Amendement van het lid Van Haga c.s. over het opnemen van een hardheidsclausule voor voorraadhoudende detailhandelaars
Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen
Amendement
Nummer: 2022D09816, datum: 2022-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35769-11).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.R. van Haga, Tweede Kamerlid (Ooit Groep Van Haga kamerlid)
- Mede ondertekenaar: D.J.G. Graus, Tweede Kamerlid (PVV)
- Mede ondertekenaar: C.A.M. van der Plas, Tweede Kamerlid (BBB)
Onderdeel van kamerstukdossier 35769 -11 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen .
Onderdeel van zaak 2022Z04834:
- Indiener: W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: C.A.M. van der Plas, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: D.J.G. Graus, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2022-03-15 15:10: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
35 769 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen
Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID VAN HAGA C.S.
Ontvangen 15 maart 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en in de tekst wordt «artikel 119a, zesde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «Het zesde lid».
2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 119a van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot het achtste tot en met tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:
7. In afwijking van lid 6 kunnen partijen als bedoeld in dat lid een uiterste dag van betaling overeenkomen van ten hoogste 60 dagen indien:
a. de termijn bedoeld in lid 6 voor de schuldenaar tot een onvoorzien of onredelijk nadeel zou leiden; en
b. de in dat lid bedoelde schuldenaar een onderneming drijft die rechtstreeks roerende zaken aan eindgebruikers pleegt te leveren dan wel deel uitmaakt van een samenwerkingsverband van ondernemers die ieder rechtstreeks roerende zaken aan eindgebruikers plegen te leveren.
II
In artikel II wordt in het met onderdeel 2 voorgestelde tweede lid «lid 6» vervangen door «leden 6 en 7».
Toelichting
Het huidige voorstel van het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot ten hoogste 30 dagen levert in de praktijk betalingsproblemen op voor sommige bedrijven in de voorraadhoudende detailhandel. Het moment van inkoop en het moment waarop de retailer het product weer verkoopt liggen bij sommige ondernemingen ver uit elkaar. Zowel verkoper als koper zijn in deze specifieke omstandigheden gebaat bij een langere betaaltermijn van ten hoogste 60 dagen zoals nu het geval is.
Daarom stellen de indieners voor een beperkte hardheidsclausule op te nemen in het wetsvoorstel. Hierdoor blijft het in specifieke en beperkte gevallen toegestaan een betalingstermijn van ten hoogste 60 dagen af te spreken.
Het nieuwe zevende lid stelt twee vereisten aan de toepassing van de hardheidsclausule. Slechts voorraadhoudende ondernemingen en franchisegevers in de detailhandel kunnen aanspraak maken op de hardheidsclausule. Ondernemingen in de detailhandel die niet voorraadhoudend zijn, worden naar het oordeel van de indieners door de kortere betalingstermijn niet onredelijk benadeeld, en daarmee kunnen zij dus ook geen aanspraak kunnen maken op de voorziening in het nieuwe zevende lid.
Als tweede vereiste is opgenomen dat een schuldenaar, in dit geval een detailhandelaar in de hoedanigheid van afnemer, onvoorzien of onredelijk benadeeld zou worden door de kortere betalingstermijn van ten hoogste 30 dagen. Onder onvoorzien of onredelijk nadeel wordt verstaan dat er omstandigheden zich voordoen welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een uiterste betaaltermijn van 30 dagen niet mag verwachten.
Van Haga
Van der Plas
Graus