[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda OJCS-Raad 4 en 5 april (cultuur/AV en onderwijs)

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Brief regering

Nummer: 2022D11485, datum: 2022-03-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-34-380).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-380 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2022Z05614:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 380 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2022

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 4 en 5 april 2022 voor wat betreft de onderdelen onderwijs en cultuur/audiovisueel (AV).

De OJCS-Raad van 4 en 5 april zal in Luxemburg plaatsvinden. Het cultuur/AV-deel zal plaatsvinden op 4 april en het onderwijsdeel op 5 april. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal aanwezig zijn bij het cultuur/AV-deel en ik zal aanwezig zijn bij het onderwijsdeel.

Tijdens het cultuur/AV-deel staat een beleidsdebat gepland over het verbeteren van de toegang tot en de participatie van burgers, met name jongeren, in het cultuuraanbod van de EU en tijdens het onderwijsdeel staat een beleidsdebat gepland over de versterking van het crisismanagement in relatie tot de Europese Onderwijsruimte.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf

GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 4 EN 5 APRIL 2022

Cultuur/AV – maandag 4 april

Voor cultuur/AV staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

• Raadsconclusies over het versterken van interculturele uitwisselingen door middel van de mobiliteit van kunstenaars en culturele en creatieve professionals, en door meertaligheid in het digitale tijdperk;

• Raadsconclusies «Bouwen aan een Europese strategie voor het ecosysteem van de culturele en creatieve industrie».

Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:

• Het verbeteren van de toegang tot en de participatie van burgers, met name jongeren, in het cultuuraanbod van de EU.

Raadsconclusies over het versterken van interculturele uitwisselingen door middel van de mobiliteit van kunstenaars en culturele en creatieve professionals, en door meertaligheid in het digitale tijdperk.

Inhoud

De Raadsconclusies willen de mobiliteit en meertaligheid van kunstenaars en culturele en creatieve professionals bevorderen om zo interculturele uitwisselingen te versterken. Culturele en taalkundige diversiteit is inherent aan de Europese Unie. In deze Raadsconclusies wordt het belang van mobiliteit en uitwisseling tussen Europese kunstenaars, culturele instellingen en culturele en creatieve professionals benadrukt, zowel op nationaal als internationaal niveau. Meertaligheid bevordert de culturele diversiteit en creativiteit en geeft toegang tot verschillende culturele werken, kennis en ideeën. Taalvaardigheid draagt daarnaast bij aan mobiliteit en uitwisselingen in de culturele en creatieve sectoren.

Inzet Nederland

Nederland kan met deze Raadsconclusies instemmen. Nederland verwelkomt deze Raadsconclusies over het versterken van interculturele uitwisselingen door mobiliteit en meertaligheid. We vinden het belangrijk dat meertaligheid op de EU-agenda staat en ook de mobiliteit van kunstenaars en culturele professionals. De COVID-19-pandemie heeft gezorgd voor grote belemmeringen om te reizen en dit resulteerde in minder uitwisselingen, minder producties en minder innovatie. Het herstarten en versterken van de internationale mobiliteit zou de culturele en creatieve sector mede kunnen helpen de pandemie te boven te komen.

Indicatie krachtenveld

Er is brede overeenstemming over deze Raadsconclusies. Naar verwachting zullen ze unaniem worden vastgesteld.

Raadsconclusies «Bouwen aan een Europese strategie voor het ecosysteem van de culturele en creatieve industrie»

Inhoud

Deze Raadsconclusies dienen om de Europese culturele rijkdom en diversiteit te versterken door middel van een strategie die van toepassing is op de culturele en creatieve industrie en die de Europese creativiteit en diversiteit van culturele expressie bevordert. Lidstaten en de Commissie worden uitgenodigd om, onder coördinatie van de Commissie, de in de Raadsconclusies voorgestelde strategie uit te voeren, voortbouwend op bestaande EU-initiatieven en financieringsprogramma’s om zoveel mogelijk synergiën te benutten, en zich te concentreren op de volgende prioriteiten: het verbeteren van de toegang tot financiering en het stimuleren van de ontwikkeling en verbetering van vaardigheden, onderwijs en training.

Een sterke en concurrerende Europese culturele en creatieve industrie is van grote waarde. De culturele en creatieve industrie speelt een belangrijke rol in bijvoorbeeld het versterken van onze democratie en waarden. Daarnaast draagt het bij aan het ontwikkelen van ons inlevingsvermogen en bij het uitwerken van een gemeenschappelijk erfgoed en gemeenschappelijke referenties en de cultuur van morgen.

Inzet Nederland

Nederland kan deze Raadsconclusies steunen. Nederland zet zich op veel onderdelen van de strategie reeds in voor de culturele en creatieve sector. Zo wordt er met de sector gesproken over kansen en uitdagingen, worden ze aangezet tot verantwoord beleid, is talentontwikkeling een focuspunt en is in het coalitieakkoord opgenomen dat een investeringsplicht zal worden ingevoerd voor grote streamingsdiensten. Nederland zal de voorstellen voor de lidstaten indien nodig en gewenst verder in de praktijk brengen en de Europese Commissie volgen in de uitwerking van de voorgestelde strategie.

Indicatie krachtenveld

Er is brede overeenstemming over deze Raadsconclusies. Naar verwachting zullen ze unaniem worden vastgesteld. Hongarije komt nog met een verklaring met betrekking tot de definitie van gender.

Beleidsdebat over het verbeteren van de toegang tot en de participatie van burgers, met name jongeren, in het cultuuraanbod van de EU

Inhoud

Het voorzitterschap heeft voorgesteld om te spreken over het verbeteren van de toegang tot, en de participatie van burgers, met name jongeren in het cultuuraanbod van de Europese Unie. In het werkplan voor cultuur 2019–2022 van de Europese Unie is de «jonge creatieve generatie» een prioritair thema. Er wordt met name gewezen op de groeiende behoefte aan een meer strategische aanpak van de participatie van jongeren aan cultuur, teneinde hun creativiteit te bevorderen creativiteit te stimuleren en vaardigheden te ontwikkelen die belangrijk zijn voor hun toekomstige inzetbaarheid, actief burgerschap en sociale betrokkenheid. De nieuwe Europese agenda voor cultuur van de Europese Commissie onderstreept de essentiële rol van cultuur voor de sociale cohesie en het welzijn van de Europese burgers. Op basis van de prioriteiten die zij aldus voor 2019–2024 heeft vastgesteld, zet de Commissie zich in voor de bevordering van de actieve deelname van burgers aan culturele activiteiten op alle grondgebieden. Op dit moment wordt Europese samenwerking op het gebied van cultuurparticipatie door de EU ondersteunt via haar financieringsprogramma’s (Creative Europe en Erasmus+). Daarnaast is er beleid gericht op culturele democratie en emancipatie, gericht op de deelname van alle burgers aan het culturele leven. Dit beleid van culturele democratisering zou echter verder kunnen gaan.

Er staan twee vragen centraal bij het debat: Hoe kunnen wij op Europees niveau samenwerken om ervaringen uit te wisselen over beleidsmaatregelen die erop gericht zijn de participatie van de burgers aan het culturele leven te ontwikkelen, en met name die van degenen die die het verst van cultuur af staan? En welke initiatieven kunnen de toegang van jongeren tot culturele praktijken, goederen en diensten, alsook hun ontdekking van de culturen van andere Europese landen bevorderen?

Inzet Nederland

In het werkplan voor cultuur 2019–2022 van de Europese Unie is de «jonge creatieve generatie» een prioritair thema. Het werkplan is een goede basis om uitwisseling op Europees niveau te faciliteren. Daarnaast is 2022 door de Europese Unie uitgeroepen tot het «Jaar van de jeugd». Nederland zal aangeven dat er binnen het Europees jaar voor de jeugd ook voldoende aandacht moet zijn voor jongeren en cultuur. Cultuurdeelname is ongelofelijk belangrijk voor jongeren: het draagt bij aan hun persoonlijke ontwikkeling, ze kunnen zich erdoor uiten en ontmoeten elkaar. Het draagt daarnaast bij aan de maatschappelijke betrokkenheid. Cultuurdeelname is al ruim twee jaar zwaar bemoeilijkt tot onmogelijk geweest door corona. Dit geldt vooral voor activiteiten in groepsverband. Nederland zal aangeven te willen inzetten op het opdoen van werkervaring voor jonge cultuurmakers en jonge professionals in de cultuur en daarnaast cultuurparticipatie van jongeren te willen bevorderen. Daarbij wordt uitgegaan van de wensen van jongeren zelf – door en van jongeren. Nederland wil graag weten wat er op dit gebied in andere landen gebeurt, zodat wij samen cultuurparticipatie een vanzelfsprekendheid kunnen maken voor iedereen.

Indicatie krachtenveld

Lidstaten hebben het onderwerp van dit beleidsdebat verwelkomt.

Onderwijs – dinsdag 5 april

Voor onderwijs staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

• Raadsconclusies over een Europese strategie voor universiteiten;

• Raadsaanbeveling over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs;

• Raadsconclusies over het vergroten van de Europese mobiliteit van leraren tijdens hun opleidingen en verdere bij- en nascholing.

Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:

• Versterking van het crisismanagement in relatie tot de Europese Onderwijsruimte.

Raadsconclusies over een Europese strategie voor universiteiten en Raadsaanbeveling over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs1

Inhoud

Deze twee voorstellen betreffen een specifieke uitwerking van de hogeronderwijsdimensie van het Commissievoorstel voor de Europese Onderwijsruimte uit 2020 en de Commissiemededeling over de Europese Onderzoeksruimte uit 2020. De Raadsconclusies, gebaseerd op de Commissie-mededeling over versterking van het Europese hoger onderwijs, en de Raadsaanbeveling vormen samen het onderwijspakket dat de Commissie heeft aangekondigd in haar werkprogramma voor 2022. De Raadsconclusies en de Raadsaanbeveling tonen veel overlap en om onnodige herhaling te voorkomen zijn in deze GA de Raadsconclusies en de Raadsaanbeveling gecombineerd.

De Raadsconclusies en Raadsaanbeveling zijn opgesteld als reactie van de Raad op de Europese Strategie voor Universiteiten. Deze voorstellen zijn opportuun gezien het belang van transnationale samenwerking voor hoger onderwijs, onderzoek en innovatie in de EU. Onderwijs, onderzoek en innovatie van wereldklasse kunnen niet zonder openheid, internationale samenwerking, en talent van over de hele wereld gerealiseerd kunnen worden.

Concreet wordt in zowel de Raadaanbeveling als de Raadsconclusies aangegeven dat verder onderzocht zal worden of een «European degree label» ingesteld kan worden. Dit label zal gebaseerd worden op de Bologna-instrumenten. Daarnaast wordt aangegeven dat instrumenten om transnationale samenwerking, waaronder een mogelijke juridische status die instellingen op vrijwillige basis kunnen gebruiken, geïnventariseerd zullen worden en dat de Commissie informatie en data zal verzamelen over de manier waarop hogeronderwijsinstellingen samenwerken. Deze analyses zullen gebruikt worden om de samenwerking te versterken. Bovendien wordt in beide voorstellen aangegeven dat het Europese Universiteiten initiatief vanuit verschillende bestuurslagen (lokaal, regionaal en nationaal) financiële ondersteuning zouden moeten krijgen, maar dat de nationale stelsels hiervoor leidend zijn. Daarnaast zal volgens beide voorstellen gekeken worden naar de optimalisering van het gebruik van middelen uit verschillende EU-programma’s ten behoeve van het initiatief.

De Commissie heeft aangegeven in 2022 een roadmap te zullen publiceren waarin zal worden aangegeven hoe de initiële ideeën verder onderzocht zullen worden in samenwerking met lidstaten en stakeholders.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de voorliggende tekst.

Aanvankelijk werd in de voorstellen alleen gesproken over «universiteiten». Aangezien ook hbo’s van belang zijn voor het hoger onderwijs spreekt de tekst, op verzoek van o.a. Nederland, inmiddels van «hogeronderwijsinstellingen». Daarnaast werd aanvankelijk in de voorstellen aangegeven dat een Europese graad en een juridisch statuut geïntroduceerd zouden worden en dat lidstaten voor 2023 zouden moeten aangeven welke stappen zij zouden zetten om deze te implementeren. Omdat er echter nog veel onduidelijkheid is over noodzaak en concrete uitwerking van de Europese graden en het juridische statuut is de tekst op aandringen van Nederland en andere landen aangepast. In de tekst wordt nu aangegeven dat een mogelijke juridisch status (in plaats van statuut) en mogelijke andere alternatieve instrumenten onderzocht zullen worden.

Op verzoek van Nederland en andere lidstaten wordt in de voorstellen aangegeven dat de Commissie in 2022 de hierboven genoemde roadmap zal uitbrengen waarin zal worden aangegeven hoe de ideeën verder uitgewerkt zullen worden in nauwe samenwerking met lidstaten en stakeholders. Een aanbeveling aan lidstaten om voor 2023 een nationaal plan in te dienen voor de implementatie van voorgestelde instrumenten die aanvankelijk in de voorstellen stond, is hiermee ook geschrapt.

Daarnaast wordt inmiddels in de teksten aangegeven dat een mogelijk European degree label onderzocht en getest zal worden en dat deze gebaseerd zal zijn op de Bologna-instrumenten. Voor Nederland is het van belang dat een mogelijk nieuw instrument voortbouwt op het Bologna-proces en dat het wiel niet opnieuw wordt uitgevonden.

Aanvankelijk werd in de teksten aangegeven dat de Commissie een «observatorium» zou oprichten dat de monitoring en evaluatie van de transnationale samenwerking op zich zou nemen. Lidstaten, waaronder Nederland, hadden echter twijfels over dit observatorium aangezien de aanlevering van data tot additionele administratieve lasten zou kunnen leiden. Om deze reden is het observatorium uit de teksten geschrapt. Bovendien is op verzoek van Nederland aan de Raadsaanbeveling toegevoegd dat hogeronderwijsinstellingen hun docenten en onderzoekers zouden moeten erkennen en waarderen op alle missiegebieden van de hogeronderwijsinstellingen.

Gezien de verkennende teksten over de toekomstige instrumenten, het feit dat eventuele nieuwe instrumenten gestoeld zullen worden op de Bologna-instrumenten en de andere Nederlandse punten die zijn overgenomen zijn de teksten voldoende in lijn zijn met het Nederlandse beleid.

Indicatie krachtenveld

Het huidige voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie ziet de Europese Universiteiten en de Europese strategie voor Universiteiten als prioriteit. Ook synergie tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie is als prioriteit aangemerkt. In algemene zin was er steun van de EU-lidstaten voor de mededeling en de Raadsaanbeveling. Wel waren ook andere lidstaten kritisch over de onderdelen Europese graad, juridisch statuut en het observatorium. Ook zij hadden vragen over de uitwerking van deze voorstellen en gaven aan dat de Commissie niet overhaast te werk zouden moeten gaan. De oproep van Nederland om de initiële ideeën eerst verder uit te werken en te testen alvorens over te gaan tot definitieve besluitvorming werd dan ook door veel lidstaten gedeeld. Naar verwachting zullen alle lidstaten instemmen met zowel de Raadsaanbeveling als de Raadsconclusies.

Raadsconclusies over het vergroten van de Europese mobiliteit van leraren tijdens hun opleidingen en verdere bij- en nascholing

Inhoud

Onder leiding van het Franse voorzitterschap is onderhandeld over de manier waarop de (Europese) leermobiliteit van leraren bevorderd kan worden. Het Franse voorzitterschap is van mening dat het bevorderlijk zou zijn voor de carrières van leraren en voor het Europese onderwijs als leraren tijdens hun initiële opleidingen en carrières uitwisselingen ondernemen naar opleidingen en scholen in andere (Europese) landen en op deze manier nieuwe inzichten en kennis opdoen. In de op initiatief van het voorzitterschap opgestelde Raadsconclusies wordt voorgesteld dat lerarenopleidingen desgewenst vakken met een internationale dimensie waar een uitwisseling onderdeel van is aanbieden en dat scholen «mobiliteitsperiodes» instellen waarbinnen leraren buitenlandervaringen kunnen opdoen.

Daarnaast wordt aangegeven dat een werkgroep van de Europese Commissie die data verzamelt die relevant zijn voor Europese voorstellen gegevens zal verzamelen met betrekking tot (Europese) leermobiliteit van leraren. Bovendien zal onderzocht worden hoe de leermobiliteit van schoolleiders gestimuleerd kan worden en zal deelname van leraren aan het Erasmus+-programma gestimuleerd kunnen worden. Desgewenst zouden hier lokale en regionale samenwerkingsverbanden voor opgericht kunnen worden. Verder wordt nader onderzocht hoe de (Europese) leermobiliteit van leraren kan bijdragen aan hun persoonlijke en professionele ontwikkeling.

Inzet Nederland

Nederland erkent dat leermobiliteit van leraren bevorderlijk kan zijn voor het Europese onderwijs en carrières van leraren. Tijdens de onderhandelingen is wel benadrukt dat lerarenmobiliteit geen doel op zich is en dat de autonomie van scholen, lerarenopleidingen en leraren leidend moet zijn. Daarnaast was Nederland geen voorstander van een streefpercentage voor leermobiliteit van leraren binnen de Europese Unie.

In de tekst wordt inmiddels benadrukt dat lerarenmobiliteit positieve effecten kan hebben, maar dat leraren en scholen vooral zelf kunnen kiezen of ze hier op willen inzetten en dat lerarenopleidingen primair verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun onderwijs, en dus ook voor het al dan niet aanbieden van uitwisselingen en buitenlandmodules. Daarnaast is de verwijzing naar een streefpercentage voor leermobiliteit van leraren binnen de Europese Unie geschrapt. Naar onze mening is de tekst hiermee in lijn met het Nederlandse beleid. Nederland zal dan ook instemmen met de Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld

Net als Nederland waren veel andere lidstaten geen voorstander van het instellen van een streefpercentage voor Europese lerarenmobiliteit. Daarnaast gaven ook veel andere lidstaten aan dat zij lerarenmobiliteit geen doel op zich vinden en dat ze het van belang vinden dat scholen en lerarenopleidingen zelf kunnen bepalen op welke manier zij werk maken van de mobiliteit van leraren en leraren-in-opleiding. Naar verwachting zullen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies.

Beleidsdebat «versterking van het crisis management in relatie tot de Europese Onderwijsruimte»

Inhoud

Het beleidsdebat zal als thema «versterking van het crisis management in relatie tot de Europese Onderwijsruimte» hebben. Het discussiedocument vraagt wat lidstaten zien als de sterke punten en de tekortkomingen van de Europese Onderwijsruimte in het licht van crises en hoe de coördinatie tussen lidstaten in tijdens van crises versterkt kan worden. Mogelijk zal in dit verband gekeken worden naar de samenwerking tijdens de COVID-19-crisis en zal ook de actualiteit met betrekking tot Oekraïne een rol gaan spelen.

Een mogelijke tekortkoming van de samenwerking gericht op de Europese Onderwijsruimte is dat op dit moment een volledig overzicht van de voortgang op alle geplande initiatieven en instrumenten op dit terrein ontbreekt. Het is daarmee nog niet goed te overzien wat de Europese Onderwijsruimte in de toekomst zal inhouden en wat de mogelijke impact van crises erop zouden kunnen zijn. Ook ontbreekt in de vorig jaar overeengekomen prioriteiten voor samenwerking het thema crisismanagement. Positief is wel dat vorig jaar een nieuwe governancestructuur is afgesproken voor de Europese Onderwijsruimte. Deze nieuwe governancestructuur zou mogelijk door de versterkte onderlinge contacten en meer regie een waardevolle rol kunnen spelen in de samenwerking tussen lidstaten bij het mitigeren van crises.

Inzet Nederland

Nederland zal opnieuw aandringen op een goed overzicht van alle initiatieven en instrumenten op het terrein van de EU-onderwijssamenwerking. Ook indien er in het licht van een crisis noodzaak is tot snel handelen is het van belang dat de Commissie bij de verdere uitwerking van de Europese Onderwijsruimte de competentieverdeling goed in de gaten moet blijven houden. Daarnaast zal Nederland voorzitterschappen vragen om ook bij crises voldoende tijd te reserveren voor onderhandelingen om zo oog te kunnen houden voor de zorgen van lidstaten.

In het kader van de coördinatie tussen lidstaten zal Nederland aangeven dat het uitwisselen van informatie en goede voorbeelden met betrekking tot de COVID-19-crisis heeft bijgedragen aan de nationale besluitvorming in Nederland. Daarbij was met name het overzicht van maatregelen per lidstaat waardevol. Wel zal Nederland aangeven dat het wisselen van de manier van informatiedeling na elk voorzitterschap niet ten goede kwam aan de consistentie van de uitwisseling en de samenwerking. In dat opzicht zal Nederland pleiten voor één gezamenlijke aanpak die door elk nieuw voorzitterschap gehanteerd wordt. Tenslotte zal Nederland kunnen aangeven dat het bij maatregelen met grensoverschrijdende effecten van belang is dat afstemming wordt gezocht met de lidstaten waarop de maatregelen een impact zouden kunnen hebben.

Indicatie krachtenveld

Het krachtenveld is op dit moment onbekend.


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 3353.↩︎