[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Europese Chips Act

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Brief regering

Nummer: 2022D11894, datum: 2022-03-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3369).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3369 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2022Z05816:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3369 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2022

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Europese Chips Act

De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra

Fiche: Europese Chips Act

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een chipverordening voor Europa

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor halfgeleiders

VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2085 voor de oprichting van Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa wat de Gemeenschappelijke Onderneming voor chips betreft

AANBEVELING (EU) 2022/210 VAN DE COMMISSIE inzake een gemeenschappelijk instrumentarium van de Unie om tekorten aan halfgeleiders aan te pakken en een EU-mechanisme voor monitoring van het halfgeleiderecosysteem

b) Datum ontvangst Commissiedocument

8 februari 2022

c) Nr. Commissiedocument

COM(2022)45, COM(2022)46, COM(2022)47 en COM/2022/782

d) EUR-Lex

Mededeling

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52022DC0045&qid=1647513780720&from=EN

Verordening (Chips Act)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52022PC0046&from=EN

Verordening (Chips Joint Undertaking)

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52022PC0047&from=EN

Aanbeveling

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32022H0210&from=EN

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

N.v.t.

f) Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

h) Rechtsbasis

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor halfgeleiders (Chips Act):

artikelen 114, 173 lid 3, 182 lid 1 en 183 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2085 voor de oprichting van Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa wat de Gemeenschappelijke Onderneming voor chips betreft (Chips JU):

artikel 187 en 188, eerste alinea, VWEU

i) Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j) Rol Europees Parlement

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor halfgeleiders: Medebeslissing

VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2085 voor de oprichting van Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa wat de Gemeenschappelijke Onderneming voor chips betreft: Raadpleging

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Op 8 februari 2022 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een pakket gepresenteerd voor een Chips Act voor Europa. Het pakket bevat een voorstel voor een verordening als raamwerk voor de versterking van het Europese halfgeleiderecosysteem (Chips Act), een mededeling met daarin een overkoepelende beleidstoelichting op de Europese strategie (hierna: de Mededeling), een voorstel tot wijziging van verordening (EU) 2021/2085 (Chips Joint Undertaking) en een aanbeveling voor een gemeenschappelijk instrumentarium om halfgeleidertekorten te kunnen adresseren (hierna: de aanbeveling). In dit BNC-fiche zullen deze voorstellen gezamenlijk en integraal worden beoordeeld.

De EU Chips Act is het Europese antwoord op de geopolitieke dynamiek in de halfgeleiderindustrie en de huidige tekorten van halfgeleiderproducten. De tekorten zijn versterkt door de corona-crisis, onder meer door een terugval van vraag uit de automotive industrie en een sterke toename van de vraag in de industrie voor consumentenelektronica zoals smartphones, laptops en gaming consoles. Door de geopolitieke dynamiek is er extra aandacht voor de risico’s van afhankelijkheden. Zo proberen VS en Azië hun positie in de mondiale halfgeleiderindustrie te verstevigen. De mededeling schetst de ambitie van de Chips Act: het concurrentievermogen en de veerkracht van de sector versterken door onder andere afhankelijkheid van een beperkt aantal ondernemingen en geografische gebieden en derde landen te verminderen, de innovatiecapaciteit te vergroten en de kloof tussen onderzoek en innovatie en de industriële exploitatie daarvan te overbruggen. In de mededeling worden vijf strategische doelstellingen geformuleerd. Het eerste doel is het behouden en het versterken van de Europese leiderschapspositie op het gebied van onderzoek en technologie in deze sector. Ten tweede moet de EU de eigen innovatiecapaciteit opbouwen en versterken voor het ontwerp, de fabricage en de verpakking van geavanceerde, energie-efficiënte halfgeleiders en de toepassing ervan. Ten derde moet een adequaat kader worden opgezet om de productiecapaciteit in 2030 te verhogen tot 20% van de wereldwijde productie. Dit zou neerkomen op ongeveer een verviervoudiging van de huidige Europese omvang. Ten vierde moet het acute tekort aan vaardigheden worden aangepakt, nieuw talent worden aangetrokken en de aanwas van geschoolde arbeidskrachten worden ondersteund. Ten slotte acht de Commissie het noodzakelijk om meer diepgaande kennis te ontwikkelen over de werking van de mondiale toeleveringsketen voor halfgeleiders, toekomstige trends en mogelijke verstoringen. Ook onderstreept de Commissie het belang in van het opbouwen van internationale partnerschappen op basis van wederzijds belang.

In de Chips Act introduceert de Commissie drie pijlers welke gezamenlijk de vijf strategische doelstellingen zullen bereiken.

Pijler 1 stelt het initiatief Chips voor Europa voor en bestaat uit vijf onderdelen: ontwerpcapaciteit voor geïntegreerde halfgeleidertechnologie, proeflijnen voor innovatieve productie-, test- en experimenteerfaciliteiten, technische capaciteit om de ontwikkeling van kwantumchips te versnellen, een netwerk van kenniscentra voor de ontwikkeling van vaardigheden, en de activiteiten van het «chipfonds» voor toegang tot kapitaal voor start-ups, scale-ups en kleine en middelgrote ondernemingen Om een aantal elementen uit pijler 1 tot uitvoering te kunnen brengen, presenteert de Commissie de Chips Joint Undertaking onder een bestaande verordening. Onder deze verordening wordt het bestaande Key Digital Technologies Joint Undertaking (KDT JU) vervangen door de Chips Joint Undertaking. De algemene doelstelling is het vergroten van de innovatiecapaciteit op het gebied van geavanceerde halfgeleidertechnologieën. Dit zal gebeuren door middel van het opbouwen van ontwerpcapaciteit, versterken en ontwikkelen van proeflijnen, opbouw van technische capaciteit voor kwantumchips en Europees netwerk van kenniscentra. De tripartite opzet (Commissie, lidstaten en industrie) van de KDT JU blijft onder de Chips JU bestaan.

Pijler 2 concentreert zich op de maatregelen en activiteiten die bijdragen aan leveringszekerheid – met name door middel van het vergroten van de productiecapaciteit. Productiefaciliteiten die bijdragen aan de leveringszekerheid en weerbaarheid van het Europese halfgeleider ecosysteem kunnen in aanmerking komen voor een speciaal label. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten faciliteiten: geïntegreerde productie (Integrated Production Facilities – IPF1) en open EU faciliteiten (Open EU Foundry – OEF2). Eén van de voorwaarden om het Europese label (IPF of OEUF) te ontvangen is het zijn van een «first of a kind»3 productielocatie. Het ontvangen van dit Europese label geeft voordelen bij het notificeren van dit type projecten voor het mogen ontvangen van staatssteun. Ook moeten lidstaten bijvoorbeeld zorgen voor een efficiënte administratieve afhandeling en voorrang verlenen aan het verwezenlijken van productielocaties die hiervoor in aanmerking komen (planning, bouw, exploitatie). Daarnaast valt het opstellen van gemeenschappelijke normen en certificeringsprocedures en het vaststellen van gemeenschappelijke voorschriften voor aanbestedingen onder deze pijler.

Pijler 3 stelt een coördinatiemechanisme voor om monitoring en crisisrespons mogelijk te maken en zet hiertoe een bestuurlijk mechanisme op: de European Semiconductor Board (ESB).4 De ESB krijgt een prominente adviserende rol, o.a. bij de Public Authorities Board van de Chips JU, in de realisatie van productiefaciliteiten, bij het monitoren van dynamiek in waardeketen, het identificeren van kritische sectoren en technieken waarop het crisismechanisme kan worden geactiveerd om leveringszekerheid te borgen en zal bijdragen aan de coördinatie tussen de lidstaten en de Commissie en de lidstaten onderling. De Commissie kan de crisisfase activeren door middel van een uitvoeringshandeling als er concrete, ernstige en betrouwbare aanwijzingen zijn voor een halfgeleidercrisis5. In de uitvoeringshandeling wordt de duur van de crisisfase of de verlenging ervan gespecificeerd. Via het advies wat door het comité moet worden uitgebracht heeft elke lidstaat invloed op de activering van de crisisfase, de duur en over de eventuele verlenging. Tijdens de crisisfase belegt de ESB buitengewone vergaderingen zodat de lidstaten nauw met de Commissie kunnen samenwerken en nationale maatregelen met betrekking tot de toeleveringsketen voor halfgeleiders kunnen coördineren. Bij ernstige verstoringen in de halfgeleiderketen kan de Commissie ingrijpen om de verstoring in kaart te brengen en op te lossen: door alle partijen in de halfgeleider waardeketen te verplichten informatie te delen, partijen die onder pijler 2 het label IPF of OEUF hebben ontvangen te verplichten een prioritering in productie toe te passen; optreden als centrale aankopende partij om tekorten aan te pakken; export restrictieve maatregelen toepassen om de goederenstroom te controleren.

Naast de drie pijlers is ook sprake van inzet op internationale samenwerking en het opbouwen van wederkerige halfgeleiderpartnerschappen met gelijkgestemde landen. De Commissie wil de uitwisseling met de rest van de wereld verbeteren, om te zorgen voor een betrouwbare mondiale markt voor Europese halfgeleiders en om de continuïteit van de voorziening te waarborgen, ook in crisissituaties.

Om de uitvoering van de acties in beide verordeningen te versnellen, wordt er in de Chips Act een nieuw rechtsinstrument geïntroduceerd: het Europees consortium voor chipinfrastructuur (ECIC). De ECIC vereenvoudigt en structureert de juridische betrekkingen tussen de leden van het publiek-private consortium, waaronder met name organisaties voor technologie en onderzoek. Ook zal de ECIC structureel een dialoog met de Commissie voeren over de uitvoering van de acties in het kader van het initiatief.

De Chips Act treedt niet per direct in werking. Om deze periode te overbruggen, introduceert de Commissie in de aanbeveling een Europese deskundigengroep voor halfgeleiders (European Semiconductor Expert Group). Deze groep krijgt dezelfde taken als de ESB. De aanbeveling zou per direct in werking treden en bevat verder dezelfde onderdelen als in pijler 3 in de Chips Act.

b) Impact assessment Commissie

De Commissie heeft gezien de dringende noodzaak om actie te ondernemen geen effectbeoordeling (impact assessment) uitgevoerd. Een analyse zal worden opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie. Dit wordt uiterlijk drie maanden na bekendmaking van het voorstel gepubliceerd. Gezien de reikwijdte en het (strategisch) belang van dit voorstel roept het kabinet de Commissie deze analyse versneld aan te leveren zodat de proportionaliteit en effectiviteit van de elementen uit de Chips Act specifiek op deze sector beter inzichtelijk zijn. Het kabinet merkt op dat een grondige analyse en het nauwkeurig in kaart brengen van vraag- en aanbod in Europa ten grondslag zou moeten liggen aan de keuze voor bepaald beleidsinstrumentarium. Deze analyse zal nu als onderdeel van de aanbeveling worden opgebouwd en uitgevoerd in samenwerking met de lidstaten en het Europese bedrijfsleven onder voorzitterschap van de Commissie. Het kabinet ziet dit als een positief initiatief, maar had graag gezien dat deze analyse voorafgaand aan de Chips Act had plaatsgevonden.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Halfgeleidertechnologie staat aan de basis van technologische en digitale ontwikkeling in vrijwel alle sectoren. De halfgeleiderindustrie is daarom een sleutelindustrie voor digitale transformatie, met grote maatschappelijke en economische belangen. Leiderschap in deze technologie dient daarom een publiek belang, vooral daar waar het gaat om leiderschap in de meest geavanceerde halfgeleidertechnologieën. Dienovereenkomstig kunnen strategische afhankelijkheden risico’s met zich mee brengen voor de open strategische autonomie van de EU. De Chips Act raakt hiermee ook aan de Europese beleidsdoelstellingen zoals gedefinieerd onder het Digitaal Kompas 2030 en de actualisering van de Europese industriestrategie van 2020. Het kabinet steunt daarom het streven van de EU om de Europese positie in deze sector te verstevigen en ziet het versterken van de internationale waardeketens als een belangrijk onderdeel hiervan. De halfgeleider waardeketen is zeer mondiaal georganiseerd en daarom voor een groot deel afhankelijk van open handel en goede internationale samenwerking. Het mondiale karakter en de complexiteit van de halfgeleider waardeketen resulteert er in dat geen enkel land hierin volledig onafhankelijk kan zijn. Ontkoppeling van deze sector in verschillende mondiale blokken is niet reëel en ook niet wenselijk. Het kabinet heeft op 7 december 2020 de verklaring omtrent een Europees initiatief inzake processoren en halfgeleidertechnologieën ondertekend. In september 2021 heeft het kabinet een non-paper6 met de belangrijkste Nederlandse uitgangspunten voor het versterken van de Europese halfgeleiderindustrie met de Commissie gedeeld.

Een Europese aanpak voor de halfgeleiderindustrie zou volgens het kabinet de volgende strategische doelen moeten bevatten: het versterken en uitbreiden van het huidige Europese ecosysteem, met name door middel van een focus op zeer geavanceerde en volgende generatie technologieën; het vergroten van financieringsmogelijkheden in de halfgeleider waardeketen variërend van fundamenteel onderzoek, tot start- ups en scale- ups en het creëren van financieringsmogelijkheden voor productie; het verhogen van leveringszekerheid voor Europa voor halfgeleider (eind)producten, gerelateerde diensten en ruwe materialen voor zowel de meer gangbare halfgeleider (massa)producten en de meer geavanceerde (niche) halfgeleiderproducten; het beschermen van de huidige leiderschapspositie van de Unie op het gebied van zeer geavanceerde halfgeleider ontwikkelingen door het voorkomen van ongewenste overdracht van kennis en techniek en het beschermen van intellectual property; het inzetten op Europese samenwerking met gelijkgezinde partners zoals o.a. de VS en Indo- Pacific partners7; in Europees en internationaal verband optrekken voor standaardsetting; het op Europees niveau in kaart brengen van de zwaktes en strategische afhankelijkheden in de waardeketen en hoe deze doorwerken in andere (strategische) sectoren; vergroten van de inzet op het aantrekken van nieuw talent en het acute tekort aan vaardigheden aanpakken. Het kabinetsbeleid is gericht op het stimuleren van het innovatief vermogen van bedrijven, maatschappelijke organisaties8 en hoogwaardig onderzoek. Het kabinet zet hierbij in op sleuteltechnologieën, waaronder halfgeleiders, kwantum en fotonica ten behoeve van economisch verdienvermogen en maatschappelijke thema’s. Eerder heeft het kabinet zich positief uitgesproken over het Europese streven naar het opleiden van meer ICT-talent.9 Publiek-private samenwerking zijn een effectieve methode voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, het creëren van impact (o.a. middels de hefboom op investeringen) en het opleiden van (ICT) personeel (zowel nationaal als Europees)10. Ook binnen de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) worden dergelijke samenwerkingen binnen Europa gestimuleerd.

Voor de verhoging van de Europese productiecapaciteiten en het aanpakken van de huidige tekorten in de halfgeleiderindustrie is er gericht (sectoraal) industriebeleid nodig naast het generieke (Europese) industriebeleid.11 Daar waar het bijzonder strategische waardeketens en ecosystemen betreft stimuleert Nederland dit type gericht beleid. Dit uit zich onder anderen in deelname aan drie verschillende Important Project of Common European Interest (IPCEI)12, onder andere in de IPCEI Micro-Elektronica II.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet beoordeelt het Chips Act pakket van de Commissie op hoofdlijnen positief en steunt de beleidsdoelstellingen. Ten aanzien van Chips Joint Undertaking (Chips JU) acht het kabinet het positief dat de Key Digital Technologies Joint Undertaking wordt omgevormd tot de Chips JU en dat de strategische doelen worden aangevuld, gezien de overeenkomsten tussen de bestaande doelstelling van KDT JU en de aansluitende aangevulde doelstellingen voor de Chips JU. Uitbreiding van meerjarige internationale en strategische samenwerking is noodzakelijk om de Europese brede onderzoek- en innovatie-ecosystemen in halfgeleiders te realiseren, te versterken en de innovatiesnelheid te verhogen. De halfgeleidersector wordt gekenmerkt door langlopend en kapitaalintensief onderzoek. Met de Chips JU is de Commissie in staat om, samen met de grootste belanghebbenden, langer lopende onderzoeksagenda’s te financieren die voor een groot deel gebaseerd zijn op het al bestaande (goed lopende) KDT JU. Het inzetten van bestaande structuren om deze doelen te bereiken is een effectieve aanpak. De deelname van Nederlandse partijen is onmisbaar bij het bereiken van Europees leiderschap op het gebied van halfgeleideronderzoek en -technologie en het versterken van de Europese halfgeleider ecosystemen en -waardeketens. Nederlandse partijen namen in de regel goed deel aan de Key Digital Technologies en de voorloper ECSEL. De verwachting is dat Nederlandse partijen deze positie kunnen voortzetten in de Chips JU. Het kabinet hecht waarde aan de unieke tripartiete samenwerking in de Chips JU en ziet dit graag gecontinueerd. Tripartiete samenwerking maakt het mogelijk om nationaal en EU-beleid, strategieën en middelen af te stemmen, om particuliere investeringen aan te trekken en de doeltreffendheid van overheidssteun te verhogen13. Het kabinet heeft vragen over de financiële invulling van de uitwerking van de Chips JU. Het kabinet is van mening dat her-allocatie van Digital Europe en Horizon Europe-middelen in nauw overleg met de lidstaten dient te gebeuren, mede gelet op eventuele aangegane verplichtingen. Er dient voldoende ruimte te zijn voor digitale sleuteltechnologieën in brede zin, conform de focus van de voorganger Key Digital Technologies JU. Het kabinet stelt dat de gevolgen van de verschuiving van middelen binnen Horizon Europe en Digital Europe nog niet goed te overzien zijn, zoals voor de financieringsmogelijkheden voor fundamenteel onderzoek op dit gebied. Gezien de hoogte van de desbetreffende middelen, wordt aangenomen dat substantiële wijzigingen in beide programma’s aan de orde zijn.

Ten aanzien van de Chips Act is het kabinet in beginsel positief. Het kabinet heeft echter vragen over de financiële invulling en praktische uitwerking met betrekking tot het opzetten van kenniscentra voor de ontwikkeling van vaardigheden en de uitwerking van de ondersteuning van onderwijs- en opleidingsactiviteiten (competence centers). Verder heeft het kabinet vragen over de financiële en praktische uitwerking van de plannen voor het opzetten van een innovatief virtueel ontwerpplatform ter versterking van de ontwerpcapaciteit. Het kabinet zal zich waar mogelijk inzetten om in Nederland een Chips competentiecentrum gevestigd te krijgen. Daarnaast vraagt het kabinet, alvorens een oordeel te kunnen geven, de Commissie om een gedetailleerde uiteenzetting van de beoogde kosten en de impact van het schuiven met EU budgetten op de strategische doelen van andere (gelieerde) programma’s; waaronder de in andere bronnen genoemde 43 miljard euro. Ook vraagt het kabinet om opheldering over de doelmatigheid van het Chips fonds en hoe de beoogde financiering hiervan is opgebouwd. Het kabinet ziet de noodzaak van investeringen in de Europese productiefaciliteiten die aansluiten bij de behoefte van het bestaande Europese ecosysteem en die de leveringszekerheden en weerbaarheid van het ecosysteem in de Unie vergroten. Hier hebben private investeringen de voorkeur. Daarnaast heeft het kabinet vragen hoe het principe «first-of-a-kind» zich laat combineren met het adresseren van de acute tekorten op de halfgeleider markt die ook geadresseerd worden in de Chips Act, gezien het feit dat deze tekorten zich met name voordoen in niet (zeer)hoog- geavanceerde halfgeleiderproductie. Dit brengt daarnaast ook vragen met zich mee over het risico van overproductie op de langere termijn. Alleen wanneer publieke financiering noodzakelijk is en de reguliere EU-staatssteunkaders niet passend zijn, acht het kabinet het proportioneel dat de Commissie staatssteun toestaat op grond van artikel 107, derde lid, onder c, VWEU14. Daarbij is in de voorstellen aangegeven dat staatssteun rechtstreeks op grond van het Verdrag alleen toegestaan is als de steun noodzakelijk, proportioneel en passend is en een duidelijk stimulerend effect heeft. De Commissie heeft in de verordening criteria gedefinieerd voor het ontvangen van het label IPF of OEUF, waarmee een notificatie voor ontvangst van staatssteun zou worden vergemakkelijkt. Dit betreft onder anderen het criterium dat het moet gaan om first of a kind faciliteiten. Het kabinet ziet graag dat er scherpere criteria gedefinieerd worden voor het mogen ontvangen van een IPF of OEUF label en zal hier specifiek aandacht voor vragen tijdens de onderhandelingen. Scherpere criteria kunnen ofwel direct in de verordening worden opgenomen (dit heeft de voorkeur), of er kan worden aangestuurd op het inzetten van een uitvoeringshandeling waar scherpere criteria in kunnen worden gedefinieerd. Het kabinet zal onder anderen het belang van de (regionale) ecosysteem effecten van dergelijke faciliteiten en de brede Europese aansluiting hierop benadrukken. Een verbreding van steunmogelijkheden die verder gaat dan het aanjagen van innovaties en zonder duidelijke waarborgen dat de steun gericht en noodzakelijk is, zou onwenselijk zijn vanwege het gelijk speelveld en de precedentwerking naar andere sectoren.

Ten aanzien van het in het leven roepen van het rechtsfiguur ECIC staat het kabinet in principe positief. Wel heeft het kabinet vragen over de praktische uitwerking van dit rechtsfiguur omdat er minimaal drie lidstaten onderdeel moeten zijn van het consortium en er één of meerdere statutair zetels van het ECIC kunnen bestaan. Dit kan leiden tot overlappende jurisdicties en bijbehorende rechtsconflicten tussen de lidstaten.

Het kabinet deelt de visie van de Commissie, over het belang van een goede governance structuur gezien de reikwijdte en het strategisch belang van het voorstel en de sector, maar acht het van belang dat lidstaten voldoende grip hebben op hoe en voor welke periode bevoegdheden bij de Commissie worden neergelegd ten tijde van crisis én hoe de rol van de ESB hierin formeel is vastgelegd. Ook de keuze die de Europese Commissie kan maken tussen welke kritieke toepassingen voorrang zouden moeten krijgen bij de prioritaire bevoorrading vanuit de IPF en OEUF moet beter worden ingekaderd. Het kabinet ziet graag verduidelijking op de criteria die gehanteerd zullen worden om een «crisis» te definiëren, evenals het opnemen van de procedurele waarborgen, zoals die verder onder hoofdstuk 6 worden toegelicht. Het is momenteel niet op alle punten voldoende duidelijk wat het mandaat zal zijn van de European Semiconductor Board (ESB) en welke waarborgen er zullen worden ingebouwd. Ook is het niet duidelijk welke (stem)verhoudingen gelden binnen de ESB, gezien het feit dat de ESB samengesteld wordt uit vertegenwoordigers van alle lidstaten. Op deze punten ziet het kabinet graag verduidelijking, mede vanwege de leveringszekerheid voor Nederland en de mogelijke impact op het Nederlandse bedrijfsleven door verstoringen in de keten en de mogelijke impact op de vrijheid op ondernemerschap en contractvrijheid. Het kabinet benadrukt het belang van het betrekken van andere belanghebbenden, zoals de eindgebruikermarkten die een cruciaal onderdeel zijn in een goed werkend ecosysteem. Het kabinet vindt dat de EU terughoudend moet zijn om exportrestrictieve maatregelen te nemen. De voordelen van internationale handel, toegang tot wereldwijde waardeketens en internationale concurrentie moeten behouden blijven. Het kabinet acht het tenslotte van belang dat eventueel handelen van de Commissie bij tekorten niet ten koste gaat van de nationale leveringszekerheid in of ten behoeve van vitale sectoren, of van de Nederlandse nationale veiligheid die ook afhankelijk is van de beschikbaarheid van geavanceerde halfgeleiders. Het kabinet acht het ook van belang dat de bestaande bevoegdheidsverdeling op het gebied van nationale veiligheid wordt gerespecteerd. In het voorstel is niet uitgewerkt hoe de Commissie tot een afweging komt om in bepaalde sectoren in te grijpen. Het kabinet zal hier aandacht en nadere duiding van de Commissie voor vragen, ook in relatie tot de verantwoordelijkheden op het gebied van nationale veiligheid en de samenhang met bestaande relevante Europese regelgeving.

Ten aanzien van de aanbeveling is het kabinet in beginsel positief. Het kabinet twijfelt echter over de effectiviteit van een aantal van de elementen uit de aanbeveling specifiek voor deze sector door de complexiteit van de verschillende halfgeleiderproducten in het grote aantal verschillende producten en sectoren en de wereldwijde spreiding hiervan. Het kabinet stelt voor om de aanbeveling ten uitvoer te brengen en te evalueren op effectiviteit, daar waar mogelijk volgens nationale wet- en regelgeving. Het kabinet stelt voor om de lessen uit het uitvoeren van de aanbeveling mee te nemen in mogelijke aanpassingen op de Chips Act – pijler 3.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Voor alle lidstaten is het belang van de halfgeleiderindustrie en het belang voor Europa om hierop positie te vergroten en verstevigen duidelijk. Tijdens de informele Europese Raad van 10-11 maart in Versailles hebben de regeringsleiders het belang van de halfgeleiderindustrie ook nogmaals onderstreept, met name in het kader van het versterken van de open strategische autonomie van de EU, mede met het oog op de groeiende instabiliteit op het Europese continent. De huidige tekorten en verstoringen in deze industrie hebben op veel lidstaten zowel direct als indirect een impact. Dit heeft een remmende werking op het economisch herstel na de impact van de coronacrisis. De meeste lidstaten zijn daarom positief over het voornemen om een Europese Chips Act in te voeren. Op het moment van schrijven heeft nog geen enkele lidstaat een formele positie ingenomen en leven er, net als bij Nederland, nog veel vragen. Dit betreft met name vragen rondom inrichting van processen, inrichting van waarborgen, mandaat van de Commissie en de rol van de ESB en de relatie tot stemverhoudingen, kritische vragen over het crisisinstrumentarium, vragen over de precieze financiële opbouw van het chipsfonds en de impact van het schuiven van middelen uit andere programma’s, vragen rondom het behoud van level playing field en over hoe positieve spill overs naar andere lidstaten zullen worden gewaarborgd.

De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor de mededeling is positief. Een belangrijk deel van de in de mededeling beschreven maatregelen heeft betrekking op het terrein van de interne markt, industrie en onderzoek en technologische ontwikkeling. Op deze terreinen heeft de EU een respectievelijk gedeelde, ondersteunende en parallelle bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, artikel 6, sub b en artikel 4, lid 3 VWEU). De mededeling heeft tevens betrekking op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek en de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn (zoals t.a.v. mogelijke exportbeperkingen en toepassing van de staatssteun- en mededingingsregels). Op deze terreinen is de EU exclusief bevoegd (artikel 3, lid 1, sub e en sub b, VWEU).

Het oordeel van het kabinet is positief ten aanzien van de bevoegdheid van de Unie voor het voorstel voor de Chips Act. Het voorstel voor de Chips Act ziet namelijk op aspecten van het functioneren van de interne markt, industriebeleid en raakt ook rechtstreeks aan het meerjaren kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Het voorstel is daarom gebaseerd op de artikelen 114, 173 lid 3, 182 lid 1 en 183 VWEU. Artikel 173 lid 3 geeft de EU de bevoegdheid om zorg te dragen voor de aanwezigheid van de juiste omstandigheden die nodig zijn voor het concurrentievermogen van de industrie van de EU (artikel 173 lid 3). Op het terrein van industrie heeft de EU een ondersteunende bevoegdheid in de zin van artikel 6, onderdeel b, VWEU die de eigenstandige bevoegdheden van de lidstaten onverlet laat. Artikelen 182, lid 1 en 183 VWEU geven de EU de bevoegdheid tot versterking van de wetenschappelijke en technologische grondslagen in de Europese onderzoeksruimte en industrie en het vaststellen van meerjarenkaderprogramma’s hiervoor. Op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling is sprake van parallelle bevoegdheden van de EU in de zin van artikel 4, derde lid, VWEU en belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheden uit te oefenen. Ten aanzien van de bevoegdheid van de Europese Unie ten aanzien van voorzieningszekerheid, kan de rechtsgrondslag ter bevordering van het functioneren van de Europese interne markt worden gebruikt (artikel 114 VWEU). Weliswaar was specifiek voor dit onderdeel ook de rechtsgrondslag van artikel 122, eerste lid, VWEU beschikbaar geweest. Echter de bijzondere wetgevingsprocedure van dat verdragsartikel maakt het niet mogelijk om deze rechtsgrondslag te combineren met de andere rechtsgrondslagen die een gewone wetgevingsprocedure. Derhalve is een keuze voor artikel 114 VWEU begrijpelijk. De bevoegdheid voor de interne markt is een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten in de zin van artikel 4, tweede lid, onderdeel a.

Het oordeel van het kabinet is tevens positief over de Chips Joint Undertaking. De voorgestelde rechtsgrondslag is artikel 187 en 188, eerste alinea, VWEU. Op grond van de artikelen 187 en 188, eerste alinea, VWEU kan de EU gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in het leven roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Dit is tevens de rechtsgrondslag van de te wijzigen verordening. Zoals eerder benoemd is op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling sprake van parallelle bevoegdheden (artikel 4, lid 3, VWEU).

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor de aanbeveling is positief. De aanbeveling is gebaseerd op artikel 292 VWEU en dat is de juiste rechtgrondslag voor het vaststellen van aanbevelingen. De aanbeveling is een rechtshandeling met een niet-bindend karakter (zie artikel 288 VWEU, laatste zin). Inhoudelijk bestrijkt de aanbeveling aspecten die ook binnen het toepassingsbereik van de Chips Act vallen en loopt daarop ook vooruit. Daarmee heeft de aanbeveling betrekking op het terrein van de interne markt, industrie en onderzoek en technologische ontwikkeling. Op deze terreinen heeft de EU een respectievelijk gedeelde, ondersteunende en parallelle bevoegdheid (zie hierboven). Op grond van artikel 292 VWEU is de Commissie bevoegd om aanbevelingen vast te stellen op de gebieden waarvoor de Unie bevoegd is.

b) Subsidiariteit

Ten aanzien van de mededeling heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit. Gezien de mondiale verwevenheid van het halfgeleider ecosysteem en de afhankelijkheid van EU-lidstaten ten opzichte van elkaar voor verschillende facetten van de waardeketen, kunnen de vijf strategische doelen zoals beschreven onder «essentie voorstel» onvoldoende door de lidstaten individueel worden verwezenlijkt. Daarnaast is de kapitaalintensiteit van de sector groot, waardoor de noodzakelijke investeringen de draagkracht van verschillende lidstaten en de industrie te boven gaat. Om deze reden is een EU-brede aanpak noodzakelijk. Voor zover de mededeling betrekking heeft op de gemeenschappelijke handelspolitiek en de vaststelling van mededingingsregels is de subsidiariteit niet van toepassing, gelet op de exclusieve bevoegdheid van de EU op deze terreinen.

Ten aanzien van de Chips Act en de Chips Joint Undertaking oordeelt het kabinet positief over de subsidiariteit. Het versterken van het huidige Europese R&D&I ecosysteem en behoud van de leidende en unieke positie die Europa hierop heeft in de wereld, kan wegens het grensoverschrijdende karakter hiervan niet op individueel lidstaatniveau gerealiseerd worden en bouwt bovendien met name voort op sterke bestaande Europese programma’s. Dit resulteert ook in een positief oordeel van het kabinet ten aanzien van de Chips JU. Omwille de (financiële) omvang van het opbouwen van kennis, kunde en capaciteit ten aanzien van het realiseren van de ambities voor nieuwe geavanceerde halfgeleider productiefaciliteiten is namelijk nauwe samenwerking op Europees niveau noodzakelijk. Het vergroten van leveringszekerheid en weerbaarheid van de gehele keten evenals de bijdrage aan strategische autonomie kan niet op het niveau van een individuele lidstaat worden gerealiseerd. Ook is het wenselijk dat van de baten op Europees niveau wordt geprofiteerd. Kijkend naar Nederland als relatief kleine lidstaat is het des te meer van belang om Europees op te trekken. Machtsblokken zoals de VS en Azië kondigen grootschalige vormen van (publieke) steun aan om dezelfde doelen te realiseren. Ook om deze reden is het van groot belang dat hier op Europees niveau wordt gehandeld om op dit wereldtoneel relevant te blijven.

Het kabinet verwelkomt tevens optreden op EU-niveau met als doel om in de Chips Act een Europese governance structuur op te zetten die snel schakelen en een juiste kennispositie voor alle lidstaten voor deze waardeketen kan waarborgen. In de European Semiconductor Board kan elke lidstaat vertegenwoordigd zijn, ook de lidstaten die zelf bijvoorbeeld niet of nauwelijks een halfgeleiderindustrie hebben. Gezien het belang van halfgeleiderproducten voor vrijwel de gehele economie, zal naar verwachting een groot deel van de lidstaten onderdeel willen zijn van de ESB. De strategische aard van deze sector en het belang en de impact van verstoringen en afhankelijkheden maakt dat het wenselijk is hier op Europees niveau op te trekken.

Ten aanzien van de aanbeveling heeft het kabinet tevens een positieve grondhouding over de subsidiariteit. De aanbeveling heeft tot doel om de periode tot inwerkingtreding van de Chips Act te overbruggen en daartoe de European Semiconductor Expert Group te introduceren met dezelfde taken als de ESB. Zoals hierboven toegelicht is optreden op EU-niveau voor de realisatie van een Europese governance structuur gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Ten aanzien van de mededeling is de grondhouding van het kabinet positief. De Europese positie van de halfgeleiderindustrie met zijn krachten en zwaktes en positie in de mondiale dynamiek wordt op een juiste wijze weergegeven. Het handelingsperspectief en de marktkansen voor Europa wordt accuraat beschreven. De mededeling stelt strategische doelstellingen, die geschikt geacht worden om bij te dragen aan het doel van de mededeling om het concurrentievermogen en veerkracht van de EU in deze industrie te versterken. Omdat de mededeling alleen strategische doelen stelt gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk.

Het kabinet oordeelt positief over de proportionaliteit van de Chips Act en de Chips Joint Undertaking. Het betreft hier o.a. een uitbreiding van huidig instrumentarium op het gebied van onderzoek en innovatie. Daarbij past het innovatieve instrument van het ECIC en het netwerk van kenniscentra. De strategische doelen die zijn opgesteld voor waarborging van leveringszekerheid zijn lastig te realiseren als de inzet op onderzoek en innovatie niet wordt versterkt. Daarnaast is het van belang dat de EU de koploperspositie weet te behouden én dat de groei van de mondiale halfgeleidermarkt in acht wordt genomen. De activiteiten beschreven om te komen tot een hogere mate van leveringszekerheid en een weerbaar en toekomstbestendig ecosysteem binnen Europa worden als geschikt gezien om deze doelen te bereiken. Wel heeft het kabinet twijfels in hoeverre er genoeg ruimte zal zijn voor de lidstaten met kleinere begrotingen én hoe de Commissie om denkt te gaan met lidstaten die strategisch gezien in Europa een zeer prominente rol hebben in het ecosysteem maar niet in dezelfde mate kunnen cofinancieren als de grotere lidstaten. Controle over leveringszekerheid in het kader van open strategische autonomie, met name daar waar het capaciteiten betreft die zijn opgebouwd met publieke Europese investeringen en de beoogde op te zetten governance structuur om dit te bewaken, wordt als proportioneel gezien, omdat hiermee voorkomen wordt dat de door de EU gefinancierde capaciteit in gevallen van disruptie niet meer beschikbaar zijn voor EU afnemers. Een dergelijke controle vergt een vorm van juridische inkadering zoals voorgesteld. Over de precieze verdeling van publieke en private gelden en de precieze impact op herallocatie van bestaande programma’s heeft het kabinet nog vragen. Op het moment twijfelt het kabinet over de proportionaliteit hiervan en verzoekt het de Commissie om een duidelijkere onderbouwing van de financiële aspecten. Ook gaat de Commissie niet in op het risico van mogelijke overcapaciteit en hoe hierop te anticiperen.

Het kabinet vindt dat het uitgangspunt moet zijn dat overheidsingrijpen alleen plaatsvindt bij markt- of systeemfalen, en acht het van groot belang dat lidstaten een stem hebben bij de vaststelling van een dergelijk falen om te waarborgen dat dit optreden niet verder gaat dan noodzakelijk. Op zijn minst past bij een dergelijke bevoegdheid daarom een voorafgaand ingewonnen advies van het ESB en het Comité ingesteld krachtens artikel 33 van het voorstel, waarmee de betrokkenheid en expertise van bedrijfsleven en van de lidstaten is gewaarborgd. Hierbij is ook een verduidelijking van de verhouding tussen deze bevoegdheid en de bescherming van eigendom zoals voorzien in artikel 17 van het Handvest grondrechten van de EU op zijn plaats; de concrete invulling van de (rand)voorwaarden voor activatie van het crisismechanisme en over de termijn waarbinnen de Europese Commissie moet reageren op een verzoek van lidstaten om namens hen in te kopen.

Ten aanzien van de aanbeveling is de grondhouding van het kabinet positief. De in de aanbeveling voorgestelde governance structuur is geschikt om de periode tot inwerkingtreding van de Chips Act te overbruggen door de oprichting van een European Semiconductor Expert Group. Voor de aanbeveling geldt voor wat betreft het crisismechanisme dezelfde aandachtspunten als bij dat onderdeel van de Chips Act, met dien verstande dat het niet-bindende karakter van de aanbeveling de proportionaliteit verbetert, omdat meer op basis van vrijwilligheid wordt gehandeld. Daarom wordt de aanbeveling proportioneel geacht.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie stelt voor om de onderzoeksambities van de Chips Act te financieren met € 3,3 miljard binnen de plafonds van het huidige MFK 2021–2027. Het voorstel heeft daarmee naar verwachting geen gevolgen voor de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU- begroting die gebaseerd is op de maximale uitgavenplafonds uit het MFK en speciale instrumenten die boven het plafond worden gefinancierd. Dit bedrag wordt ingezet via de programma’s Digital Europe (1,65 miljard) en Horizon Europe (1,65 mld.). De financiering wordt grotendeels gevonden door herallocatie van middelen uit deze zelfde programma’s Het grootste deel (€ 2,875 miljard) van de totale beschikbare 3,3 miljard wordt besteed via de Chips JU, 125 miljoen via InvestEU en 300 miljoen via de European Innovation Council (EIC).

Het totaal aan extra vastleggingen dat voor de Chips Act geïmplementeerd zal worden onder Heading 1 bedraagt € 2,375 mld. (€ 0,85 mld. voor Horizon Europe en € 1,525 mld. voor Digital Europe). Voor Horizon Europe wordt hiervoor € 0,85 mld. aan middelen geheralloceerd wordt, bovenop de reeds beschikbare € 0,8 mld.

Voor Digital Europe wordt in totaal € 0,8 mld. aan middelen uit Horizon Europe en de Connecting Europe Facility herbestemd en wordt nog eens € 0,6 mld. geheralloceerd binnen het programma zelf. Daarnaast wordt voor Digital Europe € 0,25 mld. gefinancierd uit de ongealloceerde marge van Heading 1 (€ 50 mln. per jaar voor 2022–2027). Een deel van het budget voor Digital Europe (€ 125 mln.) wordt uitgegeven via InvestEU. Binnen het MFK 2021–2027 wordt daarmee € 1,525 mld. extra voor Digital Europe uitgegeven.

In de huidige KDT JU draagt de EU € 1,8 miljard bij. Het totale toekomstige budget dat binnen het MFK uitgegeven zal worden voor de Chips JU komt inclusief de herallocaties en verhogingen van € 2,375 mld. uit op € 4,175 mld. euro.

Zoals hierboven beschreven wordt het Digital Europe programma met € 1,525 miljard versterkt. De Commissie stelt voor om € 400 miljoen daarvan te financieren uit het Horizon Europe (HE) programma. Om deze korting van het HE te compenseren stelt de Commissie voor om € 400 miljoen aan eerder geannuleerde vastleggingen opnieuw in te zetten voor HE. Het betreft vastleggingen die in eerdere begrotingsjaren onder het MFK zijn aangegaan, voor het beleid voor onderzoek en innovatie, maar die uiteindelijk niet tot betaling zijn gekomen. Met het opnieuw inzetten hiervan vervalt volgens het kabinet een belangrijke prikkel voor tijdige implementatie van geraamde uitgaven. Bovendien hebben de Commissie, het Europees Parlement, en de Raad hebben een joint statement afgegeven bij het MFK-akkoord voor 2021–2027 dat maximaal € 500 miljoen herallocatie van decommitteringen voor onderzoeksprogramma’s plaats kan vinden. De Commissie stelt nu dus voor het bedrag daarvoor op te hogen met € 400 miljoen. Het kabinet is kritisch over het herzien van deze eerdere afspraak.

Verder suggereert de Commissie om in het volgende MFK (2028–2035) een bedrag van € 1,1 miljard te besteden aan de Europese halfgeleiderindustrie. Dit bedrag, waaronder eenzelfde bijdrage van lidstaten, is een projectie. Het kabinet acht het van belang dat financiering beschikbaar is om de doelen uit de Chips Act te behalen en is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting (MFK) 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet is geen voorstander van de projectie die vooruitloopt op de onderhandelingen voor het volgende MFK (2028–2035). Ten aanzien van het gebruik van geannuleerde vastleggingen is het kabinet kritisch. Niet alleen gaat dit in tegen de afspraken die in december 2020 gemaakt zijn over het MFK-akkoord, ook vervalt met deze mogelijkheid de prikkel om middelen binnen de geraamde termijnen te besteden. Het is onwenselijk dat afspraken zo kort na vastlegging opengebroken worden. Ook merkt het kabinet op dat inzet van de ongealloceerde marge bedoeld is voor onvoorziene omstandigheden en het kabinet nog niet overtuigd is van de vermeende noodzaak om de marge voor dit voorstel in te zetten.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

De aangekondigde heroriëntatie van de KDT JU naar de Chips JU zal een impact hebben op het type activiteiten die binnen dit programma steun mogen ontvangen. Voor de Nederlandse cofinanciering van KDT zijn reeds middelen beschikbaar op de begroting van het Ministerie van EZK: € 140 miljoen, onderdeel van de post Internationaal Innoveren15, en in het totale Digital Europe programma met € 50 miljoen gedurende de 7 jaars looptijd van Horizon Europe. De consequenties van herallocatie van de middelen, op mogelijk al lopende trajecten in de programma’s Digital Europe en Horizon Europe, zijn op dit moment nog niet op te maken door gebrek aan een gedetailleerde uitwerking van dit voorstel. De Commissie verhoogt de inleg in het triparte en biparte deel van de Chips JU. Daarnaast verzoekt de Commissie deelnemende landen ook om een substantiële verhoging van hun budgetten. De Commissie verhoogt haar financiële bijdrage aan de Chips JU met 129% in vergelijking met de huidige KDT JU bijdrage (zie a). Wanneer deze ophoging procentueel wordt doorgetrokken naar de huidige Nederlandse inleg in KDT JU zou dat neer komen op additionele allocatie van een bedrag van € 180 miljoen enkel voor de Chips JU. Als Nederland gebruik wil maken van de ophoging door de Commissie binnen de Chips JU, zullen er dus additionele middelen moeten worden vrijgemaakt. Op dit moment is de verwachting van het kabinet dat de ruimte voor ophoging op de nationale begroting beperkt is. Het kabinet vraagt de Commissie om te bezien of de budgetophoging voor lidstaten noodzakelijk is.

Een impact assessment ontbreekt waardoor een precieze inschatting van de financiële baten voor de EU lastig te maken is. Nederland heeft zelf een sterke positie in de sector, waardoor de verwachting is dat Nederland in het bijzonder baten van kan verwachten door toename van het verdienvermogen van deze industrie. De totale geschatte Nederlandse omzet (voor internationale bedrijven geschaald naar het aantal Nederlandse werknemers) was ca. € 23 miljard in 2021. Indien de wereldwijde omzet van de belangrijkste beursgenoteerde bedrijven (ASML, BESI, ASMI en NXP) meegerekend wordt, omvatte de geschatte omzet ca. € 32 miljard in 2021. Naar verwachting zal dit in de komende jaren sterk groeien als gevolg van de impulsen door de Chips Act en de voorspelde mondiale groei van de sector.

Het voorstel verlangt van de lidstaten dat één of meer nationale bevoegde autoriteiten worden aangewezen om toepassing te kunnen geven aan deze verordening en om te kunnen samenwerken met de Europese Commissie (en andere lidstaten). Tevens moet een single point of contact worden aangewezen. Dit vergt additionele personele capaciteit. De verwachting is dat dit grotendeels kan worden belegd binnen de relevante beleidsdirecties, maar de precieze impact hiervan moet nog blijken omdat de Chips Act geen helderheid verschaft over de precieze uitwerking. Er zijn geen directe financiële gevolgen voor de medeoverheden te verwachten. Gezien de grotere omvang van de Chips JU (uitbreiding taken en meer Calls), is de verwachting dat de uitvoeringscapaciteit bij RVO ten behoeve van deelname van Nederlandse partijen in de Chips JU Calls moet worden uitgebreid met 1 fte.

Eventuele budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Het voorstel leidt niet tot regeldruk voor burgers. Het voorstel kan wel leiden tot regeldruk voor bedrijven. Dit kan veroorzaakt worden door de verplichting die de Commissie partijen kan opleggen om openheid te verschaffen over bedrijfsvoering voor het in kaart brengen van vraag en aanbod en om een prioritering in productie toe te passen van de betreffende halfgeleiderproducten.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het is van belang om economisch concurrerend te blijven in deze sector en de eigen open strategische autonomie te waarborgen, ook op de lange termijn. Deze industrie is van aanzienlijk strategisch belang gezien de digitalisering van maatschappij en economie (denk aan sectoren mobiliteit, energie, veiligheid, gezondheidszorg, communicatie, industrie en luchtvaart). Halfgeleiders en gerelateerde technieken zijn sleuteltechnologieën en van groot belang voor de groene en digitale transities. Dit zijn bij uitstek de maatschappelijke uitdagingen van nu en de toekomst. Toegang tot deze technologie zal in hoge mate bepalend worden voor het mondiaal concurrentievermogen van veel industriële sectoren. De EU heeft momenteel een totaal mondiaal marktaandeel van ongeveer 10%. Dit staat onder druk, onder meer doordat andere landen met een belangrijke rol in de halfgeleiderwaardeketengrote (publieke) investeringen doen en/of hun binnenlandse halfgeleidersector op een andere manier stimuleren. Een toenemend marktaandeel van derde landen kan bestaande wederzijdse afhankelijkheden in de halfgeleiderwaardeketen eenzijdiger maken. De risico’s voor de adequate borging van publieke belangen kunnen in dat geval toenemen. Dit maakt het voor de EU urgent om stappen te zetten om zijn positie in de halfgeleiderwaardeketen te versterken. De Chips Act moet daarom worden gezien als een voorstel van groot geopolitiek belang. Open markten met wederzijdse afhankelijkheden en samenwerking met internationale partners blijven het uitgangspunt.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het voorstel voor de Chips JU heeft geen gevolgen voor de Nederlandse wet- en regelgeving. Het voorstel voor de Chips Act heeft gevolgen voor de Nederlandse wet- en regelgeving. Gelet op de verplichting tot het aanwijzen van bevoegde nationale autoriteiten die uitvoering kunnen geven aan de verplichtingen van de Chips Act (vb. de rol van deze autoriteiten bij de monitoring), het inrichten van een nationaal contactpunt en de verplichting tot het versnellen van vergunningverlening, is een uitvoeringswet naar verwachting noodzakelijk. Daarbij moet nog bekeken worden of de mogelijkheid van een Europees Chips Infra Consortium (ECIC) met rechtspersoonlijkheid nog een plaats dient te krijgen in dergelijke uitvoeringswetgeving om een effectieve werking hiervan de in Nederlandse rechtsorde te waarborgen. Tot slot zal de wisselwerking met het subsidie-instrumentarium van het Rijk en de toepasselijke staatssteunregels nog nader onderzoek behoeven. Het voorstel schrijft niet de toepassing van de lex silencio positivo voor, maar verlangt wel een maximale versnelling van vergunningverlening voor de vestiging en in bedrijf nemen van Integrated Production Facilities and Open EU Foundries (zie artikel 14 van het voorstel). Het is aannemelijk dat ten minste toepassing van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) noodzakelijk is. Ten aanzien van de aanbeveling, dient te worden opgemerkt dat deze aanbeveling geen juridisch bindend karakter heeft en als zodanig geen grondslag biedt voor de Nederlandse autoriteiten om maatregelen te treffen zoals verzocht in de aanbeveling. Behoudens de toepassing van noodwetgeving, zal in de meeste gevallen de Nederlandse overheid slechts in beperkte mate gevolg kunnen geven aan de aanbeveling op basis van vrijwillige medewerking van betrokken ondernemingen en kennisinstellingen.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel voor een Chips Act kent de bevoegdheid toe aan de Europese Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 290 VWEU. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 9, lid 2 en lid 3, van het voorstel in samenhang met artikel 32 van het voorstel en betreft de bevoegdheid om bijlagen I en II bij het voorstel voor een verordening te kunnen wijzigen. De bevoegdheid is beperkt tot wijziging van de inhoud van deze bijlagen. Nu het gaat om de wijziging van bijlagen bij een wetgevingshandeling, kan dit alleen via een gedelegeerde handeling en toekenning van een bevoegdheid is alleen mogelijk indien het niet-essentiële onderdelen betreft. Naar hun aard en inhoud zijn bijlagen I en II niet-essentieel en is toekenning van de bevoegdheid mogelijk. Het kabinet staat positief tegenover deze bevoegdheidsdelegatie. Bijlage I bevat de technische beschrijving van het initiatief en daarmee reikwijdte van de actie. Deze beschrijving in bijlage I is technologie-afhankelijk en moet indien nodig snel aangepast kunnen worden aan technologische innovaties en ontwikkeling. Bijlage II ziet op de indicatoren aan de hand waarvan de uitvoering van het initiatief wordt gevolgd. Deze bijlage is naar zijn inhoud niet essentieel en dient naar behoefte op eenvoudige wijze te kunnen worden gewijzigd, indien dat nodig is voor de monitoring. Dat rechtvaardigt de keuze voor een bevoegdheidsdelegatie om een daartoe strekkende gedelegeerde handeling te kunnen vaststellen. De tekst voor de bevoegdheidsdelegatie komt overeen met de toepasselijke modelbepaling uit het IIA Beter Wetgeven. De bevoegdheidsdelegatie is weliswaar formeel voor onbepaalde tijd, maar feitelijk in tijd beperkt door de koppeling die wordt gelegd in artikel 3, eerste lid, van het voorstel met het MFK 2021–2027. Het kabinet kan derhalve instemmen met de voorgestelde bevoegdheidsdelegatie voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen. Het voorstel kent voorts de bevoegdheid toe aan de Europese Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen in de zin van artikel 291 VWEU. Deze bevoegdheid is neergelegd in respectievelijk artikelen 7, vijfde lid, 8, derde lid, 18, tweede en derde lid, 27, derde lid, in samenhang met artikel 33 van het voorstel. De bevoegdheid neergelegd in artikel 7, vijfde lid, van het voorstel ziet op het besluit van de Europese Commissie om aan de hand van de criteria neergelegd in artikel 7, vierde lid, te beslissen of al dan niet ingestemd wordt met de oprichting van het Europees consortium voor chipinfrastructuur (ECIC). Toekenning van deze bevoegdheid bij de Europese Commissie is begrijpelijk en wenselijk, omdat hier sprake is van een besluit voor een individueel geval (namelijk de oprichting van het ECIC) dat eenduidig genomen moet worden voor de hele Europese Unie. Een dergelijk besluit is naar zijn aard een uitvoeringshandeling die het best bij de Europese Commissie kan worden neergelegd. De mogelijkheid om dit overeenkomstig artikel 291 VWEU bij de Raad neer te leggen is niet opportuun, omdat de keuze om al dan niet in te stemmen met de oprichting van het ECIC aan de hand van de criteria onafhankelijk moet plaatsvinden in het belang van de Unie. Gelet op de aard van de rechtshandeling, het belang van een eenduidige tenuitvoerlegging en werking in de EU is de keuze voor een uitvoeringshandeling correct. De gekozen procedure betreft de onderzoeksprocedure geregeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (hierna: Verordening (EU) nr. 182/2011). In lijn met artikel 2, lid 2, sub b, onderdeel i) van Verordening (EU) nr. 182/2011 betreft het ECIC een belangrijk en complex onderdeel van een programma met aanzienlijke implicaties voor de EU en de lidstaten. De keuze voor de onderzoeksprocedure is derhalve correct en wordt door het kabinet gesteund.

De bevoegdheid neergelegd in artikel 8, derde lid van het voorstel ziet op de bevoegdheid van de Commissie om de procedure voor de oprichting van kenniscentra voor halfgeleiders vast te stellen, met inbegrip van selectiecriteria en verdere taken en functies van de centra met betrekking tot de uitvoering van de acties in het kader van het initiatief, alsmede de procedure voor de oprichting van het netwerk en de vaststelling van besluiten over de selectie van de entiteiten die deel uitmaken van het netwerk. Deze bevoegdheid is wenselijk om een eenduidige procedure voor de oprichting in welke lidstaat dan ook te bewerkstelligen. Ook is de meer onafhankelijke en neutrale invulling door de Europese Commissie gewenst, omdat excellentie en kennis doorslaggevend moeten zijn. Hoewel de bevoegdheid tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen ruim is, is deze te vergelijken met de uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie ook heeft onder diverse EU programma’s. Daarmee is de keuze voor uitvoeringshandelingen prima te accepteren. In lijn met artikel 2, lid 2, sub a van Verordening (EU) nr. 182/2011 betreft het een uitvoeringshandeling van algemene strekking omdat het nader regels stelt over selectie, taken en functies van de centra. De keuze voor de onderzoeksprocedure is derhalve correct en wordt door het kabinet gesteund.

De bevoegdheid neergelegd in artikel 18, tweede en derde lid, van het voorstel regelt de bevoegdheid van de Europese Commissie om bij besluit over te gaan tot activering van de crisisfase wanneer er naar beoordeling van de Commissie concrete, ernstige en betrouwbare aanwijzingen zijn voor een halfgeleidercrisis. Het tweede lid van artikel 18 regelt de reguliere activering of wegens dwingende redenen van urgentie een spoedactivering. Het derde lid van artikel 18 regelt de bevoegdheid van de Europese Commissie om de activering van de crisisfase – die naar zijn aard in tijd beperkt is – te verlengen. De bevoegdheid om de crisisfase al dan niet te activeren is naar zijn aard een bevoegdheid die snel genomen moet kunnen worden door een autoriteit die voor het gemeenschappelijke EU belang dient op te treden. Het is daarom passend en wenselijk om deze bevoegdheid bij de Europese Commissie neer te leggen. Een vergelijkbare bevoegdheid tot het activeren van een crisissituatie heeft de Europese Commissie ook krachtens de Verordening leveringszekerheid gas. De keuze voor uitvoeringshandeling is logisch, omdat er sprake is van een besluit tot activering van crisisfase. Naar zijn aard is dit een vorm van uitvoering en toepassing van de verordening. Een gedelegeerde handeling is hier niet op zijn plaats, omdat het niet gaat om een wijziging of aanvulling van de basishandeling, maar om een feitelijk oordeel dat de Commissie heeft over de noodzaak tot activering van de crisisfase. De activering van de crisisfase is een handeling van algemene strekking, omdat daarmee van rechtswege een aantal bevoegdheden van de Europese Commissie (en daarmee samenhangende verplichtingen voor ondernemingen en hun branchevereniging) worden geactiveerd. Deze bevoegdheden zien op het waarborgen van de voorzienings- en leveringszekerheid in halfgeleiders, hetgeen EU-rechtelijk gezien onderdeel is van de openbare veiligheid van lidstaten en de Europese Unie (zie arrest HvJE van 10 juli 1984, Campus Oil, zaak 72/83). In lijn met artikel 2, lid 2, sub a en sub b, onderdeel iii) van Verordening (EU) nr. 182/2011 is de keuze voor de onderzoeksprocedure derhalve correct en wordt door het kabinet gesteund.

Wel acht het kabinet noodzakelijk dat er een verhoogde drempel wordt toegepast voordat de Commissie tot activering van de crisisfase kan overgaan. De activering van de crisisfase geeft namelijk vergaande bevoegdheden aan de Europese Commissie en dient dan ook voldoende steun van de lidstaten te genieten. In lijn met artikel 5, vierde lid, tweede alinea, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 182/2011, zet het kabinet in op het opnemen in de voorgestelde Chips Act dat de ontwerpuitvoeringshandeling tot activering van de crisisfase niet wordt vastgesteld indien er geen advies is uitgebracht door het Comité ingesteld op grond van artikel 33, eerste lid, van de Chips Act. Daarmee is het noodzakelijk dat een gekwalificeerde meerderheid van vertegenwoordigers van de lidstaten in het Comité positief adviseert, voordat de crisisfase wordt geactiveerd. Deze inzet geldt ook voor de mogelijkheid van de Europese Commissie om de crisisfase te kunnen verlengen.

De bevoegdheid van de Commissie om in geval dat de omvang en de ernst van de halfgeleidercrisis eisen dat tot onmiddellijke activering van de crisisfase wordt overgaan, wordt door het kabinet kritisch bezien. In tegenstelling tot de reguliere onderzoeksprocedure waarbij sprake is van een ex ante betrokkenheid en advisering door de lidstaten vertegenwoordigd in het comité, wordt met deze bevoegdheid de Europese Commissie gemachtigd om wegens gemotiveerde redenen van urgentie de uitvoeringshandeling tot activering van de crisisfase onmiddellijk vast te stellen. Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 dient de voorzitter van het comité weliswaar binnen 14 dagen de uitvoeringshandeling aan het Comité voor advies voor te leggen, maar deze uitvoeringshandeling wordt alleen ingetrokken indien het comité een negatief advies afgeeft. Bij gebrek aan zo’n negatief advies blijft de uitvoeringshandeling ten hoogste zes maanden gelden (zie artikel 8, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 182/2011). Nu overeenkomstig artikel 18, derde lid, van de Chips Act de Commissie ook de bevoegdheid krijgt om telkens de duur van de crisisfase te verlengen, bestaat het risico dat er zonder een door de gekwalificeerde meerderheid van vertegenwoordigers van de lidstaten uitgebracht positief en dus gedragen advies een crisisfase voortduurt en telkens wordt verlengd. Het kabinet is niet overtuigd van de noodzaak van deze bevoegdheid voor de vaststelling van onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen, juist in het licht van de grote bevoegdheden die dan worden geactiveerd. Voor zover de Commissie een goede onderbouwing kan geven van de noodzakelijkheid van deze bevoegdheid, kan het kabinet overwegen deze bevoegdheid toch te accepteren. Wel zal in zo’n geval de bevoegdheid tot het verlengen van de crisisfase ook vergen dat de ontwerpuitvoeringshandeling tot verlenging van de crisisfase niet wordt vastgesteld indien er geen advies is uitgebracht door het comité. Daarmee is het noodzakelijk dat een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten in het comité positief adviseert, voordat de crisisfase wordt verlengd. Dit dient in het voorstel voor een Chips Act in artikel 33 te worden geregeld.

Tot slot voorziet het voorstel voor een Chips Act met artikel 27, derde lid, in een bevoegdheid voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vaststellen om de praktische regelingen te treffen voor de behandeling van vertrouwelijke informatie in het kader van de uitwisseling van informatie op grond van deze verordening. De inhoud van de uitvoeringshandelingen ziet op praktische regelingen die bij de uitvoeringspraktijk van de lidstaten gebruikt kunnen worden. Dit rechtvaardigt de keuze voor uitvoeringshandelingen en niet voor gedelegeerde handelingen die de basishandeling wijzigen of aanvullen. Tevens steunt het kabinet de keuze om dit bij uitvoeringshandeling nader te regelen en niet in de basishandeling zelf. Het gaat namelijk om praktische regelingen die zien op de vertrouwelijke informatie-uitwisseling tussen lidstaten en de Europese Commissie en met het relevante bedrijfsleven.

In lijn met artikel 2, lid 2, sub a van Verordening (EU) nr. 182/2011, zijn dergelijke uitvoeringshandelingen, uitvoeringshandelingen van algemene strekking en is de toepassing van de onderzoeksprocedure correct en wordt door het kabinet gesteund.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Gelet op de noodzaak om voor de effectieve tenuitvoerlegging van de verordening waarschijnlijk wetgeving in formele zin vast te stellen, is datum van inwerkingtreding van 20 dagen na publicatie te kort. Een Nederlands wetgevingsproces vergt minimaal 12 tot 18 maanden. Gelet op de urgentie van de EU-wetgever ten aanzien van dit onderwerp, is het overigens onwaarschijnlijk dat een ruim vertraagde inwerkingtreding zal worden gehonoreerd door de EU-wetgever.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het voorstel voorziet in evaluatiemomenten (zie artikel 35 van het voorstel). Het kabinet acht dit wenselijk.

e) Constitutionele toets

Het voorstel voor een Chips Act raakt in het bijzonder aan de bescherming van recht van eigendom zoals beschermd door artikel 14 Grondwet, artikel 17 van het Handvest grondrechten van de EU en artikel 1, eerste protocol, EVRM door de bevoegdheid die de Commissie heeft om – indien de crisisfase is geactiveerd – op grond van artikel 21 van het voorstel faciliteiten voor Integrated Production Facilities en Open EU Foundries verplichten een bestelling van in een crisis relevante producten te aanvaarden en daaraan voorrang te geven («als prioritair aangemerkte bestellingen»). De verplichting heeft voorrang op elke privaat- of publiekrechtelijke prestatieverplichting. Hiermee wordt het eigendomsrecht van de eigenaren/exploitanten van de faciliteiten voor geïntegreerde productie en open EU foundries geraakt. Hoewel de procedure neergelegd in artikel 21 diverse waarborgen kent, ontbreekt een goede toelichting en onderbouwing hoe dit zich verhoudt tot de bescherming van het eigendomsrecht en of de EU verplicht kan worden tot het verstrekken van nadeelcompensatie. Het kabinet zet erop in om hier meer duidelijkheid over te krijgen.

Het voorstel voor een Chips Act kent daarnaast een uitgebreide inlichtingenbevoegdheid voor de Europese Commissie en de aangewezen autoriteiten van de lidstaten. Deze is voldoende uitgewerkt en onderbouwd om geen bezwaren op te leveren vanuit de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de Algemene verordening gegevensbescherming. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheid van de Commissie om boetes en dwangsommen op te leggen wegens het niet-nakomen van een informatieplicht of uitvoering van prioritaire bestellingen (zie artikelen 28 tot en met 31 van het voorstel). Daarmee is voldaan aan het legaliteitsbeginsel, de beginselen van behoorlijk bestuur en is ook voorzien in rechtsbescherming bij het Hof van Justitie.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Gezien het tripartite karakter van de Chips JU, verloopt – evenals zijn voorganger de KDT JU –, het toekennen van de financiële ondersteuning op nationaal niveau door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarvoor wordt een administratief arrangement tussen de gemeenschappelijke onderneming en de RVO afgesloten. Het kabinet acht deze uitvoeringsconstructie derhalve haalbaar, mede gezien de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan.

Op dit moment is het nog onduidelijk of het een uitvoeringswet betreft. Indien dit het geval is, zal dit implicaties hebben en een uitvoeringstoets zal volgen. Bevoegde instanties zullen aangewezen worden. De precieze invulling wordt bepaald in de vervolgfase.

Ten aanzien het ECIC is er een risico van overlappende jurisdicties en ingebakken rechtsconflicten. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de vormgeving van een ECIC, omdat het de uitvoerbaarheid en effectiviteit van het ECIC beïnvloeden. Dit zal ook onder de aandacht worden gebracht van de Commissie en meegewogen worden als het Comité een advies uitbrengt over het besluit van de Commissie over he ECIC.

Wanneer Nederland een Open EU Foundry (OEF) of Integrated Production Facility (IPF) in eigen land zou willen, zou dit betekenen dat voor alle door te lopen juridische (inspraak) procedures voorrang moeten worden gegeven voor deze initiatieven. Hier zijn ook vaak meerdere vergunningverlenende instanties betrokken, ook op decentraal terrein. In het geval een lidstaat een OEF of IPF binnen de landsgrenzen zal realiseren moet de lidstaat ook een nationaal coördinator aanstellen voor de realisatie hiervan. Het aanstellen van een coördinator wordt uitvoerbaar geacht.

Nederland kan zichzelf qua capaciteit en kunde vertegenwoordigen in de European Semiconductor Board (ESB) en in de voorloper daarvan zoals aangekondigd in de aanbeveling. De uitvoerbaarheid van het voorgestelde crisis instrumentarium hangt samen met de nog te verschaffen duidelijkheid over het precieze mandaat van de ESB en de precieze uitwerking van het instrumentarium waarvoor het kabinet verzoekt een impact assessment te laten uitvoeren.

b) Handhaafbaarheid

Het voorstel voor een Chips JU acht het kabinet handhaafbaar. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden in een administratief arrangement tussen Key Digital Technologies gemeenschappelijke onderneming en RVO beschreven. Het voorstel voor de Chips Act is handhaafbaar, omdat naar zijn aard de verordening rechtstreekse werking en voorrang heeft in de Nederlandse rechtsorde en diverse bevoegdheden aan de Commissie worden geattribueerd. Dit zal in combinatie met de hierboven geschetste mogelijke uitvoeringswet zorgdragen voor de handhaafbaarheid. De exportauthorisatie onder Pijler 3 is handhaafbaar aangezien dit valt onder bestaande regelgeving (Verordening 2015/749). Hoe de rest van de activiteiten van de ESB handhaafbaar zijn, zoals dat Commissie mandaat krijgt om op te kopen, moet nader beoordeeld worden.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Alle economieën hebben baat bij een goed functionerende halfgeleiderindustrie, aangezien nu en in de toekomst halfgeleiders essentieel zijn in producten voor alledaags gebruik. De economieën van ontwikkelingslanden zijn wel bovengemiddeld kwetsbaar voor verstoringen in de internationale waardenketens. Ook kunnen de aanzienlijke investeringen in de halfgeleider sector in Europa bijdragen aan de vergroting van de technologie- en welvaartsverschillen tussen verschillende regio’s in de wereld.


  1. ontwerp en productiefaciliteiten voor halfgeleiders in de Unie, met inbegrip van front-end of back-end, of beide, die bijdragen tot de leveringszekerheid voor de interne markt.↩︎

  2. Productiefaciliteiten voor halfgeleiders in de front-end of back-end, of beide, die productiecapaciteit aan niet-verbonden ondernemingen aanbieden en aldus bijdragen tot de leveringszekerheid voor de interne markt.↩︎

  3. «pioniersfaciliteit» (first-of-a-kind): een industriële installatie die geschikt is om halfgeleiders te fabriceren, met inbegrip van front-end en/of back-end processing, die nog niet wezenlijk bestaat of waarvan de bouw nog niet vaststaat in de Unie, bijvoorbeeld met betrekking tot technologienodes, substraatmateriaal zoals siliciumcarbide en galliumnitride, en andere productinnovaties die betere prestaties, procesinnovaties of energie- en milieuprestaties kunnen bieden.↩︎

  4. De ESB wordt voorgezeten door de Commissie, bestaat uit vertegenwoordigers van alle lidstaten en kan uit permanente of tijdelijke subgroepen bestaan. Organisaties die de belangen van de halfgeleiderindustrie en andere belanghebbenden vertegenwoordigen kunnen uitgenodigd worden als waarnemers. Op nationaal niveau wijzen de lidstaten één of meer nationale bevoegde autoriteiten aan, waaronder een centraal contactpunt voor de uitvoering van de verordening.↩︎

  5. Een crisis doet zich voor bij ernstige verstoringen in de levering van halfgeleiders die tot aanzienlijke tekorten leiden, die ernstige negatieve gevolgen inhouden voor één of meer belangrijke sectoren van de Unie of die de levering, de reparatie en het onderhoud belemmeren van essentiële producten die door kritieke sectoren worden gebruikt (bijvoorbeeld producten in de gezondheidszorg, telecom, defensie, etc.).↩︎

  6. Preliminary input NL EU Chips Act. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1727.↩︎

  7. Binnen de EU-US Trade en Tech Council zijn halfgeleiders ook aangemerkt als prioriteit voor trans-Atlantische samenwerking.↩︎

  8. Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid, Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 102.↩︎

  9. Mededeling Digitaal kompas 2030 Kamerstuk 22 112, nr. 3238.↩︎

  10. Mededeling Digitaal kompas 2030 Kamerstuk 22 112, nr. 3238.↩︎

  11. Visie op de toekomst van de industrie in Nederland, Kamerstukken 29 826 en 29 696, nr. 124.↩︎

  12. Een IPCEI geeft een verruiming van de reguliere staatssteunkaders, om tot 100% van de onrendabele top te (mogen) financieren. Tevens mag hierin first industrial deployment gefinancierd worden, waarmee een lidstaat in feite dichter op de commercialisatie fase staatssteun kan verlenen.↩︎

  13. Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe, Kamerstuk 22 112, nr. 3069.↩︎

  14. Onder deze bestaande Verdragsbepaling kan de Commissie staatssteun goedkeuren via een case-by-case beoordeling, indien de positieve effecten van de staatssteun opwegen tegen de negatieve effecten op concurrentie en handel en als de overheidssteun de intra-EU-handel niet zodanig verstoort dat dit tegen het (Europese) gemeenschappelijke belang ingaat.↩︎

  15. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022. Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 2.↩︎