[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022)

Eindtekst

Nummer: 2022D14641, datum: 2022-04-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2021Z18563:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

7 april 2022







Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging
financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de
financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepaalde
financiële ondernemingen de mogelijkheid te bieden een rekening met
gescheiden vermogen aan te houden, de stabiliteit van de heffingen van
de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank aan onder
toezicht staande personen te vergroten, alsmede enige andere wijzigingen
en verbeteringen in de wetgeving op het terrein van de financiële
markten aan te brengen; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van agentschap komt te luiden:

Agentschap: het agentschap, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van
verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5
juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de
samenwerking tussen energieregulators (PbEU 2019, L 158); 

2. De definitie van elektronischecommunicatiedienst komt te luiden:

elektronischecommunicatiedienst: een dienst als bedoeld in artikel 2,
onderdeel 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en
de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek
voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321);

3. De definitie van elektronischecommunicatienetwerk komt te luiden:

elektronischecommunicatienetwerk: een netwerk als bedoeld in artikel 2,
onderdeel 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en
de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek
voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321); 

	4. Onderdeel c van de definitie van grote risico’s komt te luiden:

	c. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende
Bijlage branches genoemde branches Voertuigcasco, Brand en
Natuurevenementen, Andere schaden aan zaken, Aansprakelijkheid
motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Algemene aansprakelijkheid
en diverse geldelijke verliezen, voor zover de verzekeringnemer voldoet
aan ten minste twee van de vereisten,  bedoeld in artikel 13, punt 27,
onder c, van de richtlijn solvabiliteit II, waarbij deze vereisten,
indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep waarvan de
geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn jaarrekening
wordt opgesteld, worden toegepast op basis van de geconsolideerde
jaarrekening en indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een
samenwerkingsverband, bovengenoemde vereisten gelden voor de
participanten in het samenwerkingsverband gezamenlijk;

5. In de definitie van registerhouder, onderdeel a, wordt “ingevolge
de afdelingen 2.2.A1 tot en met 2.2.4B” vervangen door “ingevolge de
afdelingen 2.2.A1 tot en met 2.2.0 en 2.2.1 tot en met 2.2.4c”.

	

6. In de definitie van registerhouder, onderdeel b, wordt “ingevolge
de afdelingen 2.2.5 tot en met 2.2.13” vervangen door “ingevolge de
afdelingen 2.2.0A en 2.2.5 tot en met 2.2.13” en wordt “2.3.5 tot en
met 2.3.8” vervangen door “2.3.4b tot en met 2.3.8”.

7. De definitie van richtlijn markten voor financiële instrumenten
vervalt.

B

Artikel 1:13a, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

f. entiteiten met als enig doel het verrichten van securisaties of
securitisatietransacties als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van
Verordening (EU) nr. 1075/2013 van de Europese Centrale Bank van 18
oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van
lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten
(herschikking) (PbEU 2013, L 297); en  

C

In artikel 1:19, tweede lid, wordt na “4:87,” ingevoegd
“4:87aa,”.

D

Artikel 1:19a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, aanhef, wordt “als bedoeld in
artikel 2, onderdeel 4, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke
regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van
Richtlijn 2003/54/EG (PbEU 2009, L 211)” vervangen door “als bedoeld
in artikel 2, onderdeel 35, van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees
Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke
regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van
Richtlijn 2012/27/EU (PbEU 2019, L 158)”. 

2. Het eerste lid, onderdeel a, onder 2⁰, komt te luiden:

2°. verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van
5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PbEU 2019,
L 158);

E

In artikel 1:74, zesde lid, wordt “derde of vierde lid” vervangen
door “vierde of vijfde lid”.

F

Artikel 1:97 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na “ingevolge deze wet”
ingevoegd “of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

2. In het vierde lid wordt na “ingevolge deze wet” ingevoegd “of
artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

G

In artikel 1:102 wordt de aanduiding “7.” voor het laatste lid
vervangen door “8.”.

H

In artikel 1:103, eerste lid, wordt “artikel 3:95, eerste lid,
onderdeel b of c” vervangen door “artikel 3:95, eerste lid,
onderdeel c of d”.

I

Artikel 1:107, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 1, wordt “2:3.0g, vierde lid” vervangen
door “2:3.0g, derde lid”.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. marktexploitanten waaraan een vergunning of een ontheffing ingevolge
deze wet is verleend en welke activiteiten de ingeschreven
marktexploitanten mogen verrichten; en

J

In artikel 2:3i wordt onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van
onderdeel e door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel f tot
onderdeel g een onderdeel ingevoegd, luidende:

f. artikel 4:62na met betrekking tot het minimaal aantal personen dat
het dagelijks beleid bepaalt; en

K

In artikel 2:54h, tweede lid, onderdeel c, wordt “artikel 4:75, eerste
tot en met derde lid” vervangen door “artikel 4:75, eerste en tweede
lid”.

L

Aan artikel 2:66a wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op buitenlandse
beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een andere lidstaat
indien de rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan
professionele beleggers.

M

Aan artikel 2:69b wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een beheerder
met zetel in een andere lidstaat die voornemens is een icbe met zetel in
Nederland te beheren indien aan artikel 2:72 is voldaan en de Autoriteit
Financiële Markten met het voornemen heeft ingestemd.

N

Artikel 2:69d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel n wordt “artikel 4:59, eerste lid” vervangen door
“artikel 4:59”.

2. Onderdeel o komt te luiden:

o. artikel 2:69c met betrekking tot de activiteiten van de beheerder;

O

Artikel 2:72 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een beheerder van een icbe met zetel in een andere lidstaat die
voornemens is een icbe met zetel in Nederland te beheren gaat daartoe
slechts over nadat de Autoriteit Financiële Markten met het voornemen
heeft ingestemd. 

2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt “het beheer van de
desbetreffende icbe” vervangen door “het beheer van het
desbetreffende type icbe”.

P

In artikel 2:83, eerste lid, onderdeel g, wordt “artikel 4:75, eerste
tot en met derde lid” vervangen door “artikel 4:75, eerste en tweede
lid”.

Q

In artikel 2:128a, vierde lid, wordt “de richtlijn markten in
financiële instrumenten 2014” vervangen door “de richtlijn markten
voor financiële instrumenten 2014”. 

R

In artikel 3:29, eerste lid, wordt “artikel 2:10b, tweede lid”
vervangen door “artikel 2:10b, derde lid”.

S

	

Artikel 3:29a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “of elektronischgeldinstellingen”
ingevoegd “op de wijze als bepaald in artikel 3:29aa, eerste lid,
of”.

2. In het tweede lid wordt na “in ruil voor elektronisch geld”
ingevoegd “op de wijze als bepaald in artikel 3:29aa, eerste lid,
of”.

T

Na artikel 3:29a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:29aa

1. Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling als bedoeld in
artikel 3:29a, eerste lid, kan de in dat lid bedoelde geldmiddelen
zekerstellen door die geldmiddelen op een rekening aan te houden die
uitsluitend daarvoor is bestemd.

2. De rekening wordt aangehouden bij een bank met zetel in Nederland die
een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank,
verleend door de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank. Uit de
tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de
betaalinstelling of elektronischgeldinstelling wordt aangehouden in
eigen naam ten behoeve van een of meer derden, met vermelding van de
hoedanigheid van de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling. 

3. In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
vormen de op een rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden
geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot
voldoening van vorderingen:

a. van de bank, bedoeld in het tweede lid, in verband met het beheer van
de rekening en die volgens de overeenkomst tussen de bank en de
betaalinstelling of elektronischgeldinstelling ten laste kunnen worden
gebracht van het afgescheiden vermogen; en

b. van de derden voor wie geldmiddelen op de rekening zijn
geadministreerd, voor zover die vorderingen verband houden met het
toevertrouwen van de geldmiddelen aan de betaalinstelling of
elektronischgeldinstelling. 

4. De betaalinstelling of elektronischgeldinstelling draagt zorg voor
een adequate administratie van het afgescheiden vermogen.

5. Indien de geldmiddelen op de rekening bij vereffening ontoereikend
zijn voor voldoening van de vorderingen, dienen de geldmiddelen ter
voldoening van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.

6. In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op
de geldmiddelen op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid
bedoelde vorderingen zullen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst
dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.

7. De betaalinstelling of elektronischgeldinstelling vult een tekort in
het afgescheiden vermogen terstond aan. Ingeval een tekort niet is
aangevuld, keert de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling in
geval van een verzoek van een derde als bedoeld in het derde lid,
onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in het saldo van de rekening
slechts zoveel uit aan deze derde als in verband met de rechten van
andere in dat onderdeel bedoelde derden mogelijk is. 

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de inrichting, de administratie en het
beheer van de rekening.

U

Na artikel 3:29c worden twee artikelen ingevoegd, luidende: 

Artikel 3:29d

1. Een afwikkelonderneming kan de geldmiddelen van derden die haar in
verband met haar werkzaamheden zijn toevertrouwd, zekerstellen door die
geldmiddelen aan te houden op een rekening die uitsluitend daarvoor
bestemd is.

2. De rekening wordt aangehouden bij de Nederlandsche Bank. Uit de
tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de
afwikkelonderneming wordt aangehouden in eigen naam ten behoeve van een
of meer derden, met vermelding van de hoedanigheid van de
afwikkelonderneming. 

3. In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
vormen de op een rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden
geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot
voldoening van vorderingen van:

a. de Nederlandsche Bank in verband met het beheer van de rekening en
die volgens de overeenkomst tussen de Nederlandsche Bank en de
afwikkelonderneming ten laste kunnen worden gebracht van het
afgescheiden vermogen; en

b. de derden voor wie geldmiddelen op de rekening zijn geadministreerd,
voor zover die vorderingen verband houden met het toevertrouwen van de
geldmiddelen. 

4. De afwikkelonderneming draagt zorg voor een adequate administratie
van het afgescheiden vermogen.

5. Indien de geldmiddelen op de rekening bij vereffening ontoereikend
zijn voor voldoening van de vorderingen, dienen deze geldmiddelen ter
voldoening van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.

6. In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op
de geldmiddelen op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid
bedoelde vorderingen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst
dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.

7. De afwikkelonderneming vult een tekort in het afgescheiden vermogen
terstond aan. Ingeval een tekort niet is aangevuld, keert de
afwikkelonderneming in geval van een verzoek van een derde als bedoeld
in het derde lid, onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in het
saldo van de rekening slechts zoveel uit aan deze derde als in verband
met de rechten van andere in het vierde lid bedoelde derden mogelijk is.


8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
met betrekking tot de aan een rekening als bedoeld in het eerste lid te
verbinden voorwaarden en kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de inrichting, de administratie en het beheer van de
rekening.

Artikel 3:29e

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere categorieën
financiële ondernemingen worden aangewezen als financiële
ondernemingen waarop artikel 3:29aa van overeenkomstige toepassing is.

V

In artikel 3:72, zevende lid, wordt na “beheerder, ” ingevoegd
“betaalinstelling, ” en wordt na “clearinginstelling, ”
ingevoegd “elektronischgeldinstelling, ”.

W

Na artikel 3:99 wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 3:99a

De houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn
gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zal
bepalen of mede bepalen of zal kunnen bepalen of mede bepalen is, gelet
op zijn reputatie, geschikt. 

X

In artikel 3A:52, vierde lid, onderdeel c, wordt na “richtlijn markten
voor financiële instrumenten” ingevoegd “2014”.

Y

In artikel 4:11, eerste lid, wordt “bewaarder van een icbe”
vervangen door “bewaarder”.

Z

In artikel 4:26, eerste lid, wordt na “2:3.0d, eerste lid, ”
ingevoegd “2:3i, ” en wordt na “2:68, derde lid, ” ingevoegd
“2:69d, vierde lid, ”.

AA

Na artikel 4:26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:26a

1. Een datarapporteringsdienstverlener meldt wijzigingen met betrekking
tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:104b, tweede lid,
verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit
Financiële Markten.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, onder vermelding
van de te volgen procedures, worden bepaald welke gegevens worden
verstrekt bij het melden van wijzigingen als bedoeld in het eerste lid
en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten
uitvoer mogen worden gelegd.

BB

In artikel 4:37l, vijfde lid, wordt “het deel Gedragstoezicht
financiële markten” vervangen door “de prospectusverordening”.

CC

De artikelen 4:37v, tweede lid, onderdeel g, en 4:37z, tweede lid,
onderdeel g, komen telkens te luiden:

g. die zijn volgestort en die zijn uitgegeven door een
beleggingsmaatschappij met een vast kapitaal in de zin van artikel 56,
zevende lid, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het
Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde
aspecten van het vennootschapsrecht (PbEU 2017, L 169). Artikel 56,
zevende lid, derde alinea, onderdeel a, van die richtlijn is van
toepassing. Deze verkrijgingen mogen niet tot gevolg hebben dat het
eigen vermogen daalt beneden het bedrag van het geplaatste kapitaal,
vermeerderd met de reserves die volgens de wet niet mogen worden
uitgekeerd.

DD

Artikel 4:38 komt te luiden:

Artikel 4:38

1. Deze paragraaf is niet van toepassing op beheerders met zetel in een
andere lidstaat die via het verrichten van diensten rechten van
deelneming in icbe’s in Nederland aanbieden, icbe’s met zetel in een
andere lidstaat en aan die instellingen verbonden bewaarders.

2. Deze paragraaf, met uitzondering van de artikelen 4:46 tot en met
4:53, aanhef en onderdeel b, 4:59a tot en met 4:59e en 4:62, is niet van
toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die vanuit een
in Nederland gelegen bijkantoor of via het verrichten van diensten
icbe’s met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in
icbe’s met zetel in Nederland aanbieden. 

3. Deze paragraaf, met uitzondering van de artikelen 4:53, aanhef en
onderdeel b, en 4:62, is niet van toepassing op beheerders met zetel in
een andere lidstaat die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor
rechten van deelneming in icbe’s in Nederland aanbieden.

EE

Artikel 4:39 komt te luiden:

Artikel 4:39

Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van
een beheerder van een icbe of maatschappij voor collectieve belegging in
effecten.

FF

In artikel 4:62n, onderdeel c, wordt na “instrumenten” ingevoegd
“2014”. 

GG

Na artikel 4:62n wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:62na

Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van
een bewaarder of pensioenbewaarder.

HH

In artikel 4:70, vierde lid, wordt “verordening (EG) nr. 44/2001 van
de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 12),” vervangen
door “Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de
Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de
erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken (PbEU 2012, L 351),”.

II

Artikel 4:75 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het derde en
vierde lid, vervalt het derde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt “eerste tot en met derde lid”
vervangen door “eerste en tweede lid”.

JJ

Artikel 4:76 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde
lid, vervalt het derde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt “eerste tot en met derde lid”
vervangen door “eerste en tweede lid”.

KK

Na artikel 4:87a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4:87aa

1. Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:87, eerste lid,
kan de rechten van de cliënten met betrekking tot de door hen aan de
beleggingsonderneming toevertrouwde gelden beschermen door die gelden
aan te houden op een rekening die uitsluitend daarvoor bestemd is.

2. De rekening wordt aangehouden bij een bank met zetel in Nederland die
een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank,
verleend door de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank. Uit de
tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de
beleggingsonderneming wordt aangehouden in eigen naam ten behoeve van
cliënten, met vermelding van de hoedanigheid van de
beleggingsonderneming. 

3. In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
vormen de op de rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden
geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot
voldoening van vorderingen van:

a. de bank, bedoeld in het tweede lid, in verband met het beheer van de
rekening en die volgens de overeenkomst tussen de bank en de
beleggingsonderneming ten laste kunnen worden gebracht van het
afgescheiden vermogen; en

b. de cliënten voor wie gelden op de rekening zijn geadministreerd,
voor zover die vorderingen verband houden met het toevertrouwen van de
gelden aan de beleggingsonderneming. 

4. De beleggingsonderneming draagt zorg voor een adequate administratie
van het afgescheiden vermogen.

5. Indien de gelden op de rekening bij vereffening ontoereikend zijn
voor voldoening van de vorderingen, dienen deze gelden ter voldoening
van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.

6. In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op
de gelden op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid
bedoelde vorderingen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst
dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.

7. De beleggingsonderneming vult een tekort in het afgescheiden vermogen
terstond aan. Ingeval een tekort niet is aangevuld, keert de
beleggingsonderneming in geval van een verzoek van een cliënt als
bedoeld in het derde lid, onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in
het saldo van de rekening slechts zoveel uit aan deze cliënt als in
verband met de rechten van andere in het derde lid bedoelde cliënten
mogelijk is. 

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de inrichting, de administratie en het
beheer van de rekening. 

Artikel 4:87ab

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere categorieën
financiële ondernemingen worden aangewezen als financiële
ondernemingen waarop artikel 4:87aa van overeenkomstige toepassing is.

LL

Artikel 5:36, derde lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die van de
toezichthoudende instantie van die andere lidstaat een vergunning hebben
verkregen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin, van de
richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014;  

MM

In artikel 5:89a, tweede lid, wordt “een duidelijke kwalitatieve
drempel” vervangen door “een duidelijke kwantitatieve drempel”. 

NN

Artikel 5:89b, eerste lid, komt te luiden:

1. Het is een persoon niet toegestaan op enig moment een nettopositie in
een grondstoffenderivaat aan te houden die de door de Autoriteit
Financiële Markten overeenkomstig artikel 5:89a, eerste lid, voor het
grondstoffenderivaat vastgestelde positielimiet overschrijdt.

OO

In artikel 5:89f, vierde lid, wordt na “artikel 58, vijfde lid, van de
richtlijn markten voor financiële instrumenten” ingevoegd “2014”.


PP

In artikel 5:89i, vijfde lid, wordt “Verordening (EG) nr. 713/2009 van
het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van
een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PbEU 2009,
L 211),” vervangen door “Verordening (EU) 2019/942 van het Europees
Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap
van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators 

(PbEU 2019, L 158),”.

PPa

	In artikel 6:2 vervalt het achtste lid, luidende “8. De
onteigeningswet is niet van toepassing op onteigeningen krachtens het
eerste lid.”.

QQ

De bijlagen behorend bij de artikelen 1:79 en 1:80 worden als volgt
gewijzigd:

1. In de opsomming van artikelen in het deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt “artikel 3:29, eerste tot en met derde
lid” vervangen door “artikel 3:29, eerste tot en met vierde lid”.

2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde ingevoegd: 

3:29aa, vierde, zevende en achtste lid 

3:29d, vierde, zevende en achtste lid

3:99a

3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiële ondernemingen wordt “4:75, eerste tot en met derde lid”
vervangen door “4:75, eerste en tweede lid” en wordt “4:76, eerste
tot en met derde lid” vervangen door “4:76, eerste en tweede lid”.

4. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde ingevoegd:

4:87aa, vierde, zevende en achtste lid

ARTIKEL II

De Wet bekostiging financieel toezicht 2019 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel a vervalt “en”.

2. In onderdeel b wordt “€ 2.500.000” vervangen door “€
4.500.000”.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door “;
en” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. het deel van de opbrengsten ontvangen uit dwangsommen of opgelegde
bestuurlijke boetes tot een bedrag van € 4.500.000 dat aan de reserve,
bedoeld in artikel 8a, wordt toegerekend.

B

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a. Reserve

1. De toezichthouder kan een reserve aanhouden die gevormd wordt uit de
opbrengsten ontvangen uit dwangsommen of opgelegde bestuurlijke boetes
tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen maximum.

2. Bij de vaststelling van de jaarrekening, bepaalt de toezichthouder
het in dat jaar aan de reserve toe te rekenen bedrag met een maximum van
€ 4.500.000.

3. De reserve heeft tot doel het dekken van incidentele kosten of andere
kosten die tot onevenredig hoge tarieven voor bepaalde personen zouden
leiden.

4. De inzet van de reserve behoeft de toestemming van Onze Ministers. 

C

In artikel 11, eerste lid, wordt “€ 2.500.000” vervangen door
“€ 4.500.000”.

D

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a. Spreiding exploitatiesaldo

1. Op verzoek van een toezichthouder kunnen Onze Ministers toestemming
geven om een exploitatiesaldo of een deel daarvan over meerdere jaren
aan de onder toezicht staande personen in rekening te brengen.

2. Toestemming wordt alleen gegeven in geval van een exploitatiesaldo
dat is ontstaan door omstandigheden met een incidenteel karakter en
waarbij doorberekening van dit exploitatiesaldo in één keer tot
aanzienlijke fluctuaties in de kosten voor het doorlopend toezicht voor
de onder toezicht staande personen zou leiden.

3. Bij de toestemming bepalen Onze Ministers in overleg met de
desbetreffende toezichthouder in welke jaren het bedrag van het
exploitatiesaldo in rekening wordt gebracht bij de onder toezicht
staande personen.

E

Aan het slot van artikel 13, tweede lid, onderdeel a, wordt een zinsnede
toegevoegd, luidende: en het te spreiden deel van het exploitatiesaldo
overeenkomstig artikel 12a. 

F

Artikel 15, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van subonderdeel 1° vervalt “en”.

b. Onder vernummering van subonderdeel 2° tot subonderdeel 4° worden
na subonderdeel 1° twee subonderdelen ingevoegd, luidende:

2°. het deel dat aan de reserve is toegerekend, bedoeld in artikel 8,
vierde lid, onderdeel c;

3°. het deel van het exploitatiesaldo waarvoor overeenkomstig artikel
12a toestemming is gegeven dit over meerdere jaren in rekening te
brengen, tenzij een overschot wordt gespreid, dan wordt dit bedrag
hierbij opgeteld;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een
puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

c. met aftrek van de inzet in het desbetreffende jaar van de reserve,
bedoeld in artikel 8a;

d. het bedrag dat overeenkomstig artikel 12a in het desbetreffende jaar
in rekening wordt gebracht.

ARTIKEL III

De Wet op het giraal effectenverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 49a wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, onder 2°, wordt na “beheerder van een
beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het
financieel toezicht” ingevoegd “of een beheerder van een icbe als
bedoeld in artikel 1:1 van die wet”.

2. In onderdeel d wordt na “een beleggingsinstelling als bedoeld in
artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht” ingevoegd “of een
icbe als bedoeld in artikel 1:1 van die wet”.

B

In artikel 49b, eerste lid, onderdeel d, vervalt “van een
beleggingsinstelling” en wordt “de beheerder van die
beleggingsinstelling” vervangen door “de beheerder van de
desbetreffende beleggingsinstelling of icbe”. 

ARTIKEL IV

Artikel 3.10, derde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme BES vervalt.

ARTIKEL V

	Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 118, eerste lid, aanhef, 119, eerste lid, aanhef, 119,
tweede lid, aanhef, 128b en 128c wordt “titel” telkens vervangen
door “afdeling”.

B

	In artikel 928, vierde lid, wordt “de artikelen 4 tot en met 6 van de
Wet op de medische keuringen” vervangen door “de artikelen 3 tot en
met 6 van de Wet op de medische keuringen”.

ARTIKEL VI

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
als volgt gewijzigd:

A

	Na artikel 23b wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 23bb

	In dit hoofdstuk wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende:
uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van
deze wet.

B

	In de artikelen 29, onderdeel a, en 30, onderdeel a, wordt “23e,
eerste en tweede lid,” vervangen door “23e, eerste, tweede en derde
lid,”.

C

	Artikel 32f wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na “ingevolge deze wet”
ingevoegd “of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.   

	2. In het vijfde lid wordt na “ingevolge deze wet” ingevoegd “of
artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

ARTIKEL VII

De Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. In dit artikel wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende:
uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

B

	Aan artikel 10, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: 

	In dit lid wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende:
uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

C

	Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na “ingevolge deze wet”
ingevoegd “of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

	2. In het vijfde lid wordt na “ingevolge deze wet” ingevoegd “of
artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht”.

ARTIKEL VIII

In artikel 69, eerste zin, van de Wet toezicht accountantsorganisaties
wordt na “ingevolge deze wet” ingevoegd “of artikel 5:20, derde
lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht”.

ARTIKEL IX

In artikel 168, vijfde lid, van de Pensioenwet wordt “derde lid”
vervangen door “vierde lid”.

ARTIKEL X

In artikel 163, vijfde lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling wordt “derde lid” vervangen door “vierde
lid”.

ARTIKEL XI

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
W, reeds houder is van een verklaring van geen bezwaar in de zin van
artikel 3:95, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, wordt
vermoed te voldoen aan de in artikel 3:99a van die wet opgenomen
geschiktheidseis, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of
omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe
beoordeling.

ARTIKEL XII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. 

ARTIKEL XIII

Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet financiële markten 2022.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1