Geannoteerde agenda voor de inzet tijdens de IMF voorjaarsvergadering op 20 en 21 april
Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Brief regering
Nummer: 2022D14295, datum: 2022-04-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26234-263).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister van Financiën (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 26234 -263 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee.
Onderdeel van zaak 2022Z07041:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-04-13 14:00: IMF (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2022-04-14 13:00: Aanvang middag vergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-04-21 10:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-05-12 19:47: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 263 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2022
Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IMF voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 20 en 21 april.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 20 en 21 april 2022.
1. Algemene inleiding
In verband met de aanhoudende epidemiologische situatie als gevolg van COVID-19 zal de Voorjaarsvergadering 2022 van het IMF en de Wereldbank in Washington D.C. in hybride format worden gehouden. Op 20 en 21 april vindt ter gelegenheid van de Voorjaarsvergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) plaats. De Ministers van Financiën van Nederland en België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt Nederland de kiesgroep in het IMFC. Het IMFC is het politieke adviesorgaan van het IMF, waaraan Ministers van Financiën en centralebankpresidenten deelnemen. Naar verwachting vormt de Russische invasie van Oekraïne en het effect daarvan op de mondiale financieel-economische situatie een belangrijk onderwerp van discussie. Op de agenda staan daarnaast de oprichting van de Resilience and Sustainability Trust, de externe financieringsbehoefte van lage-inkomenslanden en schuldhoudbaarheid. De DG-conclusies gelden als inzet van het Koninkrijk tijdens de IMF/WB Voorjaarsvergadering.
2. Mondiale financieel-economische situatie
Het mondiale economische beeld is substantieel gewijzigd na de laatste IMF-ramingen daterend van januari dit jaar.1 Ten tijde van die raming waren de twee grote mondiale risico’s die het IMF identificeerde het verdere verloop van de COVID-19 pandemie en de oplopende inflatie. De recente invasie van Rusland in Oekraïne en de in reactie daarop ingestelde sancties zullen de mondiale vooruitzichten beïnvloeden. De exacte impact daarvan op de mondiale economie is nog met onzekerheid omgeven.
De directe economische effecten van de crisis zijn de hogere energie- en grondstofprijzen, en de toegenomen onzekerheid bij huishoudens en producenten en op de financiële markten. Deze zullen de mondiale groei drukken. Vooral in grondstof-importerende landen, waaronder veel ontwikkelde economieën, maar ook landen als India en Turkije, zullen de hogere grondstofprijzen en voedselprijzen bijdragen aan hogere inflatie. Dit heeft een neerwaarts effect op koopkracht, met implicaties voor de economische groei. Aan de andere kant ervaren grondstoffen-producerende landen een positieve ruilvoetschok, wat bijdraagt aan hogere groei in de betreffende landen. De toegenomen onzekerheid en volatiliteit op financiële markten kan de investeringen drukken en de externe financieringskosten voor met name opkomende economieën opstuwen. Ook huishoudens en producenten worden mogelijk terughoudend met hun bestedingen vanwege verhoogde economische onzekerheid. Daarnaast wordt de handel met Rusland en Oekraïne bemoeilijkt door de oorlogssituatie. Dit treft vooral landen in de regio die meer economisch en financieel verweven zijn.
Verder blijft een heropleving van de pandemie een belangrijk risico voor de mondiale economische groei. Het IMF noemt specifiek de relatie tussen de vaccinatiegraad en economische groei. Terwijl bij landen met de laagste vaccinatiegraad de groei in januari naar beneden is bijgesteld, lieten landen met de hoogste vaccinatiegraad de grootste opwaartse bijstelling zien. Het IMF benadrukt daarom het belang van internationale samenwerking om mondiaal snellere en meer gelijke toegang tot vaccins te bevorderen.2 De laatste ontwikkelingen rondom de verspreiding van de huidige Omikron-variant en beroep op ziekenhuiscapaciteit stemmen positief voor de nabije toekomst. Echter, een les van de COVID-crisis is dat de pandemie vooralsnog een forse bron van onzekerheid blijft. Het verhogen van de mondiale vaccinatiegraad blijft daarom een cruciale stap op de weg uit de COVID-crisis.
De ontwikkeling van de inflatie vormt eveneens een nadrukkelijk risico voor het economische herstel, zeker na de inval van Rusland in Oekraïne. De inflatie is sinds afgelopen zomer mondiaal sterk opgelopen. De hoge inflatie houdt daarmee langer aan dan eerder voorzien, mede door de toegenomen vraag naar goederen, aanhoudende verstoringen in mondiale waardeketens en hoge energieprijzen. Daar komt nu een forse additionele stijging van grondstofprijzen bovenop. Wel zijn er eerste tekenen dat de krapte in waardeketens wat begint af te nemen. In een scenario waarin de hoge inflatie langer voortduurt, is het aannemelijk dat dit ook in toenemende mate invloed heeft op de verwachtingen van huishoudens en bedrijven en daaruit voortvloeiende loon- en prijsontwikkelingen. Voor dit laatste zijn ondanks arbeidsmarktkrapte echter nog geen duidelijke aanwijzingen.
Gezien de prijsontwikkelingen hebben centrale banken in een aantal ontwikkelde economieën aankoopprogramma’s stopgezet en de beleidsrente verhoogd. Centrale banken hebben namelijk het mandaat om prijsstabiliteit te handhaven. Dit is tegelijkertijd ook de beste bijdrage die centrale banken kunnen leveren aan financiële stabiliteit. De Bank of England heeft de rente in december voor het eerst sinds 2018 verhoogd. In de VS, waar de inflatie in januari 7,5% bedroeg, heeft de Federal Reserve (Fed) besloten haar aankoopprogramma versneld te beëindigen. De Fed zal de rente waarschijnlijk in maart dit jaar voor het eerst verhogen. De ECB heeft besloten om eind maart dit jaar te stoppen met haar pandemie opkoopprogramma.
Hogere rentes in de VS en andere ontwikkelde economieën leiden mogelijk tot kapitaaluitstroom uit opkomende economieën, waardoor de valuta's van opkomende markten onder neerwaartse druk komen te staan en de inflatie in die landen toeneemt. In veel opkomende economieën hebben centrale banken in 2021 reeds besloten of aangekondigd om monetair te verkrappen.
Een oplopende reële rente gaat gepaard met toenemende zorgen omtrent schuldhoudbaarheid. Overheden in met name ontwikkelde economieën hebben de coronaschok weten te dempen met de inzet van ruime steunmaatregelen. Dit heeft geleid tot een forse toename van de publieke schuld in ontwikkelde economieën tot wel 124% bbp in 2020, een stijging van 19 procentpunt t.o.v. 2019. Ook opkomende economieën en lage-inkomenslanden hebben de schuldquote sterk zien stijgen, mede door een sterke daling van het bbp in 2020. Een stijging van de rente leidt tot een toename van financieringskosten. Gezien deze kwetsbaarheden is het van belang dat landen geloofwaardige begrotingsraamwerken hanteren met doelstellingen voor de middellange termijn. Een transparant pad voor het herstel van begrotingsbuffers kan bijdragen aan het vertrouwen van financiële markten en daarmee aan de schuldhoudbaarheid. Het is daarnaast belangrijk om overheidssteun tijdig uit te faseren, afhankelijk van de ontwikkeling van de pandemie. Met name in ontwikkelde economieën met krappe arbeidsmarkten kan langdurige overheidssteun leiden tot oververhitting van de economie en daarmee verder bijdragen aan inflatie. Tegelijkertijd kan de druk voor verdere overheidssteun de komende tijd juist toenemen door de economische gevolgen van het conflict in Oekraïne.
Vooruitkijkend kunnen structurele hervormingen bijdragen aan de duurzame groei van de economie en het economisch potentieel. Zo kunnen efficiëntere insolventieraamwerken en een goed gekapitaliseerde bankensector ervoor zorgen dat levensvatbare bedrijven snel worden geherstructureerd en insolvente bedrijven worden afgewikkeld. Dit kan bijdragen aan een efficiënte inzet van productiefactoren. Daarnaast kan actief arbeidsmarktbeleid bijdragen aan het faciliteren van herallocatie van sectoren die na de pandemie in omvang zijn afgenomen naar groeisectoren. Betere herallocatie naar groeisectoren, zoals de digitale economie, draagt bij aan hogere arbeidsproductiviteit. Steunmaatregelen dienen dan ook geleidelijk te worden afgebouwd terwijl in landen met aanhoudende beperkingen gebruik kan worden gemaakt van gerichte steun om zo herallocatie niet in de weg te zitten. Adequaat mededingingsbeleid kan er tevens voor zorgen dat de door COVID-19 versterkte digitaliseringstrend niet gepaard gaan met te grote marktconcentratie en er voldoende mogelijkheden blijven voor nieuwe markttoetreders.
Ten slotte is het belangrijk dat landen lange-termijn uitdagingen adresseren. Het beperken van de CO2-uitstoot om de mondiale temperatuurstijging af te remmen is een belangrijke mondiale uitdaging. Landen doen er goed aan om de investeringen die zij doen om het economische herstel te ondersteunen, op klimaatdoeleinden te richten. Daarnaast is een adequate beprijzing van de externe effecten van emissies noodzakelijk om de mondiale uitstoot te beperken. De invasie van Oekraïne laat zien dat de klimaattransitie ook geopolitieke risico’s kan verminderen.
3. Het IMF
Het IMF heeft landen tijdens de urgente fase van de COVID-19-crisis gesteund met noodfinanciering. In aanvulling op noodfinanciering hebben meerdere landen in de herstelfase een aanvullend beroep op het IMF gedaan via reguliere programma’s met beleidsconditionaliteit. Op dit moment is circa USD 240 mld. van de totale leencapaciteit ingezet. Het IMF verwacht voor de nabije toekomst een hoger dan gemiddelde vraag naar IMF financiering van zowel de groep lage inkomenslanden als van midden-inkomenslanden om het herstel van de crisis en structurele uitdagingen te financieren. Actuele onderwerpen binnen het IMF zijn het doorlenen van SDR’s, de oprichting van een Resilience and Sustainability Trust, de 16e quotaherziening, de betrokkenheid van het IMF bij de ontwikkelingen in Oekraïne, de onderhandelingen over een nieuw programma in Argentinië, en de mondiale schuldenproblematiek.
Doorlenen SDR’s
Naast de financiële (nood)steun heeft het IMF in augustus jl. besloten tot een generieke allocatie van speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR’s) ter waarde van USD 650 mld.3 Het doel van deze allocatie is het creëren van liquiditeit om zo het mondiale financiële vangnet te versterken. De verdeling van de gealloceerde SDR’s volgt de quota-aandelen van de leden van het IMF. Dit betekent dat opkomende economieën en lage-inkomenslanden gezamenlijk USD 275 mld. hebben ontvangen. Om te zorgen dat de gealloceerde SDR’s in grotere mate terechtkomen bij de meest kwetsbare landen is de laatste maanden verkend hoe ontwikkelde economieën met sterke financiële fundamenten SDR’s kunnen doorlenen. In G20-verband is eerder opgeroepen tot een gezamenlijke ambitie om op vrijwillige basis USD 100 mld. door te lenen, waarvan inmiddels ca. USD 60 mld. is toegezegd.4
Een eerste mogelijkheid is het doorlenen van SDR’s aan de Poverty Reduction and Growth Trust. Via dit fonds verstrekt het IMF leningen aan lage-inkomenslanden op concessionele termen. PRGT-programma’s worden gefinancierd uit leningen van donoren via het leningenaccount, terwijl de rentesubsidie gefinancierd wordt door middel van giften van donoren (en het investeringsrendement daarop) via het zogenaamde subsidieaccount. Nederland heeft tijdens de G20 top in Rome oktober jl. aangekondigd open te staan voor het verstrekken van een lening aan de PRGT (leningenaccount) in verhouding tot het Nederlandse quota-aandeel, namelijk van SDR 300 mln., onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring5. Deze bijdrage is in aanvulling op een bijdrage van SDR 500 mln. aan het leningenaccount in 20206 en een bijdrage van EUR 28,5 miljoen aan het subsidieaccount7.
Een tweede mogelijkheid om SDR’s door te lenen is de nog op te richten Resilience and Sustainability Trust (RST). Uit dit fonds zouden zowel kwetsbare lage- als middeninkomenslanden langetermijnfinanciering kunnen krijgen ten behoeve van duurzame versterking van de economie. Dit kan de weerbaarheid tegen schokken, zoals klimaatverandering en pandemieën, versterken en eventuele toekomstige betalingsbalansproblemen voorkomen. Om in aanmerking te komen dienen landen een sterk beleidspakket met hervormingen uit te voeren en parallel een regulier IMF-programma hebben. Er zal nauw worden samengewerkt met onder andere de Wereldbank om de conditionaliteit vorm te geven. Verder blijft schuldhoudbaarheid, net als bij reguliere IMF-programma’s, een belangrijke criterium om dergelijke financiering te krijgen. De leningen uit de RST kennen een fors langere looptijd dan reguliere IMF-programma’s. Om kredietrisico’s te minimaliseren zullen een aantal mitigerende factoren onderdeel worden van de RST. Zo zal de nieuwe Trust een de facto preferred creditor status kennen, waardoor terugbetalingen voorrang krijgen boven andere private en publieke crediteuren. Daarnaast zal een reservebuffer worden opgebouwd, waarmee achterstallige betalingen kunnen worden opgevangen. Het IMF voorziet een initiële omvang van ca. USD 50 mld. De G20 heeft zich in februari 2022 uitgesproken voor snelle oprichting van de RST, namelijk tijdens de Voorjaarsvergadering8. Daarna zullen toezeggingen voor financiering kunnen worden gedaan. Het IMF schat in dat de RST bij voldoende financiering in het najaar van 2022 operationeel kan zijn.
Nederland steunt de oprichting van de RST, om zo economieën duurzaam te versterken. Bij de oprichting van de RST vindt Nederland het belangrijk dat een RST-gefinancierd programma gekoppeld is aan een regulier IMF-programma, het risicoraamwerk adequate crediteurenbescherming biedt (om de zogenaamde reserve-activa status van claims op het RST te borgen), en de doelen van een nieuw fonds binnen het mandaat van het IMF vallen. Nederland ziet met name toegevoegde waarde van een nieuw fonds bij het adresseren van problemen van klimaatverandering. Klimaatverandering vormt een grensoverschrijdend en groeiend risico voor de (mondiale) financieel-economische stabiliteit en economische groei. Vanuit het mandaat, het mondiale lidmaatschap en de interne expertise heeft het IMF een uitgelezen rol om landen te helpen bij de economische en financiële gevolgen van klimaatverandering. Nederland staat open voor een bijdrage aan de RST, maar wacht nadere informatie over de definitieve vormgeving van de RST af voordat een besluit wordt genomen over een bijdrage.
SDR’s worden door De Nederlandsche Bank doorgeleend onder garantstelling van het Ministerie van Financiën. De Kamer zal om akkoord worden gevraagd over de definitieve omvang van de bijdrage aan het leningenaccount van de PRGT via de eerste suppletoire begroting 2022. Hierbij zal ook een toetsingskader risicoregelingen worden gedeeld met de Kamer. Pas na goedkeuring van de Kamer met de eerste suppletoire begroting 2022 zal de bijdrage aan het leningenaccount van de PRGT worden geëffectueerd. De Kamer zal eveneens om akkoord worden gevraagd voor een eventuele bijdrage aan de RST.
Quota
Het IMFC heeft aangegeven dat het streven is om besluitvorming over de 16e quotaherziening uiterlijk in december 2023 af te ronden. Het IMF doet dit jaar aanvullende technische analyses over de toereikendheid van de omvang van het fonds en over de formule die bepalend is voor de toewijzing van quota. Veel IMF-bewindvoerders hebben de wens uitgesproken om in 2023 tot een politiek akkoord te komen.
Oekraïne
De invasie door Rusland heeft ten aanzien van Oekraïne geleid tot risico-aversie en het terugtrekken van kapitaal uit het land, waardoor de toegang tot financiële markten voor Oekraïne ernstig is bemoeilijkt. Het conflict leidt daarnaast tot het oplopen van het begrotingstekort. Daarom heeft de Oekraïense overheid dringend behoefte aan financiële steun. Financiële steun voor Oekraïne helpt om verdere destabilisatie te voorkomen. Het IMF heeft op 9 maart jl. noodliquiditeit voor Oekraïne goedgekeurd ter waarde van USD 1,4 mld. (EUR 1,2 mld.).9 Het lopende Stand-by Arrangement is geannuleerd en de Oekraïense autoriteiten hebben aangegeven aan een vervolgprogramma te willen werken om de economie te verstevigen wanneer dit weer mogelijk is. Daarnaast heeft de Europese Commissie via macro-financiële bijstand EUR 1,2 mld. bijgedragen aan Oekraïne. Ook heeft een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten en Canada, aangegeven Oekraïne financieel te ondersteunen via leningen of garanties.
Hoewel het waarborgen van de veiligheid van de Oekraïense bevolking en het de-escaleren van het conflict de hoogste prioriteit heeft, is het ook van groot belang dat Oekraïne macro-economisch niet verder destabiliseert en dat het land in deze tijden voldoende middelen tot haar beschikking heeft. Nederland steunt de bijdrage die de EU en andere instellingen kunnen leveren aan Oekraïne. Nederland heeft zelf een garantie afgegeven van EUR 100 miljoen voor de cofinanciering van de begrotingssteun door de Wereldbank aan Oekraïne. De uitzonderlijke omstandigheden vragen om een snelle reactie.
Onderhandelingen IMF programma Argentinië
De Argentijnse economie is kwetsbaar en daardoor hard geraakt door de COVID-19 pandemie. In 2020 kromp de economie met 9,9 procent en nam de schuldquote toe met ruim 14 procentpunt. De inflatie in Argentinië is al jaren zeer hoog (42% in 2020) en dit wordt mede veroorzaakt door de grote mate van monetaire financiering. Ondanks een spoedig economisch herstel van de schok van de pandemie leeft zo’n 40% van de bevolking van Argentinië in armoede.
Argentinië en het IMF hebben de afgelopen tijd onderhandeld over de contouren van een nieuw IMF-programma. Het vorige programma uit 2018 is off-track geraakt in 2019, na het aantreden van de regering Fernandez. Op dat moment was USD 44 mld. uitgekeerd. In 2020 stelde het IMF vervolgens vast dat de Argentijnse publieke schuld onhoudbaar was en vond een herstructurering van private claims plaats. Sindsdien zijn er gesprekken gaande tussen de Argentijnse autoriteiten en het IMF over een nieuw programma, welke nodig is om de economie duurzaam te stabiliseren en om te kunnen voldoen aan de verplichtingen aan het Fonds die voortkomen uit het vorige programma uit 2018.
Op 25 maart 2022 is het voorgestelde programma, een Extended Fund Facility arrangement van 30 maanden met financiële steun van omgerekend USD 45 mld., door de Executive Board van het IMF goedgekeurd10. Het programma werd even daarvoor, op 17 maart, goedgekeurd door de Argentijnse Senaat waarmee het politieke eigenaarschap van het programma is gewaarborgd. Het programma beoogt een duurzaam einde te maken aan de huidige monetaire financiering en het groeivermogen van de Argentijnse economie te vergroten om Argentinië op een pad van macro-economische stabiliteit en groei te brengen.
Schuldenproblematiek
De economische schok van COVID-19 alsmede uitdagingen in de herstelfase van de pandemie zullen naar verwachting de publieke schuldhoudbaarheid van veel lage inkomenslanden en kwetsbare opkomende economieën verslechteren, mogelijk leidend tot een onhoudbare schuldensituatie in een aantal landen.
Een stijging van rentes in ontwikkelde economieën kan tot een verkrapping van mondiale financieringscondities leiden. Daarnaast is een aantal internationale maatregelen om liquiditeit en schuldverlichting te verschaffen in de crisisfase recent afgelopen. Eind 2021 kwam er een einde aan het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) en de schuldverlichting onder de Catastrophe Containment and Relief Trust11. Het DSSI was een regeling van de Club van Parijs en de G20 voor uitstel van schuldendienstbetaling op officiële bilaterale leningen van lage inkomenslanden. Tussen mei 2020 en december 2021 is er onder het DSSI in totaal USD 12,9 mld. aan schuldendienst uitgesteld. Deze liquiditeit is door multilaterale ontwikkelingsbanken aangevuld met nieuwe financiering, waaronder USD 26 mld. aan IMF financiering aan landen die voor het DSSI in aanmerking kwamen. Het DSSI heeft cruciale begrotingsruimte verschaft aan landen die hard werden geraakt door de pandemie, al is het Nederland van mening dat het initiatief door een gebrek aan deelname van private crediteuren minder effectief is geweest dan gehoopt.
Met een mogelijke verkrapping van de mondiale financieringscondities en hoge (her)financieringsbehoefte van veel lage inkomenslanden en ontwikkelende economieën in de periode 2022–25 kan het een uitdaging vormen voor deze landen om zich de komende jaren tegen acceptabele kosten te financieren. Ook kan economic scarring, waarbij landen structurele economische schade ondervinden van de pandemie, leiden tot langere periodes van lagere groei. Dit kan het in toenemende mate moeilijk maken voor landen om de schuldenlast te dragen.
Daarom is het van groot belang dat structurele oplossingen ingezet worden om schuldenproblematiek snel en effectief te adresseren. Voor landen met onhoudbare schuld kan een aanvraag voor een regulier IMF programma uitkomst bieden. Wanneer een land financiering zoekt bij het IMF, maakt het IMF samen met de Wereldbank een schuldhoudbaarheidsanalyse. Een houdbare schuld is een voorwaarde voor een IMF-programma. In het geval van een onhoudbare schuld zal het IMF een advies uitbrengen over de omvang van de benodigde schuldherstructurering om weer op een houdbaar pad te komen. Deze analyse vormt een belangrijk fundament voor onderhandelingen over een herstructurering (bijvoorbeeld met de Club van Parijs) en zorgt ervoor dat landen hun schuld in voldoende mate herstructureren. Dit is nodig om te voorkomen dat landen herhaaldelijk in schuldproblemen komen en een pad van duurzame groei kunnen hervatten.
Voor lage-inkomenslanden die in aanmerking komen voor het DSSI is in november 2020 het Common Framework for Debt Treatments Beyond the DSSI opgericht als raamwerk voor efficiënte en gecoördineerde herstructurering van officiële bilaterale schulden. Via het Common Framework werken zowel crediteuren verenigd in de Club van Parijs (CvP) en overige crediteuren uit de G20 (bijvoorbeeld China) samen. Het Common Framework hanteert – net als de Club van Parijs – het Comparability of Treatment (CoT) principe, wat betekent dat crediteuren die geen onderdeel zijn van het Common Framework (publiek en privaat) ten minste een vergelijkbare mate van schuldverlichting verschaffen. Tot nu toe zijn drie casussen onder behandeling van het Common Framework: Tsjaad, Ethiopië en Zambia. Voor elk van de drie landen geldt om uiteenlopende redenen dat de implementatie van de schuldenbehandeling minder efficiënt verloopt dan gehoopt. Het IMF heeft daarom recentelijk verschillende keren opgeroepen tot het verbeteren van CF implementatie12. Het Koninkrijk zet in op gebruik van het Common Framework als raamwerk voor duurzame oplossingen ten opzichte van de schuldenproblematiek. Het Koninkrijk steunt daarom deze oproep tot betere implementatie en acht het van groot belang dat de implementatie van het Common Framework efficiënter verloopt, onder andere door korte doorlooptijden van schuldbehandeling (bijvoorbeeld door het instellen van strikte tijdslijnen) en vroege betrokkenheid van het lenende land en private crediteuren. Het Koninkrijk ziet een belangrijke rol weggelegd voor het IMF als technisch adviseur aan landen die hun schuld herstructureren onder het Common Framework en als verlener van capaciteitsopbouw op het vlak van schuldenmanagement.
Tot slot blijft voor Nederland het verbeteren van schuldentransparantie een belangrijke prioriteit. Via zowel beleidsadvies als leenvoorwaarden draagt het IMF bij aan het vergroten van de transparantie van publieke schuldverplichtingen, het verbeteren van de capaciteit in schuldenbeheer en verantwoord leenbeleid. Dit jaar wordt onder andere een rapport van het IMF verwacht met voorstellen over het vergroten van schuldentransparantie. Transparantie over alle publieke schuldinstrumenten, inclusief garanties, en door zowel crediteuren, debiteuren als internationale financiële instellingen is van groot belang. Daarom vraagt Nederland doorlopend aandacht voor het toenemende gebruik van complexe schuldenstructuren, zoals het gebruik van onderpand en impliciete verplichtingen op de overheidsbalans, en de problematiek die deze structuren kunnen veroorzaken voor lenende landen en in schuldherstructureringen. Het IMF zal dit jaar werken aan het identificeren van best practices en potentiële richtlijnen voor het gebruik van onderpand in schuldfinanciering aan overheden.
IMF (2022), World Economic Outlook Update, januari 2022.↩︎
A Proposal to End the COVID-19 Pandemic (imf.org).↩︎
Kamerstuk 26 234, nr. 254.↩︎
G20-Communique.pdf (bi.go.id).↩︎
Kamerstuk 26 234, nr. 254.↩︎
Kamerstuk 35 492.↩︎
Kamerstuk 26 234, nr. 249.↩︎
G20 Finance Ministers and Central Bank Governors Meeting Communiqué | U.S. Department of the Treasury.↩︎
IMF Executive Board Approves US$ 1.4 Billion in Emergency Financing Support to Ukraine.↩︎
IMF Executive Board Approves 30-month US$44 billion Extended Arrangement for Argentina and Concludes 2022 Article IV Consultation.↩︎
Nederland droeg hier vanuit de BHOS begroting EUR 25 mln aan bij.↩︎
The G20 Common Framework for Debt Treatments Must Be Stepped Up – IMF Blog.↩︎