Verslag
Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2022D11687, datum: 2022-03-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36058-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36058 -3 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid.
Onderdeel van zaak 2022Z04987:
- Indiener: V.A. Bergkamp, voorzitter van de commissie voor de Werkwijze
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-03-17 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-03-17 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-24 14:00: Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid (TK 36058) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-04-14 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-04-14 13:00: Aanvang middag vergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-04-21 10:15: Hamerstuk: Het Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde in verband naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid (36058) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
36 058 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid
Nr. 3 VERSLAG
Vastgesteld 25 maart 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de commissie voor de Werkwijze op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit voorstel voldoende voorbereid.
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid. Graag willen deze leden daarover aan de commissie voor de Werkwijze enkele vragen stellen.
In tegenstelling tot de Wet openbaarheid van bestuur valt de Tweede Kamer met de Wet open overheid wel onder de reikwijdte van de wet. Wat betekent dat voor het openbaar maken van documenten (brieven, mailverkeer en andere stukken) die tussen enerzijds Kamerleden c.q. fracties en anderzijds de ambtenaren van de Kamer worden gewisseld? In hoeverre worden die openbaar? Hoe wordt er in dat kader omgegaan met de privacy van de Kamerleden en de fracties? Graag krijgen deze leden een reactie van de commissie voor de Werkwijze.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid. Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen.
Zij kunnen de keuze van de commissie om de taak van het beslissen over informatieverzoeken bij de Griffier neer te leggen goed volgen. De leden van de D66-fractie onderschrijven dat de Griffier dicht bij de ambtelijke organisatie staat en daarom snel en weloverwogen besluiten kan nemen over informatieverzoeken. Deze leden vragen zich wel af of er een schatting is van de hoeveelheid en soort informatieverzoeken de Tweede Kamer kan verwachten. Zijn er in het verleden al verzoeken binnengekomen bij de Kamer waarop deze schatting gebaseerd kan worden? Zij merken op dat met deze wijzing van het Reglement van Orde het takenpakket van de Griffier vergroot wordt. Is er zicht op hoeveel extra werk dit voor de Griffier gaat zijn en is er voldoende capaciteit bij de Griffier om informatieverzoeken met gepaste zorgvuldigheid te behandelen? De leden van de D66-fractie merken op dat de Griffier van belang is voor het dagelijks reilen en zeilen van de Tweede Kamer en dat extra taken niet ten kosten mogen gaan van de bestaande taken die de Griffier uitvoert. Kan na een jaar geëvalueerd worden of er inderdaad voldoende capaciteit beschikbaar is bij de Griffier?
Deze leden vragen nog een verduidelijking ten aanzien van de reikwijdte van de voorgestelde regeling ten aanzien van informatie van of berustend bij Kamerleden. In de Wet open overheid worden beide Kamers der Staten-Generaal onder de werking van de wet gebracht, maar wordt dit duidelijk gekleurd door het Verdrag van Tromsø waarin dit beperkt wordt, namelijk alleen «insofar as they perform administrative functions according to national law». Kan dit nader worden verduidelijkt, bijvoorbeeld voor de rol die een individuele volksvertegenwoordiger vervult als lid van een werkgroep of voorzitter van een (tijdelijke) commissie? Ten aanzien van de ondersteuning van Kamerleden door ambtenaren werkzaam bij de Tweede Kamer vernemen zij graag meer in detail hoe in het proces van de beoordeling geheimhouding wordt gegarandeerd. Deze leden zouden niet graag zien dat (gevoelige) verzoeken van Kamerleden om advies van Bureau Wetgeving bijvoorbeeld breed/breder bekend worden. Welke waarborgen zijn hiervoor ingebouwd? Op welke wijze is er gestreefd naar het minimaliseren van het aantal mensen dat hier überhaupt kennis van dient te nemen?
De leden van de CDA-fractie laten weten kennisgenomen te hebben van de stukken en hebben hierover geen verdere vragen of opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben de voorstellen van de commissie voor de Werkwijze met betrekking tot de implementatie van de Wet open overheid en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden juichen meer openbaarheid toe, ook van de Kamerorganisatie. De genoemde leden vragen de commissie of zij het uitgangspunt van de Wet open overheid onderschrijven dat in principe alles openbaar moet tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Zij vragen of de commissie in dat opzicht openstaat voor een register waarin duidelijk wordt welke stukken er beschikbaar zijn. Hoe ziet de commissie de openbaarmaking van besluitenlijsten, agenda’s en dergelijke van presidiumvergaderingen en werkgroepen?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend voorstel tot aanpassing van het Reglement van Orde. Deze leden begrijpen dat er vanwege het inwerkingtreden van de Wet open overheid heldere regels moeten worden gesteld over wie er verantwoordelijk wordt voor het beslissen over het verstrekken van informatie op grond van de wet. Zij hebben echter vragen ten aanzien van de gekozen oplossing. De leden van de PvdA-fractie hebben behoefte aan een nadere uitleg over de vraag waarom er gekozen is voor een toch redelijk ingewikkelde oplossing waarbij de Griffier bevoegd wordt om namens de Kamer besluiten te nemen, die dat weer kan opdragen aan een ander (ondermandateren) met daarbij weer uitzonderingen waarbij ook de Voorzitter toch een rol krijgt. Deze leden vragen zich af of er een juridische noodzaak is om voor deze toch wel ingewikkelde werkwijze te kiezen. Zo ja, wat die dan is? Zo nee, is er voor deze werkwijze alleen uit praktische overwegingen gekozen? Ten aanzien van dat laatste vragen zij zich af hoeveel verzoeken op grond van de Wet open overheid en Wet hergebruik van overheidsinformatie worden verwacht, en hoeveel eventuele bezwaren. Waarom wordt de bevoegdheid om te beslissen op verzoek en op bezwaar niet direct bij de Voorzitter gelegd? Die kan dan de griffie inschakelen ter ondersteuning en voorbereiding van een besluit. Deze leden vragen ook waarom het parlementaire proces met de uitvoering van de Wet open overheid en de Wet hergebruik van overheidsinformatie zou worden belast als de besluitvorming over deze wetten bij de Voorzitter zou komen te liggen?
II. Artikelsgewijs
Onderdeel B
De leden van de D66-fractie hebben nog een vraag over het ondermandateren. Het voorstel maakt dat de Griffier het beoordelen van informatieverzoeken ook onder kan mandateren. De mogelijkheid om taken onder te mandateren kan op dit moment ook al voor andere taken van de Griffier. Echter, omdat informatieverzoeken gevoelig van aard kunnen zijn, vragen deze leden zich af aan wie de Griffier deze taak precies kan ondermandateren? In onderdeel B onder 5 lezen deze leden dat de Griffier de taak van het beslissen op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder c, dat is genomen zonder toepassing van ondermandaat, kan opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. Deze persoon kan ook een externe persoon zijn. Wat is precies het verschil tussen ondermandaat verlenen en een taak opdragen aan een andere persoon? Waarom is ervoor gekozen om dit op deze manier in het voorstel vast te leggen?
Onderdeel C
De leden van de VVD-fractie merken op dat een van de voorstellen betrekking heeft op een in te stellen adviescommissie ten behoeve van beslissingen op bezwaar. Daarvoor wordt een grondslag in het reglement opgenomen. De instelling van de adviescommissie vindt plaats via een afzonderlijke regeling van de Kamer. De Wet open overheid treedt op 1 mei 2022 in werking. Waarom is niet tegelijk met dit voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde, aan de Kamer een voorstel voor een afzonderlijke regeling voorgelegd? Zou deze commissie niet per 1 mei 2022 moeten zijn ingesteld, gelet op de inwerkingtreding van de Wet open overheid en de onderhavige wijziging? Graag krijgen deze leden een reactie van de commissie voor de Werkwijze.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de nog samen te stellen adviescommissie. Deze leden begrijpen dat huidige Kamerleden hierin geen plaats kunnen nemen en vragen zich af wie er wel in deze adviescommissie plaats zouden moeten nemen volgens de commissie voor de Werkwijze. Het zou wenselijk zijn als dat aan de ene kant wel personen zijn die wel ervaring hebben met de werkwijze van de Kamer, maar tegelijkertijd ver genoeg af staan van het politieke proces om onpartijdig advies te kunnen leveren. Of denkt de Commissie hier anders over? Zou de commissie voor de Werkwijze bijvoorbeeld een adviescommissie van juristen gespecialiseerd in informatierecht beter vinden? Zou de commissie oud-Kamerleden in deze Commissie willen hebben? Hoe lang na hun uittreden uit de Kamer zouden zij dan in deze Commissie mogen? En zo ja, hoe wordt hun onafhankelijkheid dan geborgd?
De leden van de SP-fractie vragen naar de uitvoering van dit voorstel. Deze leden lezen dat er een adviescommissie wordt ingesteld waarin geen Kamerleden plaatsnemen. Zij vragen naar een uitgebreidere motivering daarvan. In hoeverre brengt dit kwetsbaarheden met zich mee omdat er een verschil is tussen organisatiebesluiten en het politiek inhoudelijke werk? Kan dit nader gemotiveerd worden?
De voorzitter van de commissie,
Hagen
De adjunct-griffier van de commissie,
Honsbeek