Fiche: Herziening verordening statuut en financiering Europese politieke partijen en stichtingen
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Brief regering
Nummer: 2022D02166, datum: 2022-01-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3263).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3263 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2022Z01015:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-01-27 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-01-27 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-02-10 14:00: EU voorstellen ter versterking van democratie en integriteit van verkiezingen (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-02-17 17:14: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3263 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2022
Fiche: Herziening richtlijn kiesrecht mobiele EU burgers bij gemeenteraadsverkiezingen, Herziening richtlijn kiesrecht mobiele EU burgers bij verkiezingen van het EP, Mededeling bescherming integriteit verkiezingen en stimulering democratische participatie (Kamerstuk 22 112, nr. 3261)
Fiche: Verordening transparantie en gerichte politieke reclame (Kamerstuk 36 013, nr. 2)
Fiche: Herziening verordening statuut en financiering Europese politieke partijen en stichtingen
Fiche: Herziening richtlijn betreffende energieprestatie gebouwen (Kamerstuk 36 012, nr. 2)
Fiche: Herziening verordening en richtlijn markten voor financiële instrumenten (Kamerstuk 22 112, nr. 3264)
Fiche: Verordening centraal Europees toegangspunt publieke informatie financiële diensten (Kamerstuk 22 112, nr. 3265)
Fiche: Herziening richtlijn AIFMD en richtlijn UCITS met betrekking tot uitbesteding, liquiditeitsmanagement-instrumenten, toezichtrapportages, bewaarders en schuldfondsen (Kamerstuk 22 112, nr. 3266)
Fiche: Verordening voor Europese langetermijninvesteringsfondsen (European Long-Term Investment Funds, ELTIF’s) (Kamerstuk 22 112, nr. 3267)
Fiche: Commissieaanbeveling gemeenschappelijke Europese dataruimte voor cultureel erfgoed (Kamerstuk 22 112, nr. 3268)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Herziening verordening statuut en financiering Europese politieke partijen en stichtingen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (herziening)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
25 november 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 734
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52021PC0734 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2021) 359 final
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
h) Rechtsbasis
Artikel 224 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De huidige verordening (EU, Euratom) Nr. 1141/2014 (hierna: «de verordening») is op 22 oktober 2014 in werking getreden en van toepassing sinds 1 januari 2017. Op 3 mei 2018 ((EU, Euratom) 2018/673) en op 25 maart 2019 ((EU, Euratom) 2019/493) is de verordening al eens herzien op enkele punten. Uit de evaluatie zijn gebreken naar voren gekomen die met het voorstel tot herziening van de verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen (hierna: «de herziening») worden aangepakt.
De herziening scherpt de verordening op een aantal punten aan. De definitie van Europese politieke partijen1 en stichtingen2 wordt verduidelijkt. Zo wordt aangevuld dat Europese politieke partijen tot doel hebben politieke doeleinden van de partij door de hele Europese Unie te verspreiden. Voor Europese politieke stichtingen wordt het vergroten van capaciteit voor het creëren van toekomstig politiek leiderschap in de EU als taak opgenomen.
Om als Europese politieke partij geregistreerd te worden en aanspraak te kunnen maken op subsidie moet er aan voorwaarden worden voldaan rondom lidmaatschap, vertegenwoordiging en het uitdragen van de waarden vastgesteld in artikel 2 in het Verdrag betreffende de EU (VEU)3. In de herziening wordt de verplichting om Europese waarden, zoals benoemd in artikel 2 VEU, uit te dragen opgenomen. Deze herziening gaat ook gelden voor partijen die lid zijn van de Europese politieke partijen en voor partijen die lid zijn, maar niet gevestigd in de EU. Dezelfde aanpassing geldt ook voor Europese politieke stichtingen. Verder worden voor de statuten van Europese politieke partijen wijzigingen voorgesteld. Zo moeten zij bepalingen opnemen over het gebruik van politieke advertenties, worden aangesloten politieke partijen verplicht om het logo van hun Europese politieke partij zichtbaar op de website te plaatsen, dienen interne voorschriften over transparantie m.b.t. genderbalans te worden opgenomen, dient informatie over de gender vertegenwoordiging onder de kandidaten bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement gepubliceerd te worden en over de ontwikkeling van de gender vertegenwoordiging en onder hun leden van het Europees Parlement. Het publiceren van deze bepalingen 12 maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag, wordt als randvoorwaarde benoemd voor het aanspraak maken op de subsidie.
In aanvulling op de verordening inzake transparantie en gerichte politieke reclame, moeten Europese politieke partijen voldoen aan extra transparantie-vereisten. Binnen vijf werkdagen na de eerste publicatie van een politieke reclame, dienen Europese politieke partijen extra informatie4 te overleggen aan de Autoriteit Europese politieke partijen en stichtingen (hierna de «Autoriteit»). Het reeds bestaande register Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen wordt door de Autoriteit uitgebreid met de informatie over de door hun betaalde politieke reclames. Verder dient de Autoriteit jaarlijks te rapporteren over politieke reclameactiviteiten van Europese politieke partijen. In aanvulling op de werkzaamheden van de Autoriteit, moeten ook lidstaten één of meer nationale toezichthoudende autoriteiten aanwijzen die kunnen toezien op de naleving.
Waar het gaat om de wijziging rondom de juridische status van Europese politieke partijen en stichtingen wordt de overbruggingsperiode van drie maanden geschrapt tussen de beslissing van de Autoriteit om een Europese politieke partij of stichting uit het register te verwijderen en de daadwerkelijke verwijdering.
Met betrekking tot financiële bijdragen of subsidies uit de algemene begroting van de EU wordt een wijziging voorgesteld. Van de begroting van Europese politieke partijen zal 95% van de jaarlijkse vergoedbare kosten worden gefinancierd door de EU in plaats van 90%. In het jaar van de verkiezingen van het Europees Parlement wordt dit 100%. Bijdragen van leden van een Europese politieke partij die hun zetel in een lidstaat hebben, die burgers zijn van een EU-lidstaat of van partijen die hun zetel in een land van de Raad van Europa hebben, zijn toegestaan. De totale waarde van dergelijke bijdragen van leden mag niet meer bedragen dan 40% van het jaarlijkse budget van een Europese politieke partij. De bijdragen van partijen die gevestigd zijn in een land welke lid is van de Raad van Europa maar niet van de EU, mogen niet meer bedragen dan 10% van de totale bijdragen van de leden. Hetzelfde geldt voor Europese politieke stichtingen. De herziening introduceert ook het begrip van eigen middelen welke gegenereerd worden door eigen economische activiteiten, welke niet meer dan 5% mogen zijn van de jaarlijkse begroting van een Europese politieke partij of stichting. Voor het financieren van campagnes rondom referenda, mits deze betrekking hebben op de implementatie van de Verdragen van de EU, is het inzetten van financiering van de algemene begroting van de EU door Europese politieke partijen en stichtingen nu ook mogelijk. Voor giften vanaf € 3.000 moeten Europese politieke partijen informatie opvragen bij de donor voor de juiste identificatie van deze donor.
De Autoriteit krijgt de bevoegdheid controles uit te voeren wanneer er een vermoeden is dat een donatie tegen de regels van de herziening is. Ook het sanctiebeleid van de Autoriteit wordt aangepast. Zo wordt er ruimte gegeven voor maatwerk met betrekking tot het percentage van de boetes op basis van het jaarlijkse budget van de Europese politieke partij of stichting. Hoe vaker de regels worden overtreden, hoe hoger het percentage van de boete. Ook kan de Autoriteit boetes opleggen aan Europese politieke partijen indien niet wordt voldaan aan de regels rondom het zichtbaar presenteren van de logo’s van Europese politieke partijen en als er geen bewijs gepresenteerd kan worden op het gebied van de genderbalans.
b) Impact assessment Commissie
Met de herziening wordt beoogd om i) de financiële levensvatbaarheid van
Europese politieke partijen en stichtingen te vergroten, ii) hun interacties met aangesloten politieke partijen te vergemakkelijken, zodat Europese politieke partijen gemakkelijker kunnen deelnemen aan nationale campagnes over EU-onderwerpen, iii) de resterende mazen te dichten met betrekking tot financieringsbronnen en transparantie van de financiering (met name donaties en financiering van buiten de EU), iv) buitensporige administratieve lasten te verminderen, en v) de rechtszekerheid te vergroten. Daarnaast worden specifieke wijzigingen van de verordening voorgesteld om strenge transparantienormen te waarborgen met het oog op de opkomende populariteit van online politieke campagnes en het risico van buitenlandse inmenging en schending van de regels inzake gegevensbescherming bij politieke reclame.
Om de beoogde doelen te bereiken, welke gebaseerd zijn op de geconstateerde tekortkomingen van de huidige verordening, heeft de Commissie drie scenario’s overwogen. Een basis scenario waarin er weinig tot niks wordt aangepast, een tweede scenario waarbij de grootste tekortkomingen worden aangepakt en een derde scenario dat alle tekortkomingen adresseert. Hierbij zou optie twee zich focussen op de meest urgente financieringsproblemen. Bij optie drie wordt er breder gekeken naar o.a. het onderschrijven van Europese waarden, de rol van de Autoriteit en de samenhang met het voorstel voor een verordening betreffende politieke reclame. Gezien de beoogde doelen heeft de Commissie gekozen voor de derde optie.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In Nederland is het beleid rondom financiering van nationale politieke partijen gestoeld op de Wet financiering politieke partijen (Wfpp), welke momenteel herzien wordt. Daarbij is ook de Wet op de politieke partijen (Wpp) in voorbereiding. De gewijzigde Wfpp wordt ondergebracht in een nieuwe Wpp, die het kabinet op dit moment in voorbereiding heeft. Het doel hiervan is om de onafhankelijke positie van politieke partijen te versterken.
De Wfpp zorgt voor de juiste juridische basis om nationale politieke partijen subsidie toe te kennen inclusief de bijbehorende verplichtingen voor deze partijen met betrekking tot het aanvragen en de verantwoording hiervan. In de Evaluatiewet Wfpp, welke aangemeld is voor plenaire behandeling, worden een aantal wijzigingen en aanvullingen voorgesteld. Met de wijzing van de wet wordt straks onder meer de transparantie van giften aan politieke partijen en hun neveninstellingen vergroot. Ook moet bijvoorbeeld duidelijk worden gemaakt wie de natuurlijke personen achter rechtspersonen zijn die een gift doen aan een politieke partij.
Daarnaast worden giften van buiten de EU en de Europese Economische Ruimte (EER) aan Nederlandse politieke partijen verboden. Uitzondering hierop vormen giften van Nederlandse kiesgerechtigden die buiten de EU en EER wonen. Verder worden politieke partijen verplicht om alle, ook de kleinste, giften openbaar te maken die zij krijgen uit andere EU-lidstaten. Aanleiding daarvoor is het toegenomen risico op buitenlandse beïnvloeding van onze democratie. Voor de openbaarmaking van giften uit Nederland blijft de drempel van € 4.500 per donateur per jaar gelden.
Het kabinet hecht grote waarde aan de vrijheid van vereniging en daaruit voortvloeiend de onafhankelijke positie van politieke partijen. Dat geldt voor zowel de Europese politieke partijen, als voor de nationale partijen die lid zijn van de Europese politieke partijen.5 Het kabinet streeft er daarom naar dat het voorstel tot aanpassing van de verordening betreffende het statuut en de financiering de verordening Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen bij gaat dragen aan het versterken van deze onafhankelijke positie. In de Wpp zullen in elk geval de bestaande organisatorische eisen die nu al in de Kieswet en de Wfpp zijn vastgelegd worden samengevoegd. Daarnaast kijkt het kabinet onder meer naar transparantieregels over (digitale) politieke campagnes, een aanvullende transparantieverplichting met betrekking tot giften, een specificering van het bestaande partijverbod en het instellen van een onafhankelijke toezichthouder.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De doelstellingen van de herziening dragen bij aan het versterken van de Europese democratie. Door de gebreken uit de verordening te adresseren, wordt gezorgd voor het vergroten van transparantie van Europese politieke partijen en stichtingen. Het kabinet steunt deze doelstelling en verwelkomt het voorstel. Wel is kabinet op onderdelen kritisch over de voorgestelde herziening.
De herziening neemt verplichtingen op voor het registreren van Europese politieke partijen en stichtingen om de Europese waarden te onderschrijven. Dit is een vereiste om vervolgens aanspraak te maken op subsidie. Het kabinet onderschrijft de Europese waarden en steunt daarom ook de verplichting dat naast de Europese politieke partijen ook de aangesloten partijen deze waarden dienen te onderschrijven. In de herziening kan de Autoriteit, op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie toezien op de naleving van deze verplichting. Aangezien de reikwijdte van dit onderzoek beperkt blijft tot Europese politieke partijen, en niet de aangesloten partijen, blijft de competentieverdeling gehandhaafd en oordeelt het kabinet hier positief over. Verder steunt het kabinet de verplichting voor politieke partijen die lid zijn van een Europese politieke partij om het logo van de Europese politieke partij zichtbaar te maken op de eigen website. Dit draagt bij aan het versterken van de herkenbaarheid van de Europese politieke partijen voor de kiezers.
Het kabinet is positief over de aanvullende transparantieverplichtingen rondom genderbalans. Omdat het kabinet hecht aan de vrijheid van vereniging en de daaruit voorvloeiende onafhankelijke positie van politieke partijen, kan zij het vergroten van de transparantie rondom de genderbalans binnen politieke partijen steunen. Op het vlak van financiële transparantie zal het kabinet verduidelijkende vragen stellen over het voorstel om de huidige verplichting voor politieke partijen dat jaarverslagen moeten voldoen aan internationale accountant-standaarden te schrappen. Juist deze internationale standaarden bevorderen de vergelijkbaarheid tussen partijen/lidstaten.
Verder zal het kabinet verduidelijkende vragen stellen over de administratieve lasten en praktische uitvoerbaarheid van de herziening. Onder andere over de verplichtingen voor Europese politieke partijen om binnen vijf dagen na de eerste verspreiding van politieke reclame aanvullende informatie aan te leveren bij de Autoriteit. Hiermee wordt de verordening transparantie en gerichte politieke reclame gekoppeld aan deze herziening, wat volgens het kabinet ook een logische koppeling is. Ook zal het kabinet vragen stellen over de uitvoerbaarheid van de verplichting om 12 maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag, informatie over het logo van hun Europese politieke partij zichtbaar op de website te plaatsen evenals de interne voorschriften over genderbalans en politieke reclame. Zeker omdat deze verplichting geldt voor zowel Europese politieke partijen als voor de aangesloten partijen kan deze 12 maanden termijn problematisch zijn.
De voorgestelde wijziging dat Europese politieke partijen financiering mogen inzetten ten behoeve van nationale referendumcampagnes wanneer dit raakt aan de implementatie van de verdragen van de Unie roept nog vragen op bij het kabinet. Een voorbeeld daarvan is wat de uitwerking concreet gaat zijn van deze afbakening, omdat de verdragen aan veel onderwerpen raken.
Het kabinet is positief over de rol van de Autoriteit als onafhankelijke toezichthouder. Waar het gaat om een onafhankelijke nationale toezichthouder voor het gedeelte dat betrekking heeft op politieke reclame, merkt het kabinet op dat deze momenteel nog niet bestaat. In het voorstel voor de Wpp wordt ook onafhankelijk toezicht georganiseerd. Voor het aanwijzen hiervan is dus het tijdpad, inclusief implementatietermijn, van zowel de herziening als de Wpp van belang. De aanvullende bevoegdheid voor de Autoriteit om boetes uit te delen aan Europese politieke partijen wanneer zij geen bewijs kunnen overleggen van het publiceren van logo’s van de Europese politieke partij door de bij de Europese partij aangesloten partijen of gender representatie binnen de Europese politieke partij blijft binnen de competentieverdeling. Deze boetes kunnen namelijk alleen opgelegd worden aan Europese politieke partijen en stichtingen.
Tot slot oordeelt het kabinet zeer kritisch over het toestaan van contributies van politieke partijen die lid zijn van een Europese politieke partij, maar die zitting hebben in een land buiten de EU dat lid is van de Raad van Europa. Deze lijn past niet binnen de wijzigingen die worden doorgevoerd in de Nederlandse Wfpp waarbij giften van buiten de EU en EER verboden worden (behalve voor kiesgerechtigde burgers die buiten de EU of EER wonen). Het is voor het kabinet van belang dat de Europese democratie beschermd wordt van ongewenste buitenlandse beïnvloeding. Ook al worden er beperkingen gesteld aan de hoeveelheid contributie die betaald mag worden, is deze geografische reikwijdte niet wenselijk. Zeker wanneer deze wijziging wordt aangenomen, vormt het verlagen van het co-financieringspercentage van 10% naar 5% en zelfs naar 0% in de verkiezingsjaren een extra risico.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De herziening lijkt wisselend ontvangen te zijn door de lidstaten. Met name het punt waar de mogelijkheid wordt geboden dat partijen gevestigd in landen die niet lid zijn van de EU, maar wel lid van de Raad van Europa, contributies kunnen geven aan Europese politieke partijen lijkt met enige kritiek te worden ontvangen. Ook het schrappen van het verbod om EU-financiering aan te mogen wenden om mee te doen aan nationale referenda waar het gaat om uitvoering van EU verdragen, lijkt bij sommige lidstaten tot kritiek te leiden.
De commissie constitutionele zaken (AFCO) van het Europees Parlement heeft voor de publicatie van de herziening een rapport met aanbevelingen opgesteld. Dit rapport vormde de basis voor een resolutie, welke is aangenomen door het Europees Parlement. De Commissie heeft benadrukt dat het voorstel dicht bij het EP-initiatiefrapport staat. Er lijken veel overeenkomsten te zijn tussen de resolutie en de herziening. Onder andere op het gebied van het onderschrijven van Europese waarden, financieren van campagnes voor referenda waar het gaat om uitvoering van EU verdragen, contributies mogelijk maken van landen die lid zijn van de Raad van Europa en de bevoegdheden van de Autoriteit uitbreiden. Vanuit het EP waren er echter ook signalen dat sommige punten niet waren meegenomen. Binnen het EP is er nog geen definitieve commissie aangewezen en dus ook nog geen rapporteur.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 224 VWEU. Op grond van dit artikel stellen het Europees Parlement en de Raad bij verordeningen volgens de gewone wetgevende procedure het statuut van de Europese politieke partijen, bedoeld in artikel 10, lid 4, VEU, en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag. De EU heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De herziening heeft tot doel om de financiële levensvatbaarheid van Europese politieke partijen en stichtingen te vergroten, hun interacties met aangesloten politieke partijen te vergemakkelijken, de resterende mazen te dichten met betrekking tot financieringsbronnen en transparantie van de financiering (met name donaties en financiering van buiten de EU), buitensporige administratieve lasten te verminderen, en de rechtszekerheid te vergroten. Daarnaast worden specifieke wijzigingen van de verordening voorgesteld om strenge transparantienormen te waarborgen met het oog op de opkomende populariteit van online politieke campagnes en het risico van buitenlandse inmenging en schending van de regels inzake gegevensbescherming bij politieke reclame. Gezien het feit dat Europese politieke partijen en stichtingen Europees georganiseerd zijn, kan dit enkel op Europees niveau geregeld worden. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan bovendien slechts op EU-niveau plaatsvinden. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief, met kanttekening. De herziening heeft tot doel financiële levensvatbaarheid te vergroten, mazen in de wet te dichten, administratieve lasten te verminderen, transparantie te vergroten en de rechtszekerheid te vergroten en daarmee bij te dragen aan het versterken van de Europese democratie. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het bijvoorbeeld een verplichting oplegt aan politieke partijen die lid zijn van een Europese politieke partij om het logo van de Europese politieke partij zichtbaar te maken op de eigen website. Dit draagt bij aan het versterken van de herkenbaarheid van de Europese politieke partijen voor de kiezers. Ook introduceert het beperkte aanvullende transparantieverplichtingen rondom politieke reclame, zoals het aanleveren van aanvullende informatie door Europese politieke partijen en stichtingen bij de Autoriteit, welke het vervolgens publiceert. Door de gebreken uit de verordening te adresseren, wordt gezorgd voor het vergroten van transparantie van Europese politieke partijen en stichtingen. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat bijvoorbeeld het sanctieregime niet verder rijkt dan de Europese politieke partijen en stichtingen.
De kanttekening van het kabinet ziet op het toestaan van contributies van politieke partijen die lid zijn van een Europese politieke partij, maar die gevestigd zijn in een land buiten de EU dat wel lid is van de Raad van Europa. Hier staat het kabinet afwijzend tegenover. Volgens het kabinet wordt met dit voorstel de Europese democratie onvoldoende beschermd van ongewenste buitenlandse beïnvloeding. Daarnaast past dit ook niet binnen de wijzigingen die worden doorgevoerd in de Nederlandse Wfpp waarbij giften van buiten de EU en EER verboden worden (behalve voor kiesgerechtigde burgers die buiten de EU of EER wonen). Dit voorgestelde optreden is daarom volgens het kabinet niet geschikt om de doelstelling ervan, bijdragen aan versterking van de Europese democratie, te verwezenlijken.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De verlaging van het cofinancieringspercentage voor Europese politieke partijen van de huidige 10% tot 5% en het nieuwe cofinancieringspercentage van 0% voor het jaar van de verkiezingen voor het Europees Parlement, kan ervoor zorgen dat aanvullende financiële middelen voor Europese politieke partijen en stichtingen noodzakelijk zijn. Het is echter aan de begrotingsautoriteit om hierover jaarlijks een besluit te nemen.
De extra taken en bevoegdheden voor de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen worden gefinancierd op basis van bestaande middelen. Het kabinet zal wel vragen stellen of gezien de extra taken deze ook naar behoren uitgevoerd kunnen worden binnen de bestaande middelen. Indien er geen middelen gevonden worden voor het opzetten van een advertentiearchief door de Autoriteit voor de verkiezingen van het Europees Parlement, zou de Commissie een proefproject hiervoor op kunnen zetten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bestaande middelen binnen het programma «Burgers, gelijkheid, rechten en waarden» (CERV).
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële consequenties hangen samen met de vraag om een aparte onafhankelijke toezichthouder in te stellen voor de Wet op de politieke partijen die momenteel in voorbereiding is.
Mochten er toch budgettaire consequenties blijken te zijn, dan worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Geen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De uitbreiding van de mogelijkheid tot het betalen van contributie door politieke partijen uit landen die buiten de EU gevestigd zijn, maar wel lid zijn van de RvE heeft een geopolitiek aspect.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Er is een beperkte aanvulling nodig van de in voorbereiding zijnde Uitvoeringswet verordening Europese politieke partijen en stichtingen in verband met het nieuwe artikel 5.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Om de doelstellingen van de voorgestelde verordening te verwezenlijken wordt, onder voorbehoud van de in artikel 40 gestelde voorwaarden, aan de Commissie de bevoegdheid verleend met betrekking tot de artikelen 5, achtste lid, en 8, tweede lid en 9, derde lid, gedelegeerde handelingen te verrichten. Het betreft in de eerste twee gevallen vereisten van Europese politieke partijen om binnen vijf werkdagen informatie over de politieke advertentie te overleggen aan de Autoriteit en het publiceren van beleid op het gebied van politieke advertenties. De gedelegeerde handeling uit artikel 8 gaat over het juist functioneren van het Register van Europese politieke partijen en stichtingen. De laatste gedelegeerde handeling gaat over registratie van Europese politieke partijen en stichtingen.
Het kabinet acht toekenning van deze bevoegdheden mogelijk, omdat het de vaststelling van niet-essentiële onderdelen van de verordening betreft. Het kabinet vindt het tevens wenselijk om deze bevoegdheden aan de Commissie toe te kennen, omdat hierdoor op een flexibele manier rekening kan worden gehouden met het onvoorspelbare karakter van technologische ontwikkelingen. Zo kan nieuw wetenschappelijk onderzoek of kunnen bevindingen van bijvoorbeeld toezichthouders aanleiding zijn om de transparantieverplichtingen verder aan te scherpen. Bovendien ligt de keuze voor delegatie (i.p.v. uitvoering) voor de hand, omdat de gedelegeerde handelingen zien op een wijziging van de verordening. Tot slot is de bevoegdheidsdelegatie goed afgebakend, voor wat betreft de doelstelling, de inhoud, en de strekking. De bevoegdheidsdelegatie wordt op grond van artikel 40 echter toegekend voor onbepaalde tijd. Het kabinet zal pleiten voor toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging, waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden.
c) Voorgestelde implementatietermijn
Het is voorzien dat de wijzigingen in deze verordening in het voorjaar van 2023 in werking treden en volledig door de lidstaten zijn uitgevoerd. Het kabinet steunt de wenselijkheid van deze inwerkingtredingstermijn met het oog op de verkiezingen van het Europees Parlement in 2024. Wel merkt het kabinet op dat het afronden van de onderhandelingen en een implementatieperiode voorwaardelijk is voor het inwerkingtreden van het voorstel vanaf 1 april 2023.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het Europees Parlement publiceert na raadpleging van de Autoriteit uiterlijk één jaar na de verkiezingen voor het Europees Parlement een verslag over de toepassing van deze verordening en over de gefinancierde activiteiten. In dit verslag worden, waar nodig, eventuele wijzigingen in het statuut en de financieringssystemen aangegeven.
Uiterlijk één jaar na de bekendmaking van het verslag door het Europees Parlement dient de Commissie een verslag in over de toepassing van deze verordening, eventueel vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. Het verslag van de Commissie heeft echter geen betrekking op de evaluatie van de in deze verordening vervatte vereisten voor politieke reclame, die deel uitmaken van de voorgestelde verordening betreffende transparantie en doelgerichtheid van politieke reclame.
e) Constitutionele toets
De herziening is verenigbaar met en geeft uitvoering aan de grondrechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wat betreft politieke participatie. Onder andere vrijheid van meningsuiting en van informatie (artikel 11) omdat de beoogde maatregelen de transparantie en derhalve de verantwoordingsplicht vergroten en daarom geen negatieve gevolgen hebben voor de vrijheid van meningsuiting, aangezien het initiatief zich niet bemoeit met de inhoud van politieke boodschappen. Deze transparantere en beter controleerbare openbaarmaking van politieke advertenties heeft ook positieve gevolgen voor de bescherming van kwetsbare groepen tegen manipulatie.
Verder wordt door het verduidelijken van de financiële regels voor de Europese politieke partijen en hun betrekkingen met de nationale partijen die lid zijn te versterken, de mogelijkheid gecreëerd voor de Europese politieke partijen om hun activiteiten te kunnen opvoeren. Dit zal op zijn beurt artikel 12, tweede lid, van het Handvest ondersteunen, de vrijheid van vergadering en vereniging.
Het toevoegen van een genderdimensie aan de herziening van de verordening zorgt ervoor dat artikel 23 wordt nageleefd door gelijkheid van mannen en vrouwen expliciet op te nemen. Het beginsel maakt maatregelen mogelijk die tot een betere vertegenwoordiging kunnen leiden.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Om de handhaving van deze herziening te garanderen worden bestaande bevoegde autoriteiten aangewezen op nationaal niveau op basis van artikel 5, zesde lid. Op basis van artikel 8–14 heeft de huidige Autoriteit Europese politieke partijen en stichtingen de bevoegdheid om waarschuwingen uit te delen, is verantwoordelijk voor het register van Europese politieke partijen en stichtingen en het oprichten van een register van politieke advertenties zoals vermeld in artikel 5, tweede lid. Daarnaast heeft de Autoriteit ook bevoegdheid om verklaringen te publiceren over politieke campagnes, overzichten van donaties van Europese politieke partijen en stichtingen en boetes op te leggen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
„Europese politieke partij»: een „politieke alliantie» die politieke doeleinden nastreeft en in overeenstemming met de voorwaarden en procedures van deze verordening bij de conform artikel 6 opgerichte Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen is geregistreerd;↩︎
«Europese politieke stichting»: een entiteit die formeel verbonden is met een Europese politieke partij, die in overeenstemming met de voorwaarden en procedures van deze verordening bij de Autoriteit is geregistreerd, en waarvan de activiteiten, binnen de doelstellingen en fundamentele waarden die de Unie nastreeft, het bereiken van de doelstellingen van de Europese politieke partij dichterbij kunnen helpen brengen door een of meer van de volgende taken uit te voeren:
a) het maken van observaties en analyses, en het leveren van bijdragen aan het debat over Europese politieke aangelegenheden en het proces van Europese integratie;
b) het ontwikkelen van activiteiten in verband met Europees overheidsbeleid, zoals het organiseren en mede mogelijk maken van studiebijeenkomsten, opleidingen, conferenties en studies over dergelijke aangelegenheden voor betrokkenen en belanghebbenden, waaronder jongerenorganisaties en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld;
c) het ontwikkelen van samenwerking ter bevordering van de democratie, ook in derde landen;
d) het kader te vormen waarbinnen nationale politieke stichtingen, academici en andere relevante actoren op Europees niveau kunnen samenwerken.↩︎
Art. 2 VEU: «De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, nondiscriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.»↩︎
Informatie zoals: een link naar de reclame, hoeveel geld aan de reclame is besteed, wat de bron van de financiering van de reclame is en indien van toepassing welke targeting techniek er is gebruikt.↩︎
Kamerstuk 34 430, nr. 10.↩︎