[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36006 Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren

Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren

Voorstel van wet

Nummer: 2021D51402, datum: 2021-12-22, bijgewerkt: 2024-06-02 10:51, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36006-2).

Onderdeel van kamerstukdossier 36006 -2 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren.

Onderdeel van zaak 2021Z24189:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

36 006 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het vereiste van overeenstemming over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van rechterlijke ambtenaren, waaraan individuele rechterlijke ambtenaren rechten kunnen ontlenen dan wel die plichten voor hen kunnen meebrengen, te herpositioneren, en daartoe onder meer de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen, zodanig dat het internationaalrechtelijk beschermde recht op collectieve onderhandelingen voor rechterlijke ambtenaren beter gewaarborgd blijft;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, wordt «de artikelen 7, 9, eerste en derde lid, en 13 tot en met 16» vervangen door «de artikelen 1ab, 7 en 9, eerste en derde lid,».

2. In onderdeel d wordt «of geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in artikel 46 van deze wet» vervangen door «of een andere geldelijke tegemoetkoming bij of krachtens deze wet».

B

Na artikel 1aa worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1ab

1. Voor zover deze onderwerpen niet in deze wet zijn geregeld, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld betreffende:

a. benoeming, plaatsing en beëdiging;

b. salaris, bezoldiging en andere financiële arbeidsvoorwaarden;

c. arbeidsduur, werktijd en werkverdeling;

d. vakantie en verlof;

e. arbeidsgezondheidskundige begeleiding en voorzieningen in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid;

f. ontslag, herplaatsing, schorsing en disciplinaire maatregelen ten aanzien van niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding;

g. rechten en plichten bij reorganisatie;

h. voorzieningen in geval van werkloosheid;

i. ambtskostuum;

j. installatie;

k. de gevallen waarin berichten inzake de rechtspositie van de rechterlijk ambtenaar in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend elektronisch verzonden behoeven te worden en de voorwaarden die daarbij in acht worden genomen;

l. bescherming bij de arbeid;

m. overige rechten en verplichtingen.

2. De voorschriften, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld met inachtneming van de onafhankelijkheid van de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 1ac

1. De Sectorcommissie rechterlijke macht bestaat uit vertegenwoordigers van:

a. de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak;

b. andere door Onze Minister tot het overleg toegelaten verenigingen of centrales van verenigingen van ambtenaren, die onder meer gelet op het aantal rechterlijke ambtenaren dat zij vertegenwoordigen, eveneens als representatief kunnen worden aangemerkt en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

a. de wijze waarop met de Sectorcommissie rechterlijke macht overleg wordt gepleegd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de rechterlijke ambtenaren, alsmede de gevallen waarin overeenstemming in dat overleg dient te worden bereikt;

b. het inwinnen van advies van een commissie over een geschil en het onderwerpen van een geschil aan een arbitrale uitspraak van een commissie door de deelnemers aan het in onderdeel a bedoelde overleg, waaronder in elk geval regels over de procedure voorafgaand aan het voorleggen van een geschil aan de commissie en over de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de samenstelling, de werkwijze, de besluitvorming, de stemverhouding daaronder begrepen, de onderwerpen waarover de Sectorcommissie Onze Minister dient in te lichten, de intrekking en schorsing van de toelating van verenigingen of centrales van verenigingen tot de Sectorcommissie en de schorsing van vertegenwoordigers in de Sectorcommissie.

4. Voor zover de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde gevallen aangelegenheden betreffen waaraan individuele rechterlijke ambtenaren rechten kunnen ontlenen dan wel die plichten voor hen kunnen meebrengen, strekt de eis van overeenstemming met de Sectorcommissie rechterlijke macht zich tevens uit tot onderwerpen geregeld in deze wet.

C

Het opschrift van Hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2. Benoeming en beëdiging

D

De artikelen 5d en 5e vervallen.

E

In artikel 5g wordt «volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de bijlage bij de wet» vervangen door «een overeenkomstig een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld formulier».

F

Artikel 6 vervalt.

G

In artikel 7 vervallen het tweede en derde lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

H

In artikel 9, eerste lid, wordt «bij en krachtens artikel 7» vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7».

I

De artikelen 13 tot en met 16 vervallen.

J

De artikelen 18 tot en met 19b vervallen.

K

Artikel 40 vervalt.

L

De artikelen 45 en 46 vervallen.

M

In artikel 46kb vervalt «, bedoeld in artikel 5b, eerste lid,».

N

In artikel 46n wordt «artikel 54» telkens vervangen door «artikel 1ab».

O

Hoofdstuk 8 vervalt.

P

Artikel 54 vervalt.

Q

De bijlage als bedoeld in artikel 5g, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervalt.

ARTIKEL II

De Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «bij en krachtens artikel 7» vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7» en vervalt «, en dat daarop de artikelen 6, 13 tot en met 15, 17, eerste tot en met vijfde lid, en 18 tot en met 19 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing zijn».

2. In onderdeel c wordt «bij en krachtens artikel 7» vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7».

3. In onderdeel d vervalt «nadere».

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen, onder vernummering van de onderdelen f en g tot d en e, de onderdelen d en e.

2. In het tweede lid vervallen de onderdelen b en d en wordt onderdeel c vernummerd tot onderdeel b.

ARTIKEL III

De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «bij en krachtens artikel 7» vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7» en vervalt «, en dat daarop de artikelen 6, 13 tot en met 15, 17, eerste tot en met vijfde lid, en 18 tot en met 19 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing zijn».

2. In onderdeel c wordt «bij en krachtens artikel 7» vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7».

3. In onderdeel d vervalt «nadere».

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen, onder vernummering van de onderdelen f en g tot d en e, de onderdelen d en e.

2. In het tweede lid vervallen de onderdelen b en d en wordt onderdeel c vernummerd tot onderdeel b.

ARTIKEL IV

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16, eerste lid, wordt «bij en krachtens artikel 7» telkens vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7» en vervalt «De artikelen 6, 13 tot en met 15, en 17 tot en met 19 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn hierop van overeenkomstige toepassing.».

B

Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij en krachtens artikel 7» vervangen door «bij en krachtens de artikelen 1ab en 7» en vervalt «De artikelen 6, 13 tot en met 15, en 17 tot en met 19 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn hierop van overeenkomstige toepassing.».

2. Het zevende lid komt te luiden: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de uitoefening van rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van een rechterlijk lid door de Raad uitgezonderd het rechterlijk lid.

ARTIKEL V

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren, het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, het Besluit opleiding rechters en officieren en het Kostuum- en titulatuurbesluit mede op de artikelen 1ab en 1ac van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer), Kamerstukken 35 261 tot wet is of wordt verheven en artikel XXIX van die wet:

a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onder B, van deze wet, wordt hierin in artikel 1ab, onderdeel k, «artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8»;

b. later in werking treedt dan artikel I, onder B, van deze wet, wordt in artikel XXIX van die wet «artikel 54, onder i» vervangen door «artikel 1ab, onderdeel k».

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,