[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 25 en 26 februari 2022 (Kamerstuk 21501-07-1811)

Raad voor Economische en Financiële Zaken

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D07599, datum: 2022-02-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D07599).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z03239:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D07599 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 24 februari 2022 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over:

– verschillende brieven inzake vergaderingen van de Eurogroep/Ecofinraad (Kamerstukken 21 501-07, nrs. 1808, 1809, 1810,), alsmede over:

– een brief inzake aanvullende uitvoeringsbesluiten SURE voor Hongarije en Portugal (Kamerstuk 35 466, nr. 16),

– een brief met een overzicht uitbetaling RRF (Recovery and Resilience Facility) vierde kwartaal 2021 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1810),

– een brief inzake Nacalculatie 2021, eerste aanvullende Europese begroting 2022, decharge 2020 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 166), en:

– een brief inzake informatieafspraken rond de behandelvoorbehouden inzake eigenmiddelenbesluit en richtlijn minimumniveau aan belastingheffing

De voorzitter van de commissie,
Tielen

De griffier van de commissie,
Weeber

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met diepe afkeuring kennisgenomen van de aanval op Oekraïne door de Russische Federatie. Deze gebeurtenissen vormden de aanleiding voor omzetting van het op 24 februari 2022 voorziene commissiedebat in dit schriftelijk overleg.

De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet zich maximaal in te zetten voor een zo zwaar mogelijk sanctiepakket. Zij vragen het kabinet op welke manier er nu naar financiële instellingen wordt gecommuniceerd om alle sancties die worden ingesteld zo snel mogelijk door te voeren. Is ook al overgegaan tot het bevriezen van Russische banktegoeden in Nederland? Is de Britse regering ook bereid mee te werken aan het bevriezen van Russische banktegoeden van de vele in Londen wonende Russen met banden met het Kremlin?

Zoals ook benoemd in het hoofdlijnendebat over de beleidsprioriteiten van de bewindspersonen van het Ministerie van Financiën, vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor een goede voorbereiding op de doorwerking van de (terechte) sancties op de Europese en Nederlandse financiële sector en economie. Is Nederland voorbereid op het inzetten van zware sanctiemiddelen?

De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast met interesse kennisgenomen van de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Heinen over het toezicht op uitgaven uit het Europees herstelfonds (2022Z02722). Zij zijn blij dat het kabinet fraudegevoeligheid van regelingen onwenselijk acht en in strijd met de intentie van de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility, RRF) om fraude te voorkomen. Ook zijn zij blij dat het kabinet het belang van transparantie onderstreept en het belang hiervan aan de orde zal stellen. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de nationale fiscale opsporingsdienst van Italië frauderisico’s binnen een onderdeel van het Italiaanse herstelplan ziet, de Europese Commissie in haar beoordeling van dit plan daarentegen geen risico’s geconstateerd heeft en de Europese Commissie inzage in de beoordeling van plannen op vragen van journalisten van Follow The Money weigert. Deze leden zijn van mening dat transparantie over de besteding van middelen uit het RRF cruciaal is voor goede publieke controle. Zij vragen de Minister hoe zij haar toezegging om het belang hiervan aan de orde te stellen gaat vormgeven. Wanneer gaat de Minister dit aan de orde stellen bij de Europese Commissie en in de Raad?

Ten aanzien van de digitale euro menen de leden van de VVD-fractie dat de aankondiging van een voorstel door de Europese Commissie voorbarig is. Er heeft op dit moment nog geen fundamentele discussie over de digitale euro plaatsgevonden. Het is op zichzelf nuttig dat de Europese Centrale Bank (ECB) een onderzoeksfase is gestart, maar dit betekent in de ogen van deze leden niet dat er voor «account based» digitaal centralebank-geld wordt gekozen, en alternatieven als een meer «value based» munt, die offline gebruikt kan worden en met veel meer waarborgen voor privacy, van tafel zou zijn.

Kan de Minister toelichten wat met dit «wetgevend proces» dat door de Europese Commissie is aangekondigd wordt bedoeld en hoe het kabinet ervoor zorgt dat er eerst een fundamenteel politiek debat met de Kamer kan plaatsvinden voordat er besluiten worden genomen?

Ten aanzien van het geplaatste behandelvoorbehoud op het eigenmiddelenbesluit zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat dit niet eerder kan worden opgeheven dan na ontvangst van de antwoorden op het schriftelijk overleg over het BNC-fiche, waarvoor de inbreng is geleverd op 16 februari 2022 en bespreking hiervan in een daarop volgend commissiedebat. Zij zien de antwoorden op de in dat schriftelijk overleg gestelde vragen met veel belangstelling tegemoet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken met betrekking tot de vergadering van de Eurogroep en informele Ecofinraad van 25 en 26 februari 2022 en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie zijn geschokt door de gebeurtenissen in Oekraïne en zijn met hun gedachten bij het Oekraïense volk. Deze leden pleiten voor een gezamenlijk en zo krachtig mogelijk antwoord door het zwaarst mogelijke sanctiepakket in te zetten. Voor een gezamenlijk antwoord is Europese samenwerking daarbij van groot belang, zeker op het gebied van financiële sancties. Steunt de Minister deze stellingname van de leden van de D66-fractie? Kan de Minister uiteenzetten welke rol zij daarbij ziet voor de Ecofinraad om deze doelstellingen te bereiken? Kan de Minister daarbij de mogelijke financiële sancties toelichten en de positie van Nederland daarbij in de Ecofinraad?

De leden van de D66-fractie wijzen daarnaast op de consequenties van deze ontwikkelingen op de Europese en Nederlandse economie. Kan de Minister aangeven welke acties worden ondernomen om deze schade zo beperkt als mogelijk te houden en op welke manier Europese samenwerking binnen de Ecofinraad daaraan kan bijdragen?

De leden van de D66-fractie zien dat er een levendige publieke discussie is ten aanzien van hervorming van het Stabiliteit- en Groeipact (SGP), die ook zijn weerslag zal hebben op de discussies en besluiten in de Eurogroep. Wat is het verwachte tijdspad voor de gedachtevorming en besluitvorming op dit moment? Wanneer worden welke besluiten genomen en op welk moment wordt het Nederlandse parlement daarbij betrokken? Klopt het dat de Europese Commissie overweegt (een deel van) de regels uit het SGP ook in 2023 te bevriezen en wat is de Nederlandse opvatting hierover? Wat zullen de consequenties zijn voor landen met hoge schuldniveaus indien alle regels wel weer in werking zullen treden in 2023 en kan de Minister cijfermatig toelichting of de bijbehorende schuldreductie realistisch te verwachten valt van deze landen?

De leden van de D66-fractie lezen dat er een gedachtewisseling staat geagendeerd over de evaluatie van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP). Deze leden onderschrijven de steun van Nederland voor de MEOP als instrument om macro-economische onevenwichtigheden te identificeren en monitoren. De constatering dat vervolgactie na het identificeren van onevenwichtigheden beperkt is gebleven, herkennen deze leden ook. Kan de Minister ingaan op de rol die de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) heeft gespeeld in het adresseren van macro-economische onevenwichtigheden door de bijbehorende mijlpalen die daarop zijn gericht? Heeft de opzet van het RRF bijgedragen aan de gewenste vervolgacties om de economieën van lidstaten en daarmee de Europese (en Monetaire) Unie als geheel te versterken? Welke lessen kunnen getrokken worden voor de toekomst?

De leden van de D66-fractie wijzen daarnaast op het grote belang van effectieve en spoedige voltooiing van de bankenunie. Klopt het dat dit agendapunt van de agenda is gehaald? Zo ja, waarom is dat gebeurd? Wat is het huidige verwachte tijdspad, is dat voldoende voor Nederland en welke acties worden ondernomen om dit eventueel te versnellen? Is Nederland gecommitteerd aan spoedige voltooiing van de bankenunie en zo ja, welke acties van Nederland onderschrijven dat?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken wat betreft de Eurogroep en de informele Ecofinraad van 25 en 26 februari 2022. Deze leden brengen naar aanleiding daarvan het volgende naar voren.

De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat de Europese Commissie Oekraïne te hulp zal schieten met 1,2 miljard euro. Gesteld wordt dat deze middelen op de kapitaalmarkt worden geleend en aan Oekraïne worden doorgeleend. De leden van de PVV-fractie willen weten of Nederland (lees: het Nederlandse parlement) ermee heeft ingestemd dat de Europese Commissie wederom op de kapitaalmarkt geld gaat lenen. Dat was toch nooit de bedoeling?

Klopt het dat het Europees herstelfonds bedoeld is als tijdelijk herstelinstrument, waarbij de Europese Commissie geld ophaalt op de kapitaalmarkt en dat dit door Nederland eenmalig werd goedgevonden? Zo ja, waarom wordt er dan opnieuw geld opgehaald op de kapitaalmarkt door de Europese Commissie? De leden van de PVV-fractie willen weten of de Minister zich tegen deze financieringssystematiek gaat verzetten.

De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat de Europese Unie sinds 2014 meer dan 17 miljard euro aan giften en leningen aan Oekraïne heeft verstrekt. De leden van de PVV-fractie vragen om een uitsplitsing van dit bedrag in een leningen- en een giftengedeelte. Kan de Minister dit tevens per jaar uitsplitsen? Op welke wijze is de 17 miljard euro gefinancierd: ook door middel van het geld ophalen op de kapitaalmarkt door de Europese Commissie?

De leden van de PVV-fractie willen tevens weten hoeveel de Europese Commissie inmiddels heeft geleend op de kapitaalmarkt, voor welke doelen en aan wie. Hoeveel is uitgegeven als giften en als leningen? Voor welk deel staat Nederland garant en hoeveel moet Nederland hiervan terugbetalen?

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan toelichten waar de interne herberekening op gebaseerd is, waaruit blijkt dat Nederland waarschijnlijk 1,3 miljard euro minder aan giften uit het Europees herstelfonds zal ontvangen. Kan het bedrag dat Nederland uit het EU-fonds ontvangt ook nog wijzigen na het indienen van het Nederlandse Herstel- en veerkrachtplan?

Tevens vragen de leden van de PVV-fractie naar een update van hoeveel elke lidstaat bijdraagt aan en ontvangt uit het RRF aan giften en leningen. Welke lidstaten maken aanspraak op hogere of lagere giften als gevolg van een lagere of hogere economische groei dan verwacht en om hoeveel gaat het precies?

De leden van de PVV-fractie willen voorts weten wanneer de Kamer het concept Herstel- en veerkrachtplan tegemoet kan zien.

De leden van de PVV-fractie willen tevens weten hoe het kabinet het gat van 1,3 miljard euro in de begroting gaat oplossen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen starten met de Minister te danken voor het meesturen met de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en de informele Ecofinraad op 25 en 26 februari 2022 van de Presidency Issues Notes. Dit is volgens deze leden geen vanzelfsprekendheid en het is goed dat zo beter inzicht wordt gegeven in wat er besproken wordt in de informele Raad.

Bij werksessie 3 «over innovatie en risico nemen in de Europese Unie» stelt de Minister in te willen brengen dat Nederland het van belang acht dat de geo-economische positie van de Europese Unie wordt versterkt en de risico’s van strategische afhankelijkheden waar mogelijk worden gemitigeerd. Volgens de leden van de CDA-fractie is dit een zeer actueel onderwerp dat ook geopolitieke implicaties heeft en in feite wordt gesproken over hoe de Europese soft power te effectueren. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hierop verder in te gaan gezien de actuele situatie van het ontwerp van het instellen van effectieve financiële en economische sancties.

Een belangrijk deel van de agenda van de Eurogroep/Ecofinraad gaat over de economische stabiliteit. Nederland zet zich in voor een gezond en prudent macro-economisch beleid en benodigde hervormingen door lidstaten, gericht op houdbare schulden, meer economische groei en opwaartse convergentie, aldus de Minister. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat er nu werkelijk sociaal en economisch wordt hervormd door lidstaten en wat er wordt gedaan aan de houdbaarheid van schulden.

Volgens de leden van de CDA-fractie is er steeds minder sprake van Europese convergentie, eerder van divergentie. Daarmee kunnen interne economische verschillen leiden tot verdeeldheid. Inflatie is daar nu de katalysator voor, de ECB doet te weinig. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij deze analyse deelt. De Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat zij verwacht dat de inflatie tijdelijk zal zijn, haar verwachting is dat deze weer afneemt eind 2022 en in 2023. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat, indien dat niet zou gebeuren, de gepaste maatregelen zijn die de Minister voornemens is te nemen. Moeten we daarop wachten? Deze leden zien toch dat het huidige systeem de inflatie in de hand werkt? Ziet de Minister dat ook zo, of is zij van mening dat de inflatie ons overkomt?

De leden van de CDA-fractie vinden dat niet langer niets kan worden gezegd over de rol van de ECB in de begrotingen van de lidstaten. Er worden waardepapieren opgekocht, maar er wordt niet economisch hervormd door lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is om de rol van de ECB ter sprake te brengen.

Daarnaast moeten, zo merken de leden van de CDA-fractie op, stappen worden gezet in de hervorming van sociaaleconomische structuren in landen als Italië en Frankrijk om de rente weer naar een normaal niveau te laten gaan. Welke stappen kunnen daar worden gezet en hoe kan de Eurogroep daarin een rol spelen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat wederom een verzoek van Hongarije, weliswaar op basis van een reeds genomen besluit, om middelen uit het SURE-fonds te krijgen wordt goedgekeurd. De Europese Commissie stemt ermee in en de Minister stemt ermee in. Deelt de Minister de mening van de leden van de CDA-fractie dat dit nogal wringt? Aan de ene kant doen we alles om het rechtsstatelijkheidsmechanisme te doen werken, aan de andere kant wordt er gewoon uit fondsen miljarden getapt. De leden van de CDA-fractie zijn zich er van bewust dat beide onder een andere juridisch kader vallen, maar vinden het moeilijk te rijmen. Deelt de Minister dit gevoel met de leden van de CDA-fractie en kan de Minister hier iets aan doen?

Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister een update te geven over het herstelplan. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie de Minister met spoed de antwoorden op het schriftelijk overleg over de fiches over de nieuwe eigen middelen en over de Pijler 2 minimumbelasting aan de Kamer te zenden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Eurogroep en de informele Ecofinraad, die zullen plaatsvinden op 25 en 26 februari 2022. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Allereerst over de eurogroep: de leden van de SP-fractie merken op dat deze vergadering zal plaatsvinden op een belangrijk moment, daags na de inval van Oekraïne door Rusland. De energie- en brandstofprijzen zullen hierdoor naar alle waarschijnlijkheid nog verder stijgen dan die al deden. De leden van de SP-fractie maken zich hier ernstig zorgen over en vragen de Minister om in te grijpen. Deze leden zien dat de inflatie nu al de pan uit stijgt in de landen die betalen met de euro en dat in Nederland de prijzen nog een stuk harder stijgen dan in de rest van de Eurozone. De Europese Commissie verwacht dan ook een veel hogere inflatie dan in de Herfstraming, maar gaat nog steeds uit van slechts 3,5 procent in 2022 en 1,7 procent in 2023. Dat lijkt de leden van de SP-fractie niet realistisch, zeker gezien de huidige prijsstijgingen, die in Nederland ruim twee keer zo hoog zijn als het percentage waarmee de Europese Commissie rekening houdt. Deze leden vragen de Minister om haar zorgen hierover te uiten in de Eurogroep en rekening te houden met realistischere inflatiecijfers, ook in Europa.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij kennis heeft genomen van het besluit van de Europese Commissie om toegang van Russische banken tot de Europese markt te weigeren. Deze leden vragen de Minister wat dit in de praktijk kan betekenen voor Nederland. Voorts vragen deze leden om de opvatting van de Minister over de reikwijdte van deze sanctie. De leden van de SP-fractie vragen de Minister voorts of zij kan uitsluiten dat Russen die onderhevig zijn aan sancties vanuit de Europese Unie op enige wijze gebruikmaken van de Nederlandse financiële sector of het fiscale vestigingsklimaat, waaronder het verdragennetwerk. Hoe wordt erop toegezien dat zij niet via bijvoorbeeld Nederlandse brievenbusfirma’s sancties vermijden? Deze leden vragen de Minister verder om uit te sluiten dat Rusland wapens inzet waarvan de winst door Nederland is gesluisd.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het ruime monetaire beleid van de ECB moet stoppen, omdat dit als olie op het vuur kan werken van de stijgende inflatie. Deze leden zijn niet principieel en altijd tegen ruim monetair beleid, in tegendeel, maar zij zien in de huidige economie geen aanleiding voor de voortzetting van het huidige beleid en menen dat dit een perverse werking heeft op meerdere terreinen. Het geld komt niet terecht in de zakken van mensen die dat nodig hebben, maar blazen financiële bubbels op, zo vrezen de leden van de SP-fractie. Deze leden constateren dat de ECB dan ook heeft besloten om de aankoop van staatsobligaties in het kader van de pandemiebestrijding stop te zetten en te denken aan een renteverhoging eind dit jaar, maar de leden van de SP-fractie vrezen dat dit veel te langzaam gaat. Deze leden vragen de Minister daarom of zij bereid is een gezamenlijke oproep te vragen van de Eurogroep over het langzaam handelen van de ECB. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het vormen van een oordeel over het beleid van de ECB, en zich uitspreken daarover, behoort tot de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën van Nederland en dat dit niet de institutionele onafhankelijkheid van de ECB aantast.

De leden van de SP-fractie lezen dat er in ieder geval een gezamenlijke verklaring komt van de eurogroep over de digitale euro, waarin naar verwachting de betrokkenheid zal worden onderstreept van de Eurogroep, wat dus de Ministers van Financiën van de lidstaten zijn.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het echt hoog tijd wordt dat politici met een democratisch mandaat het belang van hun betrokkenheid bij de mogelijke invoering van de digitale euro onderstrepen richting de ECB. Deze leden vinden het wel zorgwekkend dat dit nodig is, want dit zou vanzelfsprekend moeten zijn in een democratie.

De leden van de SP-fractie vragen daarom aan de Minister of zij openlijk met hen kan delen, als zij zich óók zorgen maakt over het democratisch besluitvormingsproces rondom de digitale euro, zodat het Nederlands parlement en de regering hiertegen samen kunnen optreden.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Europese Commissie voornemens is om begin 2023 een wetsvoorstel digitale euro te presenteren. Hoe kan het dat de Europese Commissie dan al een juridische basis voor de digitale euro klaar kan hebben liggen, als het debat in de meeste lidstaten dan nog moet beginnen?

De leden van de SP-fractie maken zich ernstige zorgen over de beïnvloedingsmogelijkheid van nationale parlementen in dit proces, waardoor de digitale euro dusdanig wordt vormgegeven achter gesloten deuren, dat die niet in het belang is van de samenleving.

Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie enkele vragen over de informele Ecofinraad. Deze leden constateren dat in de Raad van oktober 2020 werd vastgesteld dat «het verwezenlijken van strategische autonomie met behoud van een open economie» één van de hoofddoelen van de Unie is. De leden van de SP-fractie vinden dat logisch, omdat zij toen geconfronteerd werden met het pijnlijke feit dat door vrijhandel en ongebreidelde markwerking in de Europese Unie niet genoeg mondkapjes en andere belangrijke goederen geproduceerd konden worden. Deze leden vinden het dus terecht dat lidstaten nu streven naar Europese zelfvoorzienendheid en her-industrialisering. Hierover zijn ook moties aangenomen in de Kamer. Tegelijkertijd lezen de leden van de SP-fractie dat de Minister in haar brief schrijft dat «voor meer handelgedreven lidstaten zoals Nederland openheid en verbondenheid belangrijk zijn en moet worden gewaakt voor protectionistische en nationalistische tendensen.» De leden van de SP-fractie keuren deze opstelling van de Minister af. Zij roepen de Minister op om niet nu al een belangrijke les van de coronapandemie te vergeten, en zich daarom niet te verzetten tegen productie in eigen land, of anders in ieder geval in eigen continent, van producten die strategisch en onmisbaar zijn in onze samenleving en de specifiek de zorg.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Eurogroep en informele Ecofinraad. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om in het licht van de situatie in Oekraïne de Ecofinraad te benutten om te bezien welke nadere sancties kunnen worden getroffen om de toegang tot financiële middelen van Rusland in Europa verder te beperken. Is de Minister bereid dit onderwerp toe te voegen aan de voorgestelde agenda?

Nog steeds fungeren Nederlandse brievenbusfirma’s als doorvoerhaven voor Russische investeringen, constateren deze leden. Is de Minister bereid om per ommegaande maatregelen te treffen om de veelal anonieme bv’s en holdings door te lichten en, wanneer deze banden onderhouden met Russische politici en bedrijven, per direct een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen om een soortgelijke oproep te doen aan de andere leden van de Ecofinraad om een eensgezind front te vormen naar buiten. Het mag volgens deze leden niet zo zijn dat opgelegde sancties kunnen worden ontweken of dat deze minder effectief zijn door in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met afschuw kennisgenomen van de ontwikkelingen in Oekraïne. Zij hebben hierover een aantal vragen aan het kabinet en hebben daarnaast enkele andere vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet welke rol de Ecofinraad van 26 februari 2022 zal spelen in het bepalen van de beleidsrespons vanuit de Europese Unie. Hoe zal dit samenhangen met de architectuur van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet wat de overwegingen zijn om wel of niet in te zetten op sancties die de Russische energiesector raken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of Nederland zich er hard voor gaat inzetten dat er geen carve-outs komen in de sancties voor bijvoorbeeld luxegoederen en diamanten, zoals sommige lidstaten mogelijk wensen.

De leden van de GroenLinks-fractie merken bovendien op dat ten tijde van de beantwoording van deze vragen, de Europese Unie waarschijnlijk een sanctiepakket afgekondigd zal hebben. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet bereid is per brief de Kamer te informeren over de effecten van deze sancties op het terrein van de bewindspersonen van het Ministerie van Financiën – hetgeen dus met name toeziet op ons fiscale stelsel, doorstroomvennootschappen met Russische, zogenoemde ultimate beneficial owners (UBO’s) op Nederlandse bodem, en de Nederlandse en Europese financiële sector en stabiliteit.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet hoeveel geld van Russische UBO’s in Nederland is gestald, onder andere via doorstroomvennootschappen.

De leden van de GroenLinks-fractie menen dat Nederland bijzondere financiële banden heeft met Rusland vanwege het grote aantal doorstroomvennootschappen in Nederland met Russische UBO’s. Zij vragen of het kabinet dit kan bevestigen. Deze leden vragen bovendien wat dit betekent voor de sancties die Nederland in EU-verband gaat opleggen. Op welke manier raken deze de genoemde doorstroomvennootschappen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen over het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). De Kamer ontvangt hier in maart een uitgebreidere bespiegeling over. Desalniettemin vragen zij nu allereerst wat de Nederlandse inzet is voor de toepassing van regels in 2023. De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken dat het opnieuw laten ingaan van de oude SGP-regels de geloofwaardigheid van het SPG allen maar verder onder druk zal zetten omdat bijvoorbeeld de schuldafbouwregel totaal ongeloofwaardig is geworden. Zal het kabinet zich constructief opstellen ten opzichte van wat de Europese Commissie zal voorstellen richting 2023?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de discussie over economic governance niet enkel zou moeten gaan over de begrotingsregels, maar breder over financiële integratie, de crisisarchitectuur en afnemende relevantie van het ESM daarin, de toekomst van het herstelfonds en in bredere zin gemeenschappelijke uitgifte van schulden. Kan het kabinet in zijn maartbrief over de inzet ten aanzien van het SGP ook op deze bredere vragen ingaan?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of het kabinet bereid is zich in de brief inzake het SGP te verhouden tot de discussie die op dit moment loopt over ruimte voor investeringen en of deze ruimte moeten komen uit een gulden begrotingsregel of, zoals sommige landen betogen, uit een gemeenschappelijk toekomstig fonds, dat qua structuur lijkt op het RRF.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe Nederland zich verhoudt tot de Roadmap voortgang bankenunie, en specifiek het Europese depositogarantiestelsel (EDIS), of Nederland hierin de lijn van de voorzitter van de Eurogroep steunt en of de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens is dat het tijd wordt dit dossier verder te brengen op politiek niveau en niet langer op technisch niveau te blijven hangen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de stand van zaken in de Raad wat betreft de positie die de Raad zal innemen op het EU-Green Bond dossier. In hoeverre heeft de Nederlandse inzet om hier ambitieuzer aan de wind te zeilen dan een aantal andere lidstaten effect?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tenslotte naar de stand van zaken in de Raad op het CSRD-dossier. Op welke manier gaan de onderhandelingen wel of niet in de door Nederland gewenste richting?

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

De leden van de FVD-fractie hebben een aantal vragen naar aanleiding van de agenda van de Eurogroep en de informele Ecofinraad van 25 en 26 februari 2022.

De leden van de FVD-fractie vragen allereerst of er op dit moment plannen zijn om de digitale euro in de toekomst te koppelen aan een Europese digitale identiteit. Zo ja, wat kan de Minister hierover meedelen? Hoe kijkt de regering aan tegen een dergelijke koppeling? Geeft dit de staat (Europese Unie) in potentie niet veel te veel macht? Ook gezien wat er zich nu afspeelt in Canada waar rekeningen van vreedzame demonstranten bevroren worden? Voor welk probleem is de invoering van een Europese digitale euro een oplossing? Er zijn toch nu al veel (private) digitale munten? Waarom als centrale bank ook met een eigen digitale munt komen? Werkt dit niet marktverstorend? Voor welk probleem is dit een oplossing?

De leden van de FVD-fractie lezen in de brief van de toenmalige Minister van Financiën van 17 september 2021 het volgende: «Mede dankzij de inzet van het kabinet is de digitale euro hoog op de agenda van de Eurogroep gekomen.» Wat behelsde precies deze «inzet van het kabinet»? Waarom zet het kabinet zich zo ontzettend in (blijkbaar meer dan andere Europese landen) voor het invoeren van zo’n Europese digitale munt? Is dit een beleidsprioriteit van het kabinet?

Hoe staat het met waarborgen voor de privacy? Het is het belangrijkste zorgpunt van Europeanen (bij publieke consultatie van de ECB voor 43 procent van de bevolking het belangrijkste kenmerk van een digitale euro), maar als enige zorgpunt wordt dit niet zonder voorbehoud overgenomen.

De leden van de FVD-fractie lezen: «Om een digitale euro te kunnen gebruiken, zal de gebruiker door een «onboarding» proces moeten, wat betekent dat de gebruiker zijn identiteit moet opgeven.» Ook constateren deze leden dat ECB-bestuurslid Panetta stelt «they will have to compromise on payment privacy». Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? Wat is de inzet van de Minister tijdens de beleidsdiscussie in de Eurogroep over de afweging tussen privacy en het voorkomen van belastingontwijking, witwassen en terrorismefinanciering? Wanneer wordt meer bekend over de vormgeving van de digitale euro? Op basis van welke vorm van digitaal centrale bankgeld (account-based of value-based) bereidt de Europese Commissie het wetsvoorstel voor?

Voorts hebben de leden van de FVD-fractie enkele vragen over de Europese bankenunie.

Voorziet de Minister problemen in de schuldhoudbaarheid van bijvoorbeeld Italië, Griekenland en Spanje, nu de ECB aan de vooravond staat van verdere verkrapping van het monetaire beleid?

Indien hier problemen worden voorzien, vanaf welke rentestand kan de schuldhoudbaarheid van deze landen in het geding komen?

Wat voor oplossingen ziet de Minister indien de rentes in deze eurolanden verder oplopen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie vragen met betrekking tot de indiening van het Nederlandse conceptplan voor het RRF of de Minister een overzicht kan geven van de stakeholders die tot op heden, zoals tijdens de formatie, hebben meegesproken. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van Volt constateren dat de Minister in antwoord op de vragen gesteld tijdens het afgelopen schriftelijk overleg Eurogroep/Ecofinraad heeft aangegeven dat het kabinet een groot belang hecht aan het consulteren van stakeholders, waaronder decentrale overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties. Deze leden hebben echter vernomen dat er ontevredenheid heerst onder stakeholders over de manier waarop zij zijn geconsulteerd. Heeft de Minister hiervan ook (informeel) kennisgenomen? Hoe verklaart de Minister dit? Kan de Minister gedetailleerd omschrijven wat zij verstaat onder «consultaties» in dit verband?

In antwoord op Kamervragen van het lid Heinen over fraudegevoeligheid van het RRF geeft de Minister onder meer aan dat de primaire verantwoordelijkheid voor de audit- en controlesystemen en een correcte implementatie van de RRF bij de lidstaat ligt. De leden van de Volt-fractie hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen:

Kan de Minister schetsen hoe de audit en controle op (de uitvoering van) het Nederlandse plan eruit zal zien? Welke stakeholders zullen hierbij betrokken worden, en hoe? Wat is de rol van decentrale overheden in de audit, controle en implementatie van het Nederlandse RRP?

Ziet de Minister de mogelijkheid om een lobbyparagraaf toe te voegen aan de finale versie van het Nederlandse RRP, ter vergroting van de transparantie over wie of welke organisaties medeverantwoordelijk zijn geweest voor de vormgeving van het Nederlandse RRP?

De leden van de Volt-fractie constateren dat het Europese Comité van de Regio’s (ECoR) afgelopen jaar met de aanbeveling is gekomen richting de Europese Commissie om de rol van decentrale overheden in de planning, uitvoering en monitoring van nationale (herstel)plannen steviger te verankeren dan nu het geval is. Onderschrijft de Minister deze aanbeveling? Zo ja, hoe zou zij de positie van decentrale overheden steviger verankerd willen zien? Zo nee, waarom niet?

Deze aanbeveling van de ECoR is gestoeld op de volgende onderzoeksbevindingen:

«As regards the involvement of LRAs [decentrale overheden], most of the NRRPs assessed in the study involved consultations with regional and local actors in formal and unilateral ways. Inputs from regions and towns were rarely transposed into the plans. LRAs will have a role in implementation as well as in evaluation/monitoring, but this seems to be mainly passive, to support administrative delivery of the NRRPs without any sharing of ownership. [...]

According to the study, the lack of LRA involvement could lead to further negative consequences as the NRRPs could be less efficient and impactful since LRAs are crucial to delivering investments and services as well as implementing reforms.» Onderschrijft de Minister deze bevindingen en conclusies? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop.

De leden van de Volt-fractie vragen in dit verband tevens hoe de Minister ervoor zorgt dat de input vanuit decentrale overheden wel adequaat meegenomen zal worden in het Nederlandse RRP.

Uit de beantwoording van de vragen van de leden Dassen en Maatoug over het EU-herstelfonds van 17 februari 2022 (2022Z01330) lijkt te blijken dat de Minister de manier waarop de Kamer bij het proces betrokken wordt, goed genoeg vindt. De leden van de Volt-fractie vragen waarop de Minister dit baseert. Had de Kamer niet veel actiever betrokken moeten worden in het proces dat leidt naar het eerste conceptplan? Waarom heeft er bijvoorbeeld geen debat plaatsgevonden in de aanloop naar de indiening van het eerste conceptplan volgende maand, terwijl uit onderzoek van FTM wel blijkt dat er al vele informele gesprekken tussen het kabinet en de Europese Commissie hebben plaatsgevonden? Had dit niet de enigszins «schimmige» indruk over het proces, zoals beschreven wordt in het FTM-artikel, weg kunnen nemen?

Tijdens het vorige commissiedebat over de Eurogroep/Ecofinraad debat stelde het lid Van der Lee (GroenLinks), mede namens de leden van de fractie van Volt, vragen naar aanleiding van de signalen over het mogelijke gebrek aan monitoringscapaciteiten voor de Europese Commissie om toe te zien op een goede implementatie van de herstelplannen in de Europese lidstaten. Daarop gaf de toenmalige Staatssecretaris van Financiën het volgende antwoord: «Ik heb geen aanwijzingen dat de Commissie niet in staat is om die monitoring te vervullen. Ik moet zeggen dat ik het voorbeeld van Spanje, waarin heel helder wordt gemaakt hoe men monitort, heel aantrekkelijk vind. Ik kijk even naar de achterbank. De achterbank zegt dat het een heel gedetailleerd plan is. Maar ik wil best in mijn eigen gremia vragen – ik kan ook vragen om dat in de ambtelijke gremia te doen – om de mate van transparantie rond die monitoring zo hoog mogelijk te maken, want dat is eigenlijk waar de heer Van der Lee volgens mij naar vraagt. Daar ben ik voor. In Nederland weet ik precies wie dat allemaal doen. Dat weet de heer Van der Lee ook. Dat zijn alle instanties die erbij betrokken zijn, tot aan de Raad van State toe, die hier in zijn capaciteit als begrotingsautoriteit naar kijkt.»

De leden van de Volt-fractie merken in dit verbad op dat zij uit Brussel hebben vernomen dat er wel degelijk zorgen bestaan – binnen het Europees Parlement – over de monitoringscapaciteit van de Europese Commissie, onder andere met betrekking tot de groene investeringen. Hoe rijmt de Minister dit met het bovenstaande antwoord de toenmalige Staatssecretaris van Financiën? Hoe zal de Minister de monitoring vanuit Nederland zo transparant mogelijk maken?

De leden van de Volt-fractie hebben vernomen dat het kabinet een modernisering van het SGP constructief zal benaderen wanneer deze is gericht op de houdbaarheid van de schulden en opwaartse economische convergentie. Daarbij wordt effectieve handhaving als eis gesteld. De Nederlandse inzet met betrekking tot een modernisering van het SGP is dus schuldhoudbaarheid. Er zijn grote maatschappelijke uitdagingen in Nederland en de Europese Unie. Het kabinet heeft grote fondsen opgezet om de klimaat- en digitale transities te bewerkstelligen. Hiervoor moeten grote investeringen worden gedaan, die de staatsschuld in de hele Europese Unie zullen doen oplopen. De leden van de Volt-fractie vragen daarom of waarom de Nederlandse inzet, met betrekking tot het SGP, niet is gericht op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de investeringen in plaats van de huidige inzet wat gericht is op schuldhoudbaarheid.

De leden van de Volt-fractie vragen voorts of het kabinet zich wil inzetten voor het opstellen van groene investeringen en het opstellen van groene indicatoren in het SGP-raamwerk. Duurzame investeringen zijn nodig om economieën future proof te maken en klimaatverandering tegen te gaan. Daarom vragen de leden van de Volt-fractie of het toevoegen van een Green Golden Rule niet in de herziening van het SGP moet worden toegevoegd. Zo ja, hoe wil het kabinet dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Volt-fractie hebben vernomen dat aan de hand van de voorlichting van de Raad van State gesteld werd dat er een wetenschappelijk consensus bestaat over de noodzakelijkheid van de hervorming van het SGP om een effectieve bijdrage te leveren aan de stabiliteit van de EMU. Er is wetenschappelijke consensus met betrekking tot het verminderen van het aantal begrotingsnormen, het verminderen van de procyclische uitwerking en op betere handhaving. De Nederlandse inzet blijft echter gericht op schuldhoudbaarheid, terwijl economische wetenschappers stellen dat dit de houdbaarheid en de stabiliteit van de EMU in het geding brengt. De president van De Nederlandsche Bank, de heer Knot, stelde dat het beste recept voor schuldhoudbaarheid natuurlijke economische groei is en dat tegen economische groei niet te bezuinigen is. Is de Minister het met de leden van de Volt-fractie eens dat de Nederlandse inzet dus niet conform de wetenschappelijke consensus zou zijn, maar meer een politieke keuze betreft? Zo niet, welke wetenschappelijke onderbouwing heeft het kabinet om hun inzet, die gericht is op schuldhoudbaarheid, te onderbouwen?

De leden van de Volt-fractie merken op dat de huidige situatie omtrent Oekraïne laat zien dat de Europese Unie nog te afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Om de energieproblematiek te boven te komen moet de Europese Unie sneller onafhankelijk worden van fossiele brandstoffen en hiervoor zijn grote, doelmatige en publieke investeringen nodig in groene energievoorzieningen. Deze voorzieningen zullen de staatsschuld doen oplopen. Zal de Nederlandse inzet nog steeds gebaseerd zijn op prudent begrotingsbeleid als de investeringen – die de staatsschuld zullen doen oplopen – doelmatig zijn en de Europese Unie onafhankelijk maken van fossiele brandstoffen? Zo ja, waarom?

Het SGP heeft als wezenlijk doel om de houdbaarheid van overheidsfinanciën te waarborgen. Een ander wezenlijk doel is economische groei en convergentie in de eurozone te bewerkstelligen. Duitsland is bereid om de SGP-normen simpeler, transparanter en makkelijker afdwingbaar te maken. Duitsland wil op basis van het SGP economische groei en duurzame en milieuvriendelijke investeringen zeker stellen. Macron en Draghi hadden al eerder afgekondigd dat de oude normen van het SGP niet zullen terugkeren. De leden van de Volt-fractie vragen hoe het kabinet zich zal verhouden tot andere EU-lidstaten, die pleiten voor herziening op basis van flexibiliteit en als het gaat om duurzame en milieuvriendelijke investeringen. De SGP-normen werden bestempeld als arbitrair en zij veroorzaken economische krimpen als zij gericht zijn op schuldhoudbaarheid. Deelt het kabinet het pleidooi dat er niet meer terug kan worden gegaan naar de oude SGP-normen van 60 procent staatschuld en drie procent tekort aangezien deze normen economisch funest zijn voor de stabiliteit van de EMU? Zo ja, welke normen zou het kabinet kunnen accepteren? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga.

De leden van de Groep Van Haga hebben een aantal vragen.

Wat betreft de digitale euro vragen zij welk maximumbedrag ongeveer onder een kleinere transactie valt zonder identificatieplicht bij de digitale euro.

De leden van de Groep van Haga lezen dat 43 procent van de respondenten privacy belangrijk vindt dan de digitale euro. Privacy is een erg ruim begrip, de respondenten kunnen hiermee bedoelen dat zij willen dat hun gegevens goed zijn beschermd tegen derden of dat ze anonimiteit willen. De leden van de Groep Van Haga merken op dat als anonimiteit voor de respondenten het uitgangspunt is, de digitale euro voor wat betreft concurrentiepositie aardig kan inboeten tegenover andere digitale munten. Kan de Minister toelichten of het hier gaat om gegevensbescherming of anonimiteit?

Over het EDIS hebben de leden van de Groep Van Haga ook vragen. Deze leden lezen dat de noordelijke banken bezwaar maken tegen het principe waarbij nationale depositogarantiestelsels geld uitlenen aan een DGS (Deposit Guarantee Schemes). Als tegemoetkoming worden banken aan een stresstest onderworpen en moeten ze openbaren hoeveel nationale staatsschuld ze aanhouden. De leden van Groep Van Haga vinden dit een zorgelijke situatie en wel om de volgende redenen. Ten eerste bevatten de noordelijke landen meer banken en hebben ze ook samen en grotere omvang ten opzichte van zuidelijke landen, ten tweede de Target 2 saldi balans, die volledig uit balans, is geeft al aan dat de noordelijke landen nog veel te goed hebben van de zuidelijke landen. Als EDIS verder wordt uitgebreid tot een EU-fonds dat deposito’s kan garanderen, betekent het volgens de leden van de Groep Van Haga dat, gezien de twee genoemde punten, dat noordelijke spaarders altijd opdraaien voor het zuiden. Een situatie waarin het zuiden garant staat voor het noorden is volgens de leden van de groep van Haga zeer onwaarschijnlijk. Hoe kijkt de Minister tegen deze zorgelijke situatie?

De leden van de Groep Van Haga delen mee dat door EDIS de zuidelijke landen door risico mitigatie met noordelijke landen hun intrinsieke motivatie verliezen om hun financiën op orde te houden. De aangehouden nationale staatsschuld is nu ook bekend, alleen niet zo gedetailleerd en uitvoerig. Waarom wordt gedacht dat een stresstest en openbaarmaking van de nationale staatsschuld voldoende is om de intrinsieke motivatie te behouden?

De leden van de Groep van Haga maken zich zorgen over divergerende rentes, nu de ECB haar opkoopprogramma’s langzaam afbouwt met als doel ze uiteindelijk stop te zetten. De financiële markten zullen voor economisch zwakke landen een risico-opslag rekenen. Hiernaast zal de spread nog verder oplopen tussen sterke en zwakke landen, omdat hedgefondsen massaal long gaan in Duitse obligaties en Italiaanse obligaties shorten. Hierdoor zal de rente van Duitse obligaties door de vraag nog verder dalen en de rente van Italiaanse schuldpapier zal stijgen door het toenemend aanbod. Dit zelf versterkende effect zal volgens de leden van de Groep Van Haga ertoe leiden dat economisch zwakkere landen weer in de problemen komen. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan? Is er een plan om dit scenario te vermijden?