Antwoord op vragen van het lid Strolenberg over het bericht ‘verdrievoudiging van bedreigingen en geweld tegen gemeenteraadsleden
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D07708, datum: 2022-02-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-1882).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2022Z00694:
- Gericht aan: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: M.F. Strolenberg, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1882
Vragen van het lid Strolenberg (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Verdrievoudiging van bedreigingen en geweld tegen gemeenteraadsleden» (ingezonden 19 januari 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 25 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1601.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Verdrievoudiging van bedreigingen en geweld tegen gemeenteraadsleden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat geweld en bedreigingen jegens gemeenteraadsleden, of welke publieke ambtsdragers dan ook, onacceptabel is en hoe kijkt u tegen deze incidenten aan?
Antwoord 2
Deze mening deel ik. Geweld en bedreigingen kunnen het functioneren en het persoonlijke leven van raadsleden en andere politieke ambtsdragers negatief beïnvloeden. Dat vormt een risico voor onze democratische rechtsstaat. Ik vind het belangrijk om samen met politieke ambtsdragers uit te dragen dat bedreiging en geweld onacceptabel zijn en dat er altijd melding (en waar mogelijk aangifte) moet worden gedaan van incidenten. Daarom heb ik gezamenlijk met het Netwerk Weerbaar Bestuur een collectieve norm tegen intimidatie en bedreiging tegen decentrale politieke ambtsdragers ontwikkeld, alsmede een stappenplan voor het doen van melding en aangifte. De norm is: intimidatie en agressie zijn onacceptabel, de afspraak is dat grensoverschrijdend gedrag altijd wordt gemeld en er zo nodig aangifte wordt gedaan. Het raadslid wordt hierbij ondersteund door de griffier en burgemeester en krijgt passende nazorg. Met het uitdragen van deze norm geven we een belangrijk signaal naar de dader en de buitenwereld: bedreiging en geweld zijn onacceptabel.
Vraag 3
Hoe kijkt u tegen de constateringen aan die gedaan zijn tijdens de evaluatie van het programma Veilige Publieke Taak, dat liep van 2006 tot en met 2016 en dat beoogde agressie tegen medewerkers met een publieke taak tegen te gaan, in het licht van het artikel van de NOS van 16 januari jl.? Wat zegt dit over het programma Veilige Publieke Taak en ziet u iets in een vergelijkbaar programma nu het geweld en bedreigingen tegen publieke ambtsdragers, in dit geval gemeenteraadsleden, sterk toeneemt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het artikel van de NOS laat zien dat structurele aandacht voor veiligheid van politieke ambtsdragers nodig blijft. In het Netwerk Weerbaar bestuur werk ik samen met verschillende partners aan dit thema. Ik trek graag samen op met de partners van dit Netwerk en de andere ministers om het signaal af te geven dat bedreiging en geweld tegen mensen met een publieke taak onacceptabel zijn. Dit wordt onder meer gedaan door agressie en geweld tegen personen met een publieke taak harder te bestraffen, zoals is vastgelegd in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen de politie en het Openbaar Ministerie.
Onder leiding van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt het netwerk Weerbaarheid tegen Ondermijning opgezet. In dit netwerk in opbouw komen professionals van met name JenV en BZK bijeen en worden over de hele linie methoden en werkwijzen gedeeld om de weerbaarheid van personen, organisaties of structuren tegen ondermijning te versterken. Onderdeel daarvan is ook het versterken van de weerbaarheid van professionals/werknemers in het publieke domein en de strafrechtketen, tegen bijvoorbeeld bedreigingen van criminelen bij de uitoefening van hun werk.
Vraag 4
Bent u het eens met de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden dat de uitkomsten van het in het artikel genoemde onderzoek aantonen dat er veel meer gedaan moet worden om het belang van het raadswerk te stimuleren en de positie van raadsleden te versterken? Zo ja, hoe gaat u dit de aankomende periode aanpakken en is het bijvoorbeeld nodig om intensiever samen te werken met het Ministerie van Justitie en Veiligheid om een veilige werkomgeving voor publieke ambtsdragers te kunnen waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Voor de beantwoording op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Deelt u de mening dat goed functionerende gemeenteraden essentieel en onmisbaar zijn voor een goed werkende democratie en dat dit niet ten goede komt als raadsleden besluiten om te stoppen door de werkdruk, de slechte sfeer in de gemeenteraad of doordat de druk van buiten te groot wordt? Zo ja, bent u voornemens om dit aan te pakken en hoe gaat dit er de aankomende jaren uitzien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik deel de mening dat het van groot belang om het raadswerk en de aantrekkelijkheid van het ambt te stimuleren.
Ik laat onderzoek doen naar de politieke cultuur van gemeenten en provincies met als doel te komen tot een zelfdiagnose-instrument waarmee gemeenten het gesprek kunnen aangaan over politieke cultuur. Een goede duale politieke cultuur kan ook bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het raadslidmaatschap. Ik zal uw Kamer berichten over de uitkomsten van dit onderzoek. Tevens wil ik in overleg met het decentraal bestuur bezien of aanvullende maatregelen ter versterking van het decentraal bestuur en de decentrale volksvertegenwoordigingen nodig en wenselijk zijn.
Er is de afgelopen jaren veel gedaan om de positie en het functioneren van gemeenteraden te ondersteunen en te versterken. Het afgeronde programma Democratie in Actie heeft daar veel voor betekend. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer daar bij brief van 22 maart 2021 over geïnformeerd.2
Mijn ambtsvoorganger heeft in de brief van 26 oktober jl. aan uw Kamer geschreven welke acties en maatregelen zij -in samenwerking met de beroeps- en belangenverenigingen van het decentraal bestuur- wil nemen om de decentrale volksvertegenwoordigingen te versterken.3
Meer toerusting, scholing en adequate ondersteuning van volksvertegenwoordigers;
Meer aandacht voor goede informatievoorziening en democratische controle op regionale samenwerkingsverbanden;
Een gezonde duale politieke cultuur op basis van vertrouwen en goed onderling samenspel tussen de verschillende bestuursorganen.
Ik ga langs die lijnen de komende periode het decentraal bestuur verder ondersteunen en versterken.
Er is bij sommige raden handelingsverlegenheid om gebruik te maken van alle mogelijkheden die er zijn voor goede controle en kaderstelling. Het is van groot belang dat de griffie, de rekenkamer, fractieondersteuning en ambtelijke bijstand op waarde worden geschat en worden ingezet. Ik wil gemeenteraden stimuleren om gebruik te maken van de beschikbare middelen voor de eigen ondersteuning. Het beter benutten van de voor raadsleden beschikbare ondersteuning en de daarvoor bestaande budgetten draagt ook bij aan het verminderen van de werkdruk in de raad.
Vraag 6
Welke maatregelen zijn de afgelopen vier jaar geleden getroffen om het niveau van gemeenteraden naar een hoger niveau te tillen, nu blijkt dat de ontevredenheid onder raadsleden over het niveau niet gedaald is? Hoe kijkt u hier op terug? Deelt u de mening dat er iets aan de ontevredenheid over het niveau van de gemeenteraden gedaan moet worden? Zo ja, hoe bent u van plan het niveau van de gemeenteraden naar een hoger niveau te tillen en/of de ontevredenheid bij raadsleden weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.