Verslag van een schriftelijk overleg over het EU-voorstel: Mededeling over het standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg COM (2022) 14
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2022D08308, datum: 2022-03-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3305).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3305 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2022Z04053:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-03-08 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-09 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-05-25 16:00: Transportraad op 2 juni 2022 (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3305 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 maart 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het EU-voorstel: Mededeling over het standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg COM (2022) 14.
De vragen en opmerkingen zijn op 16 februari 2022 aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 3 maart 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Schuurkamp
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie instemt met het compromis, omdat het aansluit bij de doelstelling van het Commissievoorstel om meer flexibiliteit mogelijk te maken. Deze leden willen weten welke gevolgen dit gaat hebben voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Deze leden willen weten of de Minister van mening is dat dit voorstel de concurrentiekracht van Nederland versterkt. Zij zien graag een overzicht met kosten en baten voor het bedrijfsleven tegemoet. Daarnaast willen deze leden weten hoe groot de Minister de kans acht dat deze richtlijn leidt tot minder belastinginkomsten, als de liberalisering van deze markt wordt gebruikt om nationale belastingen op voertuigen te ontwijken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een van de doelstellingen van dit voorstel was rechtszekerheid te verkrijgen voor het gebruik van gehuurde voertuigen in de hele Europese Unie (EU). Deze leden willen weten wat de inschatting is van de Minister ten aanzien van de extra kosten voor handhaving, vanwege een mogelijk effect van de richtlijn op controlemogelijkheden op andere terreinen.
Antwoord
Het voorstel beoogt het gebruik van gehuurde voertuigen te bevorderen waardoor ondernemingen die actief zijn in het internationaal goederenvervoer, eenvoudiger aan extra voertuigen kunnen komen bij bijvoorbeeld een seizoenspiek. Nederland legde al geen beperkingen op voor het huren van voertuigen. Voor Nederlandse ondernemers die ook vervoersactiviteiten verrichten in het buitenland komt er met dit voorstel nu ook meer flexibiliteit en daarmee naar verwachting een verhoogde concurrentiekracht.
Nederland legt op dit moment geen beperkingen op aan het huren van voertuigen uit andere lidstaten. Deze richtlijn zal daarom naar verwachting weinig effect hebben op de Nederlandse belastinginkomsten. Wel biedt de richtlijn lidstaten de mogelijkheid beperkingen op te leggen aan bijvoorbeeld het aantal voertuigen of de periode waarin er gehuurd mag worden. Of Nederland gebruik gaat maken van deze mogelijkheden zal na vaststelling van de richtlijn in overleg met uitvoeringsorganisaties en branchepartijen nader worden bepaald. Naar verwachting zullen deze consultaties nog voor het zomerreces starten zodat ik u hierover na het zomerreces nader kan informeren.
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister wat zijn inschatting is ten aanzien van de extra kosten voor handhaving.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoe groot hij de kans acht dat er een markt voor verhuur van oudere voertuigen ontstaat, met negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister al zicht heeft op de gevolgen voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven en de kosten en baten voor het bedrijfsleven.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister al zicht heeft op de mogelijke extra kosten voor uitvoeringsorganisaties. Zo ja, hoe kan de Minister deze kosten gaan beperken dan wel voorkomen?
Antwoord
Nederland legt op dit moment geen beperkingen op aan het huren van voertuigen uit andere lidstaten. De ILT verwacht daarom geen gevolgen voor de handhaving. Of Nederland als gevolg van deze richtlijn extra beperkingen wil opleggen en welke gevolgen dat heeft voor de handhaving, zal door de ILT in de uitvoerings- en handhavingstoets nader worden vastgelegd.
Volgens het advies van het Europees Economisch Sociaal Comité ten aanzien van deze richtlijn, zijn gehuurde voertuigen doorgaans nieuwer dan reeds aangeschafte voertuigen. Hiermee wordt een positieve impact verwacht op onder andere de verkeersveiligheid en het milieu1.
Uiterlijk vier jaar na de inwerkintreding van de gewijzigde richtlijn zal de Commissie een verslag uitbrengen over de effecten van de richtlijn. In dat verslag zal onder andere aandacht worden besteed aan de eventuele gevolgen voor de verkeersveiligheid en het milieu.
Het voorstel beoogt het gebruik van gehuurde voertuigen te bevorderen waardoor ondernemingen die actief zijn in het internationaal goederenvervoer, eenvoudiger aan extra voertuigen kunnen komen bij bijvoorbeeld een seizoenspiek. Het zal daarmee naar verwachting de concurrentiekracht verhogen.
De richtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid beperkingen op te leggen aan bijvoorbeeld het aantal voertuigen of de periode waarin er gehuurd mag worden. Of Nederland gebruik gaat maken van deze mogelijkheden zal na vaststelling van de richtlijn in overleg met uitvoeringsorganisaties en branchepartijen nader worden bepaald. De handhavings- en uitvoeringsorganisaties zullen gevraagd worden uitvoerings- en handhavingstoetsen te verrichten waarin zij de kosten in kaart zullen brengen.
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie bekijkt deze richtlijn kritisch, aangezien door middel van dit voorstel «lidstaten niet langer vrij mogen zijn om het gebruik van gehuurde vrachtvoertuigen voor eigen gebruik te beperken». Dit houdt in dat Nederland geen beperkingen mag stellen aan de huur van vrachtwagens uit het buitenland. Het lid vraagt zich af hoe de concurrentiepositie van Nederlandse ondernemingen gewaarborgd blijft met dit voorstel. In veel landen ligt het prijsniveau voor de huur van vrachtvoertuigen lager dan in Nederland het geval is. Het EU-voorstel stelt dat het «geen gevolgen heeft voor de begroting van de Unie», maar rept met geen woord over de gevolgen voor de financieel-economische positie van individuele lidstaten.
Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat binnen het concept van Europese vrijhandel een gelijk speelveld voor verhuurders van vrachtvoertuigen passend is. Echter, het lid vraagt welke garantie er geboden wordt dat een voertuig uit een andere lidstaat niet veel vervuilender is dan voertuigen uit Nederland.
Antwoord
Het voorstel beoogt het gebruik van gehuurde voertuigen te bevorderen waardoor ondernemingen die actief zijn in het internationaal goederenvervoer, eenvoudiger aan extra voertuigen kunnen komen bij bijvoorbeeld een seizoenspiek. Nederland legde al geen beperkingen op voor het huren van voertuigen. Voor Nederlandse ondernemers die ook vervoersactiviteiten verrichten in het buitenland komt er met dit voorstel nu ook meer flexibiliteit en daarmee naar verwachting een verhoogde concurrentiekracht.
Volgens het advies van het Europees Economisch Sociaal Comité ten aanzien van deze richtlijn, zijn gehuurde voertuigen doorgaans nieuwer dan reeds aangeschafte voertuigen. Hiermee wordt een positieve impact verwacht op onder andere het milieu en de verkeersveiligheid2.
Uiterlijk vier jaar na de inwerkintreding van de gewijzigde richtlijn zal de Commissie een verslag uitbrengen over de effecten van de richtlijn. In dat verslag zal onder andere aandacht worden besteed aan de eventuele gevolgen voor het milieu en de verkeersveiligheid.
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/1/EG betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg. (2018/C 129/11).↩︎
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/1/EG betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg. (2018/C 129/11).↩︎