[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Update situatie Oekraïne

Situatie in de Oekraïne

Brief regering

Nummer: 2022D06542, datum: 2022-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36045-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36045 -2 Situatie in Oekraïne .

Onderdeel van zaak 2022Z03145:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

36 045 Situatie in de Oekraïne

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2022

Conform de toezegging door de Minister van Buitenlandse Zaken van 3 februari jl. om uw Kamer versneld te informeren over de levering van militaire goederen aan Oekraïne (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1547), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie. In deze brief informeert het kabinet u ook over de uitvoering van de motie van de leden Brekelmans en Agnes Mulder (Kamerstuk 35 925 V, nr. 72 van 3 februari 2022) en de motie van het lid Ephraïm (Kamerstuk 35 925 V, nr. 68 van 3 februari 2022) en wordt aangesloten bij de motie Van den Doel c.s. (Kamerstuk 22 054, nr. 24 van 17 december 1996), waarin de regering is verzocht de verkoop van wapensystemen, voor zover dit overtollig defensiematerieel betreft, vooraf aan de Kamer te melden. Hieronder wordt eerst kort ingegaan op de context waarin de voorgenomen leveranties plaatsvinden, in aanvulling op wat hierover reeds met uw Kamer is gedeeld, laatstelijk per brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 februari (Kamerstuk 36 045, nr. 1).

Actuele stand van zaken

De situatie in en rond Oekraïne blijft onverminderd gespannen. Rusland heeft aangekondigd dat enige Russische troepen zullen worden teruggetrokken van de Oekraïense grens. Een dergelijke terugtrekking van manschappen of materieel is op het moment van schrijven echter niet waarneembaar. SG NAVO Stoltenberg heeft laten weten dat daarom de versterking van de oostflank van Europa wordt voortgezet. De NAVO heeft de gereedheid van de NATO Response Force, de snelle reactiemacht van de NAVO, verhoogd. Op deze manier is de NAVO voorbereid op alle mogelijke scenario’s ter verdediging van het bondgenootschap. Vanwege de gespannen veiligheidssituatie aan de oostflank moet NAVO immers snel kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen. Dat betekent ook dat in Nederland de gereedheid van onderdelen van de krijgsmacht wordt verhoogd.

Op 15 en 16 februari waren diverse Oekraïense banken en overheidsinstellingen het slachtoffer van een DDoS aanval. Deze aanval is nog niet geattribueerd. Cyberaanvallen komen regelmatig voor in Oekraïne, en vorige aanvallen zijn vaak geattribueerd aan Rusland, dat dit instrument inzet in het kader van hybride oorlogsvoering.

Nederland blijft de voorkeur geven aan diplomatie en de-escalatie, waarvoor het kabinet zich ook actief inzet. De afgelopen week heeft er op verschillende vlakken overleg plaatsgevonden o.a. met recent telefonisch contact tussen de presidenten Biden en Poetin, en de bezoeken aan Kyiv en Moskou van president Macron en bondskanselier Scholtz. President Poetin heeft tegenover Biden te kennen gegeven diplomatie een kans te willen geven. Als dat gemeend is, is dat positief, en dit gebaar moet worden aangegrepen. Daarbij staan echter de kernprincipes van de Europese veiligheidsarchitectuur en de soevereiniteit en integriteit van Oekraïne binnen internationaal erkende grenzen voor het kabinet niet ter discussie. Op 17 februari heeft Rusland een schriftelijke reactie gestuurd op de Amerikaanse voorstellen, op hun beurt weer een reactie op de Russische voorstellen voor een concept-verdrag. De ministers van Buitenlandse Zaken van de VS en Rusland hebben afgesproken elkaar volgende week te ontmoeten om hier verder over te spreken. De Amerikaanse Minister Blinken heeft daaraan de voorwaarde gekoppeld dat Rusland Oekraïne niet binnenvalt. De toezegging van Rusland dat het een gedeelte van zijn troepen van de grens van Oekraïne zou terugtrekken is nog niet vertaald in daden, volgens de VS en de NAVO is het aantal troepen de afgelopen dagen zelfs toegenomen.

Het kabinet heeft kennis genomen van de oproep van de Doema aan president Poetin om de republieken van Donetsk en Loegansk te erkennen als onafhankelijke landen. Dit zou regelrecht ingaan tegen de Minsk-akkoorden, waaraan ook Rusland zich heeft verbonden, en zou daarmee een zeer negatieve ontwikkeling zijn voor het vredesproces. President Poetin heeft vooralsnog aangegeven voorrang te willen geven aan implementatie van de Minsk-akkoorden. Zijn bewering dat sprake is van genocide in de Donbas beoordeelt het kabinet als ongefundeerd en onverantwoord. Rusland draagt geen enkel bewijs hiervoor aan, en deze uitspraken zijn geenszins behulpzaam voor het diplomatieke proces.

Tegen de achtergrond van deze situatie blijft het kabinet, naast de primaire inzet op de-escalatie en dialoog, rekening houden met alle scenario’s en parallel inzetten op afschrikking van Rusland en steun, zowel militair als niet-militair, aan Oekraïne. Het is tegen deze achtergrond dat het kabinet ten aanzien van de door Oekraïne gevraagde wapenleveranties voornemens is militaire goederen te leveren. Hieronder volgt een weergave van het proces vanaf de ontvangst van het Oekraïense verzoek, een omschrijving van de goederen en met levering gepaarde verdringingseffecten en een toelichting op de toetsing aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Tot slot wordt, conform de motie Brekelmans en Agnes Mulder ingegaan op het tijdpad van voorgenomen leveringen, de opleiding die benodigd is voor effectieve inzet van de goederen en de wijze waarop hier invulling aan kan worden gegeven.

Levering militaire goederen aan Oekraïne

Het Ministerie van Defensie heeft op 18 februari exportvergunningen verkregen voor de uitvoer van militaire goederen naar Oekraïne met een totale waarde van € 7.381.495,–. Het betreft:

– 3.000 gevechtshelmen en 2.000 scherfvesten met bijbehorende pantserplaten voor lichaamsbescherming.

– 30 metaaldetectoren en twee draadgeleide detectierobots voor (zee)mijnopsporing.

– Twee gevechtsveldbewakingsradars en vijf wapenlocatieradars.

– 100 scherpschuttersgeweren en 30.000 stuks bijbehorende munitie.

De ontvanger van deze militaire goederen is het Oekraïense Ministerie van Defensie. Eindgebruikers zijn de Oekraïense landmacht en de Oekraïense marine. De voorgenomen levering van militaire goederen komt voort uit Oekraïense verzoeken voor militaire goederen vanwege de toenemende spanningen aan de Oekraïens-Russische grens. De Oekraïense strijdkrachten beogen de goederen in te zetten ter verdediging tegen een mogelijke Russische gewapende aanval. De goederen worden door Nederland aan Oekraïne geschonken. De financiering van deze goederen en de daarbij horende logistieke kosten komen ten laste van het Budget Internationale Veiligheid (BIV).

Omschrijving goederen

De helmen en scherf- c.q. kogelwerende vesten zijn bedoeld voor persoonlijke bescherming van vitale lichaamsdelen tegen inkomend vuur of rondvliegend materiaal.

De metaaldetectoren (type Minelab) kunnen mijnen, geïmproviseerde explosieven en wapens die onder de grond liggen opsporen. De draadgeleide robots (type remotely operated underwater vehicles [ROV]) worden gebruikt t.b.v. detectie van zeemijnen. Met zowel de metaaldetectoren als de draadgeleide robots kunnen geen mijnen worden gelegd; zij hebben enkel een defensieve functie en worden ingezet bij veiligheid vergrotende maatregelen.

De mobiele gevechtsveldbewakingsradars (type Squire) kunnen bewegende voertuigen, (groepen) personen en laagvliegende helikopters detecteren en zo de informatiepositie van de gebruiker versterken. De wapenlocatieradar (type AN/TPQ-36) wordt gebruikt om bij inkomend vuur de locatie van vijandelijke artillerie waar te nemen en de verwachte locatie van inslag te berekenen. Met deze informatie wordt de gebruiker in staat gesteld om eigen troepen te waarschuwen tegen inkomend vuur en zich op accurate wijze te verdedigen tegen vijandelijk artillerievuur.

De te leveren scherpschuttersgeweren betreffen twee typen: Accuracy (90 stuks) en Barrett (10 stuks), waarmee op grote afstand (speciale) militaire doelen geraakt kunnen worden. Het Accuracy-geweer is bedoeld voor inzet tegen personen terwijl de Barrett, met zwaarder kaliber, ontwikkeld is voor inzet tegen (licht gepantserde) voertuigen. De geweren vormen een bijdrage aan de Oekraïense capaciteiten voor zelfverdediging tegen een mogelijke gewapende aanval.

Gevolgen operationele capaciteit

Bij de inventarisatie van welke militaire goederen het aan Oekraïne beschikbaar kan stellen, heeft Defensie, conform de overweging uit de motie van de leden Brekelmans en Agnes Mulder (Kamerstuk 35 925 V, nr. 72 van 3 februari 2022), de effecten van een leverantie op de eigen operationele gereedheid meegewogen. De uitkomst van deze inventarisatie is als volgt:

– De metaaldetectoren zijn niet noodzakelijk voor het op peil houden van de eigen capaciteit.

– De helmen, kogelwerende vesten en Accuracy wapens zijn overtollig en daarmee ook niet noodzakelijk voor de eigen capaciteit.

– De Barrett wapens en de radars komen uit de operationele reserves van Defensie en afstoting zorgt daarmee voor verdringingseffecten op de capaciteit van Defensie.

– De munitie komt uit de eigen voorraad van Defensie, moet worden aangevuld en zorgt daarmee voor verdringing bij opleiding en training.

De voorziene opleidingen zullen worden gegeven door defensiepersoneel van militaire opleidingsinstituten en operationele eenheden, en leiden tot verdringing of alternatieve invulling van programma’s. De geconstateerde verdringingseffecten, zowel voor de materiele steun als benodigde opleidingen zijn, gezien de huidige omstandigheden, door Defensie als acceptabel beoordeeld. Defensie zal de opleidingen buiten Oekraïne geven.

Toetsing EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport

De aanvragen voor wapenexportvergunningen van het Ministerie van Defensie zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, waarbij extra aandacht is besteed aan criteria 2, 3, 4 en 7.1 Bij deze toetsing is rekening gehouden met de veiligheidscontext in Oekraïne, zoals hieronder kort beschreven.

Veiligheidscontext

In 2014 leidde de pro-Europese Maidanopstand tot grote onrusten in de Donbas, een regio in Oost-Oekraïne in de Oblasten Donetsk en Loegansk. Simultaan met het uitbreken van dit conflict bezette Rusland gewapenderhand het schiereiland de Krim en annexeerde het. De onrusten in de Oblasten Donetsk en Loegansk resulteerden in een semi-bevroren conflict tussen door Rusland-gesteunde separatisten en de Oekraïense overheid. Als gevolg van de sterke Russische betrokkenheid heeft dit interne conflict ook duidelijke regionale kenmerken en is het niet louter als intern te kwalificeren. Naast dit «interne» conflict lopen sinds het voorjaar van 2021 de spanningen langs een groot deel van de Oekraïens-Russische grens op, als gevolg van een snelle opbouw van een Russische troepenmacht aan die grens. Sinds december 2021 is er een reële dreiging van een gewapende Russische aanval op Oekraïne, in strijd met het VN Handvest (geweldverbod). In het geval van een gewapende aanval door Rusland op Oekraïne heeft Oekraïne het recht op zelfverdediging tegen deze gewapende aanval (o.b.v. artikel 51 VN Handvest).

Eerbiediging mensenrechten en naleving humanitair oorlogsrecht (criterium 2)

Onder criterium 2 van EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport wordt getoetst in hoeverre een duidelijk risico bestaat dat de goederen gebruikt worden voor binnenlandse onderdrukking, en bij het begaan van mensenrechtenschendingen of schendingen van het humanitair oorlogsrecht. De algemene mensenrechtensituatie in Oekraïne is redelijk. Burgers kunnen vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en andere mensenrechten uitoefenen, met enkele beperkingen als gevolg van COVID-19. Voor de bevolking in gebieden die niet onder controle van de regering staan en op de bezette Krim blijven mensenrechten een grote zorg. De bevolking heeft onvoldoende toegang tot informatie, goede medische hulp, bewegingsvrijheid en vrijheid van vergadering.

De positie van vrouwen en de LGBTI-gemeenschap in Oekraïne verbetert langzaam, maar wel met de nodige weerstand vanuit een deel van de maatschappij. Tegelijkertijd is de afgelopen jaren sprake geweest van enkele positieve ontwikkelingen op dit vlak, zoals wetswijzigingen omtrent het invoeren van maatregelen tegen discriminatie op grond van geslacht en seksisme in reclame. Ondanks deze voorzichtig positieve ontwikkelingen staat de veiligheid van mensenrechtenverdedigers onder druk, met name degenen die zich bezighouden met corruptiebestrijding, LGBTI rechten en milieubescherming.

Als gevolg van het gewapend conflict in het oosten van Oekraïne tussen Oekraïense veiligheidstroepen en pro-Russische separatisten zijn inmiddels meer dan 14.000 mensen om het leven gekomen, waaronder een aanzienlijk aantal burgerslachtoffers. Naast oorlogsgeweld vormen arbitraire detentie en folteringen ook een bedreiging voor de burgerbevolking, waarvoor OHCHR alle strijdende partijen verantwoordelijk acht. Oekraïne heeft toegezegd geen zware wapens in te zetten in de dichtbevolkte steden, om zo burgerslachtoffers te voorkomen. De Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) stelde meermaals2 dat sinds 2019 beduidend minder burgerslachtoffers vallen. Sinds 27 juli 2020 is een aanvullend pakket aan maatregelen om het staakt-het-vuren te bestendigen van kracht, dat daaraan heeft bijgedragen. Het meest recente OHCHR-rapport (december 2021) meldt echter een toename in geweld en het aantal burgerslachtoffers tussen augustus en november 20213. Veel van de burgerslachtoffers vallen door landmijnen of onontplofte explosieven, maar er vallen ook slachtoffers bij active hostilities, waaronder door artillerie en incidenten met handvuurwapens.4 Volgens de OHCHR valt 80 tot 85% van deze burgerslachtoffers in de zelfuitgeroepen «Volksrepublieken Donetsk en Loegansk».5 Deze regio’s worden door Rusland gesteund en bewapend.

Met de te leveren scherpschuttersgeweren en radars kunnen doelwitten zorgvuldig geselecteerd worden. Door hun precisie kunnen onbedoelde slachtoffers worden voorkomen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen uit betrouwbare, onafhankelijke bronnen die wijzen op Oekraïense schendingen van het humanitair oorlogsrecht met behulp van scherpschuttersgeweren. Hoewel het uiterst zorgelijk is dat er burgerslachtoffers vallen in het conflict, ook als gevolg van Oekraïense militaire acties, geldt dat hierbij niet noodzakelijkerwijs sprake is van mensenrechtenschendingen of schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Ook bij rechtmatige aanvallen kunnen in een gewapend conflict burgerslachtoffers vallen. Voor de goederen voor lichaamsbescherming en de detectieapparatuur geldt dat er geen direct verband kan worden gelegd tussen toekomstige inzet van deze goederen en het plegen van mensenrechtenschendingen of schendingen van het humanitair oorlogsrecht. De mijnopsporingsapparatuur kan bijdragen aan het verbeteren van de veiligheidssituatie voor burgers én militairen in Oekraïne. Met in achtneming van bovengenoemde zorgen over de mensenrechtensituatie in Oekraïne valt toetsing aan criterium 2 positief uit.

Interne conflicten (criterium 3)

Toetsing aan criterium 3 betreft de interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of gewapende conflicten. Sinds het voorjaar van 2014 is sprake van een gewapend conflict in het oosten van Oekraïne. Het conflict speelt zich volledig af op Oekraïens grondgebied maar heeft als gevolg van de sterke Russische betrokkenheid een regionaal karakter en kan daarom niet los gezien worden van de huidige spanningen in het Oekraïens-Russische grensgebied. Het conflict heeft op het moment een semi-bevroren status waarbij beide zijden dagelijks het staakt-het-vuren schenden. Bij deze schendingen is sprake van de inzet van handvuurwapens, waaronder scherpschuttersvuur. Sinds half december 2021 nam het aantal schendingen van het staakt-het-vuren drastisch af, maar inmiddels is sinds enkele weken weer sprake van een toename.

De OVSE Special Monitor Mission (SMM) attribueert schendingen van het staakt-het-vuren niet aan specifieke strijdende partijen. Het is daarom niet vast te stellen wie verantwoordelijk is voor welk percentage van de schendingen.

Hoewel de goederen worden geleverd in het kader van zelfverdediging tegen een gewapende aanval van buitenaf (Russische militaire agressie op enige wijze) kan toekomstige inzet van de goederen in het «interne» conflict in Oost-Oekraïne niet uitgesloten worden, vooral wanneer strijders uit de zelfuitgeroepen «Volksrepublieken Donetsk en Loegansk» betrokken zijn/raken bij de strijd. In deze situatie moet, gegeven de schendingen van het staakt-het-vuren, rekening worden gehouden met de potentiële escalerende werking van een deel van de te leveren goederen (scherpschuttersgeweren) in dit conflict. Tot op heden hebben de staakt-het-vuren-schendingen niet geleid tot grootschalige militaire confrontaties of verdere escalatie. Daarnaast is de omvang van de voorgenomen levering zodanig dat deze niet in verhouding staat tot de Russische militair-materiële steun aan de «Volksrepublieken» en verwerft Oekraïne geen nieuwe capaciteiten met deze voorgenomen transactie. Bovendien vindt het conflict in de Donbas plaats op het eigen grondgebied, waar Oekraïne het recht heeft op te treden tegen de daar aanwezige niet-statelijke gewapende groepen die worden gesteund (onder meer met wapens) door Rusland. De in het kader van de Minsk-akkoorden gemaakte politieke afspraken doen hier niet aan af.

Gelet op bovengenoemde is de inschatting dat de te leveren goederen bestaande spanningen of een gewapend conflict in Oekraïne niet verder zullen verergeren of verlengen. Toetsing aan criterium 3 valt daarom positief uit.

Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4)

Toetsing aan criterium 4 is negatief indien een duidelijk risico bestaat dat de te leveren militaire goederen ingezet zullen worden voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken.

De te leveren goederen zullen hoogstwaarschijnlijk ingezet worden ter verdediging op het moment dat sprake is van een Russische gewapende aanval waarmee de goederen voorzien in de legitieme veiligheidsbehoefte van Oekraïne. Oekraïne maakt geen aanspraak op grondgebied van een buurland en het is niet waarschijnlijk dat de goederen zullen worden gebruikt voor een ander doel dan de legitieme nationale veiligheid en verdediging van het ontvangende land. De omvang van de te leveren goederen dient daarbij ook in verhouding te worden gezien met de grote Russische militaire presentie aan de Oekraïense grenzen. Gelet hierop bestaat er geen duidelijk risico dat Oekraïne de uit te voeren goederen voor agressie jegens Rusland zal gebruiken of er kracht mee wil bijzetten aan territoriale aanspraken. Deze transactie zal de regionale stabiliteit niet in negatieve zin beïnvloeden. Toetsing aan criterium 4 valt daarom positief uit.

Omleidingsrisico (criterium 7)

Het risico op omleiding is verschillend beoordeeld voor de verschillende typen goederen.

Omleidingsgevoeligheid verschillende goederen

De helmen, scherfvesten en mijnopsporingsapparatuur wordt -ondanks de relatief kleine omvang- als niet omleidingsgevoelig geacht, gezien de louter defensieve aard van de goederen en het feit dat ze op de vrije markt gemakkelijk te verkrijgen zijn.

De AN/TPQ-36 wapenlocatieradars zijn vanwege hun grote omvang en de verschillende bijbehorende onderdelen relatief moeilijk om te leiden. Bovendien is voor de bediening van de radars de nodige technische expertise vereist waardoor «instant-gebruik» (zoals bij handvuurwapens) moeilijker is, hetgeen het omleidingsrisico vermindert. De beperkte omvang maakt de Squire radars gevoeliger voor omleiding dan de wapenlocatieradars, maar ook hiervoor geldt dat vanwege de complexe aard van de goederen omleiding minder voor de hand ligt.

De geweren en bijbehorende munitie zijn wel omleidingsgevoelig, vanwege hun beperkte omvang en het feit dat dit soort goederen in de illegale wapenhandel circuleert. Oekraïne heeft een van de grootste illegale wapenhandelcircuits van Europa.6 Dit circuit is voornamelijk gericht op makkelijk verhandelbare handvuurwapens en munitie, en niet op helmen en scherfvesten, mijnopsporingsapparatuur en radars.

Conclusie

Ten aanzien van alle bovengenoemde goederen bestaat een risico dat ze als gevolg van een Russische militaire inval in handen van de Russische krijgsmacht en/of door Rusland ondersteunde separatisten belanden. Gelet op de acute dreiging van een Russische gewapende aanval, het Oekraïense recht zichzelf daartegen te verdedigen en de bijdrage die de levering van deze goederen hieraan kan leveren wordt dit risico als acceptabel beoordeeld.

Aangezien de helmen, scherfvesten en mijndetectieapparatuur bedoeld zijn voor veiligheidsvergrotende maatregelen en persoonlijke bescherming, er geen indirect verband bestaat tussen inzet van de goederen en het plegen van geweld, en deze goederen weinig verhandeld worden in het illegale wapenhandelcircuit wordt het risico van omleiding als gering beoordeeld. Voor deze typen goederen valt de toetsing aan criterium 7 positief uit.

Voor de twee typen radars geldt eveneens dat het risico op omleiding in het wapenhandelcircuit gering is. Gelet op bovenstaande valt toetsing aan criterium 7 daarom positief uit.

Ten aanzien van de geweren en bijbehorende munitie bestaat een risico op omleiding naar een andere, ongewenste eindgebruiker of ongewenst eindgebruik en valt toetsing aan criterium 7 daarom negatief uit. In lijn met het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport staat een negatieve toetsing aan criterium 5 t/m 8 een positief eindoordeel niet per se in de weg. Gelet op de acute dreiging van een Russische gewapende aanval, het Oekraïense recht zichzelf daartegen te verdedigen en de bijdrage die de levering van de geweren en bijbehorende munitie hieraan kan leveren wordt de negatieve toetsing aan criterium 7 als niet doorslaggevend voor het eindoordeel beoordeeld.

Ten aanzien van de overige criteria (1, 5, 6, 8) van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport gelden geen bijzonderheden; deze zijn eveneens positief getoetst.

Overzicht tijdpad levering militaire goederen

Op 19 januari jl. heeft Oekraïne aan Nederland verzocht om levering van militaire goederen. Na overleg met Oekraïne is vervolgens op 25 januari een nieuwe lijst van verzochte goederen met prioritering ontvangen. De ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken hebben deze lijst in behandeling genomen om te bezien of en in hoeverre Nederland aan het verzoek zou kunnen voldoen. Het Ministerie van Defensie heeft conform de motie Brekelmans en Agnes Mulder uitgezocht welke goederen geleverd kunnen worden, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de eigen voorraden en inzetbaarheid. Na voorafgaande ambtelijke contacten heeft het Ministerie van Defensie op 8 februari jl. de lijst met voor levering aan Oekraïne beschikbare goederen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeeld. Defensie heeft tegelijkertijd formeel exportvergunningen aangevraagd bij de Centrale Dienst In- en Uitvoer (CDIU) van de douane. De CDIU is na ontvangst direct begonnen aan een administratieve controle van de aanvragen en heeft de aanvragen, gezien de urgentie, gelijktijdig doorgestuurd naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de vergunningaanvragen vervolgens aan de geldende EU-wapenexportcriteria getoetst. Daarbij is, zoals hierboven is weergegeven, een zorgvuldige risicoanalyse gemaakt ten aanzien van de verschillende goederen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft een positief buitenlandpolitiek advies over deze transacties aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gegeven, die positief besloten heeft over afgifte van de vergunningen. Op 18 februari heeft het kabinet in de ministerraad de beoogde uitvoer van de militaire goederen naar Oekraïne besproken en het positieve oordeel onderschreven.

Het Ministerie van Defensie verwacht één à twee weken nodig te hebben om de goederen te kunnen leveren aan Oekraïne. Hierbij is Defensie echter afhankelijk van externe transportmaatschappijen en/of transportcapaciteit van militaire partners. Daarnaast wordt als gevolg van de exportcontrolewetgeving om goedkeuring gevraagd aan derden voor de levering van de Barrett, de wapenlocatieradar en mogelijk de Squire radar en de Accuracy. Om de scherpschuttersgeweren, radars, metaaldetectoren en draadgeleide robots adequaat te kunnen gebruiken, zijn opleidingen nodig. De opleidingen hebben in de meeste gevallen een duur van twee tot drie dagen. Voor één radarsysteem is de opleidingsduur ca. drie maanden. Aangezien Oekraïne reeds vergelijkbare systemen in gebruik heeft, onderzoekt Defensie de mogelijkheid om gebruik te maken van bestaande opleidingen. De verwachte personele inzet bij het leveren van opleidingen is c.a. 15 instructeurs.

Uitzending Nederlandse militairen naar Oekraïne

Het kabinet komt hierbij tegemoet aan het verzoek van uw Kamer om een brief over de gewijzigde motie Ephraim (Kamerstuk 35 925 V, nr. 77) van 8 februari 2022. De motie verzoekt de regering geen Nederlandse militairen uit te zenden naar Oekraïne, indien dit om gevechtshandelingen zou gaan. Zoals toegelicht tijdens het plenaire debat over de situatie in Oekraïne op 3 februari 2022 is er geen sprake van een bijstandsverplichting onder artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag, omdat Oekraïne geen lid is van de NAVO. Het uitzenden van Nederlandse militairen naar Oekraïne ten behoeve van gevechtshandelingen is niet aan de orde. Er zijn zorgvuldige besluitvormingsprocedures – inclusief betrokkenheid van uw Kamer – voor de eventuele inzet van Nederlandse militairen. Het is het kabinet dat besluit tot inzet van de krijgsmacht en daarvoor ten volle verantwoordelijkheid draagt. Artikel 100 Grondwet garandeert dat de Staten-Generaal de vrijheid heeft om het kabinet vanuit een onafhankelijke positie te controleren en te beoordelen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher

De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra

De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren


  1. EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944 van 8 december 2008↩︎

  2. Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR). (23-09-21) Update on the Human Rights Situation in Ukraine, 1 February – 31 July 2021, https://www.ohchr.org/Documents/Countries/UA/32ndReportUkraine-en.pdf↩︎

  3. Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR). (1-12-21) Update on the Human Rights Situation in Ukraine, 1 August – 31 October 2021, https://www.ohchr.org/Documents/Countries/UA/HRMMU-Update-2021-11-01-EN.pdf en Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR). (23-09-21) Update on the Human Rights Situation in Ukraine, 1 February – 31 July 2021, https://www.ohchr.org/Documents/Countries/UA/32ndReportUkraine-en.pdf↩︎

  4. Idem↩︎

  5. Idem.↩︎

  6. Small Arms Survey – «Making the Rounds: Illicit Ammunition in Ukraine» | https://www.smallarmssurvey.org/sites/default/files/resources/SAS-Report-Illicit-Ammunition-Ukraine.pdf en Global Organized Crime Index | https://ocindex.net/country/ukraine↩︎