[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over bestuurlijke reactie op definitief BIT-advies EU btw e-commerce (Kamerstuk 35527-16)

Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D01972, datum: 2022-01-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D01972).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z23323:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D01972 De vaste commissie voor Financiën heeft op 20 januari 2022 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over zijn op 14 december 2021 toegezonden brief inzake bestuurlijke reactie op definitief BIT-advies EU btw e-commerce (Kamerstuk 35 527, nr. 16).

De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen

De adjunct-griffier van de commissie,
Lips

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de «bestuurlijke reactie op definitief BIT-advies EU btw e-commerce» en hebben nog een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet uitgebreider kan ingaan op de conclusies van het BIT-advies, met name op de punten dat de Belastingdienst op dit moment onvoldoende grip heeft op het Hoofdspoor. Tevens verzoeken deze leden het kabinet om in te gaan op het beeld van het Adviescollege dat er «tekortkomingen zijn verbonden aan het Noodspoor en dat verbetering vereist is om de continuïteit van de tijdelijke voorziening te verstevigen.» Deze leden vragen ook in te gaan op deze verbeteringen en de eventuele risico’s voor zowel de Belastingdienst als ondernemers in Nederland.

De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken over de constateringen uit het BIT-advies over onderdeel C («Er is onvoldoende grip op realisatie oplossing Hoofdspoor»). Met name de punten over de sturing op kosten. Wat gaat het kabinet doen om deze (maar ook op de andere onderdelen) tekortkomingen te adresseren?

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de externe toetsing van de bijstelling van de domeinarchitectuur zal worden gedaan en of het kabinet deze dan met de Kamer kan delen.

De leden van de VVD-fractie hebben ook nog een aantal vragen in de bredere context van het advies en de implementatie van de richtlijn(en). Deze leden vragen of het kabinet kan ingaan op de Import One-Stop Shop (IOSS)-systematiek en bijvoorbeeld op de dubbele btw-heffing. Uit de praktijk vernemen deze leden dat de IT-systemen van de douane niet in staat blijken om IOSS-nummers te erkennen in standaard douane aangiften, hoewel op basis van de EU-regels IOSS-zendingen zowel op basis van een standaard aangifte als een gereduceerde douane aangifte kunnen worden ingeklaard. Dit zou kunnen leiden tot dubbele btw-heffing, omdat de douanesystemen het IOSS-nummer niet herkennen en bijgevolg wordt er btw toegepast, hoewel de belastingplichtige verkoper of wederverkoper (marktplaats) de btw reeds betaalde bij de verkoop aan de klant. De verkoper of wederverkoper betaalt deze dubbel betaalde btw vaak terug aan de klant. In afwachting van een IT-systeemtechnische aanpassing is er een dringende noodzaak voor een administratief eenvoudig mechanisme voor verkopers en wederverkopers om de dubbel betaalde btw terug te vorderen, bijvoorbeeld via hun IOSS-aangifte. Herkent het kabinet deze problematiek? Zo ja, welke stappen onderneemt Nederland om dit probleem op te lossen, op Europees en op nationaal niveau? Wanneer kan worden verwacht dat de douane IT-systemen zijn aangepast?

Verder vernemen de leden van de VVD-fractie dat het IOSS-systeem kan leiden tot fouten en eventueel fraude. Het is onmogelijk IOSS-identificatienummers vertrouwelijk te houden, zeker voor marktplaatsen. Zij moeten hun IOSS-nummer immers communiceren aan de verkoper zodat deze dit nummer kan doorgeven aan de koerier, die het op zijn beurt moet invullen in de douaneaangifte. Tevens kunnen douaneautoriteiten enkel de geldigheid van een IOSS-nummer verifiëren, maar niet of btw werd afgedragen via dit nummer voor een specifieke zending. Dit alles samen leidt ertoe dat online verkopers IOSS-nummers foutief kunnen gebruiken om hun zendingen vrijgesteld van btw aan EU-klanten te leveren, bijvoorbeeld door een IOSS-nummer van een marktplaats te gebruiken voor producten die verkocht werden via een eigen webshop. Welke stappen onderneemt Nederland om foutief gebruik van IOSS-nummers en fraude te voorkomen? De Europese Commissie bekijkt momenteel of het IOSS-systeem verplicht is te maken in het kader van het «VAT in the Digital Age»-initiatief. Wat is het standpunt van het kabinet over deze eventuele verplichting?

De leden van de VVD-fractie hebben nog vragen over de interpretatie van artikel 221, vierde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie. Dit artikel bepaalt dat ingevoerde zendingen met waarde tot en met 150 euro die niet onder IOSS werden aangegeven enkel kunnen worden ingeklaard in de EU-lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen eindigt (i.e. meestal de lidstaat van de finale klant). In praktijk wordt dit artikel echter ruimer geïnterpreteerd en wordt vereist dat ook zendingen die niet onder IOSS kunnen worden aangegeven (zoals B2B zendingen en accijnsgoederen) in de EU-lidstaat waar het vervoer eindigt wordt aangeven. Dit lijkt deze leden niet in lijn met de doelstelling van de wetgeving en leidt tot complexiteit voor logistieke dienstverleners. Herkent het kabinet dit? Zo ja, wat kan het kabinet, zowel in Nederlands als in EU-verband, hieraan doen om dit op te lossen?

De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog een vragen over de eventuele uitbreiding van Union One Stop Shop naar pan-EU-opslag van eigen goederen. De overbrenging van eigen goederen naar een andere EU-lidstaat (bijvoorbeeld naar een opslagplaats) kan niet worden aangegeven in de bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen («Union One Stop Shop»). Concreet impliceert dit dat belastingplichtigen zich voor btw-doeleinden moeten registreren in elke EU-lidstaat waar zij hun producten opslaan. Ook de lokale verkoop waarbij de producten vanuit de opslagplaats aan de eindklant worden bezorgd vereist nog steeds een lokale btw-registratie. Deze registraties en het indienen van btw-aangiften impliceren een aanzienlijke kostprijs voor bedrijven, op basis van schattingen van de Europese Commissie tot 8.000 euro per lidstaat per jaar. Het is echter vaak wenselijk om goederen lokaal op te slaan, bijvoorbeeld om levertijden aan klanten te beperken. In het kader van het «VAT in the Digital Age»-initiatief werkt de Europese Commissie aan een voorstel dat mogelijk zal toelaten overbrengingen alsook daaropvolgende lokale verkopen te rapporteren in de Union One Stop Shop. Wat is de stand van zaken op dit punt? En wat is het standpunt van het kabinet hierover?

Tot slot, vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet de Kamer op de hoogte kan houden van ontwikkelingen op dit dossier, specifiek over de herziening van het Hoofdspoor en het Noodspoor.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet wat de status is van de modernisering van het IV-landschap van de omzetbelasting. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan toelichten welke urgente continuïteitsrisico’s zijn geconstateerd in het OB-landschap. Deze leden vragen of deze risico’s ertoe kunnen leiden dat btw niet meer kan worden geïnd door de Belastingdienst of niet meer kan worden afgedragen door ondernemers. Deze leden vragen hoe groot die risico’s worden geacht en in welke gevallen deze risico’s zich kunnen voordoen. Deze leden vragen tevens op welke termijn, mogelijk stapsgewijs, deze risico’s kunnen worden geminimaliseerd.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet op welke wijze het Hoofdspoor modernisering voor het IV-landschap van de omzetbelasting zou moeten opleveren.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om nogmaals toe te lichten waarom het Noodspoor niet verder wordt ontwikkeld zoals het Adviescollege ICT-toetsing (hierna: Adviescollege) adviseert en waarom wordt doorgegaan met het Hoofdspoor terwijl deze de urgente continuïteitsproblemen in het bestaande domein van de omzetbelasting niet (voldoende) oplost. De leden van de D66-fractie vragen of de door het Adviescollege geconstateerde ontbrekende functionaliteiten die risico’s met zich meebrengen toch zullen worden toegevoegd aan het Noodspoor. Deze leden hebben het dan in het bijzonder over een functionaliteit om het handmatig werk te controleren en te organiseren, om de kans op foutieve en ontbrekende btw-aangiftes te verkleinen, om de functionaliteit te laten voldoen aan de 18 punten waarop het nog niet aan de Europese eisen voldoet en om de beheerfunctionaliteit uit te breiden. Deze leden lezen immers dat er op voorhand geen technische belemmeringen zijn om deze functionaliteiten toe te voegen.

De leden van de D66-fractie lezen dat het Adviescollege concludeert dat de Belastingdienst onvoldoende grip heeft op het Hoofdspoor. Deze leden vragen het kabinet om te reageren en te reflecteren op de genoemde redenen die het Adviescollege in haar advies die leiden tot een gebrek aan grip en wat er wordt gedaan om wel meer grip te krijgen op het Hoofdspoor. De leden van de D66-fractie lezen verschillende redenen waarom het Adviescollege de keuze om de ontwikkeling van het Hoofdspoor te koppelen aan de modernisering van het OB-landschap. Deze leden vragen om per genoemde reden hierop te reageren en reflecteren. De leden van de D66-fractie vragen of het niet gepast is om nader onderzoek te doen naar de juiste route om het OB-landschap te moderniseren. Deze leden vragen welke mogelijkheden er zijn om tegemoet te komen aan de (technische) bezwaren die het Adviescollege heeft geconstateerd. De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe ver de ontwikkeling van het Hoofdspoor nu daadwerkelijk is en welke concrete resultaten er zijn geboekt. Deze leden vragen bovendien of het kabinet kan reageren op het advies om de oplossing uit het Noodspoor door te ontwikkelen en in de reactie stil te staan bij de voorgestelde stappen (continueren van doelgerichte manier van werken, inrichten kwaliteitscontroles, handhaven van de overleg- en besluitstructuur, focus op de onderwerpen, inzicht in de kosten).

De leden van de D66-fractie lezen dat de ontwikkeling van het Noodspoor heeft geleid tot een slagvaardige en doelgerichte manier van werken. Deze leden vragen of en hoe deze manier van werken als voorbeeld zou kunnen dienen voor de ontwikkeling van andere applicaties en domeinen. Deze leden vragen of het kabinet kan reageren op het advies om het Hoofdspoor te ontkoppelen van de modernisering van het OB-landschap, waarbij specifiek wordt ingegaan op het advies de domeinarchitectuur te evalueren en te herijken en een compacte en lerende organisatie samen te stellen. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan reageren op het advies om de opzet van het Hoofdspoor te herzien. Deze leden vragen tevens daarbij specifiek in te gaan op de genoemde uitgangspunten om de doelstelling, scope, budget en planning aan te passen, de IT-medewerkers te heralloceren en de werkwijze van het Noodspoor over te nemen.

De leden van de D66-fractie vragen of bij de inrichting en vormgeving van (nieuwe) IV-landschappen vooraf overleg wordt gepleegd met het Adviescollege, en waarom wel of niet? De leden van de D66-fractie lezen dat het Adviescollege adviseert om het Hoofdspoor te heroverwegen. Deze leden vragen of die heroverweging inmiddels heeft plaatsgevonden, wat daar uit is gekomen en of dit ertoe leidt dat het advies van het Adviescollege verder wordt overgenomen en indien dit niet het geval is waarom dan niet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 14 december 2021 inzake de bestuurlijke reactie op het definitief BIT-advies EU btw e-commerce.

De leden van de PVV-fractie hebben enkele vragen en/of opmerkingen.

Uit de brief Definitief BIT-advies programma EU BTW e-commerce d.d. 22 november 2021 komt naar voren dat de Belastingdienst met implementatie is gestart in 2019 en als aanname had dat de inwerkingtreding op 1 januari 2022 zou liggen. Kan het kabinet nader uiteenzetten waarom de Belastingdienst de ingangsdatum (wederom) niet heeft gehaald? Kan het kabinet de nieuwe exacte ingangsdatum, waarbij het systeem wel volledig operationeel is, aangeven?

Bij de Belastingdienst zijn voor de tijdelijke noodvoorziening (het Noodspoor) 60 medewerkers werkzaam, constateren deze leden. Kan het kabinet aangeven hoe zich dit vertaald naar fte’s, hoeveel fte’s er totaal in dienst zijn voor het gehele ICT-project en hoeveel derden werkzaam zijn voor dit ICT-project alsmede hoeveel belastinggeld hiermee is gemoeid?

Kan het kabinet aangeven of de personele kosten los staan van de projectkosten of maken die onderdeel uit van de projectkosten?

Wat was het oorspronkelijke budget voor het Noodspoor en het Hoofdspoor?

Waarom is er sprake van vertraging op het Hoofdspoor als, naar zeggen van het kabinet, het Noodspoor volledig parallel aan het Hoofdspoor loopt?

Waarom heeft modernisering van het OB-landschap een lagere prioriteit gekregen dan implementatie van de richtlijn EU BTW e-commerce en is deze keuze objectief te rechtvaardigen?

Hoeveel vertraging heeft de modernisering van het OB-landschap opgelopen en welke (aanvullende) kosten zijn hiermee gemoeid? Kan het kabinet nader toelichten tot welke urgente continuïteitsrisico’s de vertraging leidt?

Kan het kabinet nader toelichten waarom de Belastingdienst wel de voordelen van het EU BTW e-commerce voor modernisering ziet, maar desondanks tegen advies van het BIT in het Noodspoor niet wil door ontwikkelen, terwijl het Noodspoor nog jaren in gebruik blijft?

Kan het kabinet nader toelichten waarom de directe IT-kosten (3,3 miljoen euro) die samenhangen met het Noodspoor vele malen lager ligt dan het bedrag dat is uitgegeven aan dienstverlening & toezicht (30,2 miljoen euro)? Waaruit bestaan de werkzaamheden van dienstverlening en toezicht en hoe staan die in verhouding tot de eerder aangehaalde 60 medewerkers?

Kan het kabinet nader toelichten waarom het Noodspoor (totaal 33,5 miljoen euro) niet veel goedkoper is dan het Hoofdspoor (totaal 49,7 miljoen euro) alsmede waarom de verhouding aan gemaakte kosten (29,4 miljoen euro IT-kosten en 20,3 miljoen euro aan dienstverlening en toezicht) bij het Hoofdspoor anders is?

Kan het kabinet nader reflecteren op de constatering van het Adviescollege ICT-toetsing dat de Belastingdienst de grip op het Hoofdspoor kwijt is, er onvoldoende sprake is van sturing op oplossingen, sturing op kosten niet mogelijk is en slagvaardigheid ontbreekt?

Kan het kabinet tot slot op dit punt een overzicht verstrekken van alle ICT-projecten die opgestart zijn onder Rutte I, II, II en eventueel al Rutte IV? Hoeveel van de ICT-projecten zijn tijdig geïmplementeerd en binnen budget gebleven, hoeveel zijn niet tijdig geïmplementeerd of in zijn geheel niet geïmplementeerd en hoeveel ICT-projecten zijn niet binnen budget gebleven? Kan het kabinet hierbij zowel de absolute als relatieve getallen (en data) weergeven?

Kan het kabinet aangeven in hoeverre de Europese Commissie inspraak dan wel zeggenschap heeft aangaande implementatie van Nederlandse regelgeving en oplevering van ICT-systemen? Waaruit vloeit die inspraak voort?

Kan het kabinet hierbij aangeven hoe deze EU-inmenging zich verhoudt tot de Nederlandse fiscale soevereiniteit?

Is het kabinet met de leden van de PVV-fractie van mening dat de Nederlandse fiscale soevereiniteit een groot goed is en dat elke inmenging vanuit EU-zijde zoveel mogelijk, dan wel zo niet geheel, moet worden voorkomen? Hoe gaat het kabinet verdere EU-inmenging voorkomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BIT-advies bij het EU btw-Noodspoor.

Allereerst merken deze leden op dat zij bij invoering van het Noodspoor grote zorgen hebben geuit en ontevreden waren met het voldongen feit waarvoor zij destijds werden gesteld, omdat er toen simpelweg geen ander alternatief meer was. In de tussenrapportage was de Staatssecretaris positief over het Noodspoor. Nu lezen deze leden ook in het BIT-advies dat het Noodspoor een werkende oplossing biedt. Echter, het advies maakt ook duidelijk dat het Noodspoor tekortkomingen kent en het programma dreigt te stagneren. Hoe rijmt dat met het optimisme van de Staatssecretaris?

Graag ontvangen deze leden meer toelichting van het kabinet, aangezien dit om grote belangen gaat. Waarom wil, zoals het Adviescollege schrijft, de Belastingdienst het Noodspoor niet door ontwikkelen om de tekortkomingen op te lossen en zo de uitvoeringsrisico’s te verminderen, terwijl het Adviescollege constateert dat de risico’s onnodig zijn en de beperkingen goeddeels op korte termijn kunnen worden weggenomen? Betekent de reactie van het kabinet dat het Noodspoor waar nodig en passend wordt verstevigd dan nu dat de tekortkomingen inderdaad gaan worden aangepakt, of worden minimale aanpassingen verricht? Deze leden vragen het kabinet of in de afgelopen maanden de benodigde aandacht aan het systeem is besteed om het rommelige begin vlot te trekken. Hebben er sinds het begin van het Noodspoor nog verbeteringen plaatsgevonden? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?

Ten aanzien van het Hoofdspoor vragen de leden van de CDA-fractie hoe het kabinet de argumenten van het Adviescollege beoordeelt waarom het Hoofdspoor niet moet worden gekoppeld aan de modernisering van het OB-landschap. Kan het kabinet reageren op de gegeven voorbeelden van de twijfel over de geschiktheid van de domeinarchitectuur? Uit de reactie van de Staatssecretaris kunnen deze leden nu niet helemaal opmaken of hij het advies van het Adviescollege navolging wil geven of pas tot actie wil overgaan als er een herijking en externe toetsing op de domeinarchitectuur heeft plaatsgevonden. Kan het kabinet daarop reageren?

De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat in reactie op de herijking en externe toetsing een heroverweging zal plaatsvinden, waarin de Belastingdienst nadrukkelijk de risico’s zoals genoemd door het Adviescollege meeneemt. Deze leden lezen niet duidelijk welke aanbevelingen van het Adviescollege het kabinet gaat overnemen. Kan het kabinet hierop een nadere toelichting geven? Deze leden vragen verder wanneer deze heroverweging precies zal plaatsvinden, of daaraan urgentie wordt gegeven en wanneer de Kamer hiervan op de hoogte zal worden gesteld. Ook vragen deze leden het kabinet waarom in de periode tot de heroverweging de werkzaamheden waaraan de Belastingdienst werkt voor het Hoofdspoor worden afgerond, gezien de constateringen over het Hoofdspoor en het advies om de opzet van het Hoofdspoor te herzien. Heeft het dan nu zin om verder te werken aan het Hoofdspoor als dit straks wordt herzien?

De leden van de CDA-fractie vragen wat het kabinet vindt van de constateringen van het Adviescollege ten aanzien van de grip op het Hoofdspoor. Hoe gaat het kabinet deze constateringen adresseren? Ook hier lezen deze leden geen duidelijke reactie. Wat zijn de acties die het kabinet gaat ondernemen om te zorgen dat de Belastingdienst zo snel mogelijk weer voldoende grip krijgt op het Hoofdspoor, als dit al per 2023 het Noodspoor moet vervangen? Is 2023 überhaupt realistisch?

Het lijkt deze leden goed als er nu echt voldoende aandacht aan deze problemen wordt besteed, aangezien de oplossing met het Noodspoor en de planning met betrekking tot het Hoofdspoor al vanaf het begin af aan wiebelig waren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben het BIT-advies en de begeleidende brief van de Staatssecretaris gelezen en hebben hierover een aantal vragen.

De verwachte meeropbrengst van de modernisering en vereenvoudiging van de btw-heffing bedraagt 150 miljoen euro per jaar, zo lezen de leden van de SP-fractie in het BIT-advies. Deze leden vragen het kabinet om dit bedrag te onderbouwen en daarbij in te gaan op de vraag welke partijen meer gaan betalen. Komt deze meeropbrengst vooral voort uit het tegengaan van btw-fraude of zijn er (ook) andere oorzaken? Welke meeropbrengst verwachten andere lidstaten?

Hoeveel fte «kost» het feit dat de Belastingdienst een «Noodspoor» heeft ingericht om aan de door de Europese Commissie gekozen datum te kunnen voldoen? Hoeveel fte «kost» het «Hoofdspoor» daarnaast? Betekent dit geen (forse) belasting voor de Belastingdienst als geheel, die medewerkers tijdelijk moet inzetten op een andere plek? Wat betekent dit in de praktijk voor de medewerkers van de Belastingdienst en voor de belastingbetaler?

De leden van de SP-fractie lezen dat de noodspooroplossing op 18 punten niet voldoet aan de Europese richtlijn maar dat dat over zes maanden wel het geval moet zijn. Wordt dit gehaald? Welke risico’s zijn er hierdoor voor de belastinginkomsten en voor de belastingbetaler?