Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over herziening Regeling periodieke evaluatie (RPE) (Kamerstuk 31865-203)
Verbetering verantwoording en begroting
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D03852, datum: 2022-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D03852).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid (D66)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, griffier
Onderdeel van zaak 2021Z22842:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- 2021-12-14 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-01-12 11:00: Procedurevergadering Rijksuitgaven (direct aansluitend op de procedurevergadering Financiën) (per videoverbinding) (Procedurevergadering), commissie voor de Rijksuitgaven
- 2022-02-02 14:00: Herziening Regeling periodieke evaluatie (RPE) (Inbreng schriftelijk overleg), commissie voor de Rijksuitgaven
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D03852 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft op 2 februari 2022 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de op 8 december 2021 toegezonden brief inzake herziening Regeling periodieke evaluatie (RPE) (Kamerstuk 31 865, nr. 203).
De fungeren dvoorzitter van de commissie,
Sneller
De griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming de Herziening Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) gelezen. De leden zijn tevreden met de voorgenomen herziening van de RPE naar aanleiding van het verankeren van de nieuwe departementale Strategische Evaluatieagenda’s (SEA’s); de moties van de leden Harbers c.s., Van Raan en Van Weyenberg en Dijkgraaf; de verder uitgewerkte eisen aan ex-postevaluaties en tot slot de verder ontwikkelde definities ten aanzien van evaluatieonderzoek. De leden van de VVD-fractie delen de mening met het kabinet dat de RPE bijdraagt aan een goede informatievoorziening aan de Kamer en doeltreffendheid van beleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de herziening van de RPE. Deze leden benadrukken het grote belang van een goede evaluatie van beleid. Veel aandacht gaat in de politiek vaak uit naar het uitwerken van nieuw beleid, maar daarbij raakt uit zicht om goed in kaart te brengen wat de effecten zijn van reeds gemaakte beleidskeuzes.
De leden van de D66-fractie merken op dat deze herziene regeling pas op 8 december 2021 naar de Kamer is gestuurd terwijl deze op 1 januari 2022 al is ingegaan. Wat is de reden dat deze regeling zo kort voor inwerkingtreding naar de Kamer is gestuurd? Kan de Minister nader ingaan op de manier waarop het advies van de Algemene Rekenkamer is verwerkt en in hoeverre dat een rol heeft gespeeld bij de lange tijdsduur tussen het advies en het versturen van de herziene regeling naar de Kamer? Waarom wordt de Kamer op deze manier feitelijk geen tijd meer gegeven om te kunnen reageren op deze herziene regeling? Is overwogen om de inwerkingtreding uit te stellen zodat de Kamer in de gelegenheid zou zijn om goed op de hoogte gesteld te kunnen worden? Is de Minister bereid om in de komende maanden het debat aan te gaan over deze regeling met de Kamer en daarbij eventuele wijzigingen naar aanleiding van dat debat over te nemen in de regeling?
De leden van de D66-fractie ondersteunen de doelstelling om via de SEA op een meer gestructureerde en inzichtelijke wijze het beleid te evalueren en hier de Kamer beter bij te betrekken. Een looptijd van vier jaar met een herziening eens in de twee jaar kan daarbij passend zijn, maar zou ook kunnen leiden tot een beperkte flexibiliteit om in te kunnen spelen op actuele vragen om beleid te evalueren. Kan de Minister aangeven hoe voldoende flexibiliteit kan worden geborgd in het herzien van de SEA en daarmee van de periodieke rapportages? Daarnaast vragen de leden of de opzet van de SEA niet te veel uitgaat van het departement in kwestie, terwijl veel beleid departementen overstijgt. Hoe waarborgt deze nieuwe regeling dat deze onderwerpen niet versnipperd, inadequaat of dubbel worden geëvalueerd? Is daarvoor een aanmoediging om thema’s af te stemmen voldoende, zo vragen voornoemde leden.
De leden van de D66-fractie constateren het knelpunt dat beleidsdoorlichtingen vaak minder effectief zijn omdat onvoldoende evaluaties beschikbaar zijn door gebrekkige evaluatieprogrammering. Kan de Minister enkele voorbeelden noemen bij welke beleidsterreinen dit het geval was en hoe dit knelpunt vervolgens is opgepakt? Deze leden zien daarom ook de meerwaarde in van de verschillende aanpassingen in de RPE die tot doel hebben de evaluaties beter in te plannen. Deze leden vragen zich echter ook af of er niet ook een verandering van gedrag binnen de departementen aan ten grondslag ligt en in hoeverre de Minister het als haar taak ziet om departementen aan te sturen op het beschikbaar hebben van voldoende evaluaties voor de periodieke rapportages.
De leden van de D66-fractie lezen dat Ministers tot en met de begroting van 2023 een inspanningsverplichting hebben om al zoveel mogelijk aan de eisen van de herziene RPE te voldoen. Is de Minister bereid om in samenwerking met de Algemene Rekenkamer een voorlopige rapportage van de voortgang hierop aan de Kamer te delen voorafgaand aan het Verantwoordingsdebat?
De leden van de D66-fractie wijzen op de genormeerde besparingsoptie van 20 procent, waarvan kan worden afgeweken. Is er overwogen om een lager percentage te hanteren, of om dit percentage afhankelijk te laten zijn van de budgetflexibiliteit op het betreffende beleidsterrein? Zijn er andere opties overwogen om deze besparingsoptie anders vorm te geven zodat er minder ruimte is om af te wijken van de norm en dat deze besparingsoptie daadwerkelijk effectief is om beleidsopties in kaart te brengen? Is er overwogen om ook een investeringsoptie van een bepaald percentage voor te schrijven? Is er ook overwogen om op sommige terreinen Kamerleden of externe partijen besparingsopties te laten voordragen (eventueel anoniem) die uitgewerkt en betrokken kunnen worden bij de periodieke evaluaties?