Amendement van het lid Van Baarle over het opnemen van een evaluatietermijn van drie jaar
Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening ter ondersteuning van de colleges van burgemeester en wethouders bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie personen
Amendement
Nummer: 2022D03935, datum: 2022-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35772-11).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.R.T. van Baarle, Tweede Kamerlid (DENK)
Onderdeel van zaak 2022Z01806:
- Indiener: S.R.T. van Baarle, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2022-04-19 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
35 772 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening ter ondersteuning van de colleges van burgemeester en wethouders bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie personen
Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID VAN BAARLE
Ontvangen 2 februari 2022
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Toelichting
Dit amendement regelt dat drie jaar na inwerkingtreding de voorliggende wet wordt geëvalueerd. Indiener hecht eraan om van de regering te vragen om na drie jaar te toetsen of het beoogde doel van de wet, namelijk het borgen van controle op de basisregistratie personen, zowel vanuit het perspectief van de burger als de overheid, wordt behaald. De indiener beoogt in deze evaluatie expliciet aandacht te vragen voor het feit dat de wet een bevoegdheid bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties legt om op basis van persoonsgegevens, waarop een verwerking wordt uitgevoerd, signalen aan colleges van burgemeester en wethouders door te geven. Indiener verzoekt om bij de betreffende evaluatie aandacht te schenken aan de doeltreffendheid en rechtmatigheid van de verwerking van deze persoonsgegevens. Incidenten in het (recente) verleden hebben ons naar de mening van de indiener geleerd dat profilering en gegevensverwerking met waarborgen dienen te worden omkleed.
Van Baarle