[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. over een voorstel voor standaarden en protocollen door de WRR

Infectieziektenbestrijding

Brief regering

Nummer: 2022D13541, datum: 2022-04-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25295-1825).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 25295 -1825 Infectieziektenbestrijding.

Onderdeel van zaak 2022Z06642:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1825 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2022

In het debat met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 16 februari 2022, over de ontwikkelingen rondom het coronavirus, hebben de leden Omtzigt, Westerveld, Van der Plas, Agema, Van Haga, Pouw-Verweij en Simons een motie ingediend over het opstellen van standaarden en protocollen door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). In het bijzonder verzoekt de motie de WRR te laten adviseren over standaarden en protocollen voor onafhankelijkheid van advisering en onafhankelijkheid van onderzoek, de WRR een voorstel te laten doen voor die standaarden en protocollen, en de WRR de vrijheid te geven daar de KNAW bij te betrekken.1 Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie.

Als Minister van BZK zal ik vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid voor de organisatie en kwaliteit van de rijksdienst deze motie binnen het kabinet oppakken.

Als eerste wil ik graag opmerken dat bij de uitvoering van de motie de bijzondere positie van de WRR ten opzichte van de regering en het parlement relevant is. Zoals vastgelegd in de Instellingswet W.R.R. stelt de WRR zelf het eigen werkprogramma vast. De WRR is in dit opzicht fundamenteel anders dan de adviescolleges die onder de Kaderwet adviescolleges vallen en werken op basis van adviesaanvragen van het kabinet.

De WRR informeert en adviseert de regering en het parlement over grote maatschappelijke vraagstukken. De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De WRR draagt hier op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan bij. De Raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid. De raad agendeert zelf onderwerpen en neemt onderwerpen uit adviesaanvragen van het kabinet in overweging. Om te komen tot een goed werkprogramma spreekt de WRR regelmatig met bewindspersonen, beleidsmakers, fractievoorzitters, wetenschappers en het maatschappelijk veld. Er worden meer suggesties gedaan voor onderwerpen voor WRR-rapporten dan de projecten die de WRR gemiddeld met zijn huidige capaciteit aankan. Dat betekent dat de raad scherpe keuzes moet maken met betrekking tot zijn werkprogramma. Uiteindelijk beslist de raad zelf welke onderwerpen de raad op zijn agenda zet.

In het licht van het vorenstaande heb ik naar aanleiding van de motie contact opgenomen met de WRR. Daaruit blijkt, dat de WRR binnen afzienbare tijd met de indieners van voornoemde motie in gesprek wil gaan om de achtergrond van de vraag beter te begrijpen en te bezien of deze binnen het werkprogramma past.

Ik wacht de uitkomsten van dat proces met belangstelling af.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot


  1. Kamerstuk 25 295, nr. 1816↩︎