De racistische intimidatie van een gezin in Giethoorn en de gebrekkige reactie daarop van lokale instanties
Schriftelijke vragen
Nummer: 2022D04962, datum: 2022-02-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2022Z02325).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Belhaj, Tweede Kamerlid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2022Z02325:
- Gericht aan: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Gericht aan: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: S. Belhaj, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2022Z02325
Vragen van het lid Belhaj (D66) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over de racistische intimidatie van een gezin in Giethoorn en de gebrekkige reactie daarop van lokale instanties (ingezonden 9 februari 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van Zembla van donderdag 3 februari 2022?1
Vraag 2
Wat is uw reactie op de gang van zaken in de door Zembla onderzochte casus?
Vraag 3
Hoe verklaart u dat het in deze casus zo moeilijk was om aangifte te doen van discriminatie, terwijl de Aanwijzing discriminatie voorschrijft aangiften van discriminatie in beginsel altijd op te nemen en in behandeling te nemen?
Vraag 4
Klopt het dat de politie op basis van artikel 2.3 van de aanwijzing zelf alert zou moeten zijn op eventuele discriminatieaspecten, ook in het geval dat de aangever bijvoorbeeld slechts melding zou doen van vernieling?
Vraag 5
Bent u bereid het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie van de politie – eventueel in samenwerking met het Landelijke Expertise Centrum Discriminatie (LECD) van het Openbaar Ministerie – deze casus te laten onderzoeken, met het doel de geleerde lessen landelijk in de organisatie te implementeren?
Vraag 6
Deelt u de mening dat deze casus de potentiele meerwaarde van gespecialiseerde discriminatierechercheurs nogmaals onderstreept?
Vraag 7
Herinnert u zich uw antwoord op de vraag naar de laatste stand van zaken van de pilot discriminatierechercheurs naar aanleiding van de motie Paternotte c.s.?2 3 Hoe ver bent u met het streven om de functies van de discriminatierechercheurs dit voorjaar ingevuld te hebben?
Vraag 8
Hoe duidt u het gegeven dat de gemeente in dit geval niet heeft gereageerd op de melding van discriminatie en van de klacht met betrekking tot de afhandeling door de politie? Ziet u hier voor gemeenten een actievere rol weggelegd? Welke verantwoordelijkheid heeft de burgermeester in dit soort situaties?
Vraag 9
Heeft de gemeente, voor zover bij u bekend, inmiddels wel actief hulp geboden aan dit gezin?
Vraag 10
Ziet u voor uzelf een rol weggelegd in het faciliteren van kennisdeling onder gemeenten over de vraag hoe om te gaan met dit soort casussen? In hoeverre biedt de in de uitzending aangehaalde soortgelijke casus uit Waspik daar aanknopingspunten voor?
Vraag 11
Klopt het dat op basis van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, gemeenten verantwoordelijk zijn voor het bieden van toegang tot een antidiscriminatievoorziening? Is er voor elke gemeente een antidiscriminatievoorziening zoals Vizier Oost, die in deze casus essentiële hulp lijkt te hebben geboden in het serieus nemen van de discriminatiemeldingen?
Vraag 12
Deelt u de zorgen over de constatering van Vizier Oost dat zich het afgelopen jaar al een aantal vergelijkbare zaken hebben voorgedaan, waarbij de officier van justitie niet tijdig werd geïnformeerd of mensen geen aangifte konden doen?
Vraag 13
In hoeverre worden de ervaringen van de antidiscriminatievoorziening met andere instanties – zoals politie, Openbaar Ministerie en gemeenten – gemonitord en geëvalueerd? Deelt u de mening dat deze ervaringen essentiële inzichten kunnen bieden in de integrale aanpak van racisme en discriminatie?