[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Planning programma Werk aan Uitvoering

Vernieuwing van de rijksdienst

Brief regering

Nummer: 2022D05920, datum: 2022-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31490-312).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31490 -312 Vernieuwing van de rijksdienst.

Onderdeel van zaak 2022Z02851:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 312 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2022

Bij het debat over de regeringsverklaring (Handelingen II 2021/22, nr. 38, items 6 en 9 en Handelingen II 2021/22, nr. 39, items 3 en 6) en de procedurevergadering Vaste Kamercommissie SZW op dinsdag 18 januari 2022 heeft de Kamer het verzoek gedaan een brief, met daarin de planning en eventueel ook beleidsvoornemens, naar de Kamer te zenden. In deze brief breng ik u op de hoogte van de planning omtrent de in het coalitieakkoord aangekondigde voornemens en prioriteiten rondom het programma Werk aan Uitvoering (WaU). Gelet op het overheidsbrede karakter van dit programma en de daarbij behorende afstemming met collega’s, uitvoeringsorganisaties en medeoverheden stuur ik u deze brief separaat van de (reeds gestuurde) brede brief over de planning van de beleidstrajecten vanuit het Ministerie van SZW.

Ik probeer u in deze brief al zo concreet mogelijk te informeren over wanneer u mijn beleidsvoornemens tegemoet kunt zien. Tegelijk hecht ik belang aan een zorgvuldige uitwerking, met oog voor de uitvoering in de praktijk, en de samenwerking met partners. Beleid moet werken voor iedereen. Daarvoor is nauwe samenwerking met uitvoeringsorganisaties en medeoverheden en luisteren naar hoe mensen van alle leeftijden zélf hun levenssituatie ervaren van groot belang. Zo bouwen we aan onderling vertrouwen en weten we wat er speelt in onze samenleving. In alle tijdspaden die ik zal aankondigen zitten daarom stappen van overleg met de uitvoering en met maatschappelijke partners, en een toets in de praktijk.

Voorzetting programma Werk aan Uitvoering

Het Kabinet wil werken aan het vertrouwen van burgers in de overheid. Dat vraagt om een overheid die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is. Daarom hebben de coalitiepartijen afgesproken om het programma Werk aan Uitvoering voort te zetten. Dit programma is vorig jaar gelanceerd met een horizon van tien jaar. Een duurzame verbetering van de overheid over de hele linie is niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Het doel is om ervoor te zorgen dat overheidsdienstverlening optimaal aansluit bij behoeften en verwachtingen van burgers en bedrijven, nu en in de toekomst. Dat gaat over goede dienstverlening, en goede samenwerking tussen beleid, uitvoering, politiek en andere maatschappelijke belanghebbenden. Hiermee zorg ik ervoor dat de uitvoering de randvoorwaarden heeft om de publieke waarden steeds in de praktijk te brengen voor de mensen en bedrijven waar we ons werk voor doen.

Met deze doelen zijn we aan de slag via het programma Werk aan Uitvoering en is een Werkagenda voor de publieke dienstverlening opgesteld en door het vorige kabinet naar uw Kamer gestuurd.1 We werken aan de Werkagenda op twee manieren.

De eerste lijn van Werk aan Uitvoering is: het toepassen van lessen en inzichten van de rapporten «Werk aan Uitvoering»2, «Klem tussen balie en beleid»3 en «Ongekend onrecht»4 in de praktijk. Alle bewindslieden zijn afzonderlijk verantwoordelijk voor de onder hen ressorterende uitvoeringsorganisaties en over de manier waarop deze in staat gesteld worden hun taken uit te voeren voor mensen en bedrijven in de praktijk. Daarbij zijn uitvoeringsorganisaties, ministeries en het kabinet erop gericht dilemma’s inzichtelijk te maken voor de Tweede Kamer. In gemeenten en provincies vindt dit uiteraard op lokaal en regionaal niveau plaats. In Standen van de uitvoering wordt inzicht gegeven in de relevante ontwikkelingen – wat goed gaat, en wat extra aandacht behoeft. Met de knelpuntenbrieven geven uitvoeringsorganisaties aan waar burgers in de knel komen.

De tweede lijn is het overheidsbreed samenwerken op thema’s, om de kwaliteit van de uitvoering in de praktijk te versterken. Dit wordt vanuit een programmabureau ondersteund, en vormgegeven door uitvoeringsorganisaties, gemeenten, provincies, ministeries en politiek samen. Deze thema’s zijn:

o Toekomstbestendige dienstverlening: voor iedereen een toegankelijke dienstverlening. De producten en diensten van de overheid op eenvoudige wijze toegankelijk voor iedereen, op maat, digitaal en persoonlijk.

o Versnellen digitale agenda: een digitale infrastructuur die interactie makkelijker maakt, meer, slimmer en transparanter gebruik van data en het opruimen en vernieuwen van (oude) systemen.

o Begrijpelijk en uitvoerbare wetgeving: wet- en regelgeving en eenvoudigere procedures, ontwikkeld met alle betrokkenen.

o Intensiveren van samenwerking en verbeteren ambtelijke sturing(sdriehoek): een productieve samenwerking tussen ministeries en uitvoeringsorganisaties, met (be)sturing vanuit maatschappelijke opgaven.

o Vergroten statuur en aantrekkelijkheid van de uitvoering: een uitvoering die over de juiste randvoorwaarden beschikt en transparant relevante ontwikkelingen en dilemma’s deelt (inclusief de jaarlijkse staat van de uitvoering).

o Rol politiek: politiek, beleid en uitvoering door het voeren van de trialoog dichter bij elkaar brengen, gericht op het maken van betere wet- en regelgeving en het beter ondersteunen van burgers en bedrijven.

Vooruitblik inzet komende jaren

Realisatie van de Werkagenda is afhankelijk van het commitment, de realisatiekracht van alle betrokken partijen (kabinet, departementen, uitvoeringsorganisaties, toezichthouders en medeoverheden). We moeten samen aan de slag.

Het coalitieakkoord maakt gebruik van verschillende enveloppen, waaronder een reservering op de aanvullende post voor Dienstverlening/Werk aan Uitvoering/ICT. Ik werk aan een voorstel voor de verdeling van deze middelen aan de verschillende organisaties. Daarbij geldt dat geprioriteerd moet worden, omdat de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle ambities te kunnen realiseren. Het streven is om de komende maanden tot een gedragen verdeling te komen. De inzet van middelen zal maximaal worden gericht op doelen die in het dagelijks leven van mensen en bedrijven verschil maken. Vanzelfsprekend zullen de investeringen betrokken worden bij het jaarlijkse proces rond de begrotingsvoorbereiding van het kabinet en de parlementaire besluitvorming daarover.

Uiterlijk 7 juli 2022 zal ik uw Kamer informeren over de beleidsmatige prioritering van de voornemens en acties binnen het programma Werk aan Uitvoering die we als kabinet, uitvoeringsorganisaties en medeoverheden voor de komende periode willen vaststellen. Daarbij zal ik ook ingaan op de inzet en verdeling van de beschikbare middelen.

Daarnaast zal ik uw Kamer jaarlijks informeren over de voortgang van de uitvoering van de Werkagenda. In oktober van dit jaar, en vervolgens de komende jaren jaarlijks in juni, verschijnt de Staat van de Uitvoering. Deze momenten zal ik aangrijpen om het politieke en «publieke» debat te stimuleren. Conform de aangenomen motie van de leden Tielen en Ceder5 zal vanuit het programma Werk aan Uitvoering, en in samenwerking met uw Kamer, een dag van de publieke dienstverlening worden georganiseerd op 23 juni 2022 (UN Public Service Day).

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten


  1. Kamerstuk 29 362, nr. 295↩︎

  2. Kamerstuk 31 490, nr. 271 (Fase I), Kamerstuk 31 490, nr. 284 (Fase II).↩︎

  3. Kamerstuk 35 387, nr. 2.↩︎

  4. Kamerstuk 35 510, nr. 2.↩︎

  5. Kamerstuk 26 448, nr. 657.↩︎