Normering eindtoetsen en referentieniveaus primair onderwijs
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2022D03251, datum: 2022-01-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-608).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -608 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2022Z01475:
- Indiener: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-02-03 12:49: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-02-10 10:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-03-24 10:00: Normering eindtoetsen en referentieniveaus primair onderwijs (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-05-19 14:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-05-25 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 608 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 januari 2022
Op 18 juni jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de situatie rondom de gerapporteerde referentieniveaus in 2019 en 2021.1 In 2020 kon geen eindtoets worden afgenomen vanwege de coronamaatregelen in het onderwijs. In 2021 hebben leerlingen uit groep 8 wel weer een eindtoets gemaakt en een toetsadvies ontvangen. Rondom de normering van de referentieniveaus, die inzicht geven in de beheersing van taal en rekenen, was echter nog verbetering nodig. Deze gegevens vormen immers een belangrijke bouwsteen voor het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Ik informeer u hierbij over de laatste ontwikkelingen, mede met het oog op de behandeling van het wetsvoorstel doorstroomtoetsen (Kamerstuk 35 671) in de Eerste Kamer op dinsdag 1 februari aanstaande (Handelingen I 2021/22, nr. 15).
Terugblik situatie 2019 en 2021
In het voorjaar van 2021 is geconstateerd dat de normering van de referentieniveaus voor de Centrale Eindtoets2 enerzijds, en de andere eindtoetsen (d.w.z.: van private aanbieders)3 anderzijds, verder uiteenlopen dan gedacht. Door het huidige hybride toetsstelsel kwamen de normeringen van verschillende toetsen afgelopen jaren gescheiden van elkaar tot stand, en dat heeft het zicht op de vergelijkbaarheid belemmerd.
Uit de onderzoeken van de afgelopen maanden blijkt dat de exacte oorzaak van de problematiek rond de referentieniveaus niet meer te achterhalen is.4 Bovendien kunnen de steekproeven ten behoeve van de gerapporteerde normering niet herhaald worden. Daarom kan niet worden berekend hoe groot de verschillen precies zijn en wat de best passende resultaten zouden zijn geweest. Conclusie is dan ook dat rectificatie van de in 2019 en 2021 gerapporteerde referentieniveaus op zowel individueel als stelselniveau, niet mogelijk is.
In de praktijk gaat het om correcties naar boven of beneden op de referentieniveaus taal en rekenen. Voor sommige leerlingen kan dit betekenen dat zij een referentieniveau net wel of net niet hebben gehaald. Dit heeft voor de leerlingen in kwestie geen effect op hun toetsadviezen. De rapportages over de toetsadviezen en referentieniveaus komen gescheiden van elkaar tot stand.
Deze verschillen op individueel niveau tellen op macroniveau op tot enkele procentpunten verschil in de beheersing van taal- en/of rekenvaardigheid. Dit betekent dat deze gegevens door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) niet gebruikt kunnen worden voor het stelseltoezicht, waardoor het landelijke beeld van de onderwijsresultaten en de trend daarin minder goed te duiden is. Daarnaast stelt dit de inspectie voor de vraag of zij deze gegevens in het instellingstoezicht kan gebruiken. Extra complicerend daarbij is de omstandigheid dat de inspectie door de coronamaatregelen in het onderwijs, in het schooljaar 2021/2022 geen oordeel geeft over de onderwijsresultaten.5 Ik ben in gesprek met de inspectie over de mogelijkheden om de resultaten van 2019 en 2021 in de komende jaren te betrekken bij het instellingstoezicht. Ik zal het parlement informeren zodra hier meer duidelijkheid over is.
Vooruitblik afname eindtoetsen 2022 en 2023
Voor de afnames van de eindtoetsen in 2022 en 2023 is het onderwijs nog aangewezen op het huidige hybride toetsstelsel. Ik wil voorkomen dat zich opnieuw dezelfde problemen voordoen omtrent de vergelijkbaarheid van eindtoetsen en betrouwbaarheid van referentieniveaus. In de stuurgroep doorstroomtoetsen van 21 januari jl. hebben alle toetsaanbieders toegezegd voor de komende twee jaar dezelfde uitgangspunten ten behoeve van een eenduidige normering te hanteren.
In opdracht van OCW heeft Stichting Cito een model gemaakt om de normeringsprocessen rond de eindtoets te harmoniseren, zodat de uitslagen voor alle leerlingen op een gelijke manier tot stand komen, ongeacht welke toets hij of zij maakt. Dit model maakt gebruik van het functioneren van de «ankeropgaven». Dit zijn vragen die in elke eindtoets voorkomen, om te zorgen voor onderlinge vergelijkbaarheid. Het voorgestelde normeringsmodel is echter nog niet toepasbaar op alle toetsen. Toepassing zou voor sommige leerlingen kunnen leiden tot een onnauwkeurig beeld van hun beheersing van de referentieniveaus.
Er is een alternatief model als tussenstap, dat minder afhankelijk is van de ankeropgaven, maar ook een nauwkeurig beeld geeft van de vaardigheden van leerlingen. Om zeker te weten dat we met dit alternatieve normeringsmodel stappen in de juiste richting zetten, is het Research Center voor Examinering en Certificering (hierna: RCEC) gevraagd een uitspraak te doen over de deugdelijkheid en validiteit van deze methodiek. Begin februari ontvangen we dit valideringsrapport. Ik zal dit rapport ook aan beide Kamers doen toekomen.
De inspectie heeft te kennen gegeven voor haar toezichtstaken gebruik te kunnen maken van de eindtoetsresultaten in 2022, gebaseerd op dit alternatieve normeringsmodel, mits RCEC de validiteit daarvan bevestigt.
Noodzaak nieuw toetsstelsel
Fundamentele oplossingen voor de hierboven beschreven vergelijkbaarheidsproblemen liggen in het wetsvoorstel doorstroomtoetsen po. In het nieuwe stelsel wordt het College voor Toetsen en Examens wordt de centrale kwaliteitsbewaker over het hele stelsel van doorstroomtoetsen. De uitvoering van en advisering over de normering voor alle toetsen ligt bij een en dezelfde partij (namelijk Stichting Cito). Daarbij is juridisch gewaarborgd dat alle doorstroomtoetsen dezelfde normering volgen, en het is de bedoeling dat dan het oorspronkelijk door Stichting Cito ontwikkelde model geldend zal zijn.
Met het nieuwe toetsstelsel kan ik blijven instaan voor betrouwbare toetsadviezen, behouden scholen hun keuzevrijheid, en beschikt de inspectie over adequate gegevens voor het toezicht.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma
Kamerstuk 31 293, nr. 581.↩︎
Zoals uitgevoerd door Stichting Cito.↩︎
Zoals uitgevoerd door de Expertgroep Toetsen PO.↩︎
Deze onderzoeken zijn uitgevoerd onder regie van Stichting Cito, met nauwe betrokkenheid van de individuele toetsaanbieders en de Expertgroep Toetsen PO.↩︎
Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 183.↩︎