[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstuk 30872-274)

Landelijk afvalbeheerplan

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D14533, datum: 2022-04-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D14533).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z05908:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D14533 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstuk 30 872, nr. 274).

De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot

De griffier van de commissie,
Rijkers

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Inleiding 2
VVD-fractie 2
D66-fractie 4
CDA-fractie 5
GroenLinks-fractie 7
PvdD-fractie 8
BBB-fractie 9

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik (hierna: de regeling). Deze leden hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de regeling. Zij hebben hierover nog enkele vragen die zij aan de Staatssecretaris willen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de regeling. Zij onderschrijven de noodzaak om de hoeveelheid plastic (kunststof) die in het milieu terechtkomt drastisch te verminderen en ondersteunen de stappen die daartoe in Europees en nationaal verband worden gezet. Ook het doel van de regeling om het gebruik van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik per 2026 met minstens 40% te verminderen wordt door deze leden volledig gesteund. Wel hebben zij nog enige vragen over onder meer de specifieke maatregelen uit de regeling en de uitwerking daarvan.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de regeling ter invulling van de EU-richtlijn over de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu. Het is een stap in de goede richting, al kan het plan op verscheidene aspecten scherper. Het plan, zoals het er nu bij ligt, voldoet slechts aan de minimale eisen en is een gemiste kans om plastic vervuiling hard aan te pakken. Daarom hebben deze leden enkele vragen die ze de Staatssecretaris graag voorleggen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende regeling en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de regeling.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat ongeveer 80 organisaties en enkele burgers in de consultatie reactie hebben gegeven. Kunnen deze reacties in tabelvorm gedeeld worden met deze leden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regeling toeziet op het verminderen van kunststof drinkbekers voor eenmalig gebruik, maar dat er een uitzondering op het verbod bestaat, wanneer er sprake is van een minimaal inzamelpercentage, zodat recycling gewaarborgd is. Deze leden vragen op welke manier ondernemers aantoonbaar dienen te maken dat aan het minimale percentage voldaan wordt. Deze leden lezen ook dat deze uitzondering veel aandacht in de consultatie heeft getrokken, waarbij twee redenen voor bezwaar genoemd worden, namelijk het verruimen van de voorwaarden en het schrappen van de uitzondering. Op basis van welke onderbouwing is het besluit genomen om de uitzondering conform het voorstel te handhaven, nu uit de consultatie blijkt dat er, weliswaar om verschillende redenen, weinig draagvlak voor is?

De leden van de VVD-fractie lezen dat wanneer strengere regels in de algemene plaatselijke verordening (APV) zijn opgenomen, die prevaleren boven deze regeling. Deze leden vragen in hoeverre een verbod op drinkbekers en voedselverpakkingen een relatie heeft met de APV, aangezien die ziet op regelgeving in relatie tot openbare orde, terwijl de onderhavige regeling gericht is op het verminderen van eenmalig gebruik van kunststofproducten. Deze leden lezen voorts dat zorginstellingen en gesloten inrichtingen uitgesloten zijn van de regeling. Juist in zorginstellingen en gesloten inrichtingen lijkt het haalbaar om een alternatief voor eenmalig gebruik in te voeren. Deze leden vragen de Staatssecretaris om de argumentatie van deze uitsluiting.

De leden van de VVD-fractie lezen dat kunststof verpakkingen voor voedsel en drinkbekers niet gratis verstrekt mogen worden voor consumptie onderweg, en voor afhaal- en bezorgmaaltijden. Deze leden vragen of van de ondernemers verwacht wordt dat zij de kosten van de verpakkingen apart in rekening moeten brengen. Deze leden vragen verder of, en in hoeverre, er ruimte is om te komen tot kunststofvrije alternatieven binnen de Regeling Verpakkingen en Gebruiksartikelen. Is de Staatssecretaris bereid in overleg te treden met haar collega van Volksgezondheid om gezamenlijk te komen tot milieuvriendelijke en betaalbare kunststofvrije alternatieven? Is de Staatssecretaris bereid de ingangsdatum van de regeling op te schorten tot een dergelijk alternatief voorhanden is?

De leden van de VVD-fractie hebben het vermoeden dat er, gebaseerd op het feit dat de evenementensector weinig tot geen verbruiken heeft gekend, nog significante hoeveelheden voorraad beschikbaar zijn bij ondernemers, leveranciers en producenten van kunststof voedselverpakkingen en drinkbekers voor eenmalig gebruik. Voorziet de regeling in een oplossing voor het verbruik van deze voorraden? Kan de Staatssecretaris onderzoeken in hoeverre voorraden aanwezig zijn en is zij bereid de sector de mogelijkheid te bieden deze alsnog te verbruiken?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het kader van het verminderen van zwerfafval in de uitgebreide producenten verantwoordelijkheid (UPV) Zwerfafval is voorzien in een regeling waarbij producenten verplicht worden tot het nemen van bewustmakingsmaatregelen. Deze leden vragen welke bewustmakingsmaatregelen bedoeld worden. Deze leden lezen ook dat de kosten voor het opruimen van zwerfafval in publieke beheergebieden worden doorbelast aan de producenten. Kan de Staatssecretaris in kaart brengen wat de huidige kosten voor het opruimen van zwerfafval zijn en welke besparing het voor gemeenten betekent in de afvalstoffenheffing, wanneer deze kosten niet meer aan inwoners, maar aan producenten worden doorbelast?

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat in het kader de aanpak van zwerfafval partijen bij elkaar gebracht worden voor overleg binnen een governancestructuur. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier dit overleg aansluit bij de reeds bestaande overlegstructuur ten aanzien van (zwerf)afval?

D66-fractie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat met deze regeling wordt gepoogd het gebruik van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik te verminderen en een invulling te geven aan de Europese SUP-richtlijn (Single Use Plastic). Deze leden maken zich enorme zorgen om de mate waarin plastic binnen is gedrongen in ons milieu, onze ecosystemen en inmiddels zelfs in ons bloed. Zij vinden het daarom belangrijk dat met deze regeling een serieuze stap wordt gezet richting het circulair maken van verpakkingsketens, zodat er minder plastics nodig zijn, bestaande plastics uit ons milieu blijven en gerecycleerd worden in hoogwaardige producten, en op den duur geen «virgin plastics» meer geproduceerd hoeven worden. Deze leden achten het voorwaardelijk aan het succes van de regeling dat bestaande circulaire initiatieven ondersteund worden met een gelijker speelveld, zodat duurzaam gedrag echt wordt beloond, en dat de focus niet alleen op plastic, maar op het tegengaan van een wegwerpmaatschappij in den brede ligt.

De leden van de D66-fractie hebben op het gebied van het belonen van duurzaam gedrag nog enkele zorgen. Volgens de R-ladder zou het verminderen van het gebruik van plastic voorop moeten staan. Deze leden vinden dan ook dat dat het primaire doel van de regeling zou moeten zijn. Toch lezen zij dat er een uitzondering zal komen op de regeling, namelijk als er wordt ingezameld voor hoogwaardige recycling, omdat de Staatssecretaris ook hoogwaardige recycling in een circulaire economie vindt passen. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat hoogwaardige recycling weliswaar past in een circulaire economie, maar dat de focus in een circulaire economie behoort te liggen op het verminderen? Hoeveel bedrijven, verwacht de Staatssecretaris, zullen kiezen voor de uitzonderingsmogelijkheid? Wat doet dat volgens de Staatssecretaris met de effectiviteit van de regeling? En wat doet het met het gelijke speelveld voor bedrijven en organisaties die al ambitieus hebben ingezet op circulaire alternatieven voor wegwerpproducten? Wat is het percentage «virgin plastics» dat bijvoorbeeld minder nodig is als bedrijven kiezen om plastic wegwerpproducten volledig in de ban te doen, zoals bedoeld in de regeling, versus als wordt gekozen voor de uitzonderingsmogelijkheid van een hoogwaardig recyclingsysteem? Kan de Staatssecretaris garanderen dat deze uitzonderingsregel dit soort initiatieven niet in de weg zit? En kan zij in dit licht ook ingaan op haar keuze om niet te gaan voor een algeheel verbod op bepaalde wegwerpproducten, zoals voor rietjes en wattenstaafjes reeds het geval is? Liggen er Life Cycle Analyses (LCA’s) ten grondslag aan deze keuze? En hoe houdbaar acht de Staatssecretaris de keuze voor een uitzonderingsmogelijkheid in het licht van Europese ontwikkelingen, zowel op het niveau van de lidstaten als EU-breed? Houdt Nederland het ambitieniveau op deze manier volgens de Staatssecretaris bij?

De leden van de D66-fractie vinden dat het stellen van eisen aan hoogwaardige recycling om aanspraak te maken op een uitzondering in de regeling, t stevig toezicht en handhaving vergt. Zij maken zich zorgen dat de regeling door de uitzonderingsmogelijkheid ook lastiger handhaafbaar wordt. Hoe wenst de Staatssecretaris tegemoet te komen aan deze zorg? Hoe wenst zij bijvoorbeeld te handhaven op het jaarlijks oplopende inzamelingspercentage? Hoeveel extra fte toezicht en handhaving verwacht zij te moeten inzetten om effectief toezicht te houden op de naleving van de regeling? En hoe wordt over het toezicht en de handhaving op de naleving gerapporteerd aan de Kamer?

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat in de aanpak van plastic vervuiling niet wordt vergeten dat ook andere alternatieven schadelijk kunnen zijn voor het klimaat en het milieu, en dat ook hiervan het gebruik omlaag zou moeten. Niet alleen plastic verpakkingsproducten zouden vaker hergebruikt moeten worden, maar ook verpakkingen van karton of andere stoffen. Hoe wordt met deze regeling zoveel mogelijk ingezet op hergebruik van verpakkingen en drinkbekers in algehele zin, en niet alleen plastic? Verwacht de Staatssecretaris dat met regeling zoals zij nu is, een verschuiving zal optreden naar andere stoffen? Zo ja, naar welke stoffen? Verwacht de Staatssecretaris hier nog milieu of klimaateffecten van en zijn deze doorgerekend? Indien in de regeling niet ingezet wordt op hergebruik in de brede zin en een verschuiving verwacht wordt, is er een mogelijkheid om dit af te dekken in de regeling of met aanvullend flankerend beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen voorziet de Staatssecretaris en hoe wordt de Kamer hiervan op de hoogte gebracht?

In het kader van de mogelijke verschuiving naar andere producten, maken deze leden zich in het bijzonder zorgen dat bestaande problemen rondom «greenwashing» de effectiviteit van de regeling in de weg zouden kunnen zitten op het gebied van milieu in den brede. Zij verwachten namelijk dat ondernemers in reactie op de inwerkingtreding van de regeling ook vaker op zoek zullen gaan naar alternatieven voor wegwerpplastic, maar dat deze zoektocht bemoeilijkt wordt door de grote hoeveelheid desinformatie en verwarring die er op dit moment bestaat over welke alternatieven nu echt duurzaam en circulair zijn, en welke voorwaarden er voor die duurzaamheidsbeloften zijn. De duurzaamheid van bepaalde soorten bioplastic is bijvoorbeeld ook afhankelijk van hoe het bioplastic verwerkt wordt na gebruik. Aan de bioafbreekbaarheid van bepaalde producten zitten vaak ook veel voorwaarden waarvan ondernemers en vooral ook consumenten maar beperkt op de hoogte zijn. Hoe komt de Staatssecretaris tegemoet aan de zorg hierover van deze leden? Welk flankerend beleid gaat zij hierop voeren? Is zij het eens met deze leden dat dit flankerend beleid gelijktijdig, of zelfs voorafgaand aan het ingaan van de regeling, zou moeten ingaan? Hoe ziet de Staatssecretaris de synergie met de Europese plannen op het tegengaan van «greenwashing» in dit licht?

De leden van de D66-fractie lezen dat de hoogte van het bedrag dat in rekening moet worden gebracht voor de wegwerpbekers en voedselverpakkingen, niet zal worden vastgelegd. In plaats daarvan wordt een richtbedrag gehanteerd, net als bij de plastic tassen. Is voor de regeling met de plastic tassen gemeten of een bindend/vastgelegd bedrag effectiever had kunnen zijn? Zo ja, wat volgde hieruit? Zo nee, waarom niet? Ook vernemen deze leden graag meer over de afweging om geen heffing, maar een beprijzing te blijven hanteren. Wat zouden volgens de Staatssecretaris de effecten op de uitvoeringsinstanties zijn als gekozen werd voor een heffing? En hoe gaat de Staatssecretaris ondernemers aanmoedigen om het opgebrachte bedrag zoveel mogelijk in te zetten voor het circulair maken van hun ketens en het voorkomen van zwerfafval, wat het doel is van de regeling en de daaraan ten grondslag liggende EU-richtlijn?

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Staatssecretaris ervoor kiest om wegwerpbekers- en voedselverpakkingen die kunststof bevatten voor gebruik ter plaatse te verbieden en voor te schrijven dat deze bij afhaal en bezorging niet langer gratis mogen worden verstrekt. Zij lezen dat er een uitzondering geldt voor bekers en verpakkingen die ter plaatse worden ingezameld en hoogwaardig worden gerecycled. Deze leden vragen de Staatssecretaris in hoeverre deze hoogwaardige recycling op dit moment mogelijk is en welke mogelijkheden zij voor ondernemers ziet om per 1 januari 2024 daadwerkelijk te zorgen voor een gesloten recyclingsysteem. Kan de Staatssecretaris tevens aangeven voor welk percentage van het huidige gebruik van kunststof bekers en voedselverpakking er tegen die tijd realistisch gezien een alternatief zal zijn dat hoogwaardig te recyclen is? Deze leden merken daarnaast op dat de Staatssecretaris aangeeft dat hoogwaardige recycling van monostromen past in een circulaire economie. Zij delen deze constatering, maar vragen zich wel af hoe er met deze regeling ook daadwerkelijk voor wordt gezorgd dat er toegewerkt wordt naar monostromen. Kan de Staatssecretaris daarop reageren? Wat is ervoor nodig om te zorgen dat zowel nationaal als in Europees verband monostromen zullen ontstaan die geschikt zijn voor hoogwaardige recycling?

De leden van de CDA-fractie lezen in de beslisnota dat met de huidige wet- en regelgeving voor voedselveiligheid alleen bekers en maaltijdverpakkingen voor koude toepassingen voor hoogwaardige recycling in aanmerking komen, maar dat dit in de toekomst mogelijk voor meer voedselcontactmaterialen gaat gelden. Zij vragen de Staatssecretaris om te verduidelijken welke wet- en regelgeving aangepast moet worden om dit mogelijk te maken en op welke termijn dat mogelijk is.

De leden van de CDA-fractie merken op dat er uiteindelijk voor gezorgd moet worden dat er zo weinig mogelijk «virgin plastics» gebruikt worden voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Zij vragen de Staatssecretaris om inzichtelijk te maken op welke wijze deze regeling zich verhoudt tot het terugbrengen van de hoeveelheid «virgin plastics» en hoe deze daaraan bijdraagt. Is er bijvoorbeeld gedacht aan regels omtrent minimale eisen voor het aandeel hergebruikt plastic in kunststofproducten voor eenmalig gebruik? Of horen dergelijke eisen thuis in andere onderdelen van de uitwerking van de EU-richtlijn? Ook met betrekking tot de kunststof bekers en voedselverpakkingen voor afhaal en bezorging zijn deze leden het met de Staatssecretaris eens dat het van belang is dat ondernemers voldoende tijd hebben om meer duurzame alternatieven aan te bieden en dat deze alternatieven niet tot te hoge kosten moeten leiden. Zij vragen de Staatssecretaris om inzichtelijk te maken welke alternatieve verpakkingen het meest kansrijk zijn en welke kosten deze met zich meebrengen. Kan zij daarbij aangeven waarom ervoor gekozen is om de regels voor onderweg, afhaal en bezorgen zes maanden later dan gepland in te laten gaan (op 1 juli 2023 in plaats van 1 januari 2023) en niet bijvoorbeeld per 1 januari 2024? Welke indicatie heeft de Staatssecretaris dat dit voldoende tijd is voor ondernemers om betaalbare alternatieven te vinden?

De leden van de CDA-fractie constateren dat ervoor wordt gekozen om de hoogte van het bedrag dat ondernemers in rekening moeten brengen voor kunststof wegwerkbekers- en voedselverpakkingen niet vast te leggen, maar alleen richtbedragen op te stellen. Zij kunnen de achterliggende redenering deels volgen, maar vragen zich wel af in hoeverre het gebruik van kunststof bekers en voedselverpakkingen voor onderweg, afhaal en bezorging goed te vergelijken zijn met plastic draagtassen waarvoor eenzelfde maatregel uiterst effectief is gebleken. In hoeverre is er in het draagvlakonderzoek onder consumenten gevraagd naar de bereidheid van consumenten om zelf een beker of verpakking mee te nemen? Zijn hierover gegevens bekend? Kan de Staatssecretaris aangeven welke waarborgen er zijn om ervoor te zorgen dat deze maatregel er niet alleen toe leidt dat consumenten meer gaan betalen, zonder dat de hoeveelheid kunststof bekers- en voedselverpakkingen daadwerkelijk afneemt? Is er ook een schatting gemaakt van het effect van deze maatregel op het aantal kunststof bekers en voedselverpakkingen dat wordt gebruikt en de hoeveelheid die in het zwerfafval belandt?

De leden van de CDA-fractie vinden het een goede zaak dat er door Rijkswaterstaat monitoring zal plaatsvinden van mogelijke verschuiving naar zakjes, wikkels en andere materialen dan plastic die niet onder de reikwijdte van de maatregelen vallen. Zij vragen de Staatssecretaris in welke mate zij verwacht dat dergelijke verschuivingseffecten zullen plaatsvinden en op welke wijze de monitoring van deze effecten zal terugkomen in de evaluatie van de regeling in 2024.

De leden van de CDA-fractie merken op dat ervoor gekozen is om de kosten van rioolverstoppingen veroorzaakt door het wegspoelen van vochtige doekjes in het toilet niet mee te nemen in de UPV-regeling. Zij begrijpen de argumenten die de Staatssecretaris daarvoor geeft, maar zijn benieuwd op welke wijze dit probleem dan wel wordt aangepakt. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

Ten slotte merken de leden van de CDA-fractie op dat deze regeling een uitwerking is van een EU-richtlijn. Zij vragen de Staatssecretaris een overzicht te geven van hoe de ons omringende EU-lidstaten deze richtlijn uitwerken en welke maatregelen zij treffen. Hoe verhouden deze maatregelen en doelen zich tot de Nederlandse aanpak? Zijn er ook lessen die geleerd kunnen worden van lidstaten of is het daarvoor nog te vroeg? Welke stappen neemt de Staatssecretaris om in de toekomst te kunnen leren van hoe andere lidstaten kunststofproducten voor eenmalig gebruik aanpakken?

De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken de noodzaak van een snelle ingreep en hebben in dat licht met teleurstelling kennisgenomen van het voorstel om de regels voor wegwerpbekers niet in 2023 in te laten gaan, maar pas per 1 januari 2024.

De leden van de GroenLinks-fractie willen een vlugge aanpak om dergelijke vervuiling tegen te gaan. Is de Staatssecretaris van mening dat dit uitstel te rijmen valt met een ambitieus plan om zwerfafval tegen te gaan? Het uitstel is tot stand gekomen om de ondernemers tegemoet te komen. Kan de Staatssecretaris uitgebreid toelichten waarom zij het noodzakelijk acht om deze extra tijd te verlenen? De regeling bevat een verbod op wegwerpbekers en -voedselverpakkingen voor consumptie ter plaatse met als uitzondering wanneer deze ter plaatse worden ingezameld en aangeboden voor hoogwaardige recycling. Dit geeft weinig stimulans om over te stappen op herbruikbaar (in tegenstelling tot eenmalig gebruik). Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat herbruikbare bekers en verpakkingen wenselijker zijn dan hoogwaardig recyclebare bekers en verpakkingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is er dan toch gekozen voor een regeling waarin herbruikbare bekers en verpakkingen niet volop worden aangemoedigd?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik bij consumptie voor onderweg, afhaal- en bezorgmaaltijden niet gratis mogen worden verstrekt. Heeft de Staatssecretaris er zicht op in hoeverre dit herbruikbare alternatieven zal gaan stimuleren? Hoe gaat zij er verder voor zorgen dat herbruikbare verpakkingen ook bij consumptie voor onderweg, afhaal- en bezorgmaaltijden de norm worden?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de hoogte van het bedrag dat ondernemers in rekening moeten brengen niet is vastgelegd, naar dat er slechts een niet-bindend richtbedrag wordt genoemd. Wat betreft deze leden komt er een vaste milieubelasting van bijvoorbeeld 0,25 eurocent per wegwerpbeker en 0,50 eurocent per maaltijdverpakking. Zullen ondernemers, naar inschatting van de Staatssecretaris, vrijwillig een bedrag in rekening brengen dat hoog genoeg is om het gebruik van kunststof bekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik significant te verminderen? De evaluatie van deze regeling vindt pas plaats in 2024. Op welke criteria en doelstellingen zal deze evaluatie gebaseerd zijn?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat volgens de regeling producenten verplicht worden tot het nemen van bewustmakingsmaatregelen. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe deze eruit moeten komen te zien? Worden de bewustmakingsmaatregelen geëvalueerd door de Staatssecretaris? Zo ja, op welke termijn en op basis van welke criteria? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ervoor is gekozen om kosten veroorzaakt door rioolverstoppingen ten gevolge van het onjuist weggooien van slecht afbreekbaar toiletpapier, andere vochtige doekjes en hygiëneproducten, niet als zwerfafval-kostenpost voor gebiedsbeheerders mee te nemen in de UPV-regeling. De argumentatie is dat het wegspoelen van vochtige doekjes in het toilet niet gezien kan worden als een vorm van zwerfafval. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom dit niet zo gezien kan worden?

De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor een verbod op vochtige doekjes die plastic bevatten, aangezien zij één van de meest gevonden items in de Nederlandse rivieren zijn, grote schade aan riolering brengen en gezien het feit dat er goede alternatieven zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris tegen een dergelijk verbod aan?

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn een groot voorstander van hergebruik de norm maken. Dit is ontzettend belangrijk om zwerfafval tegen te gaan en om te komen tot een circulaire economie, waarbij er veel zuiniger wordt omgegaan met grondstoffen. In Nederland valt «Overshoot Day», de dag waarop we de natuurlijke grondstoffencapaciteit van de aarde voor het betreffende jaar overschrijden, dit jaar op 12 april 2022. Dat is morgen. Alles wat wij de rest van het jaar consumeren doen we ten laste van komende generaties. Het is dus van groot belang dat we zuinig omgaan met grondstoffen, en hergebruik kan hierin een rol spelen. In dit kader is het goed dat er middels deze regeling eindelijk stappen worden genomen om hergebruik meer te stimuleren. Wat deze leden betreft is het echter zeer jammer dat er een uitzondering mogelijk blijft op het verbod op het gebruik van wegwerpbekers en voedselverpakkingen voor consumptie ter plaatse. Deze uitzondering geldt wanneer de bekers en voedselverpakkingen ter plaatse worden ingezameld en aangeboden voor hoogwaardige recycling. Deze leden vragen of er studies zijn die de haalbaarheid van deze hoogwaardige recycling aanpak ondersteunen. Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk exploitanten gebruik maken van de uitzondering? Hoe zal er worden gehandhaafd op het behalen van het inzamelingspercentage? Hoewel de uitzondering enkel mogelijk is bij hoogwaardige recycling, is hergebruik altijd een betere manier van omgaan met grondstoffen dan recycling. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze uitzondering in het kader van de constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat er een intensivering van het circulaire-economiebeleid nodig is en dat er momenteel nog te veel focus is op recycling? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de uitzondering op het verbod kenmerkend is voor de focus op recycling van dit kabinet? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat in de regeling is bepaald dat wegwerpbekers en voedselverpakkingen voor onderweg niet meer gratis mogen worden verstrekt en dat er een herbruikbaar alternatief (gratis) beschikbaar moet zijn. Betekent dit dat de consument bij elke consumptie een herbruikbaar alternatief krijgt aangeboden, of moet de consument hier zelf actief om vragen? Hoe worden ondernemers gestimuleerd om het richtbedrag te gaan toepassen? En hoe wordt ervoor gezorgd dat het bedrag voor wegwerpbekers en voedselverpakkingen daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in herbruikbare alternatieven? Hoe gaat de Staatssecretaris het ongewenste effect tegen dat ondernemers hun producten goedkoper maken, waardoor er onderaan de streep niet extra wordt betaald voor een wegwerpbeker of -verpakking en de consument dus niet wordt gestimuleerd om te kiezen voor herbruikbare alternatieven, zoals de regeling beoogt? Hoeveel procent van de mensen, verwacht de Staatssecretaris, zal gebruikmaken van de mogelijkheid om een eigen herbruikbare beker en/of voedselcontainer mee te nemen? Is de Staatssecretaris tevreden met dit percentage? Zijn er onderzoeken dat een «bring your own»-alternatief voldoende bereik heeft bij de consumenten? Klopt het dat onder het herbruikbare alternatief ook een statiegeldsysteem valt, waarbij consumenten statiegeld betalen voor herbruikbare bekers en voedselcontainers en dit statiegeld bij inlevering weer terugkrijgen, zoals bijvoorbeeld in Wageningen al het geval is? Welke rol ziet de Staatssecretaris voor zichzelf om dit soort statiegeldsystemen te stimuleren? Is de Staatssecretaris bereid om ondernemers uitdrukkelijk op deze mogelijkheid te wijzen en hen bij het opzetten van een dergelijk statiegeldsysteem te ondersteunen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de kabinetsbrief over de conceptregeling (Kamerstuk 30 872, nr. 269) dat op basis van de evaluatie in 2024 kan worden besloten of het eenmalige gebruik van wegwerpbekers en -voedselverpakkingen op termijn helemaal zal worden verboden (dus zonder uitzondering) en of het bedrag voor wegwerpbekers en -voedselcontainers voor onderweg bindend wordt. In de kabinetsbrief over de definitieve regeling is enkel terug te lezen dat op basis van een evaluatie in 2024 wordt besloten of een bindend bedrag alsnog nodig blijkt. Klopt het dat er in 2024 dus niet meer zal worden bekeken of er wordt overgegaan op een volledig verbod op wegwerpbekers en voedselverpakkingen ter plaatse? Zo ja, waarom is dit het geval? Zo nee, hoe zit dit dan?

BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie vraagt hoe voorkomen kan worden dat in een tijd van stijgende prijzen en veel onzekerheid consumenten geconfronteerd gaan worden met veel extra kosten of een grote doorberekening in prijs. Ten slotte vraagt dit lid hoe gekeken wordt naar het gebruik van wegwerpbekertjes in koffieautomaten van overheidsgebouwen, zoals dat van de Tweede Kamer. Het is niet mogelijk om een eigen mok in de koffieautomaat te plaatsen, zonder daarbij een wegwerpbekertje af te nemen