Uitstel beantwoording vragen van het lid Van Nispen over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten
Mededeling (uitstel antwoord)
Nummer: 2021D50047, datum: 2021-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-1119).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2021Z21400:
- Gericht aan: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1119
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten (ingezonden 24 november 2021).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 december 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de reportage van Nieuwsuur over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten?1 Herinnert u zich eerdere Kamervragen over dit onderwerp?2
Vraag 2
Deelt u de mening dat terughoudend moet worden omgegaan met het op deze wijze betrekken van onschuldige derden, nu uit diverse casussen blijkt dat onschuldigen zich ernstig bedreigd en geïntimideerd hebben gevoeld en daar maanden last van hebben gehad, door optreden van, wat dan pas veel later blijkt, undercoveragenten?
Vraag 3
Hoe ver strekt de bevoegdheid die artikel 126j van het wetboek van strafvordering nu precies, mede gelet op de wetsgeschiedenis? Wat is nu wel en wat is nu niet toegestaan richting derden (anderen dan de verdachte zelf) waar het gaat om opsporingsmethoden, die een verregaande inbreuk maakten op de rechten en veiligheidsgevoelens van een onschuldige derde?
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat de rechter in concrete gevallen heeft moeten oordelen dat in concrete zaken het optreden van politie en justitie grenzen is overgegaan, waarmee het openbaar ministerie (OM) naar het oordeel van de rechtbank de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden?3
Vraag 5
Hoe wordt voortaan in de praktijk getoetst of de geplande inzet onder alle omstandigheden proportioneel is en niet kan worden volstaan met de inzet van lichtere middelen (subsidiariteit)?
Vraag 6
Zijn er redenen de regels aan te scherpen, of bijvoorbeeld de OM-aanwijzing te verduidelijken, om duidelijker te maken waar de grenzen liggen voor dit soort politieoptreden? Zo nee, waarom niet?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten (ingezonden 24 november 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.