[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over uitstel van vertrek voor amv’s zonder terugkeerbesluit (Kamerstuk 29344-149)

Terugkeerbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D07419, datum: 2022-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D07419).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z24015:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D07419 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 20 december 2021 inzake uitstel van vertrek voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) zonder terugkeerbesluit (Kamerstuk 29 344, nr. 149).

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie,
Tielens-Tripels

Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie 2
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie 2
3. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie 3
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GL-fractie 5
5. Vragen en opmerkingen vanuit de VOLT-fractie 6
6. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie 9
7. Vragen en opmerkingen vanuit de BIJ1-fractie 9
II. Reactie van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 9

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) waarbij geoordeeld wordt dat de Nederlandse praktijk waarin terugkeerbesluiten worden opgelegd aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) voordat is vastgesteld of er al dan niet sprake is van adequate opvang in het land van herkomst, in strijd is met het Unierecht. Deze leden hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

Geldigheid terugkeerbesluiten

De leden van de VVD-fractie vragen wat nu de situatie is van amv’s aan wie een terugkeerbesluit is opgelegd zonder dat concreet is vastgesteld dat sprake is van adequate opvang in het land van herkomst. Is er een verschil voor de terugkeerbesluiten die voor 14 januari 2021 zijn opgelegd en de terugkeerbesluiten van na de uitspraak? Graag een reflectie van de Staatssecretaris op bovenstaand punt.

Wetswijziging

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beoogde wetswijziging in de Vreemdelingencirculaire 2000. Zij vragen op welke termijn de betreffende wetswijziging aan de Kamer zal worden aangeboden. Daarnaast vragen bovengenoemde leden hoe het proces van het opleggen van terugkeerbesluiten aan amv’s in relatie tot adequate opvang geregeld zal worden, tot aan de inwerkingtreding van de beoogde wetswijziging.

Aantallen uitgezette amv’s en adequate opvang in het land van herkomst

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel amv’s jaarlijks worden uitgezet. Graag ontvangen zij tevens een overzicht van het aantal amv’s die zijn uitgezet per land. Deze leden zijn benieuwd op welke wijze de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid nu voor adequate opvang in het land van herkomst gaat zorgen en op welke termijn dat gerealiseerd kan worden.

2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende brief en hebben daarover nog enkele vragen. Zij lezen dat de Staatssecretaris voornemens is een vorm van uitstel van vertrek in het leven te roepen hangende het onderzoek naar adequate opvang. Waarom is er niet voor gekozen om in een situatie waarin het onduidelijk is of er adequate opvang is in het terugkeerland, überhaupt nog geen besluit te laten vallen? Waarom is de adequate opvang geen onderdeel van het komen tot een besluit, aangezien dit wel degelijk een relevant element is in de vraag of een amv recht heeft op verblijf in Nederland? Is dat niet veel logischer, zo vragen deze leden.

Hoe verhoudt de voorgestelde beleidswijziging zich met de uitspraak van het HvJEU dat lidstaten voordat zij een terugkeerbesluit uitvaardigen tegen een amv, onderzoek moeten doen naar beschikbare adequate opvang in het land van terugkeer?

Is de Staatssecretaris van mening, zo vragen bovengenoemde leden, dat hij met deze voorgestelde wetswijziging de geest van de uitspraak van het HvJEU uitvoert? Kan de Staatssecretaris dit toelichten?

De leden van de D66 fractie zien dat het beschreven uitstel van vertrek dan wel een vorm van rechtmatig verblijf biedt, maar geen verblijfsvergunning of een (andere) duurzame oplossing. Er wordt een situatie gecreëerd met beperkte rechten en geen direct (snel) uitsluitsel over het toekomstperspectief. Hoe beziet de Staatssecretaris de grote mate van onzekerheid en het gebrek aan toekomstperspectief voor de amv die dit met zich meebrengt? Kan de Staatssecretaris deze keuze voor uitstel van vertrek toelichten in het licht van de overweging van het HvJEU in TQ dat het onwenselijk is dat een amv in grote onzekerheid komt te verkeren met betrekking tot zijn wettelijke status en zijn toekomst? Hoe rijmt dit alles zich met de afspraak uit het coalitieakkoord dat het beleid omtrent het belang van het kind juist meer in lijn wordt gebracht met internationale jurisprudentie? Op welke wijze is de Staatssecretaris van mening dat de voorgestelde wetswijziging het belang van het kind voldoende in acht neemt?

De leden van de D66-fractie zien dat in de uitspraak van het HvJEU een groot gewicht wordt toegekend aan onderzoek naar de beste en snelste oplossing voor het kind vanuit diens belangen. Zij zien dat in het huidige beleid het onderzoek met name wordt verricht in het kader van het bezien van terugkeermogelijkheden. Zij vragen of een dergelijk onderzoek zich niet veel meer zou moeten richten op het perspectief en het belang van de amv in bredere zin, en daarom zo snel mogelijk na aankomst in Nederland moet plaatsvinden, zodat het zowel meegenomen kan worden bij de beoordeling van de asielaanvraag als bij eventuele terugkeer, mocht dit aan de orde komen. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het idee dergelijke onderzoeken gelijk te trekken met andere vormen van jeugdbescherming, en dit meer multidisciplinair uit te voeren, inclusief het betrekken van een kinderrechter?

De leden van de D66-fractie vragen voorts wanneer de Staatssecretaris verwacht dat deze wetswijziging naar de Kamer komt. Tot slot vragen de voornoemde leden in hoeverre de afspraak uit het coalitieakkoord waarin staat dat het kabinet «op korte termijn beziet hoe in de asielprocedure het belang van het kind beter meegewogen wordt, daarbij rekening houdend met internationale jurisprudentie en het beleid in ons omringende landen» deze wetswijziging beïnvloedt en zo ja, op welke wijze.

3. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

Inleiding

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 20 december 2021. De aanleiding van de brief zijn de arresten T.Q. (ECLI:EU:C:2021:9) en Westwalderkreis (ECLI:EU:C:2021:432) (hierna: de arresten). Deze leden hebben echter ook andere duidingen gelezen van bovengenoemde arresten dan die van de Staatssecretaris. Dit leidt tot vragen over het belang van het kind, de juridische houdbaarheid van de gekozen oplossing over het uitstellen van het vertrekbesluit van de amv en het voornemen van de Staatssecretaris daarvoor een wettelijke grondslag te creëren. Hierover hebben de leden van de SP-fractie diverse vragen.

Tijdsverloop

Ten eerste hebben de leden van de SP-fractie vragen over het tijdsverloop. Deze leden zijn benieuwd naar de lange periode die tussen de arresten en de brief van 20 december 2021 zit. Wanneer was de Staatssecretaris op de hoogte van de uitspraak T.Q. van 21 januari 2021, die de aanleiding is tot de noodzakelijk wets- en beleidswijziging? Waarom heeft uw voorganger eerst op 9 december 2021 het Besluit met nummer WBV 2022/1 genomen voordat de Staatssecretaris de Kamer op 20 december 2021 informeerde over de beleidswijziging naar aanleiding van de arresten? Kan de Staatssecretaris dat verklaren? Waarom is de Kamer überhaupt pas zo laat en tijdens het Kerstreces geïnformeerd? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het aangekondigde wetsvoorstel? Wanneer kan de Kamer de wetswijziging tegemoet zien? Graag een reactie van de Staatssecretaris.

Belang van het kind

Vervolgens willen de leden van de SP-fractie expliciet stilstaan bij het belang van het kind. Op welke wijze houdt de Staatssecretaris rekening met het belang van het kind zoals dat door het HvJEU in de arresten wordt voorgeschreven? Waarom wordt in het WBV 2022/1 helemaal niet verwezen naar het belang van het kind? Kan de Staatssecretaris hier uitgebreid bij stilstaan?

Juridisch kader

De leden van de SP-fractie hebben diverse vragen over de juridische houdbaarheid van WBV 2022/1. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom hij van mening is dat het Unierecht en specifiek de arresten het toe zouden staan dat na het afwijzen van een verblijfstitel van een amvhangende het onderzoek naar adequate opvang in het land van terugkeer, de terugkeerplicht wordt opgeschort of uitgesteld?

Immers, als er geen terugkeerbesluit is genomen, of is ingetrokken, dan bestaat er geen vertrekplicht meer en kan deze toch ook niet worden opgeschort of uitgesteld? Waarom meent de Staatssecretaris een terugkeerbesluit jegens een amv te kunnen nemen zonder eerst vast te stellen of sprake is van adequate opvang in het land van terugkeer? Dat is toch uitdrukkelijk in strijd met het arrest T.Q.?

Waarom meent de Staatssecretaris dat er ten aanzien van amv’s een derde optie is naast het enerzijds toekennen van een verblijfsvergunning en anderzijds het nemen van een terugkeerbesluit? Het afwijzen van een verblijfsrecht en het nemen van een terugkeerbesluit is toch één en dezelfde beslissing?

Wanneer een amv niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning en als er tevens geen adequate opvang in het land van terugkeer is, dan volgt toch uit de arresten dat alsnog een verblijfsvergunning moet worden toegekend? ~Kan de Staatssecretaris het antwoord toelichten?

Welke waarde hecht de Staatssecretaris aan het feit dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de gekozen handelwijze van WBV 2022/1 tijdens de behandeling van het hoger beroep in de zaak T.Q. in discussie met de landsadvocaat heeft gekwalificeerd als «contra legem»?

Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom artikel 8, aanhef en onder j Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een geschikte grondslag zou zijn voor rechtmatig verblijf van een amv waartegen geen terugkeerbesluit is genomen? Uitstel van vertrek ingevolge artikel 8 Vw biedt toch geen zelfstandig verblijfsrecht, maar maakt toch slechts uitstel van vertrek mogelijk indien een vertrekplicht is opgelegd en er concrete medische beletselen zijn om te vertrekken? Kan de Staatssecretaris de antwoorden toelichten?

Alternatief stelsel

De leden van de SP-fractie zijn gewezen op een alternatief beleid en leggen dit graag aan de Staatssecretaris voor. Waarom kiest de Staatssecretaris er niet voor bij het nemen van een beslissing aangaande een verblijfsvergunning eerst te bezien of de amv recht heeft op één van de huidige verblijfsvergunningen conform Nederlands recht en Unierecht, vervolgens wanneer er geen verblijfsvergunning volgens huidig recht kan worden verleend te bezien of sprake is van een 1F-er en daarna, wanneer daar ook geen sprake van is, te bezien of aan alle eisen kan worden voldaan voor een vertrekplicht zoals de aanwezigheid van adequate opvang in het land van terugkeer om daarna pas een besluit tot het verstrekken van een verblijfsvergunning of terugkeer te nemen? Uiteraard zou deze procedure vergezeld moeten gaan van een maximumtermijn om kinderen snel duidelijkheid te kunnen geven. Kan de Staatssecretaris in zijn antwoord nadrukkelijk het belang van het kind betrekken?

Verzoek om spoedige behandeling

Als laatste verzoeken de leden van de SP-fractie of de Staatssecretaris de Kamer met gepaste spoed van repliek kan voorzien. Het gaat hier allereerst om het belang van het kind en dus is het belangrijk dat de rechtmatigheid van het beleid niet ter discussie staat. Daarnaast is het in het belang van het kind zo min mogelijk in onzekerheid te verkeren en in een veilige omgeving op te groeien. Dat belang vraagt om een snelle en zorgvuldige reactie. Het belang van het kind mag niet nog een jaar blijven liggen.

4. Vragen en opmerkingen vanuit de GL-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief d.d. 20 december 2021 over het uitstel van vertrek voor amv’s zonder terugkeerbesluit. Deze leden hebben hierover nog de nodige vragen. Sowieso bevreemdt het deze leden dat de voormalige Staatssecretaris pas een jaar na het arrest van het HvJEU wist te reageren, waardoor de reactie in de demissionaire periode van het kabinet Rutte III en in het kerstreces naar de Kamer is gestuurd. Vindt de huidige Staatssecretaris dat met voldoende voortvarendheid is gereageerd op de arresten van het HvJEU en recht wordt gedaan aan de belangen van kinderen en jongeren die in Nederland toevlucht hebben gezocht?

Inhoudelijk lijkt het de leden van de fractie van GroenLinks duidelijk dat het HvJEU Nederland verplicht de beleidslijn inzake amv fundamenteel te herzien. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de arresten TQ en Westerwaldkreis Nederland ertoe verplichten het belang van het kind voorop te stellen. Zo ja, waarom ontbreekt deze cruciale notie in WBV 2022/1? Is de Staatssecretaris het daarnaast met deze leden eens dat deze arresten niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat een besluit inzake toelating of vertrek genomen moet worden, en dus niet kan worden volstaan met een uitstel van vertrek? Is de Staatssecretaris het eens met de Nijmeegse vreemdelingenjurist Grütters die stelt dat de Nederlandse interpretatie van de arresten TQ en Westerwaldkreis in strijd zijn met het Nederlandse vreemdelingenrecht en het Unierecht? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid WBV 2022/1 onmiddellijk in te trekken en te vervangen door een procedure waarin het belang van de minderjarige voorop wordt gesteld, en dat zo zorgvuldig en zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gegeven over het recht op verblijf in Nederland en, als terugkeer niet mogelijk blijkt omdat er bijvoorbeeld geen adequate opvang voor de minderjarige voorhanden is en er dus geen terugkeerbesluit genomen kan worden, alsnog verblijfsrecht wordt verleend? Zo nee, waarom niet?

5. Vragen en opmerkingen vanuit de VOLT-fractie

De Volt-fractie heeft kennisgenomen van het besluit van de Staatssecretaris voor uitstel van het vertrek voor amv’s zonder terugkeerbesluit en de opname van een wijziging in de Vreemdelingencirculaire 2000 tot volwaardige wetswijziging doorgevoerd kan worden. Deze leden hebben daarbij enkele vragen met betrekking tot de vraag of uitstel van vertrek een adequate reactie is op de uitspraak van het HvJEU, de juridische constructie en de gevolgen in de uitvoering van deze constructie.

Uitspraak Europese Hof van Justitie 14 januari 2021 (arrest T.Q.)

In de brief gaat de Staatssecretaris alleen in op bepaalde elementen van de uitspraak van het HvJEU, specifiek het onderzoek naar de mogelijkheden voor adequate opvang in het land van herkomst. Hiermee werkt de Staatssecretaris met een zeer nauwe interpretatie van de uitspraak van het arrest T.Q.Hierbij wordt geen recht gedaan aan andere elementen in de uitspraak, zoals het feit dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen amv’s onder de 15 en amv’s van boven de 15. Toch lijkt het voorstel uitstel van vertrek te suggereren dat, in het geval van amv’s die binnen de groep 15+ vallen, er een onderscheid gemaakt wordt tussen deze twee groepen van amv’s. De uitspraak van de voormalig Staatssecretaris dat bij amv’s van 15+ het toekomstperspectief duidelijk is namelijk terugkeer, veronderstelt ook dat dit het geval is. Bij amv’s jonger dan 15 is het bijvoorbeeld mogelijk een bijzondere buitenschuldvergunning te verlenen. Zowel de wetswijziging als de wijziging in de Vreemdelingencirculaire 2000 zegt hier niets over.

Kan de Staatssecretaris aangeven of de bijzondere buitenschuldvergunning ook zal gaan gelden voor amv’s van 15+, teneinde te voldoen aan de uitspraak van het HvJEU geen onderscheid te maken tussen amv’s onder de 15 en amv’s boven de 15? Zo nee, kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe deze wijziging voldoet aan de uitspraak van het HvJEU geen onderscheid naar leeftijd te maken?

Kan de Staatssecretaris bevestigen dan wel ontkennen dat het beleid van amv’s van 15+ inderdaad gericht is op terugkeer? Hoe verhoudt zich dit tot het recht op een individueel proces?

Kan de Staatssecretaris uitweiden waarom hij een onderscheid maakt tussen amv’s op basis van leeftijd? Hoe verhoudt zich dit tot de belangen van het kind?

Tegelijkertijd geeft het HvJEU aan dat een wijziging van het Nederlands asielbeleid nodig is om de «grote onzekerheid met betrekking tot de wettelijke status en het toekomstperspectief van de minderjarige te voorkomen», zoals de Staatssecretaris uiteenzet in de brief van 20 december 2021. Het onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst kan echter vaak lang duren, soms zelfs tot nadat de amv 18 jaar geworden is. In de tussentijd is nog steeds veel onduidelijkheid en onzekerheid over het toekomstperspectief van de amv.

Kan de Staatssecretaris uiteenzetten waarom wordt gekozen voor een constructie van uitstel van vertrek en niet voor bijvoorbeeld een verblijfsrecht of een andere duurzame oplossing? Kan de Staatssecretaris deze keuze voor uitstel van vertrek toelichten in het licht van de overweging van het HvJEU in TQ dat het onwenselijk is dat een amv in grote onzekerheid komt te verkeren met betrekking tot zijn wettelijke status en zijn toekomst, onder meer wat betreft zijn opleiding, zijn band met een pleeggezin of de mogelijkheid om in de betrokken lidstaat te blijven (par. 53)?

Kan de Staatssecretaris ingaan op de vraag op welke wijze uitstel van vertrek invulling geeft aan deze overweging van het HvJEU? Kan de Staatssecretaris uitweiden wat de stappen zijn indien er geen adequate opvang voorhanden is? Welke stappen worden er genomen als het onderzoek pas kan worden afgerond nadat de amv achttien jaar geworden is? Kan de Staatssecretaris uitweiden over het tijdspad waarbinnen er duidelijkheid moet zijn over de mogelijkheden voor adequate opvang? Is dit voorzien en zo nee, zal de Staatssecretaris dit wel voorzien teneinde geen uitzichtloos uitstel van terugkeer in stand te houden?

Juridische constructie

In de brief van de Staatssecretaris wordt onder andere verwezen naar een uitspraak van het HvJEU d.d. 3 juni 2021, waarin de Staatssecretaris aangeeft dat een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft een terugkeerbesluit opgelegd moet krijgen. Tegelijkertijd betekent dit dat aan een vreemdeling waar een terugkeerbesluit (nog) niet opgelegd kan worden een verblijfsvergunning verstrekt moet worden. De uitspraak ziet erop toe dat er geen intermediaire status mogelijk is. Tegelijkertijd wijst het voorstel «uitstel van vertrek voor amv’s zonder terugkeerbesluit» wel op een tijdelijke of intermediaire status.

Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en daarbij uiteenzetten waarom in het geval van uitstel van vertrek voor amv’s geen sprake is van een intermediaire status? Kan de Staatssecretaris uitweiden hoe in het geval van uitstel van vertrek recht gedaan wordt aan de uitspraak van het HvJEU d.d. 3 juni 2021, specifiek overwegingen 57 en 59? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten of de beleidswijziging verenigbaar is met de terugkeerrichtlijn? Zo ja, hoe? Kan de Staatssecretaris uitweiden hoe hierbij de belangen van het kind in overweging genomen worden?

Uitvoering

Wat betreft de uitvoering hebben de leden van de Volt-fractie een aantal vragen die betrekking hebben op het belang van het kind en de Unierechtelijke verplichting onderzoek te doen naar de beste oplossing voor het kind.

Adequate opvang en belang van het kind

Kan de Staatssecretaris de huidige interpretatie van adequate opvang in het land van herkomst uiteenzetten en daarbij uitweiden waarom voor deze specifieke invulling wordt gekozen? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de concrete stappen die gezet worden voor het opsporen van familieleden en welke uitvoeringsorganisaties verantwoordelijk zijn op elk moment? Meer concreet, wat is in deze concrete stappen de rol van de Dienst terugkeer en Vertrek (DT&V) versus die van de IND? Kan de Staatssecretaris aangeven waarom in het amv-beleid familieleden tot de 4e graad worden beschouwd als adequate opvang (B8/6.1 Vc) terwijl het in het pleegkinderenbeleid gaat tot de derde graad (B7/5 Vc). Hoe is dit verschil te rechtvaardigen? Wat wordt verwacht van een amv qua eigen inspanningen, zowel in het onderzoek naar adequate opvang als ten aanzien van de onmogelijkheid van terugkeer en de afwezigheid van adequate opvang? Is dit wat redelijkerwijs van een minderjarige verwacht kan worden? En zo ja, hoe is dit vastgesteld? Hoe verhouden deze inspanningen zich bijvoorbeeld tot inspanningen die verwacht worden van minderjarigen in de jeugdbescherming? Wordt hierbij ook gebruik gemaakt van een kinderrechter?

Gevolgen van onzekerheid

De onzekerheid voor amv’s heeft tot gevolg dat er meer angst heerst en ook een minder grote bereidheid is van kinderen om mee te werken aan terugkeer. Een onzekere situatie, status en tijdsspanne zorgt juist voor grotere risico’s en belemmert in veel gevallen spoedige terugkeer. Een significant deel van de secundaire migratiestromen binnen Europa zijn dan ook amv’s. Tegelijkertijd zien we ook veel amv’s slachtoffer worden van verdwijning, mensenhandel, mensensmokkel of het internationale drugscircuit. Er zijn verschillende experimenten gedaan in Europa waarbij meer zekerheid, bijvoorbeeld in de vorm van een verblijfsvergunning wordt verschaft, naast een veilige omgeving voor amv’s, waarbij gespecialiseerde sociaal werkers meer en beter worden ingezet naast uitvoeringsorganisaties in de asiel- en migratieketen. Dit creëert een veiligere omgeving voor kinderen, waarbij verdwijningen verminderen en terugkeer groeit door de bereidheid om mee te werken.

Is de Staatssecretaris op de hoogte van dit soort processen, bijvoorbeeld in Zwitserland en Zweden? Worden hierover best practices uitgewisseld? Heeft de Staatssecretaris dergelijke initiatieven in overweging genomen? Zo ja, waarom wordt hiervoor niet gekozen? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten op welke manier amv’s worden ondersteund door het gehele proces heen tot er overgegaan wordt dan wel tot een verblijfsvergunning, dan wel tot een terugkeerbesluit? Hoe worden sociaal werkers ingezet die gespecialiseerd zijn in de belangen van het kind ter begeleiding van amv’s? Voor hoelang worden zij ingezet? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe de belangen van het kind, per amv individueel geanalyseerd en meegewogen worden? Hoe wordt dit gereflecteerd in de beslissing tot uitstel van terugkeer? Hoe verhoudt zich dit tot de benodigde zekerheid voor kinderen de integratie te verbeteren en daarbij bijvoorbeeld naar school te kunnen gaan?

Monitoring

Amv’s zijn een zeer kwetsbare groep en moeten in het kader van de belangen van het kind daarom extra aandacht krijgen, waarbij specifiek aandacht wordt gegeven aan de mogelijke gevolgen voor zowel de fysieke als mentale gezondheid aan het kind.

In het geval dat adequate opvang in het land van herkomst beschikbaar is, wordt er gemonitord hoe de situatie van de amv zich ontwikkeld op het moment van terugkeer zodat wordt gegarandeerd dat inderdaad sprake is van adequate opvang? Zo nee, is de Staatssecretaris voornemens dit te gaan doen? Zo ja, voor welke tijdsspanne? Zoals geconstateerd brengt de onzekerheid van de status van de amv’s ook mentale lasten met zich mee. Hoe worden amv’s hierin ondersteund? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe het individueel belang van het kind op elk moment van het proces tot aan een besluit opgevolgd wordt? Welke organisaties zijn daarbij betrokken? Hoe worden hierbij garanties gegeven dat het individueel belang van het kind, zodra het veranderd, opnieuw afgewogen wordt?

6. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat om tegemoet te komen aan de uitspraak van het HvJEU de Staatssecretaris voornemens is een vorm van uitstel van vertrek in het leven te roepen hangende het onderzoek naar adequate opvang. Kan de Staatssecretaris aangeven welke alternatieve oplossingsroutes zijn verkend teneinde tegemoet te komen aan deze uitspraak, en waarom is voor deze route gekozen?

De leden van de SGP-fractie onderstrepen het belang van werk maken van terugkeer, op het moment dat sprake is van onrechtmatig verblijf. Welke effecten verwacht de Staatssecretaris als gevolg van de nu te creëren oplossing door middel van uitstel van vertrek? In hoeverre kan de Staatssecretaris garanderen dat uitstel van vertrek niet zal leiden tot verminderde terugkeer vanwege verworteling en in de beleving meer perspectief op een permanent verblijf in Nederland?

7. Vragen en opmerkingen vanuit de BIJ1-fractie

Het lid van de fractie van BIJ1 heeft met argwaan kennisgenomen van het voorstel om het vertrek van amv’s uit te stellen tot nader onderzoek is gedaan naar adequate opvang in het land waar het alleenstaande minderjarige kind naar dient terug te keren. Immers wordt hier bewust gesproken over uitstel van vertrek, in plaats van uitstel van het besluit over het vertrek van een alleenstaand minderjarig kind of jongere. Daarmee wordt de indruk gewekt dat het terugkeerbesluit alsnog wordt genomen alvorens een onderzoek naar de situatie van een alleenstaand minderjarig kind of jongere zonder Nederlandse verblijfsvergunning grondig en in diens compleetheid is afgerond. In andere woorden, dit lid krijgt het idee dat het terugkeerbesluit tóch wordt genomen alvorens bekend is of er daadwerkelijk adequate opvang is voor de alleenstaande minderjarige jongere in het land waar diegene naar dient terug te keren, en het slechts een bureaucratische doch symbolische meerwaarde kent om te wachten tot de mogelijkheden tot adequate opvang zijn onderzocht. Dit geldt des te meer daar de voormalige Staatssecretaris in haar brief schreef dat met dit voornemen «het toekomstperspectief voor de amv die niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning is helder; namelijk terugkeer naar het land van herkomst.» Het lid van de fractie van BIJ1 vindt deze constructie op z’n minst erg zorgelijk en vraagt dan ook in hoeverre deze indrukken kloppen, en in hoeverre het gebrek aan adequate opvang het terugkeerbesluit kan beïnvloeden, terugdraaien of bepalen.

Het lid van de fractie van BIJ1 hoort ook graag of de Staatssecretaris de Afdeling Advisering van de Raad van State en maatschappelijke organisaties zoals VluchtelingenWerk reeds om advies heeft gevraagd omtrent de valkuilen, rechtmatigheid en risico’s van de voorliggende wetswijziging? Zo nee, wil de Staatssecretaris bevestigen dat hij op zo kort mogelijke termijn wel om dergelijk advies zal vragen en dat advies aan de Kamer zal doen toekomen?

II. Reactie van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid