[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Terugvordering schulden 2021 in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2021D51532, datum: 2021-12-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-952).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -952 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2021Z24252:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 066 Belastingdienst

Nr. 952 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 december 2021

Aanleiding

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire worden publieke schulden over de jaren tot 2021 van de gedupeerde ouders kwijtgescholden. UWV, SVB, DUO en gemeenten zijn hiermee sinds 1 juli jl. gestart. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer hierover op 17 juni jl. geïnformeerd1. In deze brief informeer ik u over de terugvordering van publieke schulden die in 2021 bij mogelijk gedupeerde ouders zijn ontstaan. Deze terugvorderingen zijn in eerste instantie gepauzeerd. Op het moment dat alsnog tot terugvordering wordt overgegaan, sta ik in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire voor deze specifieke categorie terugvorderingen toe dat deze ouders niet worden geconfronteerd met een hogere terugbetaling dan wanneer zij in 2021 hadden kunnen terugbetalen.

Kwijtschelding en pauzeren van publieke schulden

De publieke schulden van gedupeerde ouders die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2020 worden kwijtgescholden, voor zover ze nog niet zijn voldaan. Daarnaast heeft het kabinet de betrokken uitkeringsinstanties opdracht gegeven de inning van de terugvordering van schulden te pauzeren, als iemand zich heeft gemeld als een mogelijk gedupeerde. Dit geldt ook voor publieke schulden die in 2021 zijn ontstaan en niet voor kwijtschelding in aanmerking komen. Omdat de inning van publieke schulden uit 2021 is gepauzeerd, hoeven ouders deze dit jaar niet terug te betalen. De terugbetaling vindt op z’n vroegst in 2022 plaats.

Als een uitkering onterecht verstrekt blijkt te zijn, dient UWV deze bruto terug te vorderen. Als de terugvordering plaatsvindt in hetzelfde kalenderjaar als waarin de uitkering is uitbetaald, kan UWV de loonheffing via het loonaangifteproces zelf terughalen bij de Belastingdienst en kan betrokkene volstaan met terugbetalen van een netto bedrag. Bij overschrijding van de jaargrens dient de terugvordering daadwerkelijk bruto terugbetaald te worden. UWV mag de loonheffing dan niet meer corrigeren richting de Belastingdienst. Dat betekent dat voor betrokkene de loonheffing gecorrigeerd wordt in de Inkomstenbelasting voor het jaar waarin betrokkene terugbetaalt.

Schulden bij het UWV

UWV stelt uitkeringen bruto vast. Net zoals werkgevers en andere uitkeringsinstanties dat doen, houdt UWV loonheffing op de uitkering in en keert het resterende bedrag netto uit. Dit nettobedrag komt bij de betrokkene zelf terecht en de door UWV ingehouden loonheffing wordt rechtstreeks ten behoeve van betrokkene afgedragen aan de Belastingdienst via het loonaangifteproces. De afdracht van de loonheffing is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dat betekent dat de verschuldigde inkomstenbelasting wordt verlaagd met de al ingehouden loonheffing.

Bij het terugvorderingsproces onderscheidt UWV drie tijdsmomenten: 1) het moment van uitbetalen van de uitkering; 2) het moment van opleggen van de terugvordering van de uitkering; 3) het moment van daadwerkelijk terugbetalen van de terugvordering van de uitkering. Als tussen de tijdsmomenten 1) en 3) geen overgang van een kalenderjaar zit, dan mag betrokkene volstaan met het terugbetalen van een nettobedrag, omdat UWV de terugbetaling verantwoordt als negatief loon waarbij UWV de loonheffing terughaalt bij de Belastingdienst.

Zit er tussen deze tijdsmomenten wel een overgang van een kalenderjaar, dan moet betrokkene het brutobedrag terugbetalen en mag UWV de loonheffing niet meer terughalen bij de Belastingdienst. UWV verantwoordt via het loonaangifteproces het terugbetaalde bedrag als negatief loon waarmee de Belastingdienst voor de inkomstenbelasting rekening houdt.

UWV: ouders niet confronteren met het volledige terugvorderingsbedrag

Omdat de inning van de terugvordering van ouders in het kader van de hersteloperatie op initiatief van de overheid is gepauzeerd, heeft betrokkene niet de gelegenheid gehad om in 2021 terug te betalen. Betrokkene heeft daardoor niet het nettobedrag kunnen terugbetalen en UWV kan de loonheffing niet corrigeren. Als de pauzering eindigt en de inning wordt opgestart, hebben UWV en betrokkenen te maken met een overgang van een kalenderjaar.

Bij het UWV gaat het voorlopig om ongeveer 800 ouders met publieke schulden die in 2021 zijn ontstaan en waarvan de terugvordering is gepauzeerd. De terugbetaling van deze schulden zal niet meer dit jaar plaatsvinden. UWV acht het ongewenst om deze specifieke groep het hogere brutobedrag te laten terugbetalen in plaats van het bedrag dat in 2021 terugbetaald had kunnen worden. Ik deel dat. Daarom heeft UWV in overleg met mij het besluit genomen het bruto terugvorderingsbedrag te verlagen met het bedrag ter hoogte van de loonheffing. Dit besluit is genomen vanuit de context van de dienstverlening aan betrokkene en in de context van de kinderopvangtoeslag affaire.

Zoals aangegeven ben ik het met de zienswijze van UWV eens. Het kabinet heeft in het kader van de hersteloperatie besloten alle terugvorderingen te pauzeren en daarmee hebben de (mogelijk) gedupeerde ouders deze schulden dit jaar niet terug kunnen betalen. Ik vind het onwenselijk dat de pauzering leidt tot het terugbetalen van een hoger bedrag door deze ouders.

De huidige sociale zekerheidswet- en regelgeving staat echter niet toe om een terugvorderingsbedrag te verlagen tot het bedrag dat in 2021 terugbetaald had kunnen worden. Ik heb daarom UWV toestemming gegeven om voor deze specifieke groep ouders af te wijken van de huidige wet- en regelgeving. Dit betekent dat UWV voor de groep van circa 800 ouders het terugvorderingsbedrag zal verlagen.

Het verlagen van het terugvorderingsbedrag voor deze groep ouders is nadrukkelijk een eenmalige oplossing. Dit betekent voor deze ouders een verlaagd bruto terugvorderingsbedrag. Ouders hebben dan nog steeds de mogelijkheid om voorlopige aangifte bij de belastingdienst te doen.

De SVB heb ik deze toestemming ook gegeven, omdat de SVB misschien in een enkel geval eveneens te maken heeft met het pauzeren van de inning van terugvorderingen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire.

Gemeenten hebben, in tegenstelling tot UWV en SVB, binnen de Participatiewet de discretionaire bevoegdheid om het terugvorderingsbedrag te verlagen met bedrag ter hoogte van de loonheffing. Dit is een decentrale bevoegdheid. Daarmee hoeft er in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire niets apart te worden geregeld.

Ik realiseer mij dat het bruto terugvorderen in gevallen waar sprake is van overgang van een kalenderjaar, veel van mensen vraagt en ik herken de ingewikkeldheid van het systeem. Ik ben momenteel aan het bezien of er mogelijkheden zijn om deze problematiek structureel aan te pakken. Zoals eerder toegezegd, zal ik uw Kamer hier uiterlijk over informeren in de stand van uitvoering van juni 20222.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma


  1. Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, «kwijtschelding schulden binnen het SZW-domein», d.d. 17 juni 2021, Kamerstuk 31 066, nr. 848.↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 551.↩︎