragen gedaan bij het Schadefonds.↩︎

  6. Het meldpunt van de commissie heeft tot sluiting (06-01-2019) 942 meldingen gekregen, waarvan 699 binnen de doelgroep van de commissie vielen.↩︎

  7. Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 174↩︎

  8. HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1111, NJ 2007/239.↩︎

  9. Kamerstuk 31 839, nr. 790.↩︎

  10. Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 174↩︎

  11. Minnelijke schuldhulpverlening is een decentrale (gemeentelijke) taak en daarom worden dit soort zaken niet door SZW geregistreerd.↩︎

  12. Kamerstuk 31 839, nr. 790.↩︎

  13. Kamerstuk 24 515 nr. 572↩︎

  14. HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1111, NJ 2007/239.↩︎

  15. Kamerstuk 31 839, nr. 790.↩︎

  16. https://jaarverslag.nvvk.nl/2020/cijfers↩︎

  17. Kamerstuk 24 515, nr. 610↩︎

  18. Panteia (2021). Ophogingen.↩︎

  19. Kamerstuk 31 839, nr. 790.↩︎

  20. Kamerstuk 35 704, nr. 13↩︎