Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de vragen van het lid Omtzigt, gesteld tijdens de mondelinge vragen van het Leijten over het bericht ‘Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan over WOB-verzoek’ (Nos.nl, 28 januari 2022) Kamerstuk 32802-52)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D15611, datum: 2022-04-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D15611).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z05911:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-03-29 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-31 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-04-15 12:00: Uitvoering WOB-verzoeken (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-10-05 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D15611 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties enkele vragen en opmerkingen over de uitvoering van Wob-verzoeken.
De voorzitter van de commissie,
Hagen
Adjunct-griffier van de commissie,
Honsbeek
Inhoudsopgave
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de het lid Omtzigt | |
II | Antwoord/ reactie van de Minister |
III | Volledige agenda |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) die betrekking hebben op de uitvoering van de Wob-verzoeken. Deze leden willen de Minister nog enkele (kritische) vragen voorleggen.
Afhandeling Wob-verzoeken van journalisten binnen de normale wettelijke termijnen
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het overzicht met het aantal Wob-verzoeken van media in 2020 en 2021. Deze leden vragen of de Minister kan toelichten hoeveel Wob-verzoeken in 2020 en 2021 buiten de wettelijke termijn zijn afgehandeld, zonder expliciete instemming van de Wob-verzoeker? Kan de Minister de Wob-verzoeken die buiten de wettelijke behandelingstermijn vallen zonder expliciete toestemming van de Wob-verzoeker meenemen in het toezegde jaarlijkse overzicht? Daarnaast constateren zij dat uit het overzicht blijkt dat er ministeries zijn waarbij 0% van de Wob-verzoeken binnen de behandelingstermijnen worden afgehandeld. Waarom doen deze ministeries het zoveel slechter dan anderen? Kan de Minister het verschil verklaren op basis van de percentages in de tabel?
Vertraging afhandeling van de Wob-verzoeken door de Ministeries
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de uitdagingen die de departementen ondervinden op het gebied van goede informatiehuishouding. Deze leden vragen zich af waarom het mailverkeer niet voldoende is geïntegreerd in het proces? Op welke termijn denkt de Minister dat de integratie van e-mailverkeer binnen de reguliere documentenmanagementsystemen mogelijk wordt? Kan de Minister toelichten wat de rol van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is om dit te bewerkstelligen? Deze leden constateren dat anno 2022 een groot deel van de communicatie ook met de smartphone wordt gedaan. In hoeverre zijn WhatsApp/Signal/Telegram en andere berichten via deze apps ook een onderdeel van het documentatiemanagementsysteem? Kan de Minister dit nader toelichten aangezien de inhoud van deze berichten wel onder de Wet open overheid (Woo) valt.
Als laatste willen de leden van de D66-fractie het volgende opmerken. De Scandinavische landen lijken veel succesvoller in het halen van de Wob-termijnen in vergelijking met Nederland. Deze leden willen dat Nederland hiervan leert en deze voorbeelden volgt. Op welke wijze is de Minister bereid om in gesprek te gaan met deze landen, te leren van hun «best practices» en waar kan deze «best practices» over te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie op de vragen van het lid Omtzigt, gesteld tijdens de mondelinge vragen van het Leijten over het bericht «Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan over WOB-verzoek» (Nos.nl, 28 januari 2022) (32 802, nr. 52). Deze leden vragen hoe de Minister verklaart dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geen enkel Wob-verzoek binnen de wettelijke termijn heeft afgehandeld. Zij hechten eraan dat de Minister de Kamer jaarlijks informeert over de voortgang van de opdracht om het percentage tijdig afgehandelde verzoeken omhoog te krijgen. Zij vragen welke effecten de Minister op dit punt verwacht van de invoering van de Woo. Welke stappen zet de Minister om de noodzakelijke cultuurverandering bij de verschillende ministeries tot stand te brengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de informatievoorziening vanuit de regering. Deze zorgen strekken verder dan alleen de informatievoorziening aan de Kamer, waar ook al veelvuldig over is gesproken. Veel journalisten spreken openlijk hun ergernis uit over de overheid die vaak te laat reageert, procedures frustreert en veel informatie weglakt, terwijl dit wel openbaar zou moeten zijn. Uit de cijfers over 2021 blijkt dat geen enkel ministerie in staat was alle Wob-verzoeken van journalisten op tijd te behandelen. Sterker nog, geen enkel ministerie bleek in staat ook maar de helft van de Wob-verzoeken op tijd te beantwoorden. Kan de Minister nader verklaren waarom dat niet gelukt is? Kan de Minister ook nader reflecteren hoe deze cijfers zich verhouden tot gemaakte beloftes over een nieuwe bestuurscultuur en meer transparantie? Kan de Minister aangeven in hoeverre een informatieregister, zoals voorgesteld in een eerdere versie van de Woo, zal bijdragen aan in eerste instantie minder noodzaak tot Wob-verzoeken en in tweede instantie een minder lange afhandelingstermijn? Is de Minister bereid om alsnog de mogelijkheden voor een informatieregister te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen deze leden aan de Minister hoe zij reflecteert op zowel de overschreden termijnen, het in ieder geval tot op heden ontraden van een informatieregister en de voorgestelde wijziging van de Archiefwet, die op veel kritiek kan rekenen van archivarissen als het gaat om de verantwoordingsplicht vanuit de overheid en dat de Minister van Binnenlandse Zaken vanuit dit oogpunt niet het wetsvoorstel (mede-)ondertekent? Deelt de Minister de mening dat het in dat licht erg moeilijk is om erop te vertrouwen dat de overheid niet bewust Wob-verzoeken vertraagt? Zeker indien bewindslieden ook nog eens hun privémail gebruiken en zo aan de openbaarheidsplicht ontduiken? In hoeverre is het in dat opzicht wenselijk als de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties meer handhavingsinstrumenten had dan «het woord en een strenge blik»? En indien de Minister dit wenselijk acht, welke handhavingsmogelijkheden zouden dan denkbaar zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Er zijn inmiddels talloze voorbeelden van momenten waarop de overheid onvoldoende openbaarheid van informatie heeft gegeven. Of dat nu richting de Kamer, burgers of de media was. Dat is problematisch, want het uitgangspunt is dat informatie openbaar en toegankelijk is. Zo wordt de samenleving in staat gesteld om de overheid te controleren. Het recht op informatie is noodzakelijk in een democratische samenleving. De leden van de Volt-fractie maken zich zorgen over het gebrek aan transparantie vanuit de overheid. Deze leden hebben vragen over de geagendeerde stukken en de openbaarheid van overheidsinformatie in Nederland in algemene zin.
Openbaarheid overheidsinformatie
Onder de vlag van de Raad van Europa werd in 2009 in Tromsø de Convention on Access to Official Documents afgesloten. Waarom heeft Nederland de Tromsø Conventie tot op heden niet ondertekend en geratificeerd? Welke inspanningen gaat de regering leveren om de positie in de Global Right to Information Rating en de vergelijking van afhandelingstermijnen binnen de EU te verbeteren?
Welke inspanningen levert de Minister om de vindbaarheid van informatie te vergroten? Hoe denkt de Minister over de suggesties uit het rapport «Ondraaglijk traag» van het Instituut Maatschappelijke Innovatie en de Open State Foundation om te zorgen voor een gestandaardiseerde informatiehuishouding die uitgaat van het principe «open by design», waarbij open standaarden worden gebruikt waardoor de metadata en alle bronnen machineleesbaar en linkbaar zijn? Hierbij kan worden gekeken naar het Noorse systeem waarin al meer automatisering plaatsvindt.
Heeft de overheid, naar oordeel van de Minister, genoeg inzicht in de gegevens- en informatiestromen die er zijn binnen de departementen en met externen? Zijn de huidige systemen voldoende toegerust op het vinden van de juiste informatie? Is er informatie niet (langer) beschikbaar vanwege verouderde systemen? Zo ja, kan de Minister een inschatting maken van de hoeveelheid informatie die niet beschikbaar is vanwege verouderde systemen of gebrekkige informatiehuishouding?
Wanneer informatie openbaar wordt gemaakt, zijn niet zelden grote delen zwartgelakt. Op grond van hoofdstuk V van de Wob en hoofdstuk 5 van de Woo is bepaalde informatie uitgezonderd van de openbaarmakingsplicht. Indien je die uitzondering ruim interpreteert, is veel informatie uitgezonderd. Het uitgangspunt is echter «openbaarheid, tenzij»; we gaan uit van openbaarheid en transparantie. In dat licht vragen de leden van Volt-fractie de Minister welke afweging normaliter ten grondslag ligt aan de beslissing om bepaalde informatie wel of niet zwart te lakken? Kan de Minister de verschillende stappen in de belangenafweging uiteenzetten en toelichten welke categorieën ambtenaren daarbij betrokken zijn? Zijn dat juristen, woordvoerders of de bewindspersonen zelf?
In het verlengde daarvan concluderen de leden van de Volt-fractie ook dat het voorkomt dat bewindspersonen bepaalde informatie niet delen met het argument dat het delen niet toegestaan is op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) of andere (implementatie)wetgeving die de persoonlijke levenssfeer of persoonsgegevens dienen te beschermen. Vaak wordt niet toegelicht hoe de bewindspersoon tot die conclusie is gekomen. Kan de Minister toelichten welke belangenafweging wordt gemaakt om tot de conclusie te komen om bepaalde informatie zwart te lakken op grond van de AVG? Welke concrete stappen worden gezet? Welke aspecten zijn van belang bij die weging? Wordt bijgehouden om wat voor soort gegevens het dan gaat? Wordt dit geanalyseerd om eventueel grondslagen te creëren in wetgeving om bij een patroon bepaalde verwerkingen toch mogelijk te maken? Denk dan bijvoorbeeld aan gegevens die slachtoffers nodig hebben in het kader van het vaststellen van hun rechtspositie ten aanzien van zwarte lijsten bij de Belastingdienst of het controleren van de inspanningen in het kader van de sancties op Russische oligarchen.
WOB-verzoek inzake asielopvang in Nederland
In het niet tijdig verstrekken van informatie is een patroon te herkennen. Niet zelden worden stukken die op grond van Wob-verzoeken zijn opgevraagd, kort voor debatten of andere belangrijke momenten verstrekt. Hoe oordeelt de Minister hierover? Wordt bij het verstrekken van informatie rekening gehouden met de politieke gevolgen? Wordt informatie die naar aanleiding van een Wob-verzoek verzameld is direct aan de verzoeker verstrekt zodra het klaarligt? Zo niet, waarom niet?
Reactie op vragen van het lid Omtzigt over het bericht «Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan over WOB-verzoek»
Uit het rapport «Ondraaglijk traag» van het Instituut Maatschappelijke Innovatie en de Open State Foundation volgt dat de verschillende ministeries en uitvoeringsorganisaties gegevens over Wob-verzoeken anders bijhouden, waardoor kwantitatief onderzoek en vergelijkingen moeilijk te maken zijn. Deelt de Minister de opvatting dat bruikbare data over overheidshandelen bij kan dragen aan de openbaarheid van informatie en transparantie van overheidshandelen? Is de Minister voornemens dit naar de toekomst gelijk te trekken? Mede gelet op de introductie van Woo?
Uit het onderzoek blijkt tevens dat alle ministeries meer tijd nemen voor de afdoening van Wob-verzoeken. Hoe verwacht de Minister dat – met het oog op de komst van de Woo en de kortere termijnen – kan worden voldaan aan de afhandelingen van informatieverzoeken? Zo hebben we gezien dat het aantal Wob-juristen bij het Ministerie van VWS is uitgebreid tot 100 Fte. Is het aantal Fte’s dat beschikbaar is voor de afdoening op dit moment voldoende binnen de rijksoverheid? En worden er voorbereidingen getroffen om dit uit te breiden gelet op de komst van de Woo? Kan de Minister een overzicht geven van het aantal Fte’s dat in dienst is bij de verschillende departementen voor de afdoening van informatieverzoeken?
In hoeverre schat de Minister in dat de Woo tot verbeteringen zal leiden in de afhandelingen van informatieverzoeken en zijn er technische obstakels die verhinderen dat binnen een korte termijn kan worden gehandeld?
Hoe oordeelt de Minister over de cijfers uit het rapport «Ondraaglijk traag» waaruit volgt dat het aantal Wob-verzoeken dat als omvangrijk kan worden gekwalificeerd relatief beperkt is? Hoe verhoudt dit zich tot de lange verstrekkingstermijnen? Uit het onderzoek blijkt ook dat zelfs bij kleine Wob-verzoeken nauwelijks de wettelijke termijnen worden gehaald. Hoe verklaart de Minister dat?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt dankt de Minister voor het heldere overzicht van de reactietermijnen op de Wob-verzoeken van de media. Graag verneemt dit lid wat de wettelijke termijn is die als grens gehanteerd is: is dat de termijn van vier weken of is dat een andere termijn? Graag ontvangt hij op die vraag een precies antwoord. Ook zou hij graag horen wat de gemiddelde termijn van beantwoording geweest is bij Wob-verzoeken van de media het afgelopen jaar, uitgesplitst per ministerie.
Het valt het lid Omtzigt op dat bij elk van de ministeries minder dan de helft van de Wob-verzoeken van de media binnen de wettelijke termijn wordt beantwoord. Dit lid vraagt de Minister wat de doestellingen zijn in 2022 en 2023. Hoeveel van de Wob-verzoeken aan ministeries dienen dan op tijd beantwoord te worden? Is de Minister bereid de stand van zaken per ministerie elk half jaar openbaar te maken en aan de Kamer te melden?
Verder was het lid Omtzigt verbaasd over de zinssnede «De Wob stelt termijnen voor het afhandelen van een verzoek. Ik heb geen signalen ontvangen waaruit zou blijken dat er bewust wordt vertraagd bij het afhandelen van een verzoek.» Deze standaard zin heeft dit lid meerdere keren in antwoord op Kamervragen gekregen en duidt erop dat er ook niet naar signalen gezocht is. Daarom vraagt hij een overzicht van de zaken waarin een ministerie (inclusief de belastingdienst) in het afgelopen jaar veroordeeld is door de rechter vanwege de Wob, met per uitspraak hoe de uitspraak is uitgevoerd.
Kan de Minister dan nog steeds volhouden dat er nooit bewust vertraagd is door de regering bij een Wob verzoek door de media?
Mocht de Minister nog wat voorbeelden van Wob-misbruik en -vertraging nodig hebben, dan is het lid Omtzigt bereid die te verzamelen.
II Antwoord/ Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
WOB-verzoek inzake asielopvang in Nederland. Kamerstuk 19 637, nr. 2837 – Brief regering d.d. 24-03-2022, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Reactie op de vragen van het lid Omtzigt, gesteld tijdens de mondelinge vragen van het Leijten over het bericht «Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan over WOB-verzoek» (Nos.nl, 28 januari 2022). Kamerstuk 32 802, nr. 52 – Brief regering d.d. 24-03-2022, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot