[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 16 februari 2022)

Regels inzake instelling van een Nationaal Groeifonds (Wet Nationaal Groeifonds)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2022D06617, datum: 2022-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2021Z21255:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 16 februari 2022)



	35 976	Regels inzake instelling van een Nationaal Groeifonds (Wet
Nationaal Groeifonds)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om het
duurzaam verdienvermogen van Nederland op de lange termijn te versterken
door financiƫle middelen uit het Nationaal Groeifonds beschikbaar te
stellen voor investeringen en daartoe een begrotingsfonds in te stellen
als bedoeld in artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet 2016;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

duurzaam verdienvermogen: het bruto binnenlands product dat Nederland op
de lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een
economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de
aarde en voor huidige en toekomstige generaties;

fonds: Nationaal Groeifonds, bedoeld in artikel 2;

Onze Ministers: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat en Onze
Minister van Financiƫn.

Artikel 2 Instelling, doel en bereik van het fonds

1. Er is een Nationaal Groeifonds.

2. Het fonds heeft als doel het beschikbaar stellen van financiƫle
middelen om het duurzaam verdienvermogen te vergroten door het doen van
investeringen, op het gebied van:

a. kennisontwikkeling;

b. onderzoek, ontwikkeling en innovatie. 

3. Uit het fonds kunnen financiƫle middelen ter beschikking worden
gesteld voor activiteiten die ten minste:

a. het duurzaam verdienvermogen vergroten;

b. betrekking hebben op investeringen die niet structureel zijn; 

c. betrekking hebben op investeringen die additioneel zijn aan private
investeringen;

d. betrekking hebben op investeringen die additioneel zijn aan bestaande
of geplande publieke investeringen en niet vallen binnen een bestaande
regeling van de overheid; 

e. een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten hebben;

f. niet strijdig zijn met het kabinetsbeleid; en

g. betrekking hebben op investeringen die voldoen aan het beginsel van
subsidiariteit in relatie tot financieringsmogelijkheden die de Europese
Unie of decentrale overheden kunnen bieden; 

4. Voor de activiteiten, bedoeld in het derde lid, kan een nader te
bepalen omvang worden vastgesteld die noodzakelijk is om een
substantieel effect te hebben op het duurzaam verdienvermogen, voor
zover die betrekking heeft op de omvang van de activiteiten of de
bijdrage uit het fonds.

5. Deze wet is mede van toepassing op de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.

Artikel 3 Beheer en begroting van het fonds

1. Het fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2.11, eerste
lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

2. Onze Ministers beheren het fonds.

Artikel 4 Meerjarenprogramma Nationaal Groeifonds

1. Jaarlijks bieden Onze Ministers gelijktijdig met het voorstel van wet
tot vaststelling van de begrotingsstaat van het fonds een
Meerjarenprogramma Nationaal Groeifonds aan de Staten-Generaal aan.

2. Het meerjarenprogramma verschaft informatie over de meerjarige
uitgaven van het fonds, bedoeld in artikel 6, aanhef en onderdelen a en
b. Het meerjarenprogramma maakt tevens zichtbaar hoe de financiƫle
middelen van het fonds worden verdeeld over verschillende
beleidsterreinen.

Artikel 5 Ontvangsten van het fonds

De ontvangsten van het fonds zijn:

a. gelden verkregen uit algemene middelen van het Rijk;

b. bijdragen ten laste van andere begrotingen van het Rijk als bedoeld
in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;

c. ontvangsten van derden in het kader van het bereiken van het doel,
genoemd in artikel 2, tweede lid.

Artikel 6 Uitgaven van het fonds

In het kader van het bereiken van het doel, genoemd in artikel 2, tweede
lid, komen ten laste van het fonds:

a. subsidies aan provincies, gemeenten of andere publiekrechtelijke
rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke
personen; 

b. bijdragen aan andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel
2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;

c. andere uitgaven. 

Artikel 7 Subsidieverstrekking 

1. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan subsidies
verstrekken voor activiteiten in het kader van het bereiken van het doel
van het fonds, genoemd in artikel 2, tweede lid.

2. Onverminderd artikel 4:35, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, kan Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, voor
zover subsidieverstrekking in strijd is met verdragsrechtelijke
verplichtingen:

a. subsidieverstrekking weigeren;

b. een subsidie lager vaststellen dan overeenkomstig de
subsidieverlening;

c. een subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele
van de ontvanger wijzigen.

3. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging, bedoeld in het tweede
lid, kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde
subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is. 

4. De intrekking of wijziging, bedoeld in het tweede lid, werkt terug
tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij de
intrekking of wijziging anders is bepaald.

5. De artikelen 4:49, derde lid, en 4:57, vierde lid, van de Algemene
wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de vaststelling,
intrekking en wijziging, bedoeld in het tweede lid. 

6. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan specifieke
uitkeringen als bedoeld in artikel 15a van de Financiƫle-verhoudingswet
verstrekken voor activiteiten in het kader van het bereiken van het
doel, genoemd in artikel 2, tweede lid. Het tweede tot en met vijfde lid
en artikel 8, tweede tot en met zesde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing op deze uitkeringen.

Artikel 8 Nadere regelgeving

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kunnen nadere regels
worden gesteld over de uitgaven ten laste van het fonds, bedoeld in
artikel 6, onderdeel b. 

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kunnen regels over
subsidies als bedoeld in artikel 7 worden gesteld, met betrekking tot: 

a. de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt
bepaald;

c. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

d. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

e. de verplichtingen voor de subsidieontvanger;

f. de vaststelling van de subsidie;

g. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

h. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

i. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie
in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet
bestuursrecht.

3. In de regels, bedoeld in het tweede lid, wordt voorzien in de
vaststelling van een subsidieplafond, tenzij Onze Minister van
Financiƫn heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.

4. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, kan in de regels, bedoeld in het tweede lid, titel 4.2
van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing worden verklaard op
subsidies die op grond van die regels uitsluitend voorzien in
verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn
ingesteld. 

5. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
artikel 7 en het tweede tot en met het vierde lid van dit artikel, zijn
belast de bij besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat
aangewezen personen.

6. Van een besluit als bedoeld in het vijfde lid wordt mededeling gedaan
door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 9 Adviescommissie Nationaal Groeifonds

1. Er is een Adviescommissie Nationaal Groeifonds.

2. De adviescommissie heeft tot taak Onze Ministers te adviseren over
investeringsvoorstellen voor het beschikbaar stellen van financiƫle
middelen, bedoeld in artikel 2, tweede lid. 

3. De adviescommissie stelt een werkwijze vast voor de wijze waarop zij
haar taken uitvoert en maakt deze openbaar.

4. De leden van de adviescommissie worden benoemd door Onze Ministers en
kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op
andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door Onze
Ministers.

5. Bij ministeriƫle regeling van Onze Ministers worden nadere regels
gesteld over onder meer de taak van de adviescommissie, de
onafhankelijkheid van de leden van de adviescommissie en het afleggen
van verantwoording door de adviescommissie. 

Artikel 10 Wijziging bijlage 2 Awb

In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de
alfabetische volgorde ingevoegd: 

Wet Nationaal Groeifonds

Artikel 11 Evaluatie

Onze Ministers zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze
wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de
praktijk.

Artikel 12 Vervallen bepalingen Comptabiliteitswet 2016 en
overgangsrecht

1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van het vijfde lid,
onderdeel d, van artikel 2.1 van de Comptabiliteitswet 2016 door een
punt, vervallen artikel 2.1, vijfde lid, onderdeel e, en artikel 4.3,
vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

2. Op financiƫle verplichtingen die zijn aangegaan voor het tijdstip
van het vervallen van de artikelen, genoemd in het eerste lid, blijft
het bij of krachtens die artikelen bepaalde van toepassing. 

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 14 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet Nationaal Groeifonds.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, 

De Minister van Financiƫn,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1