Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over versterken toegankelijkheid pabo (Kamerstuk 27923-433) en voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs (Kamerstuk 27923-438)
Werken in het onderwijs
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D08752, datum: 2022-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D08752).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z20298:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-11-17 15:45: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-11-25 10:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-02-22 14:00: Ontwerpbesluit Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs (E-mailprocedure), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-03-08 10:00: Versterken toegankelijkheid pabo en voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-12-15 10:00: Leraren en Lerarenopleidingen (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D08752 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
• d.d. 11 februari 2022 inzake voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs (Kamerstuk 27 923, nr. 438);
• d.d. 12 november 2021 inzake versterken toegankelijkheid pabo (Kamerstuk 27 923, nr. 433).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud | blz. | ||
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de D66-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de SP-fractie | 3 | |
• | Inbreng van de leden van de PvdA-fractie | 4 | |
• | Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie | 5 | |
• | Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie | 6 | |
• | Inbreng van de leden van de SGP-fractie | 7 | |
II | Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 9 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven inzake het versterken toegankelijkheid pabo en de voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat één van de doelen van het experiment is om de pabo-opleiding toegankelijker te maken en zo de instroom te vergroten. De leden vragen hoe de Minister erop toeziet dat de kwaliteit van de pabo en het niveau van de studenten die uiteindelijk afstuderen niet in het geding komen bij dit experiment, doordat het makkelijker wordt om deel te nemen aan de opleiding.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister erop toeziet dat de aanvullende programma’s die nodig zijn om de studenten bij te spijkeren niet zorgen voor een verhoogde werkdruk bij docenten.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister ervoor zorgt dat het aanpassen van de vooropleidingseisen uiteindelijk niet juist een struikelblok wordt om de opleiding succesvol te doorlopen en af te ronden.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister overweegt het experiment met één of twee jaar te verlengen, om hierdoor het effect op het eindniveau van de studenten te kunnen onderzoeken.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister overweegt het experiment dusdanig vorm te geven dat de studenten die aan het experiment hebben deelgenomen ook nog een aantal jaren na hun afstuderen worden gevolgd om te monitoren of hun loopbaan binnen het onderwijs met duurzaam succes wordt vervolgd.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs. Zij zijn zeer positief over het experiment, gezien de urgentie van het oplossen van het lerarentekort. Zij hebben nog enkele vragen die zij willen voorleggen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie constateren dat één van de grootste uitdagingen waar het onderwijs mee te kampen heeft het lerarentekort is. Deze leden willen de beste kansen en het beste onderwijs voor alle kinderen. Goed onderwijs staat of valt met goede leraren. We moeten daarom alles op alles zetten om het lerarentekort op te lossen, zodat we de werkdruk verlagen, kansengelijkheid bevorderen en de onderwijskwaliteit waarborgen. Een belangrijke stap is met het coalitieakkoord gezet: het dichten van de loonkloof. Echter, er is meer nodig om het tekort op te lossen. Deze leden zijn daarom zeer tevreden dat de pabo’s werken aan een inclusiever en toegankelijker toelatingsbeleid, waarbij de kwaliteit wordt gewaarborgd en behouden. Zij steunen het experiment van het verlengen van de periode om te voldoen aan de eisen voor aardrijkskunde, geschiedenis, natuur & techniek naar het eerste jaar van de opleiding. Immers, we moeten studenten de kans geven de benodigde kennis op te doen tijdens een opleiding, voor we hen meteen afwijzen bij de poort. Zeker in het licht van het huidige lerarentekort. Alle aspirant-studenten die leraar willen worden, dienen ook echt een eerlijke kans te krijgen om dit te realiseren. Kan de Minister nogmaals bevestigen en uiteenzetten, dat de kwaliteit van de lerarenopleidingen geborgd wordt bij dit experiment? Hoe zullen de pabo’s de studenten zo goed mogelijk helpen om deze toetsten te halen en door te stormen naar het tweede jaar? Hoe ziet die ondersteuning er precies uit? Wordt bij die begeleiding onderscheid gemaakt tussen mbo-studenten en havo-studenten? Zo ja, hoe? Deze leden vernemen bovendien dat een pilot zal starten om ervaring op te doen bij het beter voorbereiden van mbo-studenten richting de pabo. Zij zijn blij dit te vernemen en wachten hoopvol op de eerste resultaten van deze pilot.
De leden van de D66-fractie lezen dat ook gekeken zal worden naar de inhoud van de toelatingseisen. Wordt hierbij gefocust op de basisvaardigheden, in lijn met het coalitieakkoord? Bovendien zijn zij benieuwd hoe de pabo’s het gebruik van effectieve lesmethodes zullen integreren in hun programma’s.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven betreffende het versterken van de toegankelijkheid van de pabo en de voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs. De leden vinden toegankelijkheid tot de pabo uiteraard van belang, maar dat mag niet ten koste gaan van de kwaliteit. Tevens hebben zij zorgen over de studielast van aspirant-studenten die tijdens hun eerste studiejaar de toelatingstoetsen nog moeten halen. Zij hebben daarom nog enkele vragen en opmerkingen.
Allereerst vragen de leden van de SP-fractie wat de reactie van de Minister is op de zorgen die de vakverenigingen voor geschiedenis, natuur & techniek en aardrijkskunde en de AOb1 met hen hebben gedeeld?2In hoeverre zijn lerarenorganisaties, vakverenigingen en zaakvakdocenten van de pabo’s betrokken bij de uitwerking van dit voorstel? Hoe zijn de pabo’s en de Minister tegemoetgekomen aan hun zorgen? Waar baseert de Minister het op dat het aanbieden van extra lesstof niet ten koste gaat van de rest van de opleiding? Is hij zich ervan bewust dat er juist een hogere belasting op lerarenopleiders ontstaat, omdat zij naast hun reguliere werkzaamheden ook nog extra toetsen moeten afnemen en studenten moeten bijspijkeren? Is de Minister zich bewust van de mogelijke risico’s op het gebied van aanzien van het vak van leraar indien de toelatingseisen worden versoepeld? Hoe voorkomt de Minister een terugval van kwaliteit na alle stappen die juist genomen zijn om die kwaliteit omhoog te brengen? Graag ontvangen deze leden een toelichting op deze vragen. Kan de Minister tevens toezeggen dat als blijkt dat de belasting van studenten, opleiders en instellingen te hoog wordt en/of het eindniveau van studenten omlaag gaat, toelatingstoetsen voor toelating tot de opleiding de norm blijft, zoals ook de AOb verzoekt? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.
De leden van de SP-fractie vinden het daarnaast van belang dat aspirant-studenten die deelnemen aan het experiment hier op voorhand goed over voorgelicht worden. Ook wat betreft de extra studielast die dit met zich meebrengt. De leden vinden dat aspirant-studenten een weloverwogen keuze moeten kunnen maken indien zij de toelatingstoetsen pas later in het studiejaar zullen moeten halen. Hoe gaat deze voorlichting eruit zien en hoe houdt de Minister er toezicht op dat dit op een juiste wijze gebeurt door de hbo-instellingen die deelnemen, zo vragen de leden. Klopt het dat aspirant-studenten altijd de toelatingstoetsen moeten doen voordat zij met de opleiding beginnen? Zij krijgen dus niet de keuze om voor de start van de opleiding al aan te geven dat zij later in het jaar de toetsen willen maken? Wat gebeurt er indien blijkt dat de studielast dermate hoog wordt tijdens het experiment dat studenten daardoor uitvallen, zo vragen de leden
Tevens vragen de leden van de SP-fractie hoe het staat met het experiment waarbij mbo-studenten al op het mbo worden voorbereid op de pabo, zodat de drempel om te starten aan de pabo vanwege de toelatingstoetsen al verlaagd wordt. Is het daarnaast al mogelijk dat op middelbare scholen leerlingen een profiel kunnen kiezen dat specifiek aansluit op de pabo? Zo ja, zijn hier voorbeelden van? Zo nee, bent u bereid deze mogelijkheid te onderzoeken? Tevens vragen de leden hoe de Minister aankijkt tegen een soort overbruggingsjaar indien aspirant-studenten de toelatingstoetsen niet meteen halen, waarin ze alvast wel wat kennis op kunnen doen over het vak maar nog niet daadwerkelijk toegelaten zijn tot de opleiding, zo vragen de leden.
De leden van de SP-fractie vragen voorts wat de volgende stappen zijn om meer studenten aan te trekken voor de pabo en andere lerarenopleidingen en het vak van leraar aantrekkelijker te maken. Is de Minister het bijvoorbeeld met de AOb eens dat de beroepsgroep betrokken moet gaan worden bij het vaststellen van het beroepsbeeld van de leraar en wat de leraar moet kennen en kunnen?3 Zo ja, hoe ziet de Minister dat voor zich, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit en onderschrijven het belang van het verhogen van de instroom in de pabo maar zij hebben wel enkele zorgen omtrent het loslaten van de huidige instroomeisen.
Versterking toegankelijkheid pabo
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het kabinet zoekt naar manieren om de instroom naar de pabo te verhogen om het lerarentekort tegen te gaan. Echter, zij signaleren ook dat de invoering van de toelatingseisen de opleiding aantrekkelijker heeft gemaakt voor leerlingen van het vwo en de havo. Hiermee werd ook bewerkstelligd dat de pabo overladen zou raken en niet de kwaliteit onderwijs zou kunnen bieden die gewenst was. Kan de Minister hierop reflecteren, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij nogmaals kan ingaan op de zorgen en bezwaren van de vakdocenten die vrezen dat de «nieuwe generatie» tekort wordt gedaan doordat er minder van hen verwacht wordt. Leiden deze aangepaste eisen daadwerkelijk tot de gevolgen die zij schetsen in termen van onderwijskwaliteit, zo vragen de leden.
Tevens zien de leden van de PvdA-fractie de mogelijkheid dat het experiment zal leiden tot grotere uitval omdat studenten die instromen van het mbo alle kennistoetsen in één jaar moeten afnemen hetgeen grote druk op hen legt. Hoe ziet de Minister dat? Welke uitwerking heeft dit tevens op de lerarenopleiders en de werkdruk die zij ervaren? Vragen wij hiermee iets van hen dat niet mogelijk is? Hoe worden zij extra ondersteund, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij kan reageren op de angst die leeft dat wanneer wordt vastgesteld dat de belasting van eerstejaarsstudenten dermate hoog is dit zal leiden tot het selectiemoment aan het einde van het eerste jaar ook te laten vervallen en alleen nog te toetsen aan het einde van de opleiding. Deelt de Minister de zorg dat dit niet binnen de scope van het experiment ligt en dat de consequenties daarvan op bijvoorbeeld de kwaliteit van startende leraren niet zeker is? Kan hij toezeggen dat dit selectiemoment aan het einde van het eerste jaar niet zal worden geschrapt, zo vragen de leden.
Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie of de Minister kan toezeggen dat hij niet alleen zal afstemmen met werkgeverspartijen en studentenorganisaties maar ook met vertegenwoordigers van lerarenorganisaties.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het experiment. Wel hebben zij nog enkele vragen. Zo vragen de voornoemde leden of dit experiment primair wordt ingezet om het stijgende lerarentekort aan te pakken of om de toegankelijkheid van de pabo te verbeteren. Welk doel heeft prioriteit? Hoe is dit terug te vinden in de opzet en evaluatie van het experiment?
Tevens vragen de leden wat de instroomcijfers van de pabo van de afgelopen tien jaar zijn. Hoe is dit verdeeld over vrouwen en mannen? Hoeveel van de studenten valt gedurende de studie uit of maakt de overstap naar een andere opleiding, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er zorgen zijn bij partijen dat dit experiment de kwaliteit van toekomstige docenten zal raken. Zij lezen dat de Minister deze zorg niet ziet omdat er niet getornd wordt aan de bijzondere nadere vooropleidingseisen, alle studenten dienen daar immers aan het eind van het eerste jaar aan te voldoen. De voornoemde leden vragen wel of studenten die nog moeten leren voor deze toetsen in hun eerste jaar daardoor niet minder aandacht kunnen besteden aan andere vakken en vaardigheden van de opleiding. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Is de studielast voor juist deze studenten die al een achterstand hebben niet teveel? Zal dit experiment uiteindelijk niet voor meer uitval zorgen? Is er nagedacht over andere mogelijkheden zoals extra uitlooptijd voor deze studenten, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er ook zorgen zijn over de extra belasting die dit experiment meebrengt voor opleidingen en opleidingsdocenten. Op welke manier gaat de Minister opleidingen ondersteunen die meedoen aan dit experiment? Krijgen zij bijvoorbeeld extra geld of tijd om het experiment uit te voeren en studenten te begeleiden? Welke ondersteuning wordt geboden zodat het onderwijs in het eerste jaar van de opleiding niet aan kwaliteit inboet door het experiment? Komt er extra onderwijsgevend of ondersteunend personeel in dienst, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat deelnemende instellingen de ruimte krijgen om zelf te bepalen hoe zij invulling geven aan het experiment. Wordt dit afgestemd met de opleidingscommissie van de opleidingen? Er wordt gesproken over het aanbieden van de toetsing vóór 1 februari, zodat een student zich nog eventueel kan inschrijven bij een andere opleiding. Wordt hierdoor het tijdsbestek om de toetsen te halen niet heel kort? Zorgt dit niet voor nog meer stress en druk in het eerste half jaar van de studie, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in dit schriftelijk overleg de brief over het versterken van de toegankelijkheid van de pabo voor ligt, evenals de voorhang Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs. De leden constateren dat met het voortdurende lerarentekort er stappen gezet moeten blijven worden om de lerarenopleidingen te versterken, de kwaliteit en het imago te verbeteren en te werken aan een aantrekkelijke opleiding. Deze leden zijn blij om te lezen dat de Minister zich hier ook voor inzet en voortbouwt op het al ingezette werk van zijn ambtsvoorganger. Toch constateren de leden ook dat er mogelijk wrijving kan ontstaan tussen deze doelen. De leden zien een spanningsveld tussen het voorgestelde experiment en het behoud van de kwaliteit van het onderwijs. In dit schriftelijk overleg stellen de leden daarom vragen over het betrekken van de onderwijskwaliteit bij de evaluatie van het experiment, over andere maatregelen om de afschrikwekkende werking van de vooropleidingseisen te dempen en over het experiment in relatie tot het coalitieakkoord.
Ten eerste willen de leden van de ChristenUnie-fractie ingaan op het betrekken van de onderwijskwaliteit bij de evaluatie van het experiment. De leden lezen dat volgens de Minister de kwaliteit van het onderwijs geborgd blijft. Deze leden vragen de Minister waar hij dat op heeft gebaseerd? De leden sluiten zich aan bij de zorgen die over de onderwijskwaliteit geuit worden in de internetconsultatie. Tevens constateren de leden dat ook de vakverenigingen voor geschiedenis, natuur & techniek en aardrijkskunde zich zorgen maken over de onderwijskwaliteit. De leden vragen de Minister daarom om een uitgebreidere toelichting waarom volgens hem de onderwijskwaliteit niet in het geding is met het experiment. De bijzondere nadere vooropleidingseisen hebben een positieve bijdrage geleverd aan de kwaliteit van het onderwijs. Dat betekent dat een verandering in deze eisen ook kan leiden tot een verandering in de onderwijskwaliteit. De leden lezen dat de Minister eventuele indirecte effecten op de kwaliteit van het onderwijs zal meenemen in de evaluatie, maar niet directe effecten. Het is deze leden onduidelijk wat de Minister hiermee bedoelt. Zij vragen de Minister om helder uiteen te zetten welke – indirecte en directe – effecten op de onderwijskwaliteit hij wel en niet mee gaat nemen in de evaluatie en waarom wel of niet. De leden vragen de Minister hierbij in te gaan op zowel de onderwijskwaliteit op de lerarenopleidingen zelf, alsook op de onderwijskwaliteit op scholen.
Voor de leden van de ChristenUnie-fractie is toegankelijkheid in het onderwijs belangrijk. Zij vinden het dan ook van belang dat er voldoende gedaan wordt om een afschrikeffect bij opleidingen tegen te gaan. De leden denken dat bijvoorbeeld een «warme overgang» tussen het voortgezet – en hoger onderwijs door een studiekeuzecheck en startgesprekken met decaan of studiebegeleider daar al aan bij kan dragen. Met het voorliggende experiment hoopt de Minister het afschrikeffect te dempen. De leden vragen de Minister of er niet meer gedaan kan worden. De leden lezen namelijk ook in de evaluatie dat een goede voorbereiding voor mbo-studenten al veel kan bijdragen aan meer gemakkelijke instroom. De leden vragen daarom de Minister welke maatregelen hij, of zijn ambtsvoorganger, al genomen heeft om dit knelpunt weg te nemen. Wat is de effectiviteit van die maatregelen? Kan de Minister hierbij nader ingaan op de effecten van de uitvoering van de motie van de leden Rog en Bruins4? Welke maatregelen is de Minister nog meer van plan te nemen om het afschrikeffect te dempen, zo vragen de leden.
Tot slot willen de leden van de ChristenUnie-fractie ingaan op de gemaakte afspraken in het coalitieakkoord. Daarin staat dat het kabinet in zal zetten op versterking van de kwaliteit van lerarenopleidingen met aandacht voor effectieve vakdidactiek, specialisatie in het jonge of oudere kind, digitale vaardigheden en passend onderwijs. De leden vragen de Minister of hij het met deze leden eens is dat een versterking van de kwaliteit wel vraagt om goede inzicht in die kwaliteit. Is de Minister het daarom met de leden eens dat ook bij dit experiment de kwaliteit voldoende gewaarborgd, gemonitord en geëvalueerd moet worden? Juist omdat dit experiment gaat over de lerarenopleiding vragen de leden de Minister tot slot hoe dit experiment ingebed is in de bredere inzet van het kabinet voor de versterking van de kwaliteit van lerarenopleidingen.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen experiment en de onderliggende stukken. Deze leden vinden het belangrijk om te voorkomen dat onnodige drempels worden opgeworpen voor toegang tot de pabo, bijvoorbeeld voor studenten uit het mbo. Zij menen echter ook dat niet lichtvaardig omgesprongen moet worden met de kwaliteitseisen. Het is niet de bedoeling dat de kwaliteit onder druk gezet wordt door de behoefte aan hogere instroom. Zij hebben daarom enkele vragen bij reikwijdte van het experiment, zeker gezien de relatief korte periode waarin het huidige systeem, overwegend naar tevredenheid, functioneert.
De leden van de SGP-fractie merken een verschil in opstelling ten aanzien van de plannen tussen de vertegenwoordigers van de hogescholen en die van de basisscholen. Terwijl de hogescholen enthousiast zijn over de hoop op betere toegankelijkheid en instroom, spreekt de PO-Raad herhaaldelijk zorgen uit over de kwaliteit die onder druk kan komen te staan. Daarbij komt nog dat de VGN5, de KNAG6 en het NIBI7 zelfs uiterst kritisch zijn over de voorgestelde maatregelen. In hoeverre is bij de voorbereiding van de plannen sprake geweest van gelijkwaardig overleg? Hoe reageert de Minister op de kritiek dat vakdeskundigen en vakverenigingen niet zijn betrokken bij de voorbereiding? Deze leden vinden het opmerkelijk dat volgens de toelichting in de ontwerpfase alleen intensief is overlegd met de hogescholen, terwijl andere relevante betrokken pas bij de internetconsultatie aan bod kwamen.
Probleemanalyse
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister te reflecteren op de ontwikkelingen inzake het toelatingsbeleid en de -toetsen van de pabo. Deze leden wijzen er eveneens op dat de overheid zelf actief het invoeren van landelijke toetsen heeft ondersteund, juist omdat dat nodig zou zijn met het oog op de kwaliteit en vergelijkbaarheid. In hoeverre is de investering in tijd, geld en energie te rechtvaardigen relatief kort na invoering van deze praktijk? In het licht van de behoorlijk positieve resultaten uit de evaluatie is de vraag of het nemen van aanmerkelijk risico’s in de vorm van en als gevolg van dit experiment verstandig is.
De leden van de SGP-fractie constateren dat als het gaat om mogelijke belemmeringen voor aanmelding bij de pabo vooral het voorafgaand behalen van de toelatingstoetsen een belemmering lijkt te zijn. Met het oog daarop wordt ook voorgesteld te experimenteren met de termijn van een jaar. Deze leden vragen waarom de Minister er daarnaast meteen ook voor gekozen heeft de landelijke toetsen los te laten en de verantwoordelijkheid voor toetsing bij de instellingen te leggen. Is het met het oog op zorgvuldig experimenteren en evalueren niet wenselijker om eerst te bezien wat de effecten zijn van het verlengen van de termijn om aan de nadere vooropleidingseisen te voldoen, zonder meteen ook het systeem van toetsing aan te passen? Bovendien vragen zij in hoeverre eigenlijk sprake is van onomkeerbare stappen wanneer besloten wordt de landelijke toelatingstoetsen vanwege het experiment buiten gebruik te stellen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de overladenheid van het programma een reden was voor het invoeren van de toelatingstoetsen. Zij horen vanuit de opleidingen signalen dat het niet reëel is om extra inspanningen voor het bijspijkeren van studenten in de propedeuse mee te nemen zonder de inzet op de huidige onderwijsactiviteiten onder druk te zetten. Deze leden zouden graag een uitdrukkelijk afweging vernemen waarom het toch te rechtvaardigen is het risico van verdere overladenheid weer in huis te halen door dit experiment.
Doel van het experiment
De leden van de SGP-fractie constateren dat het besluit als doelen enkel noemt het onderzoeken van de toegankelijkheid, de studievoortgang en de belasting van studenten en instellingen, maar dat het criterium kwaliteit buiten beeld blijft. Deze leden vragen een toelichting op de gemaakte keuze. Zij vragen waarom niet uitdrukkelijk is opgenomen dat ook wordt onderzocht in hoeverre de kwaliteit te lijden heeft onder de versoepeling. Zij menen dat de belasting van studenten en instellingen indirect kan raken aan de kwaliteit, maar dat het er zeker niet aan gelijkstaat. Het formuleren van de doelstelling is ook van wezenlijk belang voor de evaluatie van het experiment.
De leden van de SGP-fractie lezen dat volgens het besluit uiterlijk na een jaar aan de toelatingseisen moet worden voldaan. Deze leden vragen hoe dit uitgangspunt zich verhoudt tot de wensen en plannen van de hogescholen, die een minder scherp onderscheid lijken te hanteren en voorstander zijn van meer maatwerk in de begeleiding. Zij verwijzen ook naar de actuele, vergelijkbare discussies over de status van het bindend studieadvies. Gaat de Minister daadwerkelijk toezien dat de voorwaarden uit het experiment niet worden opgerekt, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de Minister heeft verkend of faciliteert dat instellingen bijvoorbeeld studenten uit het mbo meer tegemoet kunnen komen door reeds in de toelating de specialisatie jonge en oude kind beter te positioneren. Het zou bijvoorbeeld voor aankomende studenten die al weten dat zij alleen met het jonge kind willen werken mogelijk moeten zijn om meer maatwerk toe te passen in de toelatingseisen. Deze leden vernemen graag welke mogelijkheden de Minister ziet.
Inrichting experiment
De leden van de SGP-fractie lezen dat instellingen veel ruimte krijgen om invulling te geven aan het experiment. Deze leden vragen hoe de Minister oordeelt over het risico dat hierdoor oneigenlijke concurrentie tussen instellingen kan ontstaan. Hoe wordt voorkomen dat studenten vooral die instellingen gaan opzoeken die het meest soepel met de toelating omgaan en is het niet zaak om instellingen zoveel mogelijk te beschermen tegen de verleiding om meer studenten te behouden door soepeler dan vanuit de kwaliteit gewenst is om te gaan met de normen? Deze leden vragen ook in hoeverre de parameters in de bekostiging oneigenlijke prikkel kunnen opleveren in combinatie met dit experiment.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn om na het eerste jaar aan de opleiding te blijven deelnemen indien dan nog steeds niet is voldaan aan alle toelatingseisen. In beginsel is volgens de Minister het uitgangspunt dat binnen een jaar aan de eisen moet worden voldaan, maar welke ruimte is er om onder meer vanwege onevenredige hardheid af te wijken van deze norm? Eveneens vragen deze leden te reageren op de zorg van de vakverenigingen dat de druk op docenten en examencommissies zal toenemen om te zorgen dat meer studenten uiteindelijk, eventueel met extra uitstel, voldoen aan de eisen dan dat zij op kwalitatieve gronden eigenlijk wenselijk vinden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
AOb: Algemene Onderwijsbond↩︎
Parlisnummer 2022Z04032 en parlisnummer 2022Z….↩︎
Website AOb, d.d. 21 februari 2022, Leraren verdeeld over pabo-toetsen, Leraren verdeeld over pabo-toetsen | De Algemene Onderwijsbond (aob.nl)↩︎
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 53↩︎
VGN: vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland↩︎
KNAG: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap↩︎
NIBI: Nederlands Instituut voor Biologie↩︎