Voortgang wetsvoorstel inzake wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
Brief regering
Nummer: 2021D50776, datum: 2021-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35869-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35869 -8 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering).
Onderdeel van zaak 2021Z23929:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-01-20 13:00: Procedures en brieven (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-01-20 13:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-02-10 14:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
35 869 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2021
Op 2 december jl. heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel een brief gestuurd waarin ons werd verzocht de Tweede Kamer voorafgaand aan het wetgevingsoverleg van 17 januari 2022 te informeren over de verhouding van het tijdpad van de pilots uit de Innovatiewet Strafvordering tot de volledige modernisering van het Wetboek van Strafvordering. De commissie verzocht ons daarbij in te gaan op de vraag hoe de ervaringen uit de pilots worden meegenomen in het nieuwe wetboek. Voorts verzocht de commissie ons de Tweede Kamer op innovatieve wijze te blijven informeren over de voortgang van de pilots. In onderstaande gaan wij in op deze verzoeken.
De Innovatiewet Strafvordering bevat een vijftal onderwerpen die, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, door middel van pilots zullen worden beproefd in de praktijk. Deze pilots zijn voorbereid en opgezet door de betrokken ketenorganisaties, in samenspraak met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De plannen van aanpak voor deze pilots zijn als bijlagen bij de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 35 869, nr. 6) aan Uw Kamer aangeboden in november 2021. De pilots zullen gedurende de looptijd worden gemonitord en geëvalueerd onder auspiciën van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).
Op dit moment is onze verwachting dat alle pilots kunnen starten zodra de Innovatiewet Strafvordering in werking treedt. Inwerkingtreding van de wet en daarmee de start van de pilots is voorzien rond de zomer 2022. De Innovatiewet Strafvordering geldt voor drie jaar en kan via een daartoe strekkend wetsvoorstel worden verlengd (artikel IV). Twee jaar na inwerkingtreding van het eerste onderdeel van de Innovatiewet wordt een evaluatie van alle pilots aan de beide Kamers van de Staten-Generaal aangeboden (artikel II).
Na inwerkingtreding kunnen de nieuwe mogelijkheden die de Innovatiewet Strafvordering biedt voor een periode van drie jaar worden beproefd in de praktijk. Dit vindt plaats in pilots. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is uiteengezet zijn er financiële middelen om de pilots twee jaar te draaien, maar een derde jaar is wettelijk in ieder geval niet uitgesloten. Uiterlijk na drie jaar moet een besluit worden genomen over de voortzetting van de Innovatiewet en een wetsvoorstel tot verlenging bij de Tweede Kamer zijn ingediend. Om te kunnen beslissen over die verlenging is het van belang dat de Kamer tijdig kan worden geïnformeerd over de doeltreffendheid en de effecten van de Innovatiewet. Dat gebeurt via de evaluatie van de pilots die daarom al eerder plaatsvindt. Feitelijk worden de pilots doorlopend gemonitord en worden de eerste uitkomsten daarvan dus binnen twee jaar bekend. In het geval onderdelen van de Innovatiewet Strafvordering positief worden ontvangen en uit de evaluatie volgt dat ze van waarde blijken voor de huidige praktijk, valt niet uit te sluiten dat de wens ontstaat om bepalingen uit de Innovatiewet te kunnen blijven gebruiken totdat het nieuwe Wetboek van Strafvordering in werking treedt. Een dergelijke voortzetting van die onderwerpen moet dan plaatsvinden door indiening van een wetsvoorstel tot verlenging van de Innovatiewet. Als de uitkomsten van de evaluaties later dan twee jaar na inwerkingtreding bekend worden, ontstaat het risico dat niet tijdig een wetsvoorstel tot verlenging kan zijn ingediend, met als gevolg dat de desbetreffende regelingen vervallen. De praktijk kan dan, ondanks een eventuele positieve evaluatie, niet langer gebruikmaken van deze nieuwe mogelijkheden en is voor het vervolg afhankelijk van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Vier van de vijf onderdelen uit de Innovatiewet zijn namelijk ook opgenomen in het wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Dit wetsvoorstel is in april 2021 voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Het advies van de Afdeling advisering over het nieuwe wetboek wordt verwacht in het voorjaar van 2022. Het is gezien de tijd die de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel zal vergen en de tijd die zal zijn gemoeid met de implementatie van het nieuwe wetboek aannemelijk dat tussen het moment waarop de Innovatiewet vervalt en de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering nog een zekere periode zal verlopen. Daarom is de mogelijkheid tot verlenging van de Innovatiewet zoals hierboven beschreven zo van belang. We willen daarmee voorkomen dat de praktijk de nieuwe mogelijkheden die de Innovatiewet Strafvordering biedt, moet missen in de periode tussen het moment dat de Innovatiewet verloopt en het nieuwe wetboek in werking treedt.
De uitkomsten van de evaluatie van de pilots worden niet alleen betrokken bij een eventuele verlenging van de Innovatiewet. Ze worden uiteraard ook meegenomen in de verdere voorbereiding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Zij kunnen leiden tot aanpassingen van de voorstellen in het nieuwe wetboek, of in het geval van de hulpofficier van justitie, tot opname in het nieuwe wetboek. Dat kan dus pas plaatsvinden als die evaluatie bekend is; eind 2024 of begin 2025. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is uiteengezet zijn wij van mening dat eventuele aanpassing niet zou moeten leiden tot vertraging van het wetstraject van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Indien wijzigingen in het nieuwe wetboek wenselijk worden bevonden zullen deze daarom plaatsvinden middels een zgn. aanvullingswet. Deze aanvullingswet doorloopt het gehele wetgevingsproces. Dat betekent dat die wet na formele consultatie en advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State, aan Uw Kamer wordt voorgelegd.
De ervaringen uit de pilots worden dus op twee manieren gebruikt:
1. Om de Kamer in de gelegenheid te stellen te beslissen over eventuele verlenging van de Innovatiewet; en
2. Om de voorstellen zoals die zijn opgenomen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering middels een aanvullingswet aan te passen of, in het geval van de hulpofficier van justitie, de desbetreffende regeling ook in het nieuwe wetboek op te nemen.
Naast het hiervoor behandelde verzoek over het tijdpad heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid ons verzocht om Uw Kamer op innovatieve wijze te blijven informeren over de voortgang van de pilotprojecten. Daartoe zijn wij graag bereid. Zoals in het voorgaande bleek, wordt Uw Kamer in ieder geval twee jaar na het moment van inwerkingtreding van de Innovatiewet Strafvordering geïnformeerd over de pilots middels de uitkomsten van de evaluatie. Wij zijn graag bereid Uw Kamer middels de voortgangsrapportages over het nieuwe Wetboek van Strafvordering ook te informeren over de voortgang van de pilots die op basis van de Innovatiewet Strafvordering zullen worden uitgevoerd. De volgende (zevende) voortgangsrapportage zal naar verwachting voorjaar 2022 aan de Tweede Kamer worden gezonden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker