[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Europese Vredesfaciliteit (EPF) terug- en vooruitblik

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Brief regering

Nummer: 2022D06400, datum: 2022-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2468).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2468 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2022Z03069:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2468 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2022

Op 22 maart 2021 werd het Raadsbesluit tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) aangenomen. De EPF is een financieringsinstrument dat uit twee pijlers bestaat. De eerste pijler omvat de financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en operaties, waarvan de Nederlandse bijdrage op de begroting van het Ministerie van Defensie staat. De tweede pijler omvat de financiering van steunmaatregelen, zowel voor vredesoperaties van derde landen en organisaties, als voor capaciteitsopbouw op het gebied van veiligheid en defensie, waarvan de Nederlandse bijdrage op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat. De financiële bijdrage aan de Europese Vredesfaciliteit wordt op basis van het Bruto Nationaal Inkomen verdeeld onder de lidstaten. In 2021 was het Nederlandse BNI-aandeel 5,9%. Dientengevolge was de afdracht van het Ministerie van Defensie voor de eerste pijler EUR 6.7 miljoen en de afdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de tweede pijler EUR 12.7 miljoen.

Nederland acht de EPF een belangrijk nieuw instrument ter versterking van het buitenlandbeleid van de EU. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat er risico’s verbonden zijn aan capaciteitsopbouw en het leveren van materiële steun aan derde landen en organisaties, zoals mensenrechtenschendingen of oneigenlijk gebruik van de geleverde steun. Om deze risico’s in te perken en te mitigeren heeft Nederland bij de vormgeving van de EPF consequent ingezet op een geïntegreerd methodologisch raamwerk, gebaseerd op conflict- en risicoanalyses, flankeringsmaatregelen, rapportageverplichtingen, en waarborgen voor het verlenen van materiële steun. Uw Kamer werd op 15 januari 2021 geïnformeerd over de Nederlandse inzet en de uitkomsten van de onderhandelingen over de EPF.1

Via deze brief informeert het kabinet uw Kamer over de zeven steunmaatregelen die zijn aangenomen in 2021 en over de Nederlandse EPF inzet voor het komende jaar. Het kabinet is voornemens om dit generieke overzicht, met een terug- en vooruitblik, op jaarlijkse basis met uw Kamer te delen. Daarnaast zal het kabinet in geval van steunmaatregelen waarbij sprake is van lethale materiële steun uw Kamer informeren voorafgaand aan de EU-besluitvorming hieromtrent. Het afgelopen jaar was er geen sprake van de levering van dergelijk steun. Ten slotte is het kabinet voornemens om ook bij politiek actuele steunmaatregelen, uw Kamer tijdig te informeren, zoals het afgelopen jaar ook is gebeurd ten aanzien van de EPF-steun aan Mali, Oekraïne en Mozambique.2

Terugblik EPF-steunmaatregelen 2021

Afgelopen jaar zijn er vijf EPF-steunmaatregelen aangenomen gericht op capaciteitsopbouw op het gebied van veiligheid en defensie van landen gesitueerd op of aan de randen van het Europese continent: Georgië, Moldavië, Bosnië en Herzegovina, Oekraïne en Mali. De zesde steunmaatregel is gericht op Mozambique en dient ter ondersteuning van de door de EU Trainingsmissie (EUTM) Mozambique opgeleide militaire eenheden. Deze maatregel is voorafgegaan door een urgente maatregel die twee Mozambikaanse compagnies voorziet van noodzakelijke uitrusting en materieel, benodigd voor de training door de EUTM. Voor alle zes steunmaatregelen geldt dat het gaat om niet-lethale materiële steun aan nationale strijdkrachten, bijvoorbeeld in de vorm van voertuigen, kleding, observatiemiddelen, medisch- en ontmijningsmaterieel of steun op het gebied van cyberweerbaarheid. De waarde van de steun die aan deze individuele landen wordt gegeven ligt tussen de EUR 7 miljoen en EUR 44 miljoen (zie onderstaande tabel voor een overzicht).

Daarnaast is één algemeen programma aangenomen ter ondersteuning van de Afrikaanse Unie (AU) bij het uitvoeren van vredesoperaties (General Program African Union, GPAU). Dit programma beoogt de rol van de AU op het gebied van vrede en veiligheid op het Afrikaanse continent te versterken en is een voortzetting van EU-steun die voorheen vanuit de African Peace Facility werd gefinancierd. De omvang van deze steunmaatregel betreft EUR 130 miljoen. Vanuit dit programma worden AMISOM, het Somalische Nationale Leger (SNA), de Multinational Joint Task Force tegen Boko Haram (MNJTF) en de G5 Sahel Joint Force gedeeltelijk gefinancierd. De ondersteuning aan het SNA dient ter voorbereiding op de overdracht van verantwoordelijkheden van AMISOM troepen naar het SNA zelf. De steun bestaat uit capaciteitsopbouw en het opzetten van een trainingsfaciliteit.

Bij de bespreking van de individuele steunmaatregelen was de kabinetsinzet gericht op gedegen context-, conflictsensitiviteit- en risicoanalyses en het opnemen van mitigerende maatregelen om eventuele risico’s af te dekken. Voorbeelden hiervan zijn rapportageverplichtingen, on-site monitoring, trainingen voor ontvangende eenheden en de mogelijkheid om de steun (tijdelijk) stop te zetten. Op initiatief van Nederland en Frankrijk zijn in het raadsbesluit over de steun aan Mali bijvoorbeeld additionele waarborgen ingebouwd op het gebied van democratisch bestuur, mensenrechten en samenwerking met non-statelijke actoren. Deze steunmaatregel is nog niet geoperationaliseerd en de kabinetsinzet is erop gericht deze maatregel voorlopig aan te houden in het licht van de ontwikkelingen in Mali, in lijn met de inzet vermeld in de Geannoteerde Agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 februari 2022.3 Het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) kan op verzoek van de Hoge Vertegenwoordiger of een lidstaat besluiten de uitvoering van een steunmaatregel geheel of gedeeltelijk op te schorten of de Raad aanbevelen een steunmaatregel te beëindigen.

Vooruitblik Europese Vredesfaciliteit 2022

Gedurende het jaar zal regulier aandacht uitgaan naar de implementatie van de aangenomen en lopende steunmaatregelen. Na aanname van voorstellen gaan de Commissie en EDEO over tot het sluiten van overeenkomsten met respectievelijk de uitvoerende en ontvangende partijen. De snelheid waarmee een steunmaatregel wordt uitgevoerd is onder meer afhankelijk van het type steun.

Daarnaast is er in 2022 tot EUR 540 miljoen beschikbaar voor nieuwe steunmaatregelen. In februari ronden de lidstaten de zogenaamde «strategische oriëntatie» fase voor de EPF-steun van het komende jaar af. Er wordt in deze fase op hoofdlijnen gesproken over de strategische prioriteiten. Besluitvorming vindt gedurende dit jaar plaats op basis van de individuele voorstellen.

De Nederlandse inzet tijdens de strategische oriëntaties is in het bijzonder gestoeld op de prioriteiten uit de Nederlandse Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie en het coalitieakkoord. Dit betekent onder meer dat het kabinet pleit voor een focus op de instabiele ring rondom Europa, ondersteuning voor de Westelijke Balkan, het verlenen van operationele steun aan EU missies en operaties alsook het versterken van de weerbaarheid van derde landen in het cyberdomein. Het kabinet verwelkomt tevens het verzoek van Oekraïne om additionele EU steun bij het professionaliseren van het militair onderwijs. EU lidstaten overleggen op dit moment nog over de vorm waarin de EU de nieuwe steun gaat verlenen. Dat kan via een EPF steunmaatregel of een EU Trainingsmissie. Het kabinet steunt beide opties. Wat betreft Afrika zet Nederland ook in op voortzetting van de steun aan de Afrikaanse Unie. Met het oog op de (politieke) onrust en weerbarstige realiteit in enkele Sahel-landen blijft het kabinet, in lijn met de eerdere inzet bij de EPF steunmaatregel voor Mali, samen met Europese partners het belang van stevige waarborgen benadrukken en zorgvuldigheid bij de uitwerking en implementatie van eventuele steunmaatregelen. Zoals hierboven genoemd kan de implementatie van steun worden opgeschort of beëindigd indien de omstandigheden dit noodzakelijk maken. Daarnaast bepleit het kabinet steun gericht op het tegengaan van verspreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahel naar Westelijk Afrika.

Ten slotte meldt het kabinet dat dhr. Paul Doop, lid in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer, ondersteund door twee assistenten – allen aangedragen door de Algemene Rekenkamer – per 1 januari 2022 zitting heeft genomen in het EPF audit college. Dit is een onafhankelijk college dat toezicht houdt op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen uit het EPF. De aanstelling is voor drie jaar. De tijdsinvestering van de heer Doop en de Algemene Rekenkamer wordt doorberekend aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het kabinet onderstreept hiermee graag het belang dat het hecht aan transparantie en adequate verantwoording van EU inzet.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra

General Program African Union 2021 Raadsbesluit 2021/1210; 22 juli 20211
– AMISOM EUR 65
– Somali National Army EUR 20
– G5 Sahel EUR 35
– MNJTF EUR 10
Mozambique steunmaatregel + voorafgaande urgente maatregel EUR 40 + 4 Raadsbesluit 2021/2032; 19 november 20212
Bosnië en Herzegovina EUR 10 Raadsbesluit 2021/1923; 4 november 20213
Oekraïne EUR 31 Raadsbesluit 2021/2135; 2 december 20214
Georgië EUR 12.75 Raadsbesluit 2021/2134; 2 december 20215
Moldavië EUR 7 Raadsbesluit 2021/2136; 2 december 20216
Mali EUR 24 Raadsbesluit 2021/2137; 2 december 20217

1 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32021D1210.

2 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:32021D2032.

3 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32021D1923.

4 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32021D2135.

5 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32021D2134.

6 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A32021D2136&qid=1644357146611.

7 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32021D2137.


  1. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2262.↩︎

  2. Zie onder andere Kamerstuk 21 501-28, nr. 223; Kamerstuk 21 501-02, nr. 2420; Kamerstuk 21 501-28, nr. 230.↩︎

  3. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2458.↩︎