[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag (Kamerstuk 24515-617)

Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D13831, datum: 2022-04-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D13831).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z04684:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D13831 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de volgende brieven van:

– 14 maart 2022 over de Beleidsreactie op het eindrapport «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening» (Kamerstuk 24 515, nr. 615).

– 14 maart 2022 over de Voortgang ambities kinderarmoede (Kamerstuk 24 515, nr. 616)

– 11 maart 2022 over de Voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag pensioengebied (Kamerstuk 24 515, nr. 617).

De voorzitter van de commissie,
Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 7
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie 7
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie 8
Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie 8
II Antwoord/Reactie van de Minister 10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de:

− Beleidsreactie op het eindrapport «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening.

− Brief Voortgang ambities kinderarmoede.

− Brief Voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag.

Beleidsreactie op het eindrapport «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voornemens van de Minister als reactie op de rapporten. Deze leden zien in deze voornemens de inzet van de Minister om het de kwaliteit van de schuldbemiddeling te verbeteren. Ook delen deze leden de ambitie om malafide schuldbemiddelaars verder te ontmoedigen en (bestuurlijke) handhaving te verscherpen.

De leden van de VVD-fractie zien het belang van een nader vast te stellen reactietermijn voor schuldeisers. Het onderzoek ziet een drukmiddel zoals een wettelijke reactietermijn als een weinig kansrijke vorm van druk om het schuldhulptrajecten te versnellen. Kan de Minister aangeven wat haar overwegingen zijn om toch een wetsvoorstel in consultatie te brengen?

De leden van de VVD-fractie steunen het voornemen van de Minister om de beperking van de preferente positie van overheidsschuldeisers in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) ook onderdeel te willen maken van de verbeterde verantwoorde overheidsincasso. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit juist positief zal uitwerken voor relatief kleine schuldeisers (vaak ondernemers in de directe lokale omgeving van schuldenaren) omdat er meer financiële ruimte overblijft voor de concurrente schuldeisers.

Voortgang ambities kinderarmoede

De brief Voortgang ambities kinderarmoede geeft de leden van de VVD-fractie geen aanleiding tot nadere vragen. In navolging van de bijdrage van de VVD-fractie in het fysieke commissiedebat Armoede- en schuldenbeleid van 17 maart 2022 onderstrepen deze leden nogmaals het belang dat zij hechten aan het beter inzichtelijk krijgen van de gevolgen van armoede voor (kinderen van) werkenden met een laag inkomen, ondernemers en zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) met een laag inkomen.

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van het programmaplan voor het interdepartementale en interbestuurlijk programma Armoedebeleid.

Voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister in heldere termen verslag doet van de stand van zaken rond de uitvoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Daar waar nodig zijn knelpunten opgelost of worden inmiddels stappen gezet om geconstateerde problemen op te lossen.

De leden van de VVD-fractie hebben nog een tweetal concrete vragen:

– In meer algemene zin: wat is de invloed van de extreem gestegen energiekosten voor de berekening van de beslagvrije voet?

– Uit het werkveld kregen deze leden het signaal dat de belastingdienst zich nog niet in alle gevallen aan de nu bestaande beslagvrijevoet kan houden? Herkent de Minister dit signaal? Zo ja, wat is dan precies het probleem? Verdient het geen prioriteit om dit op te lossen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Beleidsreactie op het eindrapport «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening»

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister een aantal uitkomsten uit de onderzoeken naar aanleiding van de moties Van Beukering-Huijbregts1 en Wörsdörfer2 wil overnemen. Deze leden wijzen er allereerst op dat zij van mening zijn dat de eerstgenoemde motie slechts in beperkte mate is uitgevoerd. De motie vroeg om in 2021 het samenvoegen van het minnelijke traject en de Wsnp te verkennen. Zij constateren dat er slechts een klein aantal wijzigingen onderzocht is, waardoor de bredere evaluatie van het huidige systeem van het minnelijke traject en de Wsnp achterwege is gebleven. Zij nodigen de Minister uit om deze reflectie alsnog te geven.

Een belangrijke vernieuwing die in het onderzoek van Regioplan benoemd wordt, is het geven van de bevoegdheid aan gemeenten om een schuldregeling op te leggen bij akkoord van twee derde van de schuldeisers. Hiermee zouden gemeenten zonder tussenkomst van de rechter een schuldregeling kunnen treffen, waarmee sneller een oplossing van probleemschulden kan worden bereikt. Deze vernieuwing sluit dus nauw aan op de uitgangspunten van de Brede Schuldenaanpak en zou een grote stap vooruit zijn in de wijze waarop we met schuldenproblematiek omgaan. De schuldeiser zou wel naar de rechter kunnen stappen als hij of zij van mening is benadeeld te worden. In het onderzoek van Regioplan is te lezen dat schuldenaren, schuldeisers en uitvoerders betrokken bij de gemeentelijke schuldhulpverlening positief staan tegenover deze vernieuwing.

Als bezwaar tegen deze vernieuwing wordt genoemd dat dit ingrijpt op het eigendomsrecht van de schuldeiser. De Minister schrijft: «De maatregelen die de wettelijke taak wel wijzigen, komen als weinig kansrijk uit de verkenning. De belangrijkste reden is dat de gemeente zou ingrijpen in het eigendomsrecht van schuldeisers, wat aan de rechter is voorbehouden.»

De leden van de D66-fractie hebben begrip voor deze juridische contra-indicatie. Tegelijkertijd lezen deze leden dat de genoemde bezwaren niet onoverkomelijk zijn en dat eraan zou kunnen worden tegemoetgekomen door een goede invulling van de rol van de gemeentelijke schuldhulpverlener. Hoe staat de Minister in deze afweging, vragen deze leden.

Zij wijzen er daarbij ook op dat dezelfde bezwaren ook gelden voor een tweede voorstel dat wordt besproken in het rapport van Regioplan, namelijk de verplichte reactietermijn. De onderzoekers schrijven hierover: «In nog sterkere mate dan bij maatregel 1.1 dringt zich de vraag op of aantasting van het eigendomsrecht van de schuldeiser, indien hij niet tijdig op een voorstel tot schuldsanering reageert, niet in strijd zou kunnen komen met Protocol 1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.» Ondanks deze bezwaren kondigt de Minister aan deze vernieuwing wél over te nemen. Kunnen deze leden hieruit concluderen dat het bezwaar van het eigendomsrecht van de schuldeiser inderdaad overkomelijk is, zo vragen deze leden. En als dit het geval is voor de verplichte reactietermijn, waarom dan niet ook voor de schuldregeling bij akkoord van twee derde van de schuldeisers, vragen zij voorts.

De leden van de D66-fractie vragen ook aandacht voor de opmerking dat de maatregelen die de wettelijke taak zouden wijzigen als weinig kansrijk uit de verkenning komen. Zij zien deze conclusie niet ondersteund door de bevindingen van Regioplan. Deze leden wijzen daarbij op de grote voordelen die deze vernieuwingen kunnen hebben voor het sneller oplossen van probleemschulden en de positieve reacties van schuldenaren, schuldeisers en uitvoerders betrokken bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Deze leden concluderen hieruit dat deze vernieuwingen zeer kansrijk zijn om de doelstellingen in de Brede Schuldenaanpak te realiseren. Is de Minister het met deze leden eens, vragen zij.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister een aantal voorstellen doet om de begeleiding van Wsnp-cliënten door gemeenten beter te organiseren. Deze leden ondersteunen dit. Zij delen de observatie in de brief dat schuldhulpverlening te complex en niet eenduidig is, de toelating te langzaam en de trajecten te lang. Zij zijn van mening dat het hebben van één schuldentraject, met één regisseur hiervoor een oplossing kan bieden. Een betere begeleiding van Wsnp-cliënten door gemeenten kan leiden tot een meer integrale dienstverlening. Dit is iets waar gemeenten ook naar op zoek zijn, valt te lezen in het rapport van Regioplan. Deze leden vragen of het niet voor de hand liggend is om de volledige begeleiding van Wsnp-cliënten door gemeenten laten uitvoeren. Met de huidige methode blijft de dienstverlening immers versnipperd. Hiermee zou ook worden aangesloten op de ontwikkeling dat er steeds minder Wsnp-bewindvoerders zijn. Ook kan er op deze wijze beter toezicht gehouden worden op de kwaliteit van de Wsnp-bewindvoering. Ziet de Minister deze voordelen, zo vragen deze leden. En wat zijn de overwegingen om het huidige stelsel van private Wsnp-bewindvoering de voorkeur te geven, vragen zij voorts.

Voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag

De leden van de D66-fractie lezen dat de nieuwe beslagvrije voet niet wordt verhoogd voor mensen die huren en geen recht hebben op huurtoeslag. Ook zij komen onder het bestaansminimum. De Minister heeft aangekondigd de wet hierop te wijzigen per 1 januari 2023, maar hoe kan de tegemoetkoming de komende maanden plaatsvinden, vragen deze leden. Het gaat dan om mensen die een kamer, woonboot, woonkeet, loods, recreatiewoning en tijdelijke woonruimte huren. Op welke wijze kunnen deze mensen ook voor dat moment al tegemoet gekomen worden, zodat zij niet door het ijs zakken, zo vragen deze leden.

Deze leden lezen ook dat de nieuwe berekening van de beslagvrije voet onvoorziene gevolgen heeft voor mensen in de Algemene Ouderdomswet (AOW’ers). Zij vragen de Minister om haast te maken met een oplossing voor deze groep.

De leden van de D66-fractie lezen ook dat sommige mensen moeite hebben met de begrijpelijkheid van het online burgerportaal beslagvrije voet. Deze leden onderschrijven de noodzaak van begrijpelijke informatie voor burgers, zeker als het gaat om potentieel kwetsbare burgers. Zij vragen de Minister of een dergelijk onderzoek naar de begrijpelijkheid van overheidsinformatie ook in bredere zin wordt uitgevoerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vinden het natuurlijk goed dat dit kabinet de schuldhulpverlening wil vereenvoudigen en armoede wil terugdringen. Wel is het zaak dat voorkomen wordt dat mensen in financiële problemen komen. Malafide schuldhulpbedrijven zijn nog altijd actief en duwen mensen met financiële problemen nog verder de ellende in met als gevolg, zoals ook in de brief van de Minister valt te lezen, opgelopen schulden, geld- en tijdverlies en mentale klachten. Ook loopt het schuldhulptraject vertraging op en kan er sprake zijn van het moeilijk herstellen van vertrouwen in het systeem met alle gevolgen van dien. Ontmoedigen van malafide schuldhulpverleners is voor de leden van de PVV-fractie niet voldoende. Personen die middels malafide schuldhulpbedrijven bewust en om persoonlijk gewin wet- en regelgeving overtreden waardoor mensen juist in nog grotere problemen komen, moeten keihard worden aangepakt. Kan de Minister maatregelen treffen die ervoor zorgen dat personen die zich hieraan schuldig maken, de financiële consequenties voelen? Kan aantoonbaar door toedoen van malavide schuldhulp opgelopen schulden worden verhaald op desbetreffende personen en daarbij ook de extra kosten van een regulier traject en ander gerelateerde kosten? Kan de Minister aangeven of zij verder maatregelen kan treffen die ervoor zorgen dat personen die zich schuldig maken aan malafide schuldhulp hun activiteiten niet meer kunnen voortzetten in welke vorm van schuldhulp of financiële begeleiding dan ook?

Als het gaat om armoede zijn de leden van de PVV-fractie benieuwd naar de actuele situatie. Kan de Minister aangeven wat de invloed van de huidige extreem opgelopen inflatie is op de koopkracht en op het aantal mensen dat extra in financiële problemen is gekomen? Wanneer kan de Minister in dit kader actuele armoedecijfers aan de Kamer doen toekomen? Heeft de huidige situatie invloed op het gevoerde beleid en ambities op het gebied van kinderarmoede? Welke inkomensmaatregelen gaat de Minister extra nemen bovenop het huidige beleid om armoede en schulden in deze tijd te voorkomen dan wel adequaat aan te pakken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven rondom het armoede- en schuldenbeleid en hebben nog enkele vragen.

Voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag

De leden van de PvdA-fractie constateren dat mensen in de schulden dubbel in de knel komen vanwege de stijgende prijzen voor elektriciteit, gas en de boodschappen, dit vanwege de jaarlijkse vastgestelde normbedragen die niet zijn aangepast. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister hierop te reflecteren en of het klopt dat mensen in de schulden hierdoor onder het bestaansminimum kunnen komen. Is de Minister het eens dat het onwenselijk is dat als mensen in de schulden dit willen aanpassen, zij zelf bij deurwaarders dienen aan te kloppen om de normbedragen voor bijvoorbeeld gas, elektriciteit of de boodschappen aan te passen? Is de Minister het met deze leden eens dat het aanpassen van de normbedragen een nadelig financieel effect heeft op het innen van schulden door deurwaarders en om die reden niet snel door hen zal worden gedaan? Om die reden vragen deze leden de Minister het Nibud te vragen de normbedragen van de woonlasten, gas en elektriciteit, maar ook van de dagelijkse boodschappen, aan te passen. Kan de Minister de voor- en nadelen benoemen om gemeenten de mogelijkheid van een hardheidsclausule te geven? Als laatste vragen deze leden naar de uitkomsten van het gesprek met de beroepsvereniging van de deurwaarders.

Voortgang ambities kinderarmoede

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de concrete plannen van de Minister om, zoals in het regeerakkoord vermeldt, de kinderarmoede te halveren in deze kabinetsperiode. Kan de Minister aangeven op basis van welke definitie (lage inkomensgrens, niet-veel-maar-toereikend-budget of Europese relatieve armoededefinitie) armoede zij deze halvering wil realiseren? Het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hebben in Kansrijk Armoedebeleid verschillende opties geschetst hoe de kinderarmoede kan dalen. Deze leden vragen welke maatregelen uit Kansrijk Armoedebeleid de Minister gaat nemen om de halvering van kindermode te realiseren. Kan de Minister aangeven wat de positieve effecten zijn bij het verhogen van het minimumloon naar 14 euro op het aantal kinderen in armoede? Kan de Minister verder inzichtelijk maken wat de budgettaire kosten, volgens Kansrijk Armoedebeleid zijn om de kinderarmoede te halveren?

Deze leden constateren verder dat de hardvochtige bezuiniging op de kinderbijslag voor 2023 en 2024 nog steeds in de boeken staan. Kan de Minister aangeven welke effecten deze bezuiniging heeft op het aantal kinderen in armoede (volgens de lage inkomensgrens en de niet-veel-maar-toereikend criterium)?

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie naar de besteding van de Klijnsma-gelden door gemeenten. Hoe staat het met de uitvoering van de motie verantwoording van gemeenten over bestrijding van kinderarmoede?3 Kan de Minister een overzicht geven welke gemeenten nu niet het volledige, niet geoormerkte, bedrag dat zij ontvangen, aan het bestrijden van kinderarmoede besteden? Kan de Minister een overzicht geven wat de redenen zijn volgens het «pas toe of leg uit»-principe waarom gemeenten niet het volledige bedrag aan de bestrijding van kinderarmoede ut geven? Kan de Minister verder inzichtelijk maken hoeveel geld hierdoor niet aan de bestrijding van kinderarmoede wordt besteed?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde brieven inzake armoede en schulden. Deze leden hebben nog enkele vragen over de brief inzake de voortgang implementatie beslagvrije voet en programma stroomlijning keten voor derdenbeslag. De Minister schrijft dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in schrijnende situaties minder incasseert, maar ook dat de burger zelf inzicht moet geven in zijn persoonlijke omstandigheden. Kan de Minister nader toelichten hoe dit in zijn werk gaat? Wordt er eerst beslag gelegd en kan iemand daartegen protesteren? Of wordt er bij beslaglegging expliciet gekeken naar de situatie van het individu? Voorts hebben deze leden vragen over mensen met hoge woonlasten. De Minister geeft aan dat ook mensen met lage inkomens een beroep kunnen doen op verhoging van de beslagvrije voet. Kan de Minister nader toelichten hoe dit in zijn werk gaat en wat mensen hier precies voor moeten doen? Worden mensen bij beslaglegging hier actief over geïnformeerd? Deze leden constateren dat dit een oplossing is die veel vraagt van het doenvermogen van mensen. Waarom wordt er niet opnieuw gekeken naar de berekening?

De leden van de GroenLinks-fractie krijgen ook signalen dat de berekening problemen oplevert bij mensen die in een instelling wonen en daar een eigen bijdrage moeten betalen. Herkent de Minister deze signalen en hoe wordt dit opgepakt? Ten slotte maken deze leden zich zorgen om het incassobeleid van diverse overheidsorganisaties. Er zijn nog te vaak signalen dat bijvoorbeeld de Belastingdienst of Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zich niet houden aan de beslagvrije voet. Kan de Minister toelichten wat de huidige stand van zaken is en kan zij garanderen dat overheidsorganisaties altijd de beslagvrije voet juist toepassen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Beleidsreactie op het eindrapport «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening»

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over de rapporten «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening. Het kabinet heeft grote ambities om het beleid rond schuldhulpverlening te verbeteren. De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven deze ambities. Armoede en schulden hebben grote impact op de ontwikkeling van kinderen, op werk en gezondheid. In de brief lezen deze leden dat het aantal personen dat hulp ontvangt bij problematische schulden – dat stabiel is – maar een klein deel is van het totaal aantal personen met problematische schulden, en dat het aantal personen in een wettelijke schuldsanering de afgelopen jaren daalt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet nader toe te lichten welke verklaringen hiervoor zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming gelezen dat de Minister aan de slag gaat met maatregelen om de duur van schuldhulptrajecten te verkorten zoals een uiterlijke reactietermijn voor schuldeisers. Dit is nodig zodat personen met problematische schulden sneller een schone lei hebben. Deze leden zijn benieuwd naar de ambitie van de Minister over de duur schuldhulptrajecten, zowel minnelijk als via de Wsnp. Ten aanzien van het ondersteunen van cliënten bij een Wsnp-verzoek door gemeenten vragen de leden de ChristenUnie-fractie de Minister hoe groot het deel is van de gemeenten dat cliënten wel/niet ondersteunt bij een Wsnp-verzoek.

Kinderarmoede

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over de voortgang van de ambities kinderarmoede. Het kabinet stelt zichzelf het ambitieuze doel om in vier jaar tijd het aantal kinderen dat opgroeit in armoede te halveren. In de brief wordt aan de hand van de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (absolute lage inkomensgrens) de ontwikkeling van het percentage kinderen dat opgroeit in armoede gemeten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af wat de voors en tegens zijn van het gebruiken van een andere definitie van het percentage kinderen dat opgroeit in armoede, namelijk de relatieve lage inkomensgrens (het niet-veel-maar-toereikend budget) zoals ook door het SCP en Nibud worden gebruikt of de definitie die door de Europese Commissie wordt gehanteerd.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agenda van het schriftelijk overleg «armoede en schuldenbeleid» en heeft daarover nog enkele vragen.

Allereerst is het lid van de BBB-fractie blij dat er gestreefd wordt naar een sneller proces in het minnelijk of Wsnp-traject door bijvoorbeeld een verplichte reactietermijn voor schuldeisers in te stellen. Kan de Minister aangeven welke termijn zij voornemens is hiervoor te hanteren? Met een dreigende golf van faillissementen die ons boven het hoofd hangen, is de verwachting dat er veel schuldenproblematiek op de Nederlandse samenleving. Het lid van de BBB-fractie voorziet daarbij grote problemen in verband met de al bestaande capaciteitsproblemen bij gemeenten. Houdt de Minister daar nu al rekening mee? Zo ja, op welke wijze?

Het lid van de BBB-fractie is geschokt over het feit dat er malafide schuldenbureaus zijn die profiteren over de rug van zeer kwetsbare mensen in onze samenleving. Kan de Minister aangeven wat zij kan doen voor de mensen die de dupe geworden zijn van deze malafide bureaus? Het lid van de BBB-fractie pleit ervoor om meer eenduidigheid in het armoede- en schuldenbeleid te bewerkstelligen en bestaande en bekende loketten van bijvoorbeeld de gemeente te gebruiken voor het voorgenomen meldpunt. Het was het lid van de BBB-fractie al opgevallen dat er in schuldenbeleid een grote versnippering bestaat van betrokken organisaties, het lid van de BBB-fractie is van mening dat één loket voor verschillende hulpvragen kan bijdragen aan het voorkomen van problemen omdat het duidelijkheid verschaft.

Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af of in kaart gebracht kan worden wat de verwachte effecten zijn van het doorvoeren van maatregel vier, oftewel: het afschaffen van de overheid als preferente schuldeiser. Is de Minister van plan over te gaan tot het afschaffen van de uitzonderingspositie van overheidsschuldeisers (maatregel vier)?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

Het lid van de BIJ1-fractie heeft kennisgenomen van de voortgangsbrieven over de ambities rondom de bestrijding van kinderarmoede en de vereenvoudiging van de beslagvrije voet, en de beleidsreactie op het eindrapport «Aanbieders schuldbemiddeling» en «Verkenning stelsel schuldhulpverlening».

Bestrijding kinderarmoede

Het lid van de BIJ1-fractie leest dat de Minister vasthoudt aan de eerder gestelde doelstelling om het aantal kinderen dat opgroeit in armoede te halveren. Dit lid is van mening dat de Minister in deze doelstelling altijd zou moeten streven naar het volledig uitbannen van armoede, en het inzetten op bestaansrecht voor iedereen. Het lid van de BIJ1-fractie wijst hier vooral op, met inachtneming dat de vraagstukken voor verschillende situaties, heel anders kunnen zijn.

Er zijn grote verschillen in bestrijding en preventie van armoede en schulden tussen verschillende groepen, met verschillende achtergronden. Dit lid wijst hierbij bijvoorbeeld naar kinderen uit gezinnen die op basis van verschillende vormen van discriminatie en/of uitsluiting een grotere afstand tot bestaanszekerheid kennen, wat hun casuïstiek ingewikkelder kan maken in de uitvoering.

Dit lid is bang dat dit in combinatie met de magere doelstelling kan leiden tot een situatie waarin, op het moment dat moet worden voldaan aan het halveren van armoede onder kinderen binnen de zittingsperiode van het kabinet, zal worden gekeken naar gevallen met minder lagen en een minder ingewikkelde uitvoeringstaak omwille van de specifieke prestatie- en tijdsdruk, waardoor juist de situaties met meerdere lagen, vaak het geval bij de meest kwetsbare groepen en gevallen, verder achterop raken.

Verdere daling aantal kinderen in armoede in 2020

Het lid van de BIJ1-fractie neemt kennis van de daling betreffende het aantal kinderen dat opgroeit in armoede. Dit lid is benieuwd welke maatstaf hiervoor wordt gehanteerd. De zorgelijke ontwikkeling rondom de inflatie in recente tijden, alsmede als gestage prijsstijgingen in het afgelopen decennium hebben de te bereiken grens voor bestaanszekerheid fors verhoogd. In hoeverre is dit meegenomen in de berekeningen?

Dit lid is tevens van mening dat er moet worden gekeken naar een breder perspectief op dat vlak: niet onder de bepaalde definitie van «armoede» vallen betekent nog niet dat een kind uit een gezin dat net kan rondkomen dezelfde eerlijke kansen op ontwikkeling en zelfontplooiing krijgt.

Dit lid is benieuwd of de Minister de mening deelt dat armoede/financiële ongelijkheid een vicieuze cirkel creëert als het gaat om ontwikkeling en ontplooiing, die kansen en perspectief beperken ten opzichte van kinderen die uit situaties komen waar financieel meer mogelijk is, wat direct effect heeft op (financieel) toekomstperspectief. Dit lid vraagt zich af of de Minister hier zicht op heeft, en hoe zij van plan is de bestrijding hiervan – en daarmee de bestrijding van financiële ongelijkheid als onontkoombare koppeling aan dit probleem – te concretiseren.

Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Het lid van de BIJ1-fractie neemt kennis van de door de Minister aangegeven ambities rondom schuldenbeleid. Dit lid mist hierin de fundamentele veroordeling van de industrie die op de fundering van schulden is gebouwd. Een kwaliteitskader is een klein begin, maar gaat wat dit lid betreft nog te weinig in op de onderliggende problematiek.

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt zich af hoe de Minister kijkt naar het concept van gedeelde verantwoordelijkheid wat betreft schulden. Staat de Minister open om hier onderzoek naar te doen, en op deze manier het heffen van rentes als winstmodel een halt toe te roepen?

Dit lid vraagt zich tevens af of de Minister er iets voor voelt om concreet te gaan kijken op welke momenten de overheid schulden vaker over kan nemen als structureel beleid, vooral in gevallen waar meerdere schuldeisers zorgen voor een vicieuze opeenstapeling van financiële problematiek.

Toekomstvisie schuldenaanpak

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt zich tot slot af hoe de Minister kijkt naar schuldhulpverlening op de lange termijn. Deelt de Minister de mening dat deze het beste in handen is van de overheid zelf, zodat er geen sprake is van winstoogmerk en de communicatie en aanspreekpunten helder en overzichtelijk blijven?

Is de Minister bereid deze punten mee te nemen in de vernieuwde aanpak voor 2022–2025?

II Antwoord/Reactie van de Minister


  1. Kamerstuk 24 515 nr. 594.↩︎

  2. Kamerstuk 24 515 nr. 597.↩︎

  3. Kamerstuk 35 300 XV, nr. 65.↩︎