[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Vestering over de sterfte en slacht van geitenlammetjes binnen een week na hun geboorte

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D50790, datum: 2021-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-1171).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z19201:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1171

Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de sterfte en slacht van geitenlammetjes binnen een week na hun geboorte (ingezonden 2 november 2021).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 december 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 799.

Vraag 1

Herinnert u zich dat u heeft bevestigd dat in vijf en een half jaar tijd in totaal meer dan 10.000 pasgeboren geitenlammetjes zijn afgevoerd naar het slachthuis, terwijl zij volgens de beschikbare registratie nog geen week oud waren?1

Antwoord 1

Zoals ik in antwoord op eerdere schriftelijke vragen van het lid Vestering heb aangegeven is het aannemelijk dat de door geitenhouders in het Identificatie- en Registratiesysteem (hierna I&R-systeem) vastgelegde gegevens over de leeftijd waarop geitenlammeren afgevoerd worden naar het slachthuis geen accurate weergave van de werkelijkheid is (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 243). Tot 1 november 2020 waren geitenhouders namelijk niet verplicht om de exacte geboortedatum van een geitenlam te registreren. Uitsluitend de registratie van het geboortejaar was verplicht. Op basis van gegevens van voor 1 november 2020 kunnen daarom geen conclusies getrokken worden over het aantal geitenlammeren dat binnen zeven dagen na geboorte is afgevoerd.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat het vlees van geitenlammetjes van jonger dan één week die worden aangevoerd op slachthuizen om daar te worden geslacht, niet mag worden bestemd voor menselijke consumptie?2 Hoeveel van deze 10.000 dieren zijn na de slacht afgevoerd naar destructie?

Antwoord 2

Verordening (EU) nr. 2019/627 schrijft voor dat vlees van dieren die bij de slachting nog geen zeven dagen oud zijn, ongeschikt verklaard moet worden voor menselijke consumptie. Het is niet bekend hoeveel bokjes in de periode zoals genoemd in vraag 1 voor destructie zijn afgevoerd. Deze gegevens worden niet bijgehouden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Vraag 3

Hoeveel geitenlammetjes zijn er binnen zeven dagen na hun geboorte aangevoerd in het slachthuis sinds 1 november 2020, het moment waarop het voor geitenhouders verplicht werd om de exacte geboortedatum te registreren in het Identificatie en Registratiesysteem (I&R-systeem)? Hoeveel van deze dieren zijn afgevoerd naar destructie?

Antwoord 3

In de periode november 2020 tot en met november 2021 zijn 1.829 geitenlammeren aangevoerd in het slachthuis, die volgens de in I&R geregistreerde geboorte- en afvoerdatum nog geen zeven dagen oud waren, aangevoerd op een slachthuis in Nederland.

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 moet vlees van dieren die bij de slachting nog geen zeven dagen oud zijn, ongeschikt verklaard worden voor menselijke consumptie. Het is niet bekend hoeveel van de 1.829 lammeren uiteindelijk voor destructie zijn afgevoerd. Deze gegevens worden niet bijgehouden door de NVWA.

Vraag 4

Wat vindt u ervan dat er steeds meer jonge geitenlammetjes worden afgevoerd naar slachthuizen om gedood te worden, niet bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie, maar om van deze «overtollige» dieren af te komen?

Antwoord 4

Ik deel de zorg over geitenlammeren die op een te jonge leeftijd bij het slachthuis worden aangevoerd. Ik heb echter geen informatie waaruit zou blijken dat dit een doelbewuste praktijk is om van deze «overtollige» dieren af te komen, zoals de vraag suggereert. Eerder lijkt hier sprake van onbekendheid bij (een deel van) de melkgeitenhouderij met de bepaling uit Verordening (EU) nr. 2019/627, dat vlees van dieren die bij de slachting nog geen zeven dagen oud zijn ongeschikt verklaard moet worden voor menselijke consumptie, en met de bepaling uit Verordening (EU) nr. 2004/853, dat alleen voor de slacht bestemde levende dieren mogen worden binnengebracht in een slachtinrichting. Deze beide bepalingen zijn immers van toepassing op exploitanten van slachthuizen, niet (direct) op de primaire houder van melkgeiten. Het is daarom zeer wel denkbaar dat deze bepaling bij (een deel van) de primaire houders van melkgeiten niet bekend is. Ik ben met de vakgroep melkgeitenhouderij van LTO in gesprek over gerichte communicatie om de bekendheid met deze bepalingen te vergroten en zo de ketenverantwoordelijkheid voor naleving te versterken.

Vraag 5

Op welke manier wijst de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) exploitanten van slachthuizen op het feit dat dit niet is toegestaan? Wat is hiervan sinds deze waarschuwingen in 2019 het effect geweest?

Antwoord 5

De aanvoer van dieren met als enige doel ze te doden en af te voeren ter destructie is niet toegestaan. Exploitanten van slachthuizen zijn er in het najaar van 2019 door bedrijvenbeheerders van de NVWA op gewezen dat alleen dieren aangevoerd mogen worden op slachthuizen wanneer zij geslacht kunnen worden voor menselijke consumptie. Alleen dieren van zeven dagen en ouder mogen voor menselijke consumptie worden geslacht.

Het overgrote deel van de geitenlammeren wordt op Nederlandse slachthuizen aangevoerd om te worden geslacht voor menselijke consumptie. Een slachthuisexploitant heeft vervolgens de keuze om deze dieren, na levende keuring door een dierenarts van de NVWA, niet te bestemmen voor menselijke consumptie. Afvoer als dierlijk bijproduct categorie 2 of 3 kan dan een optie zijn.

Welk effect de waarschuwingen en welk effect de verplichte registratie van de geboortedatum hebben gehad is moeilijk van elkaar te onderscheiden. Feit is dat in de periode tussen november 2020 en november 2021 volgens de I&R-registratie nog 1.829 geitenlammeren op een te jonge leeftijd zijn aangevoerd bij slachthuizen. Dit aantal moet naar beneden. In antwoord op eerdere vragen van het lid Vestering heb ik aangegeven dat het bepalen van de exacte leeftijd van een geitenlam aan de hand van uiterlijke kenmerken vrijwel niet mogelijk is, tenzij er sprake is van een evident verschil tussen de fysieke kenmerken van een individueel dier en de leeftijd zoals deze is geregistreerd in I&R (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 243). Daardoor is het veelal niet mogelijk om met zekerheid vast te stellen of sprake is van een overtreding van I&R-verplichtingen en/of van regels met betrekking tot de minimale leeftijd waarop lammeren geslacht mogen worden. Daarom zal ik de NVWA verzoeken om slachthuizen nogmaals te wijzen op de vigerende Europese regelgeving. Tegelijkertijd zal ik via LTO Nederland ook primaire houders van melkgeiten wijzen op de regels over de minimale leeftijd waarop lammeren bij slachthuizen aangevoerd mogen worden.

Vraag 6

Welke maatregelen heeft u zelf genomen om dit te voorkomen?

Antwoord 6

In 2019 zijn er met mijn departement diverse gesprekken gevoerd met de NVWA om tot een plan van aanpak te komen om de aanvoer van dieren met als enige doel ze te doden en af te voeren ter destructie te stoppen. In antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven welke actie de NVWA daarop heeft genomen. Resultaat daarvan is dat het overgrote deel van de geitenlammeren op Nederlandse slachthuizen geslacht wordt voor menselijke consumptie. Desondanks worden er nog teveel geitenlammeren op een te jonge leeftijd aangevoerd bij slachthuizen. In antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven welke maatregelen ik ga nemen.

Vraag 7

Denkt u dat consumenten die geitenkaas of andere producten van geitenzuivel kopen, zich bewust zijn van de aantallen geitenlammetjes die worden geboren en op zeer jonge leeftijd worden geslacht om de zuivelproductie van hun moeders op gang te houden? Zo ja, waarop baseert u dat? Zo nee, op welke manier gaat u hiervoor zorgen, aangezien u het belangrijk vindt dat consumenten weten waar hun voedsel vandaan komt?

Antwoord 7

Uit de tweejaarlijkse Agrifoodmonitor3 blijkt dat consumenten steeds beter geïnformeerd willen worden over de herkomst en samenstelling van hun voedsel en steeds vaker bewust kiezen voor producten die met aandacht voor dierenwelzijn en duurzaamheid zijn geproduceerd. Producenten spelen hier meer en meer op in door informatie te verschaffen over de herkomst en samenstelling van hun producten en door lokaal producten aan te bieden. Tegelijkertijd is er, onder andere door de verstedelijking en de afname van de agrarische beroepsbevolking, ook sprake van een (toenemende) afstand tussen boeren en consumenten en een gebrek aan kennis over de wijze waarop landbouwproducten worden geproduceerd. Dit zal, in meer of minder mate, ook gelden voor kennis over de wijze waarop melkgeiten worden gehouden en geitenmelk wordt geproduceerd.

Het is mijn taak om er op toe te zien dat alle partijen in de keten zich houden aan de vigerende regelgeving, onder andere op het gebied van dierenwelzijn, identificatie en registratie, transport en slacht. Daarnaast zijn voedselproducenten gehouden aan regels omtrent etikettering. Dit alles moet borgen dat de producten die door consumenten worden gekocht zijn geproduceerd met inachtneming van de geldende regels. Steeds meer consumenten verdiepen zich in de wijze waarop dieren gehouden worden, wat de herkomst van hun voedsel is en onder welke omstandigheden dit voedsel wordt geproduceerd. Steeds meer agrariërs bieden hierover transparantie, bijvoorbeeld met open dagen, zichtstallen, webcams en informatie via een eigen website.

Vraag 8

Kunt u bevestigen dat u in beantwoording op schriftelijke vragen erkent dat het doorgaans niet mogelijk is voor de NVWA om bij het slachthuis met zekerheid vast te stellen of sprake is van een overtreding van I&R-verplichtingen en/of dat lammetjes jonger dan een week oud geslacht worden?4 Erkent u daarmee dat het I&R-systeem fraudegevoelig is dat er dus makkelijk mee gesjoemeld kan worden?

Antwoord 8

Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 5 is het bepalen van de exacte leeftijd van een geitenlam aan de hand van uiterlijke kenmerken vrijwel niet mogelijk, tenzij er sprake is van een evident verschil tussen de fysieke kenmerken van een individueel dier en de leeftijd zoals deze is geregistreerd in I&R. Ik erken dat het voor de NVWA daarom veelal niet mogelijk is om bij de aanvoer van geitenlammeren op een slachthuis met zekerheid vast te stellen of sprake is van een overtreding van I&R-verplichtingen en/of van regels met betrekking tot de minimale leeftijd waarop lammeren aangevoerd en geslacht mogen worden.

Het I&R-systeem heeft als hoofddoel de herkomst en locatie van dieren te traceren in geval van de uitbraak van een besmettelijke dierziekte. Voor dit hoofddoel volstaat een sluitende registratie van de herkomst (geboortelocatie) en actuele verblijfplaats van geiten. De aanscherping van de I&R-regelgeving, zoals deze per 1 november 2020 van kracht is geworden, dient niet dit hoofddoel maar een nevendoel, namelijk het verkrijgen van een beter inzicht in de sterfte onder geitenlammeren, waarbij onder andere onderscheiden kan worden tussen sterfte onder vrouwelijke (de sikjes) en de sterfte onder mannelijke lammeren (de bokjes).

Bezien vanuit het hoofddoel, te weten het traceren van herkomst en locatie van individuele geiten, is het I&R-systeem niet fraudegevoelig. Bezien vanuit het nevendoel, namelijk het verkrijgen van (een beter) inzicht in de sterfte onder lammeren, biedt het I&R-systeem de mogelijkheid om een andere geboortedatum dan de feitelijke geboortedatum te registeren. De registratie van een foutieve geboortedatum heeft geen gevolgen voor de registratie van sterfte. Wel kan met een foutieve geboortedatum de afvoer van te jonge geitenlammeren worden verdoezeld. Of en in welke mate dit gebeurt is niet vast te stellen.

Vraag 9

Hoe kunt u uitsluiten dat het vlees van geitenlammetjes die zijn geslacht terwijl zij nog geen week oud zijn, terecht komt in de voedselketen, waardoor de Europese Verordening nr. 2019/627 wordt overtreden?

Antwoord 9

De controle op de leeftijd van geitenlammeren is primair de verantwoordelijkheid van het slachthuis en vindt plaats bij de aanvoer op basis van de I&R-registratie. De NVWA houdt (steekproefsgewijs) toezicht op deze controle. Indien slachthuismedewerkers of keurders het vermoeden hebben dat dieren in werkelijkheid jonger zijn dan de leeftijd die in I&R is geregistreerd, dan moeten zij hiervan melding doen bij de NVWA. Hierbij dient opgemerkt te worden dat, zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 en 8, het bepalen van de exacte leeftijd van een geitenlam aan de hand van uiterlijke kenmerken vrijwel niet mogelijk is. Daardoor is het veelal niet mogelijk om met zekerheid vast te stellen of sprake is van een overtreding van I&R-verplichtingen en/of van regels met betrekking tot de minimale leeftijd waarop lammeren geslacht mogen worden. Op basis van de beschikbare informatie en waarnemingen wordt een keuringsbeslissing volgens Verordening (EU) nr. 2019/627 door de officiële dierenarts van de NVWA genomen.

Vraag 10

Erkent u dat het verhogen van de minimum leeftijd voor het vervoer van geitenlammetjes zou voorkomen dat dieren die nog geen 7 dagen oud zijn, illegaal worden afgevoerd naar de slacht, dat ze worden afgevoerd naar destructie of juist in strijd met Europese regelgeving in de humane voedselketen belanden en dat u dan ook niet hoeft te controleren of de afstand waarover deze jonge dieren worden vervoerd meer dan 100 kilometer bedraagt?

Antwoord 10

Vlees van geitenlammeren die bij de slachting nog geen zeven dagen oud zijn moet, op grond van Verordening (EU) nr. 2019/627, ongeschikt verklaard worden voor menselijke consumptie. Exploitanten van slachthuizen controleren hierop bij de aanvoer van geitenlammeren, met gebruikmaking van de gegevens uit het I&R-systeem. De NVWA houdt toezicht op de naleving.

Een transportverbod in de eerste zeven levensdagen voegt aan deze bestaande verplichtingen uit de EU-Verordening niets toe. Een eventueel transportverbod zou immers op grond van dezelfde gegevens uit het I&R-systeem gecontroleerd en gehandhaafd moeten worden.

Daarnaast zou een transportverbod in de eerste zeven levensdagen beperkingen opleggen aan melkgeitenhouders die hun geitenbokjes af laten mesten bij een bokkenmester.

Vraag 11

Waarom kiest u er dan toch voor om te wachten tot de regels rond transporttijden en minimum transportleeftijd op Europees niveau worden aangescherpt, terwijl het voorbeeld van Duitsland (dat de minimum leeftijd voor het vervoer van kalfjes verhoogt naar 28 dagen) laat zien dat dit ook op nationaal niveau kan worden aangepast?

Antwoord 11

Tijdens de behandeling van de begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022 in Kamer op donderdag 2 december jongstleden heb ik, in reactie op de (aangehouden) motie van het lid Vestering (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 54), waarin de regering wordt verzocht een einde te maken aan het transport van kalfjes die jonger zijn dan 28 dagen, toegezegd dat ik eerst goed bekijk wat er in Duitsland speelt als het gaat om de minimum transportleeftijd van kalveren, ook in relatie tot de transportverordening (Verordening (EU) nr. 1/2005), en uw kamer hierover zal berichten.

Vraag 12

Waarom stelt u in deze antwoorden: «Met de registratie van doodgeboortes is het mogelijk om beter en eerder zicht te krijgen in het percentage vroegtijdige sterfgevallen in de sector als geheel en bij individuele ondernemers,» wetende dat geitenlammetjes ook bij sterfte binnen zeven dagen opgegeven mogen worden als «doodgeboren»?

Antwoord 12

Geitenlammeren dienen, op grond van de per 1 november 2020 aangescherpte regels rond identificatie en registratie, uiterlijk zeven dagen na geboorte gemerkt en geregistreerd te worden in het I&R-systeem. Het merken en registreren mag ook eerder plaatsvinden. Dat is aan de individuele melkgeitenhouder. Er is bewust gekozen voor een wettelijke termijn van zeven dagen. In de eerste plaats omdat het merken van geitenlammeren snel na geboorte kan resulteren in problemen op het gebied van dierenwelzijn en -gezondheid. In de tweede plaats moet het merken en registreren van geitenlammeren ook praktisch haalbaar zijn voor ondernemers, ook in het aflammerseizoen, veelal de drukste periode op een melkgeitenhouderij. Overigens wil ik uw Kamer er op wijzen dat de registratie van doodgeboortes en van sterfte onder gemerkte en geregistreerde lammeren uitsluitend informatie geeft over het aantal en het percentage vroegtijdige sterfgevallen, niet over de oorzaak van de sterfgevallen.

Registratie van sterfte van lammeren (alsook van volwassen geiten) die gemerkt en geregistreerd zijn, dient plaats te vinden in het I&R-systeem. Doodgeboren lammeren (in de laatste week van de dracht) en lammeren die in de eerste week na geboorte en voordat zij geregistreerd zijn in het I&R-systeem sterven, dienen als «doodgeboren» opgegeven te worden. Hier is voor gekozen om ook zicht te houden op de sterfte van lammeren voordat registratie heeft plaatsgevonden. Het is de verwachting dat met de per 1 november 2020 aangescherpte I&R-verplichting voor melkgeitenhouders met 50 melkgeiten of meer er een beter zicht ontstaat op het aantal en het percentage sterfgevallen. Met deze informatie kan de sector gerichter invulling geven aan de benchmark voor sterfte die in het private ketenkwaliteitssysteem KwaliGeit is geïmplementeerd en aan de maatregelen uit het Plan van aanpak welzijn geitenbokjes.

Vraag 13

Erkent u dat er juist géén zicht is op de hoge sterfte onder geitenlammetjes, wanneer er in de registratie geen onderscheid wordt gemaakt tussen daadwerkelijk doodgeboren lammetjes en lammetjes dit in hun eerste week overlijden? Wat gaat u eraan doen om dit te veranderen?

Antwoord 13

Voor de aanscherping hoefden lammeren pas zes maanden na geboorte gemerkt en geregistreerd te worden. Sterfte in de eerste zes maanden kon vrij eenvoudig buiten de administratie gehouden worden door karkassen af te laten voeren naar de destructie. Doel van de aanscherping van de I&R-verplichting is om een beter zicht te krijgen op het werkelijke percentage sterfte onder geitenlammeren, ook van sterfte die plaatsvindt in de laatste week van de dracht en de sterfte die plaatsvindt na geboorte, maar voordat I&R-registratie heeft plaatsgevonden. Voor het vaststellen van het percentage sterfte is het onderscheid tussen daadwerkelijk doodgeboren lammeren en lammeren die na geboorte sterven niet noodzakelijk. Indien een melkgeitenhouder een meer dan gemiddeld aantal daadwerkelijk doodgeboren lammeren op zijn bedrijf vaststelt, dan is het aan deze ondernemer zelf om, samen met zijn dierenarts, onderzoek te doen naar de mogelijke oorzaak en dienovereenkomstig maatregelen te treffen.

Vraag 14

Kunt u bevestigen dat de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1156) die de regering oproept om zelf een plan van aanpak op te stellen voor het voorkomen van ziekte en sterfte onder bokjes, is aangenomen in juli 2021?

Antwoord 14

Ja.

Vraag 15

Erkent u daarmee dat deze Kameruitspraak is gedaan nadat u de Kamer heeft geïnformeerd over de (voortgang van de) plannen van de sector, in uw brief van oktober 2020, en dat de Kamer u daarmee duidelijk heeft verzocht om zélf met een plan van aanpak te komen, ongeacht de lopende inzet van de sector? (Kamerstuk 28 286, nr. 1130).

Antwoord 15

Ja.

Vraag 16

Kunt u uiteenzetten waarom u deze oproep van de Kamer ter zijde meent te kunnen leggen?

Antwoord 16

Zoals aangegeven in antwoord op eerder genoemde vragen van het lid Vestering werkt de sector, in het kader van het sectorplan Versnelling verduurzaming van de melkgeitenhouderij, hard aan het verbeteren van het welzijn en de gezondheid van geitenlammeren en aan het terugdringen van vroegtijdige sterfte. De sector heeft alle plannen voorgelegd aan de achterban en hiervoor brede steun gekregen. Zo werkt de sector, in nauw overleg met Wageningen UR en in het kader van de Publiek Private Samenwerking (PPS) Versnelling verduurzaming van de melkgeitenhouderij, aan de ontwikkelingen van een diergebonden welzijnsmonitor, wordt het dashboard waarop lammersterfte inzichtelijk wordt gemaakt voor melkgeitenhouders geactualiseerd op basis van de aangescherpte I&R-registratie en is er een start gemaakt met de ontwikkeling en validatie van een lamopfoktool, waarmee melkgeitenhouders een integraal beeld moeten krijgen van alle relevante aspecten rond de zorg van jonge dieren op hun bedrijf. Daarnaast loopt er vanuit mijn ministerie, onder andere met de melkgeitensector, op het onderwerp zorg jonge dieren ook een apart traject om te komen tot een benchmark Zorg jonge dieren. In mijn brief aan uw Kamer van 23 november jongstleden heb ik u geïnformeerd over de volgende stap tot een opdracht aan de Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit (Kamerstuk 35 925 XIV, 21).

Het is mijn overtuiging dat de sector doordrongen is van de noodzaak om blijvend te werken aan het verbeteren van het welzijn en de gezondheid van geitenlammeren. De stappen om hier concreet invulling aan te geven worden, ook samen met mijn ministerie, gezet en het merendeel van de ondernemers staat positief tegenover de plannen. Een top down benadering, waarbij de overheid een plan van aanpak opstelt en oplegt aan de sector, heeft geen toegevoegde waarde en kan mogelijk zelfs demotiverend werken.

Ik zeg uw Kamer toe dat ik de voortgang in de sector nauwlettend zal monitoren. Ik zal daartoe in het eerste kwartaal van 2022 een analyse laten uitvoeren op de sterftecijfers over 2021, het eerste volledige kalenderjaar dat de I&R-registratie is aangescherpt. Ik zal uw Kamer over de resultaten hiervan uiterlijk in april 2022 informeren.

Vraag 17

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

Antwoord 17

Ja.


  1. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3725↩︎

  2. Volgens de Europese Verordening nr. 2019/627↩︎

  3. https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onderzoeksprojecten-LNV/Expertisegebieden/kennisonline/Agrifoodmonitor-2020.htm↩︎

  4. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3725↩︎