[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht

Voorstel van wet

Nummer: 2022D15141, datum: 2022-04-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-36078-2).

Onderdeel van kamerstukdossier 36078 -2 Wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht.

Onderdeel van zaak 2022Z07482:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

36 078 Wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet inburgering 2021 te wijzigen, om het overgangsrecht aan te passen in verband met het wegnemen van enige hardheden in de Wet inburgering;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inburgering 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Wet inburgering: de Wet inburgering, zoals die wet luidde de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

B

Aan artikel 54 worden vier leden toegevoegd, luidende:

3. Een vrijstelling op grond van het bepaalde bij of krachtens artikelĀ 5, eerste lid, onderdeelĀ e, van de Wet inburgering, wordt beschouwd als een vrijstelling als bedoeld in artikelĀ 4, eerste lid, onderdeelĀ d, van deze wet.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, in afwijking van de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelenĀ 6, derde lid, 8, eerste lid, aanhef en onderdeelĀ a, en 16, vijfde lid, van de Wet inburgering gestelde regels, ter begunstiging regels worden gesteld:

a. omtrent de voorwaarden waaronder en de termijn waarbinnen een ontheffing kan worden afgegeven;

b. omtrent de voorwaarden waaronder de termijnen op grond van de artikelenĀ 7a, derde lid, en 7b, derde lid, van de Wet inburgering kunnen worden verlengd;

c. waarmee de verplichting om de lening terug te betalen wanneer sprake is van overschrijding van de termijnen, genoemd in de artikelenĀ 7a en 7b, van de Wet inburgering, wordt beperkt of tenietgedaan, en omtrent het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van de terugbetaling van de lening.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het aanbieden van begeleiding aan de inburgeringsplichtige op wie de Wet inburgering van toepassing is ter bespoediging van de afronding van de inburgeringsplicht, bedoeld in die wet.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot een goede uitvoering van het eerste lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij:

a. het met artikel I, onderdeel B, toegevoegde artikelĀ 54, vierde lid, aanhef en onderdeelĀ c, van de Wet inburgering 2021, voor wat betreft de terugbetalingsverplichting van de lening, terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, en

b. de overige leden, met uitzondering van het vijfde lid, en de onderdelenĀ a en b van het vierde lid, van het met artikelĀ I, onderdeelĀ B, toegevoegde artikelĀ 54 van de Wet inburgering 2021 kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,