[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (PbEU 2019, L 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie)

Voorstel van wet

Nummer: 2022D06802, datum: 2022-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36040-2).

Onderdeel van kamerstukdossier 36040 -2 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (PbEU 2019, L 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie) .

Onderdeel van zaak 2022Z03254:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

36 040 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (PbEU 2019, L 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (PbEU 2019, L 172/18) om te zetten in bepalingen van nationaal recht en dat het daartoe noodzakelijk is de Faillissementswet te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. De rechtbank stelt op grond van het eerste lid een curator aan die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:

a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de curator; en

b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.

B

In artikel 15, derde lid, wordt na de tweede zin een zin ingevoegd, luidende: Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 42a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt in de eerste zin na «ter griffie van» ingevoegd «de» en wordt na «of» ingevoegd «nadat» en komt de tweede zin te luiden: De rechter honoreert dit verzoek als op het moment dat de machtiging wordt verstrekt redelijkerwijs valt aan te nemen dat:

a. het verrichten van de rechtshandeling noodzakelijk is om:

1° de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord als bedoeld in de artikelen genoemd in de aanhef te kunnen blijven voortzetten, of

2° een akkoord als bedoeld in de artikelen genoemd in de aanhef te kunnen voorbereiden, in stemming te kunnen brengen of overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank te kunnen laten homologeren, en

b. de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar bij deze rechtshandeling gediend zijn, terwijl geen van de individuele schuldeisers daardoor wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De artikelen 369, zevende tot en met tiende lid, en 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, en veertiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

E

In artikel 71 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. De rechtbank stelt het salaris van de curator vast aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van het faillissement tot uitdrukking komt. Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de curator tot vaststelling van zijn salaris of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan neemt de rechtbank geen beslissing als bedoeld in het eerste en tweede lid dan nadat zij de curator op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.

F

Artikel 110, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de eerste zin wordt een zin ingevoegd, luidende: De overeenkomst als bedoeld in de eerste zin voorziet in ieder geval in de mogelijkheid tot indiening van vorderingen met behulp van een elektronisch communicatiemiddel.

2. Aan de laatste zin wordt een punt toegevoegd.

G

In artikel 142 wordt «aan de niet op de verificatievergadering verschenen, erkende of voorwaardelijk toegelaten schuldeisers kennis gegeven, bij brieven vermeldende de summiere inhoud van het akkoord» vervangen door «aan de niet op de verificatievergadering verschenen, erkende of voorwaardelijk toegelaten schuldeisers schriftelijk kennis gegeven onder vermelding van de summiere inhoud van het akkoord».

H

Aan artikel 215 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. De rechtbank benoemt op grond van het tweede lid een bewindvoerder die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de benoeming:

a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de bewindvoerder; en

b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.

I

In artikel 215a, tweede lid, wordt na de tweede zin een zin ingevoegd, luidende: Artikel 250, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

J

In de artikelen 216, eerste zin, 218, eerste lid, eerste zin, 225, tweede lid, 242, eerste lid en 271, eerste lid, eerste zin, vervalt «zo die is benoemd».

K

Artikel 222a wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel 5 een onderdeel toegevoegd, luidende:

6°. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.

2. In het vierde lid vervalt «onder 1° tot en met 5°».

L

In het eerste lid van artikel 222b vervalt «onder 1° tot en met 5°».

M

Artikel 223a komt te luiden:

Artikel 223a

1. Bij het voorlopig verlenen van de surseance benoemt de rechtbank een of meer van haar leden tot rechter-commissaris, teneinde de bewindvoerders op hun verzoek van advies te dienen en toezicht te houden op de vervulling door de bewindvoerders van de door hen ingevolge deze titel te verrichten taken.

2. Benoemt de rechtbank meerdere rechters-commissarissen, dan zijn zij zowel afzonderlijk als tezamen bevoegd om de in deze wet genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

N

Artikel 224 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, vervalt «zo die is benoemd of, bij gebreke van dien, van de voorzieningenrechter der rechtbank».

2. In het tweede lid wordt «of van één of meer schuldeisers» vervangen door «, van één of meer schuldeisers of van de schuldenaar» en vervalt «zo die is benoemd».

O

In de artikelen 227, tweede lid, en 264, eerste lid, vervalt «zo die is benoemd of, bij gebreke van dien, de rechtbank».

P

In artikel 230, tweede lid, tweede zin, vervalt «of, zo geen rechter-commissaris is benoemd, van de voorzieningenrechter van de rechtbank».

Q

Artikel 241a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt «de rechtbank of, zo een rechter-commissaris is benoemd, van deze» vervangen door «de rechter-commissaris».

2. In het tweede lid, tweede zin, wordt «De rechtbank en rechter-commissaris kunnen» vervangen door «De rechter-commissaris kan» en wordt «hen» vervangen door «hem».

R

In artikel 241c, eerste lid, wordt «de rechtbank of de rechter-commissaris zo die is benoemd,» vervangen door «de rechter-commissaris».

S

Aan artikel 250 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De rechtbank stelt het loon van de bewindvoerder vast aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van de surseance tot uitdrukking komt. Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de bewindvoerder tot vaststelling van zijn loon of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan beslist de rechtbank niet over het loon van de bewindvoerder dan nadat zij de bewindvoerder op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.

T

Artikel 255 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «zo die is benoemd» en «of, bij gebreke van dien, in raadkamer».

2. In het derde lid wordt «de rechter-commissaris zo die is benoemd en,» vervangen door «, de rechter-commissaris en».

U

In de artikelen 256, tweede lid, eerste zin, 281e, vierde lid, derde zin en 322, eerste zin wordt «bij brieven» vervangen door «schriftelijk».

V

In de artikelen 265, vijfde lid, en 267 vervalt «zo die is benoemd of bij gebreke van dien de rechtbank».

W

In artikel 268a vervalt «de rechtbank of, zo die is benoemd,».

X

In artikel 269, eerste lid, tweede zin, vervalt «zo die is benoemd en bij gebreke van dien, door de voorzieningenrechter».

Y

In artikel 269a, eerste zin, vervalt «ten overstaan van een rechter-commissaris is geraadpleegd en beslist en».

Z

Artikel 270 vervalt.

AA

In artikel 277, derde zin, vervalt «dan wel in artikel 270».

BB

In artikel 278, eerste lid, vervalt «dan wel van artikel 270».

CC

In artikel 281c, eerste zin, wordt «de artikelen 215, vierde lid, 216a, tweede lid, tweede zin,» vervangen door «de artikelen 215, tweede lid,» en wordt na «brieven» ingevoegd «dan wel schriftelijk».

DD

In artikel 281e, vijfde lid, vervalt «270».

EE

In artikel 283, eerste lid, vervalt «, 270».

FF

Aan artikel 287, derde lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende: De rechtbank benoemt een bewindvoerder die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:

a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de bewindvoerder; en

b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.

GG

Artikel 294 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van een punt door een puntkomma in onderdeel h een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

i. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.

2. In het vierde lid vervalt «, onder a tot en met h,».

HH

In het eerste lid van artikel 294a vervalt «onder a tot en met h,».

II

Aan artikel 315 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen beschikkingen van de rechter-commissaris en van de rechtbank worden aangewezen die uiterlijk de werkdag volgend op de dag van de uitspraak worden ingeschreven in de registers bedoeld in de artikelen 294 en 294a. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke informatie van de aangewezen beschikking langs de hiervoor genoemde weg wordt ingeschreven.

JJ

Aan artikel 320, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de bewindvoerder tot vaststelling van zijn salaris of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan neemt de rechtbank geen beslissing als bedoeld in het eerste en derde tot en met vijfde lid dan nadat zij de bewindvoerder op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.

KK

In artikel 348, derde zin, wordt «bij brieven op waarin het onderwerp van de vergadering wordt vermeld» vervangen door «schriftelijk op waarbij het onderwerp van de vergadering wordt vermeld».

LL

Artikel 349a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, tweede zin, wordt «de termijn op ten hoogste vijf jaar stellen, indien» vervangen door «de termijn op ten hoogste vijf jaar stellen als de aard van de schulden daartoe aanleiding geeft of de schuldenaar niet aan al zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen kan voldoen, onder de voorwaarde dat».

2. In het tweede lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: De rechter-commissaris kan de termijn verlengen als de schuldenaar niet aan al zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen kan voldoen, of als de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.

3. In het tweede lid, vijfde zin (nieuw), wordt na «in de gelegenheid» ingevoegd «te».

MM

Artikel 369 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: In deze afdeling wordt verstaan onder MKB-onderneming: een onderneming waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet in het voorgaande boekjaar € 50 miljoen of het balanstotaal aan het eind van het voorgaande boekjaar € 43 miljoen niet overschreed.

2. In het tweede lid wordt «artikel 381, derde lid» vervangen door «artikel 381, tweede lid».

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het in deze afdeling bepaalde is niet van toepassing op:

a. rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

b. vorderingen ter zake van reeds vervallen of in de toekomst tot uitkering komende termijnen van pensioen;

c. financiëlezekerheidsovereenkomsten en verrekenbedingen in de zin van artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; en

d. bevoegdheden als bedoeld in artikel 212b, tweede lid en opdrachten en daaruit voortvloeiende rechtshandelingen als bedoeld in artikel 212b, derde lid.

Onder rechten van werknemers als bedoeld in onderdeel a worden mede verstaan vorderingen van werknemers tot betaling door hun werkgever van premie aan een pensioenuitvoerder, een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pensioenwet of, als de pensioenovereenkomst niet wordt beheerst door Nederlands recht, een soortgelijke instelling uit een andere lidstaat in de Europese Unie of een derde-land.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

11. Het in deze afdeling bepaalde doet geen afbreuk aan:

a. het bepaalde in Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);

b. de voorschriften inzake de bescherming van geldmiddelen voor betaalinstellingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337); en

c. de voorschriften inzake de bescherming van geldmiddelen voor elektronischgeldinstellingen uit hoofde van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU 2009, L 267).

NN

In artikel 370, vierde lid, wordt «in de registers» vervangen door «in het register».

OO

Artikel 371 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, vijfde zin, wordt toegevoegd «, waarna de herstructureringsdeskundige op een door hem nader te bepalen wijze en binnen een door hem te bepalen termijn tegemoet komt aan dit verzoek».

2. In het derde lid wordt de tweede zin vervangen door de volgende vier zinnen: Een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige wordt in ieder geval toegewezen als het is ingediend door de schuldenaar zelf. Dit geldt in beginsel ook als het verzoek wordt gesteund door de meerderheid van de schuldeisers, met dien verstande dat in dat geval het vijftiende lid onverminderd van toepassing is. Wordt het verzoek toegewezen, dan wijst de rechtbank een herstructureringsdeskundige aan die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanwijzing:

a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de herstructureringsdeskundige; en

b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.

3. In het tiende lid wordt aan de eerste zin toegevoegd «aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van de akkoordprocedure tot uitdrukking komt» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Wordt het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige gesteund door de meerderheid van de schuldeisers, dan vermeldt de verzoeker in het verzoek het bedrag dat de werkzaamheden van herstructureringsdeskundige en van de derden die door hem worden geraadpleegd naar zijn oordeel ten hoogste mogen kosten en laat hij zich uit over de wijze waarop de schuldeisers deze kosten gaan dragen.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

15. Heeft een verzoek als bedoeld in het eerste lid betrekking op een schuldenaar die een MKB-onderneming drijft of op een schuldenaar die behoort tot een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die een MKB-onderneming drijft en is op het moment dat het verzoek wordt gedaan, niet al een verklaring als bedoeld in artikel 370, derde lid, ter griffie van de rechtbank gedeponeerd, dan wijst de rechtbank dat verzoek alleen toe als de schuldenaar hiermee instemt. Constateert de rechtbank dat het bestuur geen goede reden heeft voor de weigering om instemming te verlenen, dan kan zij bepalen dat haar beslissing dezelfde kracht heeft als de instemming van het bestuur.

PP

Artikel 373 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na «noodzakelijk zijn» ingevoegd «, zoals het verzoek tot en de afkondiging van een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376».

2. In het vierde lid wordt «een verzuim in de nakoming van de schuldenaar dat heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode» vervangen door «een verzuim van de schuldenaar in de voldoening van een schuld die is ontstaan vóór de afkoelingsperiode».

QQ

Artikel 375 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt toegevoegd «en, als er geen sprake is van een aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, een elektronisch postadres waarop de schuldenaar bereikbaar is».

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. voor zover van toepassing, de naam van de observator of van de herstructureringsdeskundige en een elektronisch postadres waarop de herstructureringsdeskundige bereikbaar is;

3. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. voor zover van toepassing,

1°. de nieuwe financiering die de schuldenaar in het kader van de uitvoering van het akkoord aan wil gaan en de redenen waarom dit nodig is, en

2°. een bepaalde transactie die de schuldenaar in het kader van de uitvoering van het akkoord aan wil gaan en die hij bij de behandeling van het homologatieverzoek overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank wil laten toetsen;

4. In het tweede lid, onderdeel e, onder 3°, wordt toegevoegd «en voor zover van toepassing, de gevolgen van die maatregelen voor de bij de schuldenaar in dienst zijnde werknemers».

5. In het tweede lid, onderdeel e, onder 4°, wordt na «een oplossing» ingevoegd «en de noodzakelijke voorwaarden die hiervoor vervuld moeten zijn».

RR

Artikel 376 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel a, wordt na «kunnen blijven voortzetten» ingevoegd «of om de door de schuldenaar gedreven onderneming door middel van een akkoord gecontroleerd af te kunnen wikkelen».

2. In het zesde lid wordt «wordt de afkoelingsperiode niet verlengd als:» vervangen door «kan de totale termijn van de afkoelingsperiode met inbegrip van verlengingen niet langer zijn dan vier maanden als:» en wordt onder b na «op basis van deze afdeling» ingevoegd «of op basis van artikel 42a».

3. In het achtste lid wordt «De artikelen 241a, tweede en derde lid, 241c, 241d» vervangen door «De artikelen 241a, tweede en derde lid, en 241c».

4. Onder vernummering van het tiende tot en met dertiende lid tot elfde tot en met veertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

10. De rechtbank kan een machtiging als bedoeld in het tweede lid, onder a, verlenen, als redelijkerwijs valt aan te nemen dat de derde door het niet kunnen uitoefenen van de bevoegdheid als bedoeld in dat onderdeel, wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad.

5. In het elfde lid (nieuw), tweede zin, wordt na «op verzoek van de schuldenaar, » ingevoegd «de observator zo die is aangesteld, ».

6. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «verzoeken als bedoeld in het vijfde, negende en tiende lid» vervangen door «verzoeken als bedoeld in het vijfde, negende en elfde lid».

SS

Artikel 378, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. of, als de schuldenaar een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 383, tweede lid, het bestuur zonder goede reden weigert instemming te verlenen voor de indiening van het homologatieverzoek.

TT

Aan artikel 380, eerste lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende: De rechtbank stelt een observator aan die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:

a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de observator, en

b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.

UU

Artikel 381 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot tweede tot en met zevende lid.

2. In het derde lid (nieuw), eerste zin, wordt «een schuldeiser als bedoeld in het derde lid» vervangen door «een schuldeiser als bedoeld in het tweede lid».

VV

Artikel 383 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Is het akkoord door de schuldenaar voorbereid en overeenkomstig artikel 371, eerste lid, vijfde zin, door de herstructureringsdeskundige ter stemming aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders voorgelegd, dan kan de schuldenaar zelf geen homologatieverzoek indienen, maar doet de herstructureringsdeskundige dit op verzoek van de schuldenaar of op zijn eigen initiatief.

2. In het tweede lid, eerste zin, vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b en c tot onderdelen a en b en komt onderdeel b (nieuw) als volgt te luiden:

b. de schuldenaar of de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waartoe de schuldenaar behoort, een MKB-onderneming drijft.

WW

Artikel 384 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Heeft de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, overeenkomstig artikel 383, eerste lid, derde zin, naast een homologatieverzoek dat betrekking heeft op een akkoord dat hij zelf heeft voorbereid, ook een homologatieverzoek ingediend voor een akkoord dat door de schuldenaar is voorbereid, dan beoordeelt de rechtbank eerst het homologatieverzoek voor het laatstgenoemde akkoord, tenzij de herstructureringsdeskundige een door de schuldenaar ondersteund verzoek indient tot behandeling van de verzoeken in omgekeerde volgorde of alleen voor het eerstgenoemde akkoord geldt dat alle klassen daarmee hebben ingestemd. Pas als blijkt dat dit homologatieverzoek moet worden afgewezen, behandelt de rechtbank het tweede homologatieverzoek.

2. Het tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:

6. in het akkoord overeenkomstig artikel 375, eerste lid, onderdeel i, is opgenomen dat de schuldenaar:

1°. een nieuwe financiering aan wil gaan, terwijl redelijkerwijs aannemelijk is dat deze niet noodzakelijk is voor de uitvoering van het akkoord of de belangen van de gezamenlijke schuldeisers daardoor wezenlijk worden geschaad, of

2° een bepaalde transactie aan wil gaan, terwijl redelijkerwijs aannemelijk is dat deze niet onmiddellijk noodzakelijk is voor de uitvoering van het akkoord of de belangen van de gezamenlijke schuldeisers daardoor wezenlijk worden geschaad;

3. In het vierde lid, onderdeel d, wordt «heeft verstrekt» vervangen door «hebben verstrekt».

XX

In artikel 385, tweede zin, wordt «artikel 381, vierde of vijfde lid» vervangen door «artikel 381, derde of vierde lid».

ARTIKEL II

In artikel 19a, tweede lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt na «met een beloop van € 100.000» ingevoegd «en niet meer dan € 1.000.000».

ARTIKEL III

Indien artikel II, onderdeel F, van de Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel (Stb. 2019, 280), in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 374, tweede lid, onderdeel a, van de Faillissementswet, «ten aanzien waarvan uit een opgave krachtens de Handelsregisterwet 2007 blijkt dat er vijftig of minder personen werkzaam zijn» vervangen door «ten aanzien waarvan uit een opgave krachtens de Handelsregisterwet 2007 een indicatie van het aantal arbeidsverhoudingen blijkt die vijftig of minder bedraagt,».

ARTIKEL IV

Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet is van toepassing op:

a. faillissementen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn uitgesproken;

b. surseances van betaling die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet voorlopig of definitief zijn verleend;

c. schuldsaneringsregelingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn uitgesproken, en

d. besloten of openbare akkoordprocedures buiten faillissement ten aanzien waarvan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verklaring als bedoeld in artikel 370, derde lid, Faillissementswet, is gedeponeerd of voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verzoek als bedoeld in artikel 371, eerste lid, Faillissementswet, is gedaan.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister voor Rechtsbescherming,