[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Afgifte vergunning voor export militair materieel naar India

Wapenexportbeleid

Brief regering

Nummer: 2021D50292, datum: 2021-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22054-355).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22054 -355 Wapenexportbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z23701:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 355 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2021

Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 5.549.500,– voor uitvoer van militair materieel naar India.

Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer naar India van een viertal onbemande vaartuigen voor mijnbestrijding en bijbehorende onderdelen en besturingsapparatuur. De vaartuigen zullen door de Indiase marine indien nodig worden gebruikt voor het detecteren, identificeren en onschadelijk maken van mijnen op zee en in de aanlooproutes van de belangrijke havens.

De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.1 Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4)

India en Pakistan zijn sinds 1947 verweven in een territoriaal conflict over de regio Kasjmir. Er zijn 160.000 troepen van de Indiase Border Security Force (BSF) (ca. 70% van het totaal) gestationeerd in de Kasjmir-regio. Er vinden regelmatig beschietingen plaats langs de bestandslijn (de zgn. Line of Control) tussen India en Pakistan. Ook zijn er regelmatig interne conflicten in de Indiase deelstaat Jammu en Kasjmir, als gevolg van het territoriale conflict.

In februari 2021 bereikten India en Pakistan overeenstemming over een staakt het vuren langs de grens, incl. de betwiste regio Kasjmir. Het diepe wantrouwen tegen Pakistan blijft echter bestaan, de twee landen blijven elkaar (bilateraal en in multilaterale fora) beschuldigen van resp. schending van de mensenrechten en steun aan terrorisme. De veiligheidssituatie blijft kwetsbaar.

Naast de situatie in Kasjmir, speelt tussen India en Pakistan een wapenwedloop. Hierbij richt Pakistan zich volledig op competitie met India, dat een grotere militaire capaciteit heeft. Verdere militaire capaciteitsopbouw van India is primair defensief en vooral gericht op de opbouwende dreiging vanuit China. Op het gebied van nucleaire capaciteiten is er een evenwicht tussen India en Pakistan met een vergelijkbaar aantal wapens. Hoewel de relatie tussen India en Pakistan niet is verbeterd, is de kans op verdere militaire escalatie van het conflict tussen beide landen – ondanks de recente ontwikkelingen – nog steeds niet groot. Daarvoor lijken de belangen aan beide kanten te groot.

India heeft ook een territoriaal geschil met China en enkele kleinere grensgeschillen met Nepal. De botsing in de Galwan-vallei tussen India en China (2020) bracht de Indo-Chinese betrekkingen tot een dieptepunt en er is geen concrete oplossing voor het geschil in zicht. De door China nieuw aangenomen «Land Border Law» – die in januari 2022 van kracht wordt – waarbij de Chinese grenzen als «heilig en onschendbaar» worden verklaard, is een nieuw obstakel in dit geschil. De China-Pakistan Economic Corridor (CPEC) van het Chinese Belt and Road Initiative (BRI) wordt gezien als een andere veiligheidsdreiging, aangezien deze door de betwiste regio Kasjmir loopt.

De Indiase marine is niet betrokken bij bovengenoemde conflicten.

Gelet op de aard van de goederen, de afwezigheid van de eindgebruiker binnen bovengenoemde conflicten en het beoogde eindgebruik bestaat er geen duidelijk risico dat de transactie bijdraagt aan agressie of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing aan criterium 4 is positief.

Houding terrorisme/grensoverschrijdende criminaliteit/non-proliferatie (CR6)

India is geen partij bij het Non-proliferatieverdrag (NPV). India heeft daarnaast geen steun uitgesproken voor het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT), en is ook geen lid van de Nuclear Suppliers Group (NSG), maar heeft de richtlijnen van de NSG wel in de eigen wetgeving opgenomen. Aangezien India geen partij is bij het NPV en zelf kernwapens bezit, is de toetsing aan criterium 6 negatief.

In lijn met het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport hoeft een negatieve toetsing aan criterium 6 een positief eindoordeel echter niet per se in de weg te staan. Aangezien de goederen in deze transactie niet proliferatiegevoelig zijn wordt de negatieve toetsing aan criterium 6 niet doorslaggevend geacht in de eindafweging.

Omleidingsrisico (CR7)

Aanvragen naar India worden extra secuur getoetst op het omleidingsrisico naar Myanmar i.v.m. berichtgeving uit juni 2021 van de NGO Justice for Myanmar waarin melding wordt gemaakt van vermeende omleiding van radarsystemen en radartechnologie afkomstig uit EU-landen naar Myanmar door Bharat Electronics Limited, een bedrijf dat onder het Indiase Ministerie van Defensie valt. Dit is in strijd met het geldende EU wapenembargo.

De voorliggende transactie houdt geen verband met Bharat Electronics Limited. Daarnaast betreft de transactie vaartuigen voor mijnbestrijding, een taak waartoe de Indiase marine weinig tot geen capaciteit beschikbaar heeft sinds de laatste Indiase mijnenveger in 2019 uit dienst werd genomen. De Indiase marine heeft daarmee een duidelijk belang bij eigen gebruik van de uit te voeren vaartuigen inclusief bijbehorende onderdelen en besturingsapparatuur, zeker ook gelet op de aanwezigheid van een lange kuststrook en belangrijke zeehavens. Als gevolg hiervan wordt het risico op omleiding van de goederen als zeer gering ingeschat. Toetsing aan criterium 7 is positief.

Ten aanzien van de overige vijf criteria gelden geen bijzonderheden, deze zijn positief getoetst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen


  1. Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008, het meest recent aangepast middels raadsbesluit (GBVB) 2019/1560 van 16 September 2019.↩︎