Voortgang aanpak Participatiewet en stand van zaken wetsvoorstel Breed Offensief
Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Brief regering
Nummer: 2022D06866, datum: 2022-02-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34352-230).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Syntheseonderzoek: Aandacht voor vertrouwen en oog voor de menselijke maat binnen de Participatiewet
- Rapport inventarisatie verbeterpunten Participatiewet
Onderdeel van kamerstukdossier 34352 -230 Uitvoering en evaluatie Participatiewet.
Onderdeel van zaak 2022Z03277:
- Indiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-02-23 18:00: Participatiewet/Breed Offensief (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-03-08 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-08 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-03-10 15:04: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
35 394 Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief)
Nr. 230 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2022
Bestaanszekerheid is één van de pijlers onder onze samenleving. Meedoen is daarvoor onmisbaar. Het is de basis voor een samenleving waarin mensen gekend en gezien worden. Waarin je kansen krijgt én grijpt om je te ontwikkelen. Waarin wordt gekeken naar wat mensen nodig hebben om vooruit te komen en dat daarop de inzet wordt aangepast in plaats van andersom. Waarin ieders talent tot zijn recht komt. Dat is een samenleving waarvoor ik mij wil inzetten.
Die inzet zie ik in een breder verband. We moeten het samen doen. Participatie gaat over deelnemen aan de samenleving én aan elkaars leven. Het vraagt om betrokkenheid. Om een reikende hand en een schouder om op te leunen als dat nodig is. Soms hebben mensen begeleiding nodig, soms juist ruimte of de juiste richting om het zelfstandig te doen. Wie steun nodig heeft, moet daarop kunnen rekenen. Dat betekent ook dat degene die hulp krijgt, zelf ook stappen moet zetten. Zo werkt het vangnet voor iedereen, en belangrijker, zo houden we elkaar in balans.
Aanleiding
Voor sommige mensen is hun leven (tijdelijk) uit balans. Een deel daarvan is in hun dagelijkse leven ook afhankelijk van de bijstand. Uit verschillende signalen en onderzoeken is gebleken dat deze mensen, naast de steun die zij ontvangen, ook problemen ervaren die voortkomen uit de Participatiewet. Dat is uiterst onwenselijk en daar moeten we met elkaar wat aan doen. Vanuit de Participatiewet bekeken is deze wet bedoeld om mensen te ondersteunen in hun inkomen en te begeleiden naar werk, maar in de praktijk pakt dit soms anders uit. De uitwerking van de wet wordt dan als «hard» omschreven. Het gevoel overheerst dat de overheid met de wet vooral op de regels let en weinig oog heeft voor mensen zelf. Laat staan voor – veelal veelvuldige – problemen waarmee zij kampen. Dat gevoel begrijp ik, en ik deel de zorgen over hardheden en knelpunten in de wet. Die wil ik – samen met alle betrokken partijen – dan ook zo snel mogelijk aanpakken.
In deze brief ga ik allereerst in op de voortgang van het traject tot verbetering van de Participatiewet. Daarna geef ik mijn reactie op het verzoek van uw Kamer om haar te informeren over de stand van zaken van het Wetsvoorstel Breed Offensief en op de reeds ingediende amendementen bij dit wetsvoorstel.1
Tussen beide onderdelen van de brief bestaat een sterke inhoudelijke samenhang.
Het betreft hier immers allemaal maatregelen die moeten bijdragen aan meer bestaanszekerheid voor mensen in een kwetsbare positie. Een deel van die maatregelen kan op korte termijn worden doorgevoerd. Voor een ander deel is de uitwerking nog volop gaande. Dat moet zorgvuldig gebeuren, in overleg met alle betrokken partijen, maar ik voel de urgentie om hier snel werk van te maken. Met deze brief bied ik daarvoor een routekaart.
Het wetsvoorstel Breed Offensief richt zich op het bevorderen van de arbeidsmarktkansen van mensen met een arbeidsbeperking in de Participatiewet. Dit is te zien als een eerste stap tot verbetering van de Participatiewet. Ik acht het van belang dat de behandeling van dit wetsvoorstel op afzienbare termijn kan plaatsvinden zodat de praktische verbeterpunten uit het wetsvoorstel per 1 januari 2023 kunnen worden gerealiseerd. Ik streef ernaar om zo spoedig mogelijk nog een nota van wijziging op dit wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen die erop gericht is om de wijziging van de kostendelersnorm uit het coalitieakkoord en enkele wijzigingen met betrekking tot de banenafspraak in het wetsvoorstel op te nemen. De amendementen die zijn ingediend bij het wetsvoorstel hebben een bredere strekking en raken in belangrijke mate aan de zorgen over hardheden en knelpunten in de wet. Ik wil deze zorgen daarom meenemen in het bredere traject tot verbetering van de Participatiewet. Ik licht dit hierna toe.
Traject tot verbetering van de Participatiewet
In het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) is de ambitie uitgesproken om te werken vanuit vertrouwen en ruimte te bieden voor maatwerk. Deze ambitie past bij het vorig jaar ingezette traject om de Participatiewet te beoordelen op eenvoud, menselijke maat en uitvoering. Ik wil dit traject voortvarend verder brengen en informeer u daarom in deze brief over de eerste resultaten. En ook over de stappen die mij in de komende periode voor ogen staan. Dit alles in lijn met de toezegging die de toenmalige staatsecretaris van SZW heeft gedaan in zijn brief van 10 september 2021.2
Het ingezette traject tot verbetering van de Participatiewet is opgepakt als een brede maatschappelijke opgave. Samen met ervaringsdeskundigen, de SVB, gemeenten en andere partijen is geïnventariseerd welke hardheden mensen ervaren. Daarna zijn de oorzaken achter deze hardheden in kaart gebracht, net als mogelijke oplossingen en de daarbij horende dillema’s.
Uit de gesprekken en bijeenkomsten komt het beeld naar voren dat de Participatiewet in de praktijk niet in balans is. Dat is zichtbaar in de ongelijke verhouding tussen als beperkt ervaren ondersteuning, een streng sanctieregime en ingewikkelde bestaanszekerheid. Het strikte vangnetkarakter van de bijstand speelt daar een rol in. Elk voordeel dat een bijstandsgerechtigde geniet, kan gevolgen hebben voor zijn uitkering. Als een klein ontvangen bedrag (denk aan een paar tientjes die iemand zo nu en dan ontvangt na de verkoop van kleding) niet wordt gemeld, wordt dat aangemerkt als schending van de inlichtingenplicht. Dat kan een sanctie en terugvordering tot gevolg hebben. Daarnaast is de wet in haar uitvoering erg gericht op de uitstroom naar arbeid. Terwijl dat in de beleving van een fors deel van de bijstandsgerechtigden op korte termijn geen reëel perspectief is en de juiste ondersteuning daarvoor ook ontbreekt.3 In het coalitieakkoord is de ambitie uitgesproken om hier, samen met gemeenten, deskundigen, maatschappelijke organisaties en bijstandsgerechtigden, mee aan de slag te gaan.
Het beeld dat uit het traject naar voren komt, is gecompliceerd. De hardheid die mensen ervaren, komt niet alleen voort uit incidenten die te maken hebben met strikte handhaving. Het is een stapeling van verschillende scherpe elementen, die allemaal op het bord van de bijstandsgerechtigde terechtkomen. De oproep vanuit gemeenten en het bredere veld is dan ook om naar de fundamenten van de wet te kijken. Als we daar nuanceringen in aanbrengen, komen wet en uitvoering weer meer met elkaar in balans. Dat geeft ook meteen de mogelijkheid om de menselijke maat stevig te verankeren in de wet. Ik wil daarmee bijdragen aaneen gevoel van hernieuwd vertrouwen.
Dat is geen makkelijk te leggen puzzel. Het steeds oog blijven houden voor de mens achter de regels, is niet iets dat met enkele wijzigingen op artikelniveau in wetgeving te verankeren is. Dat vraagt om een beweging, waarin ook kritisch naar de onder de wet liggende rolverdeling en het mens- en maatschappij beeld wordt gekeken. Ik ben mij daarbij bewust van de urgentie om voortvarend stappen te zetten en wil daarom twee sporen parallel opstarten. Binnen het eerste spoor wil ik expliciet kijken naar oplossingen die op korte termijn de wet van haar hardvochtige elementen kunnen ontdoen. Het gaat dan om voorstellen die de scherpe randen uit de wet halen. Het tweede spoor is dan gericht op de eigenlijke beweging. Een beweging waarmee we samen met gemeenten en stakeholders menselijke maat en vertrouwen een centrale plek kunnen geven in de wet zelf en de uitvoering daarvan. Hierbij zullen we ook kijken naar de systematiek en de werking van de wet.
De aanpak: het beleidsplan
Dankzij het eerdere traject ligt er een analyse die mij de mogelijkheid geeft u dit voorjaar een beleidsplan met de hoofdlijnen van een herziening van de Participatiewet te sturen. Een indicatie van de oplossingsrichtingen waar ik aan denk zijn aanpassingen van wetgeving, het inzetten op vakmanschap en het creëren van perspectief voor zoveel mogelijk mensen. Dit heeft mogelijk budgettaire consequenties en de aanpassingen moeten ook in dat licht nader gewogen worden. In de uitwerking van het beleidsplan zal ik ook de uitkomsten van het onderzoek naar hardvochtigheden binnen de socialezekerheidswetten en de herijking van het handhavingsinstrumentarium betrekken.4
Gedurende het gehele proces, zowel de zeer korte termijn als de nadere invulling van spoor 1 en 2, blijf ik actief in gesprek met gemeenten. Bij hen herken ik de wens om waar mogelijk nu al aan de slag te gaan met verbeteringen. Het ervaren keurslijf van de wet is daarbij vaak minder strak dan gedacht. Daarom wil ik met hen kijken naar bestaande mogelijkheden om hun beleidsdoelen nu al binnen de kaders van de Participatiewet te realiseren.
Kennisbenutting
De inbreng van alle gesproken betrokkenen is de afgelopen maanden van ongekende waarde geweest voor dit traject. Bij het opstellen van het beleidsplan en de acties die daaruit volgen wil ik die gesprekken dan ook voorzetten. Om op die manier dankbaar gebruik te maken van de bij partijen aanwezige kennis op dit terrein.
Uiteraard wil ik ook in gesprek blijven met uw Kamer over het vormgeven van de verbeteringen. In dat licht stuur ik u – als bijlage5 bij deze brief – ook twee onderzoeken die binnen het traject zijn uitgevoerd. Het gaat om het synthese-onderzoek van Panteia, waarin recente wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de menselijke maat binnen de bijstandsverlening zijn geanalyseerd6, en een inventarisatierapport van een onafhankelijke expertgroep naar knelpunten binnen de huidige regelgeving.7
Daarnaast is eind januari door het CPB het vervolgonderzoek experimenten Participatiewet gepubliceerd.8 Het is goed dat het CPB nogmaals naar de uitkomsten van deze experimenten heeft gekeken. Dat levert informatie op die kan helpen bij betere ondersteuning van bijstandsgerechtigden. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het om bescheiden resultaten gaat die per gemeente verschillen. Bovendien is nog niet altijd duidelijk hoe de geobserveerde effecten verklaard kunnen worden. In Utrecht lijkt ontheffing van arbeidsverplichtingen na het einde van het experiment te leiden tot beperkte positieve effecten op uitstroom naar werk. Intensivering van dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en meer ruimte om bij te verdienen naast de uitkering lijken, afhankelijk van de vormgeving, tijdens de interventie soms ook beperkte positieve effecten te kunnen hebben op de uitstroom naar deeltijdwerk.
Ik zal de uitkomsten van deze onderzoeken nadrukkelijk betrekken bij het schrijven van het aan u toegezegde beleidsplan.
Stand van zaken wetsvoorstel Breed Offensief en reactie op amendementen
Met uw brief van 2 februari 2022 verzocht u om een brief vóór het commissiedebat Participatiewet/ Breed Offensief op 23 februari aanstaande over de actuele stand van zaken van het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief, hierna Breed Offensief).9 Daarnaast verzocht u om een kabinetsreactie op de reeds ingediende amendementen bij dit wetsvoorstel. In dit onderdeel van de brief ga ik in op uw verzoek.
Beleidsinzet Breed Offensief
In 2018 heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW na consultatie van alle betrokken stakeholders een Breed Offensief aangekondigd.10 Het Breed Offensief richt zich specifiek op mensen met een arbeidsbeperking en betreft een brede agenda om de arbeidsmarktkansen voor deze mensen te vergroten.
De urgentie hiervan is groot. Nog steeds heeft circa 50 procent van de mensen met een arbeidsbeperking geen werk en slechts circa 12 procent van de werkgevers heeft iemand met een arbeidsbeperking in dienst. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken dat het meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk gaat begeleiden.
Het Wetsvoorstel breed offensief is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. Een deel van de maatregelen uit de brede agenda van Breed Offensief is inmiddels in lagere regelgeving gerealiseerd. Ook zijn na het controversieel verklaren van het wetsvoorstel twee maatregelen uit het wetsvoorstel overgeheveld naar de Verzamelwet 2022. Deze maatregelen betreffen het wegnemen van de knelpunten met de no-riskpolis en de harmonisering van de studietoeslag. Bijlage 2 bij deze brief bevat een overzicht van de maatregelen uit Breed Offensief die inmiddels zijn gerealiseerd en welke nog onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel.
Het is wenselijk dat de maatregelen van het Wetsvoorstel breed offensief, zoals de verbeteringen in het bieden van ondersteuning op maat, de vrijlating voor mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken en de vereenvoudigingen in het instrument loonkostensubsidie spoedig door uw Kamer worden behandeld. Het wetsvoorstel vergroot de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking. Vanwege actuele ontwikkelingen ben ik voornemens nog een nota van wijziging bij uw Kamer in te dienen op het wetsvoorstel Breed Offensief. Ik licht dit hierna toe en zie ernaar uit om binnenkort met u over de maatregelen in gesprek te gaan.
Voorgenomen nota van wijziging kostendelersnorm
In het coalitieakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat de kostendelersnorm wordt gewijzigd zodat inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten. De inwerkingtreding van deze wijziging is beoogd per 1 januari 2023. Ik ben voornemens deze wijziging mee te nemen met een nota van wijziging bij het wetsvoorstel. Ik streef ernaar deze zo spoedig mogelijk naar uw Kamer te sturen.
Reactie op amendementen
Leden van verschillende fracties hebben amendementen op het wetsvoorstel breed offensief ingediend. De amendementen richten zich op de gehele doelgroep van de Participatiewet, dat is een bredere doelgroep dan de doelgroep waar het wetsvoorstel Breed Offensief zich primair op richt. Er zijn ook amendementen die interfereren met afspraken in het coalitieakkoord en met het eerder in deze brief aangehaalde traject tot verbetering van de Participatiewet.
Ik wil de amendementen dan ook in die context benaderen. In bijlage 1 ga ik uitgebreid op de amendementen die tot dusver zijn ingediend in. Daarbij geef ik ook de samenhang aan met het bredere traject verbetering Participatiewet zoals mij dat voor ogen staat.
Zoals aangegeven zie ik ernaar uit om binnenkort met u over het wetsvoorstel in gesprek te gaan. Ik verzoek de Kamer daarbij rekening te houden met de door mij aangekondigde nota van wijziging bij de planning van de wetsbehandeling.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten
Bijlage 1: Reactie op ingediende amendementen wetsvoorstel Breed Offensief
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het afschaffen van de tegenprestatie (Kamerstuk 35 394, nr. 9)
De indiener van het amendement is blijkens de toelichting op het amendement van mening dat het opleggen van een tegenprestatie uitgaat van wantrouwen. Hij ziet de tegenprestatie als een vorm van dwangarbeid of straf. De tegenprestatie is een instrument om mensen te betrekken bij de samenleving. Het impliceert het principe van de wederkerigheid. Gemeenten hebben daarbij veel beleidsvrijheid in de wijze waarop de tegenprestatie wordt ingevuld en kunnen daarbij ook de individuele situatie van mensen mee laten wegen. Niettemin komt uit de gesprekken over hardheden in de Participatiewet naar voren dat er knelpunten ervaren worden bij de toepassing van dit instrument. In het beleidsplan dat ik uw kamer zal toesturen in het kader van het traject tot verbetering van de Participatiewet zal ik hierop terugkomen.
Het amendement heeft geen budgettaire gevolgen.
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het schrappen van de vier weken zoektermijn voor dak- en thuisloze jongeren (Kamerstuk 35 394, nr. 10)
Het doel van de indiener is om inkomensstabiliteit te bieden aan dak- en thuisloze jongeren. De vierwekenzoektermijn is in de wet opgenomen om jongeren bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid voor scholing of werk en inkomen. Het kabinet vindt dat beperkt uitzonderingen op de vierwekenzoektermijn kunnen worden toegestaan. Dat is het geval als sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond en als het gaat om voor de uitvoering duidelijk te onderscheiden en objectief vast te stellen doelgroepen, zoals bijvoorbeeld geldt voor de uitzondering voor jongeren met een beperking die in het Wetsvoorstel uitvoeren breed offensief is opgenomen. Voor dak- en thuisloze jongeren is niet per definitie sprake van een objectieve rechtvaardigingsgrond omdat het een zeer diverse groep jongeren betreft met verschillende achtergronden. Daarbij komt dat als een jongere zich tijdens de vierwekenzoektijd voldoende inspant om school of werk te zoeken en dit heeft niet tot resultaat geleid, de bijstand met terugwerkende kracht alsnog kan worden toegekend. Ook is van belang dat in het wetsvoorstel Breed Offensief wordt voorzien in de mogelijkheid voor gemeenten om tijdens de vierwekenzoektermijn ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling te bieden als dit naar het oordeel van de gemeente voor de jongere nodig is.
Ik wil de vierwekenzoektermijn betrekken bij het eerder in deze brief toegezegde beleidsplan.
De budgettaire effecten van deze aanpassing van de vierwekenzoektermijn zijn verwaarloosbaar.
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het bij verordening regelen van een ontheffing van de arbeidsverplichtingen (Kamerstuk 35 394, nr. 11)
Dit amendement creëert een bevoegdheid voor de gemeenteraad om bij verordening personen in de Participatiewet en de IOAW en IOAZ aan te wijzen aan wie een ontheffing wordt verleend voor de plicht tot arbeidsinschakeling en re-integratie. Volgens de toelichting dragen deze verplichtingen niet bij aan de uitstroom uit de bijstand. Daarom moeten de gemeenten de ruimte hebben om hun beleid «optimaal» in te richten.
Ik wil hierop als volgt reageren. Tegenover het ontvangen van een bijstandsuitkering staat de verplichting om werk te zoeken of te aanvaarden en om mee te werken aan re-integratie. Dat is logisch vanuit het beginsel dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft om in zijn bestaan te voorzien. En het is van belang vanwege het draagvlak onder onze sociale zekerheid. Bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid geldt nu al een ontheffingsmogelijkheid van de arbeids- en re-integratieverplichtingen. Dat is ook gerechtvaardigd omdat iemand in dergelijke omstandigheden geen arbeidsmogelijkheden heeft. Verder bestaan in individuele gevallen mogelijkheden om tijdelijk ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen als daar dringende redenen voor zijn, bijvoorbeeld bij het vervullen van zorgtaken. Ik vind het verstandig hieraan vast te houden.
Dit amendement heeft geen directe budgettaire gevolgen.
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het invoeren van een algemene structurele vrijlating van 50% van het arbeidsinkomen (Kamerstuk 35 394, nr. 13)
Het amendement regelt een generieke structurele vrijlating voor inkomen uit arbeid van 50%. Indiener is van mening dat bijverdienen naast een uitkering bevorderd moet worden.
Een belangrijk uitgangspunt van de bijstand is dat deze complementair is aan eigen middelen. Bijstand vormt het vangnet van de sociale zekerheid in Nederland. De Participatiewet kent verschillende -in tijd en omvang- gereguleerde beperkte mogelijkheden voor het vrijlaten van inkomsten uit arbeid. De stimulans om (meer) te gaan werken moet naar het oordeel van het kabinet blijven bestaan. Voorkomen moet worden dat men langer dan nodig op (aanvullende) bijstand aangewezen blijft én de armoedeval moet zoveel mogelijk worden beperkt. Het wetsvoorstel bevat een nieuwe vrijlating voor mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken. Deze vrijlating is, conform de focus van het wetsvoorstel, gericht op mensen met een arbeidsbeperking.
In het coalitieakkoord is afgesproken dat de bijverdiengrenzen verruimd gaan worden. De mogelijkheden hiertoe worden op dit moment verkend, waarbij de verschillende uitgangspunten gewogen moeten worden. Het kabinet wil dit verder uitwerken in spoor 1 van het traject tot verbetering van de Participatiewet. Een aanpassing van de bijverdiengrenzen heeft effect op verschillende aspecten: beleidsmatig (bijv. effecten voor mensen, effecten op de armoedeval), qua uitvoerbaarheid en budgettair. Daarom wil ik dit in samenhang met andere trajecten, gemeenten en andere belanghebbenden oppakken. De voortgang deel ik in het tweede kwartaal van dit jaar met uw Kamer.
Het amendement heeft substantiële budgettaire gevolgen: op korte termijn gaat het naar verwachting om circa € 100 miljoen, op lange termijn zullen de kosten oplopen naar circa € 200 mln. per jaar. Hiervoor is geen dekking aangeleverd.
Amendement van het lid van Renkema (GroenLinks) over het buiten beschouwing laten van giften tot 1.200 euro (Kamerstuk 35 394, nr. 14)
Het doel van de indiener is een jaarlijks generieke vrijlating van giften tot 1.200 euro die niet gemeld hoeven te worden bij de gemeente. De Participatiewet vraagt gemeenten op dit moment bij giften om te beoordelen of de ontvangen gift in het individuele geval verantwoord is vanuit een oogpunt van bijstandsverlening. Naast de hoogte van de gift spelen dan ook zaken zoals bestedingsdoel en aard van de gift een rol van betekenis.
Een meer generieke vrijlating staat op gespannen voet met het complementaire karakter van de bijstand en is ook niet in verhouding tot hoe met andere middelen (denk aan vrijwilligersvergoedingen of andere ontvangsten van de bijstandsgerechtigde) wordt omgegaan.
Het middelenbegrip binnen de Participatiewet is gecompliceerd. Dat laat ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in de casus Wijdemeren zien, waarbij boodschappen uiteindelijk niet onder giften als bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet bleken te vallen.
Ik wil dit thema en de uitvoering van een door uw Kamer bij het AO Armoede en Schulden d.d. 25 februari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 10) ingediende motie hierover daarom betrekken bij het aan u eerder in deze brief toegezegde beleidsplan.
De budgettaire gevolgen van dit amendement bedragen naar verwachting enkele tientallen miljoenen per jaar. Hiervoor is geen dekking aangeleverd.
Amendement van het lid Jasper van Dijk (SP) c.s. over het afschaffen van de kostendelersnorm (Kamerstuk 35 394, nr. 15)
De kostendelersnorm is bedoeld om stapeling van meerdere volledige uitkeringen op één woonadres tegen te gaan. De indiener wil de kostendelersnorm helemaal afschaffen, omdat bijstandsgerechtigden knelpunten ervaren.
De kostendelersnorm gaat uit van schaalvoordelen: bijstandsgerechtigden kunnen bestaanskosten (o.a. woonlasten) delen.
Uit onderzoek blijkt dat jongeren uit bijstandsgezinnen sinds de invoering ervan in 2015 vóórdat zij 21 jaar worden, eerder het ouderlijk huis verlaten dan jongeren uit niet-bijstandsgezinnen.
Ook blijkt dat jongeren uit bijstandsgezinnen sinds 2015 voordat zij 21 jaar worden, worden uitgeschreven uit de basisregistratie personen met bestemming onbekend.
Daarom heeft het vorige kabinet in 2021 een verkenning uitgevoerd hoe de kostendelersnorm anders zou kunnen worden vormgegeven.
In het coalitieakkoord is afgesproken om de kostendelersnorm te wijzigen zodat jongeren tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendelende medebewoner voor hun huisgenoten.
Zoals aangegeven ben ik voornemens een daartoe strekkende nota van wijziging bij uw Kamer in te dienen.
Het amendement heeft substantiële budgettaire gevolgen: ruim € 400 miljoen per jaar. Hiervoor is geen dekking aangeleverd.
Amendement van de leden van Beukering-Huijbregts (D66) en Peters (CDA) over het invoeren van een kan-bepaling bij de terugvordering van de kosten van bijstand (Kamerstuk 35 394, nr. 16)
Dit amendement maakt van de huidige terugvorderingsplicht na geconstateerde overtreding van de inlichtingenplicht een discretionaire bevoegdheid (een z.g. kan-bepaling). Momenteel is de gemeente verplicht om dan het volledige bedrag aan onterechte verstrekte bijstand terug te vorderen. Een kan-bepaling geeft gemeenten de ruimte om niet of slechts een deel terug te vorderen. Dit laat dus het principe los dat te veel verstrekte bijstand in verband met schending van de inlichtingenplicht hoort te worden teruggevorderd.
Wat dit betreft wil het kabinet het handhavingsstelsel in de sociale zekerheid in bredere zin herijken. Er moet oog blijven voor de mens achter de aanvraag. Aan de andere kant is een gepaste reactie nodig als burgers willens en wetens de regels overtreden. Het doel is om bij te dragen aan herstel van het vertrouwen van burgers in de overheid. Dit vraagstuk neem ik mee in de verdere uitwerking.
De budgettaire gevolgen van dit amendement bedragen naar verwachting enkele tientallen miljoenen. Hiervoor is geen dekking.
Bijlage 2: Overzicht maatregelen uit de brede agenda Breed Offensief
Het Breed Offensief bevat voorstellen en maatregelen die erop gericht zijn dat (de inzet van) het instrumentarium eenvoudiger wordt voor werkgevers en werkzoekenden, dat werken aantrekkelijker wordt voor mensen met beperkingen, dat werkgevers en werkzoekenden elkaar gemakkelijker weten te vinden en dat een bijdrage wordt geleverd aan duurzaam werk. De voorstellen en maatregelen zijn in samenspraak met de betrokken stakeholders ontwikkeld.
Onderstaand overzicht bevat eerst maatregelen die reeds zijn ingevoerd c.a. niet afhankelijk zijn van het wetsvoorstel (I) en daarna maatregelen die afhankelijk zijn van het wetsvoorstel (II).
I. Maatregelen die zijn ingevoerd | ||
Suwi-regelgeving werkgeversdienstverlening | Dit is al ingevoerd via lagere regelgeving: wijziging Besluit-SUWI en regeling | Is per 1 januari 2021 in werking getreden |
Uniformering loonwaardebepaling en kwaliteit professionals | Dit is al ingevoerd via lagere regelgeving (Besluit en ministeriële regeling) | Is per 1 juli 2021 in werking getreden |
Stroomlijning werkprocessen loonkostensubsidie | Dit kan doorgaan. Alleen beslistermijn staat in wetsvoorstel. | De inwerkingtreding van de vaste betaaldag loonkostensubsidie is gerealiseerd per 1 januari 2022. |
Andere financiering loonkostensubsidies | Dit is vormgegeven via wijziging lagere regelgeving (AMvB). | Dit is gerealiseerd per 1/1/2022. |
Wegnemen knelpunten no-riskpolis en loonkostensubsidie1 | Dit is overgeheveld naar Verzamelwet. | Dit onderdeel is op 1 januari 2022 ingevoerd. |
Harmonisering studietoeslag Pwet1 | Bij amendement GL/PvdA is dit onderdeel opgenomen in de Verzamelwet 2022. Harmonisatie normbedragen vergt nog lagere regelgeving. | Streven is om de AMvB op 1 april 2022 in werking te laten treden. |
1 Het wetsvoorstel Breed Offensief moet hierop nog technisch worden aangepast. |
II. Maatregelen die afhankelijk zijn van het wetsvoorstel | ||
Aanvraagmogelijkheid ondersteuning op maat en harmonisering instrumenten | Zit in wetsvoorstel. VNG werkt harmonisatie instrumenten uit in modelverordening | Modelverordening-VNG volgt t.z.t. op wetsvoorstel. |
Vrijlating arbeidsinkomen voor mensen die werken met loonkostensubsidie | Zit in wetsvoorstel | |
Uitzondering vierwekenzoektermijn | Zit in wetsvoorstel | |
Vereenvoudiging loonkostenvoordeel-banenafspraak (aanvraag loonkostenvoordeel banenafspraak door werkgever in plaats van werknemer)1 | Zit vooralsnog in wetsvoorstel | Om uitvoerings-technische redenen is invoering van dit onderdeel inmiddels niet meer haalbaar. Via nota van wijziging wordt dit onderdeel uit het wetsvoorstel breed offensief gehaald. In plaats van dit onderdeel wordt de doelgroepverklaring bij de aanvraag van het loonkostenvoordeel geheel afgeschaft. De afschaffing wordt gerealiseerd via een nader te bepalen wetsvoorstel. Het betreft een verdergaande vereenvoudiging. |
1 Kamerstuk 35 394, nr. 12. |
Kamerstuk 35 394↩︎
Kamerstuk 34 352, nr. 223↩︎
SCP (november 2019) Eindevaluatie van de Participatiewet, p14.↩︎
Kamerstuk 26 448, nr. 661 en Kamerstuk 26 448, nr. 666.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Panteia (september 2021) Syntheseonderzoek – Aandacht voor vertrouwen en oog voor de menselijke maat binnen de Participatiewet.↩︎
Drs. W.F.A. Eiselin, Mr. H. van Deutekom en Mw. H.W.M. Nacinovic (oktober 2021) Rapport inventarisatie verbeterpunten Participatiewet.↩︎
CPB (januari 2022) Vervolgonderzoek experimenten Participatiewet.↩︎
Kamerstuk 35 394↩︎
Kamerstuk 34 352, nr. 115↩︎