[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Kathmann en Maatoug over private equity Bencis koopt in stilte weer kinderopvangverblijven op

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D16442, datum: 2022-04-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-2488).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z04395:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2488

Vragen van de leden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over private equity Bencis koopt in stilte weer kinderopvangverblijven op (ingezonden 9 maart 2022).

Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 21 april 2022).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Investeerder Bencis koopt in stilte weer kinderopvangverblijven op»?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met het artikel.

Vraag 2

Klopt het dat, zoals in het artikel ook gesteld, Bencis voormalig eigenaar van Estro is? Herinnert u zich het enorme debacle met Estro in 2014 waarbij duizenden ouders en kinderen de dupe werden van het faillissement van Estro?

Antwoord 2

Dat klopt. In 2006 nam Bencis Capital Partners het toenmalige Catalpa over van Waterland Private Equity Investments. In 2010 werd Catalpa verkocht aan Providence Equity LLP die de organisatie omdoopte tot Estro in 2011. In 2013 namen KKR en Bayside Capital de kinderopvangorganisatie over, waarna het in 2014 als Smallsteps doorging na een flitsfaillissement onder de investeringsmaatschappij HIG Capital. Het Europees Hof van Justitie oordeelde in 2017, in een zaak aangespannen door de FNV, dat bij dit flitsfaillissement de Europese Richtlijnen met betrekking tot de overgang van ondernemingen niet waren gevolgd.2 Uiteindelijk heeft de FNV destijds een schikking getroffen met Smallsteps voor 700 oud-werknemers. Dit was een turbulente periode voor de ouders, kinderen en medewerkers, waar onder andere uw Kamer vragen over heeft gesteld.

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat een bedrijf met zo’n slecht track record opnieuw kinderopvangorganisaties opkoopt?

Antwoord 3

De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft op verzoek van de curator in haar beschikking van 10 december 2019 een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Estro Groep vanaf 1 januari 2009 tot 9 december 2010.3 Er waren gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken. Daarbij is stilgestaan bij het feit dat kinderopvang in hoge mate met publiek geld wordt gefinancierd via de kinderopvangtoeslag. Tevens is gewezen op de maatschappelijke impact van het latere faillissement van Estro en het algemene maatschappelijke belang bij openheid van zaken. Het onderzoek richt zich op het besluitvormingsproces van het bestuur van Catalpa N.V. (het latere Estro) rond de overname, de informatievoorziening daarover aan het centrale medezeggenschapsorgaan, de mogelijke belangenverstrengeling, en het toezicht op het bestuur. Het verslag van het onderzoek ligt ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage voor eenieder.4

Ook ik vind een juiste gang van zaken, een juist beleid en transparantie belangrijk. Zeker gezien het maatschappelijke belang van de kinderopvang. Het is primair van belang dat kinderopvang veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is en blijft, onafhankelijk van de organisatie- of financieringsvorm van de kinderopvangorganisatie. Alle kinderopvangorganisaties moeten voldoen aan de wettelijke (kwaliteits)eisen, ongeacht in welke constructie het eigendom onder is gebracht. Zo ook kinderopvangorganisaties in bezit van Bencis.

Ik zie dat de sector zich hard inzet om het aanbod van kinderopvang aan te laten sluiten op de vraag en ik zie bij veel kinderopvangorganisaties mooie dingen gebeuren. Tegelijkertijd deel ik uw ongemak en zorgen rondom private equity investeringen in de kinderopvang. Het idee dat belastinggeld niet ten goede zou komen aan de kinderopvang, maar zou uitstromen als overwinst naar private equity partijen, vind ik ook niet wenselijk. Daarom wil ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang gaan onderzoeken. Daarbij wil ik ook onderzoek doen naar de mogelijke effecten en de voor- en nadelen van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen, een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders. Ik zal dit binnenkort in gang zetten en uw Kamer informeren over de uitkomsten wanneer deze bekend zijn.

Vraag 4 en 5

Wat vindt u van het feit dat de overname van Samenwerkende Kinderopvang (248 vestigingen) door Bencis niet vermeld stond op de website van de investeringsmaatschappij en ook niet op de website van Samenwerkende Kinderopvang?

Wat vindt u ervan dat ouders waarvan de kinderen op de Samenwerkende Kinderopvang zitten, niet zijn geïnformeerd dat de eigenaar van hun kinderopvang een private equity is? Bent u van mening dat ouders moeten kunnen weten wie de eigenaar is van de organisatie waar zij hun kinderen heen brengen voor opvang?

Antwoord 4 en 5

Gezien de gang van zaken, snap ik dat de acties van Bencis in de kinderopvang onder een vergrootglas liggen. In het Landelijk Register Kinderopvang staat wie de houder is van een kinderopvanglocatie. Hier kan echter nog een houdersconstructie boven zitten. Dit betreft openbare informatie, die valt te achterhalen aan de hand van het KvK-nummer dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang, maar vergt wel uitzoekwerk. Het belangrijkst is dat kinderen en hun ouders erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. Naast de wettelijke eisen is proactieve transparantie belangrijk voor het vertrouwen van ouders. Dit heeft het ministerie nadrukkelijk in een gesprek met de betreffende kinderopvangorganisatie aangegeven. Dit zal ook breder in gesprek met de sector uitgedragen worden.

Vraag 6–8

Hoe rijmt u dat met de door uw voorganger gedane toezegging om ouders beter te informeren over private equity in de kinderopvang?5

Kan uit het feit dat ouders bij de Samenwerkende Kinderopvang geen kennis hadden over het feit dat de eigenaar van hun kinderopvangorganisatie een private equity is, worden geconcludeerd dat u en uw voorganger onvoldoende actie hebben ondernomen aangaande de toezegging om ouders te informeren?

Wat gaat u doen om de door uw voorganger gedane toezegging gestalte te geven? Wat zijn hierbij de mogelijkheden om deze informatie verplicht te stellen voor de kinderopvangsector?

Antwoord 6–8

Tijdens het algemeen overleg van 20 juni 2019 is met uw Kamer onder andere gesproken over de rol van private equity in de kinderopvang. Daar heeft mijn voorganger benadrukt dat alle kinderopvangaanbieders, ongeacht de organisatievorm, aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen en dat de overheid als scheidsrechter stevig moet handhaven als er iets mis is. Ook ik vind dat wij moeten optreden tegen uitholling en verschraling, ongeacht wie de investeringen doet in de kinderopvang. De toezegging die mijn voorganger destijds heeft gedaan is dat de informatie die beschikbaar is voor ouders over private-equityondernemingen in kaart zal worden gebracht en zal worden gekeken wat er eventueel aan schort of tekortschiet.

Aan deze toezegging is voldaan middels de Kamerbrief van 19 december 2019.6 In deze brief is de beschikbare informatie voor ouders over private equityondernemingen in de kinderopvang in kaart gebracht. In een enquête onder 1.839 ouders is toen onder andere een aantal vragen gesteld rondom de organisatievorm van de kinderopvangorganisaties. Hieruit kwam naar voren dat meer dan de helft (56%) van de ouders, die gebruik maken van buitenschoolse opvang/kinderdagverblijf, weten waar zij informatie over de organisatievorm kunnen vinden. In deze groep gaven bijna alle ouders vervolgens (98%) aan geen informatie te missen. Binnen de andere groep ouders, die aangeeft de informatie niet te kunnen vinden (44%), gaf 89% van de ouders aan geen behoefte te hebben aan meer informatie. Meer dan de helft (55%) van de bevraagde ouders gaf aan de organisatievorm van de opvang niet belangrijk te vinden. Ruim een derde (36%) vond dit wel belangrijk, maar heeft het niet meegenomen in de keuze voor een kinderopvanglocatie. 9% gaf aan het belangrijk te vinden én ook mee te nemen in de keuze voor een kinderopvanglocatie. Met de verschillende mogelijkheden die er zijn om informatie te vinden over de organisatievorm, en met de doorontwikkeling van «in-één-oogopslag» is geconcludeerd dat voldoende tegemoet wordt gekomen aan de informatiebehoefte van ouders op dit vlak.

Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven, betreft het openbare informatie wie de eigenaar is van een kinderopvangorganisatie en hoe de houdersconstructie eruitziet. Toch vind ik het vanuit transparantie beter als ouders hier door de kinderopvangorganisatie actief over geïnformeerd worden. Daar is de kinderopvangorganisatie door het ministerie op gewezen.

Vraag 9

Kunt u aangeven wat de gemiddelde prijzen waren van de kinderopvang en van de buitenschoolse opvang de afgelopen vijf jaar, en hierbij ook de gemiddelde uurprijzen en de gemiddelde prijsstijgingen de afgelopen vijf jaar geven?

Antwoord 9

De door u gevraagde cijfers zien er als volgt uit.

2021 € 8,60 (+2,5%) € 7,74 (+1,7%) € 6,44 (+0,8%)
2020 € 8,39 (+3,3%) € 7,61 (+2,8%) € 6,39 (+2,4%)
20192 € 8,12 (+8,8%) € 7,40 (+2,5%) € 6,24 (+4,0%)
2018 € 7,46 (+3,8%) € 7,22 (+3,1%) € 6,00 (+2,7%)
2017 € 7,19 (+3,0%) € 7,00 (+2,3%) € 5,84 (+2,8%)

1 De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

2 Per 1 januari 2018 was de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang in werking getreden. De wijzigingen in de kosten voor de dagopvang en buitenschoolse opvang werden vertaald in een evenredige aanpassing van de maximum uurprijzen. Ter compensatie van de maatregelen die per 1 januari 2019 in werking traden is de maximum uurprijs voor de dagopvang (voornamelijk) per 1 januari 2019 opnieuw verhoogd (Stb. 2018, 327).

Bron: Toeslagen, cijferbeeld januari 2022, bewerking Ministerie van SZW.

De tabel geeft de gemiddelde tarieven (in euro’s) en de procentuele jaar-op-jaar stijging weer voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. De cijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van uurtarieven. Voor 2020 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2019 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief. Enige jaarlijkse prijsstijging is logisch in verband met economische ontwikkelingen. Daarom worden de maximum uurprijzen waarover ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen jaarlijks geïndexeerd. De indexatie is een gewogen gemiddelde van de loon- en prijsontwikkeling op basis van het CEP van CPB. Het Waarborgfonds kinderopvang heeft zichtbaar gemaakt dat de sector een grote variatie kent in de kostprijs van kinderopvangaanbieders.7 Specifieke (kosten)ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat een kinderopvangorganisatie op een andere prijsstijging uitkomt.

Vraag 10

Vindt u het stuitend dat de tarieven voor ouders enorm zijn verhoogd, de groepsgrootte is vergroot en dat er tegelijkertijd een miljoen rente moet worden betaald aan investeerder Bencis?

Antwoord 10

Aan kwalitatief goede kinderopvang die financieel en fysiek toegankelijk is voor ouders en voor kinderen hecht ik groot belang. Daarom moeten alle kinderopvangaanbieders allemaal aan dezelfde regels en eisen voldoen, ongeacht de organisatie- of financieringsvorm van de kinderopvangorganisatie. Zo ook rondom de groepsgrootte en de totstandkoming van de tarieven. Zolang aan de voorwaarden wordt voldaan, is een kinderopvangaanbieder vrij in hun tariefstelling. Daarbij houden zij rekening met hun verwachte kostprijs, de voorkeur van ouders en potentiële concurrentie vanuit andere kinderopvangaanbieders. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven wil ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang onderzoeken.

Op grond van de fiscale geheimhoudingplicht die is neergelegd in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. »Meer algemeen geldt dat er maatregelen genomen zijn voor een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. Zo is de aftrekbaarheid van rente in de vennootschapsbelasting beperkt met de robuuste implementatie van een generieke renteaftrekbeperking (de earningsstrippingmaatregel). De earningsstrippingmaatregel vloeit voort uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1)8 en is een generieke renteaftrekbeperking die met ingang van 1 januari 2019 in werking is getreden. Deze maatregel is primair gericht tegen belastingontwijking. De Nederlandse implementatie van deze earningsstrippingmaatregel is echter voorzien van een aanvullend doel. Nederland wil dat de earningsstrippingmaatregel eveneens (of beter: vooral) tot doel heeft dat een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen wordt bereikt, zodat dit de keus tussen beide minder verstoort. Om die reden is de earningsstrippingmaatregel aanzienlijk strenger vormgegeven dan hetgeen ATAD1 (als minimum) vereist. Zo is de drempel – ten opzichte van de minimumnorm uit ATAD1 – verlaagd van € 3 miljoen naar € 1 miljoen en is de earningsstrippingmaatregel niet voorzien van een zogenoemde groepsuitzondering of een uitzondering voor zogenoemde «stand alone»-entiteiten.

Per 1 januari 2022 is deze renteaftrekbeperking nog verder aangescherpt. Het aftrekpercentage is verlaagd naar 20% van de EBITDA9 (grof gezegd: het bruto bedrijfsresultaat), terwijl ATAD1 een percentage van 30% kent. Bovendien is de specifieke renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage met ingang van 1 januari 2021 – als onderdeel van het pakket Belastingplan 2021 – ook verder aangescherpt. Deze renteaftrekbeperking beoogt binnen concernverband grondslaguitholling door renteaftrek tegen te gaan. Als gevolg van de aanscherping kan deze renteaftrekbeperking – kort gezegd – niet langer onder omstandigheden leiden tot een ongewenste vrijstelling. De mogelijkheid om rente in aanmerking te nemen voor aftrek van de winst is in het algemeen derhalve aanzienlijk beperkt.

Vraag 11

Bent u het eens dat deze 1 miljoen euro ook had kunnen worden gebruikt voor het aantrekken van extra personeel, hogere salarissen voor kinderopvangmedewerkers en/of verlaging van de uurprijzen voor ouders?

Antwoord 11

Een organisatie maakt hierin een eigen afweging. Ik zie diverse kinderopvangorganisaties in bezit van private equity investeren in de kwaliteit van kinderopvang. Bijvoorbeeld KidsFoundation met hun Academisch Platform waar in samenwerking met academici wordt ingezet op professionalisering van de praktijk van kinderopvang. Uit eerder onderzoek is dan ook gebleken dat de indeling naar profit, non-profit of rechtsvorm niet bepalend is voor de aangeboden kwaliteit.10 De organisatie die in het onderzoek getypeerd wordt als «sociaal-geëngageerde professionele organisatie» bieden volgens het onderzoek over de hele linie hogere kwaliteit. Dit zijn organisaties waar marktdenken met een winstdoelstelling en klantgerichtheid, gemeenschapsoriëntatie en professionele waarden evenwichtig verenigd zijn en waar management en professionals als team samenwerken. De missie en lokale betrokkenheid van de organisatie en de aandacht voor professionalisering en actieve betrokkenheid van medewerkers zijn dus betere voorspellende kenmerken voor de aangeboden kwaliteit van kinderopvang.

Een private equity investeerder zal na enkele jaren de onderneming willen verkopen voor een hogere prijs dan het de onderneming heeft gekocht. Daarvoor is het belangrijk dat het een gezonde onderneming achterlaat met toekomstperspectief. Een kinderopvangorganisatie kan zich niet uit de kinderopvang prijzen met te hoge uurtarieven. Daarnaast is personeel nodig. Een kinderopvangorganisatie moet een aantrekkelijke werkgever zijn om voldoende personeel aan zich te kunnen verbinden om de kinderopvang tot stand te laten komen. Dit zijn aspecten waar de eigenaar naast de wettelijke eisen rekening mee zal houden. Gezien het verleden, verwacht ik dat een volgende investeerder in de kinderopvang die momenteel in het bezit is van Bencis, extra kritisch naar het toekomstperspectief van de kinderopvangorganisatie zal kijken.

Kinderopvang heeft een publieke functie en daarom is overheidsfinanciering belangrijk. Tegelijkertijd brengt de grote mate van overheidsfinanciering ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Dit wordt nog belangrijker nu dit kabinet de kinderopvang nog toegankelijker wil maken en de overheidsfinanciering verder zal toenemen. Het stelsel moet de beste uitkomsten voor ouders en kinderen bieden. Zeker in de ontwikkeling naar het nieuwe stelsel de komende jaren, wordt dit een nog groter aandachtspunt. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, wil ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang onderzoeken. Zoals eerder aangegeven, wil ik daarbij ook de mogelijke effecten en de voor- en nadelen onderzoeken van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen, een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders.

Vraag 12

Welke uurprijsstijging wordt er verwacht naar aanleiding van de uitbreiding van de kinderopvangtoeslag naar 95%?

Antwoord 12

Het is op voorhand lastig te voorspellen wat de effecten van de stelselwijziging op de tariefontwikkeling zullen zijn. Dit hangt onder meer samen met de omvang en snelheid van de stijging van de vraag en de snelheid waarmee het aanbod hierop reageert. Ook andere factoren, zoals de algemene krapte op de arbeidsmarkt en economische ontwikkelingen, spelen een rol. De ontwikkeling van de tarieven is een van de aandachtspunten in de verdere uitwerking waar ik naar kijk.

Vraag 13

Overweegt u een maximering van de uurprijs?

Antwoord 13

Op dit moment is niet duidelijk in hoeverre de tarieven gaan stijgen en is een maximering niet aan de orde. Echter, zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 12, is de ontwikkeling van de tarieven een aandachtspunt, omdat dit van invloed kan zijn op de toegankelijkheid. Het is van belang dat de maximum uurprijs (en de daaraan gekoppelde toeslag) de kinderopvang toegankelijk maakt en houdt. De stevige publieke component in de financiering zal van invloed zijn op de prikkels die werkelijke uurprijzen laag kunnen houden. Tegelijkertijd is het zaak dat de maximum uurprijs ruimte biedt voor een doelmatige bedrijfsvoering en investeringen. Bij het eventueel overwegen van het instellen van beperkingen ten aanzien van het bepalen van de tarieven is daarom van belang om de complexiteit van dergelijke regelgeving en gevolgen hiervan goed mee te nemen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, zal ik dit betrekken in het onderzoek naar de rol van verschillende financieringsvormen in de kinderopvang waarbij ik ook de voor- en nadelen van een dergelijke maatregel in kaart wil brengen.

Vraag 14

Vindt u dat het gedrag van Bencis overeenkomsten vertoont met dat van een sprinkhaankapitalist?

Antwoord 14

Zoals gezegd bij het antwoord op vragen 4 en 5 hecht ik belang aan transparantie. Zeker in een sector waar kinderen en hun ouders erop moeten kunnen vertrouwen dat de kinderopvang van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. De betreffende informatie is openbaar te vinden. Toch vind ik het vanuit transparantie beter als ouders hier door de kinderopvangorganisatie proactief over geïnformeerd worden. Daar is de kinderopvangorganisatie door het ministerie nadrukkelijk op gewezen. Dit zal ook breder in gesprek met de sector uitgedragen worden. Binnen de kinderopvangsector gelden voor iedere aanbieder dezelfde voorwaarden en kwaliteitseisen. Daarin verschilt Bencis niet van andere eigenaren van kinderopvangorganisaties.

Vraag 15

Aangezien een groot gedeelte van de kosten van de kinderopvang voor ouders via de kinderopvangtoeslag wordt betaald, wat vindt u ervan dat de overheid feitelijk de zakken van aandeelhouders van Bencis aan het vullen is?

Antwoord 15

Sinds 2005 zijn verschillende partijen, zowel met als zonder winstoogmerk, actief die investeren in het aanbod van kinderopvang. Zo ook investeringsmaatschappijen. Investeringen in de kinderopvangsector helpen bij het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en bij het bieden van meer keuzemogelijkheden voor ouders, zodat ouders een kinderopvang kunnen kiezen die past bij hun persoonlijke situatie. Vanwege het grote publieke belang van kinderopvang kunnen ouders middels de kinderopvangtoeslag een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang krijgen. In het coalitieakkoord is de ambitie uitgesproken dat deze tegemoetkoming op termijn voor alle werkende ouders 95% zal zijn. Het zijn de ouders die kiezen naar welke organisatie zij hun kind brengen en deze tegemoetkoming ontvangen voor de kosten van de opvang die zij gebruiken. Kinderopvangorganisaties zijn tot op zekere hoogte vrij in wat zij met hun inkomsten doen, maar moeten wel aan alle regelgeving voldoen. Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 14.

Vraag 16

Constaterende dat het waarborgfonds in haar sectorrapport 2020 aangeeft dat er 4,1% resultaat is gemaakt door vennootschappen11, terwijl uit CBS-cijfers blijkt dat de winst meer de orde van grootte van 12,5% is, kunt u specifieker aangeven wat de afgelopen vijf jaar de winsten in de kinderopvangsector waren?

Antwoord 16

Het Waarborgfonds verzamelt en analyseert voor de rapportage de definitieve geconsolideerde jaarrekeningen. Zowel van grote als kleine organisaties. Voor de meest recente editie van het sectorrapport gaven in totaal 170 kinderopvangorganisaties inzage in hun jaarrekening, goed voor 41,6% van het totale aantal kindplaatsen in Nederland. Het Waarborgfonds werkt met een gewogen gemiddelde, zodat grote organisaties geen disproportionele invloed hebben op de uitkomsten.

2020 4,1%
2019 4,8%
2018 5,4%
2017 3,8%
2016 3,0%
Bron: Waarborgfonds kinderopvang – Jaarlijkse Sectorrapport Kinderopvang

De kinderopvangsector bestaat uit enkele grote organisaties en veel kleine, lokale aanbieders. Bij het analyseren van deze percentages dient er rekening gehouden te worden met het feit dat de privéonttrekkingen van eenmanszaken, maatschappen en vennootschappen onder firma nog in mindering gebracht dienen te worden.

Het kan voor (met name kleine) kinderopvangorganisaties ingewikkeld zijn om de gevraagde financiële gegevens aan te leveren. En zeker om dit op een uniforme manier te doen. Daarom ondersteunt het Waarborgfonds hen daarbij (zie ook: Mijn Kostprijs | Waarborgfonds Kinderopvang). Vanwege de sectorspecifieke kennis en ervaring van het Waarborgfonds maakt SZW gebruik van hun jaarlijkse sectorrapportage. Overigens laten het CBS en het Waarborgfonds wel een soortgelijke ontwikkeling van de resultaten voor belasting zien.

Vraag 17

Bent u het eens dat als er winst wordt gemaakt in de kinderopvang dit terug moet vloeien naar de kwaliteit van de kinderopvang?

Antwoord 17

Zie ook mijn antwoord op vraag 11. De betrokken partijen zetten zich hard in om het aanbod van kinderopvang aan te laten sluiten op de vraag en ik zie bij veel kinderopvangorganisaties mooie dingen gebeuren. Ik ben er ook trots op dat de Nederlandse kinderopvang in zijn algemeenheid van hoge kwaliteit is, ook in vergelijking met het buitenland.12 Zoals bij het antwoord op vraag 15 gezegd zijn kinderopvangorganisaties tot op zekere hoogte vrij in wat zij met hun inkomsten doen. Het nodigt investeerders uit om bij te dragen aan de kinderopvang. Investeringen in de kinderopvangsector helpen bij het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en bij het bieden van meer keuzemogelijkheden voor ouders. Zo biedt Partou, een grote organisatie met een private equity partij als eigenaar, in BBL-trajecten, een eigen werkleerbedrijf voor nieuwe medewerkers en een eigen academie voor bestaande medewerkers om zich te kunnen doorontwikkelen. Deze activiteiten zijn waardevol in de huidige krappe arbeidsmarkt en nodig om het aanbod van kinderopvang te kunnen uitbreiden. Volgens het laatste sectorrapport van het Waarborgfonds kinderopvang werd er voor 0,2% uitgekeerd aan dividend.

Vraag 18–20

Bent u het eens dat als straks 95%, en mogelijk zelfs 100%, van alle kosten voor de kinderopvang door de overheid worden gedragen dat het dan nog ongewenster is dat dit geld in zakken van (buitenlandse) aandeelhouders komt?

Vindt u daarom dan ook dat bij de afschaffing van de kinderopvangtoeslag ook moet worden gekeken naar een verbod op winstuitkeringen (naar aandeelhouders) in de kinderopvang?

Bent u bereid om ook verder te onderzoeken welke maatregelen genomen kunnen worden om de ongewenste manier van financieren in ons kinderopvangstelsel te veranderen?

Antwoord 18–20

Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Kinderopvang heeft een publieke functie en daarom is overheidsfinanciering belangrijk. Dit kabinet heeft het voornemen om kinderopvang nog toegankelijker te maken en de overheidsfinanciering zal verder toenemen. Hiermee wordt de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen verder gestimuleerd. Ook draagt goede kinderopvang bij aan de ontwikkeling van kinderen. De sector voor kinderopvang is een private sector. Daarbij hoort de mogelijkheid om rendement te halen op de investeringen in de sector. Juist ook bij de noodzaak voor een stevige groei van de sector is het van belang dat de sector aantrekkelijk is voor ondernemers. De vraag zal naar verwachting sterk toenemen. Dit vraagt grote investeringen van de sector.

Tegelijkertijd brengt de grote mate van overheidsfinanciering ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Ik ben het met u eens dat het stelsel de beste uitkomsten voor ouders en kinderen moet bieden. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, wil ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang laten onderzoeken. Zoals ik daarbij heb aangegeven wil ik ook de mogelijke effecten en voor- en nadelen onderzoeken van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen. Dit onderzoek zal ik binnenkort in gang zetten en uw Kamer zal ik informeren over de uitkomsten wanneer deze bekend zijn.

Vraag 21

Bent u bereid deze vragen voor het commissiedebat kinderopvang te beantwoorden?

Antwoord 21

Ja, dat ben ik.


  1. FD, 24 februari 2022, «Investeerder Bencis koopt in stilte weer kinderdagverblijven op» (https://fd.nl/bedrijfsleven/1430998/investeerder-bencis-koopt-in-stilte-weer-kinderopvangverblijven-op)↩︎

  2. ECLI:EU:C:2017:489.↩︎

  3. ECLI:NL:GHAMS:2019:4359.↩︎

  4. https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Gerechtshoven/Gerechtshof-Amsterdam/Over-het-gerechtshof/Organisatie/Ondernemingskamer/Paginas/Onderzoeken.aspx↩︎

  5. Kamerstuk 31 322, nr. 399↩︎

  6. Kamerstuk 31 322, nr. 409.↩︎

  7. Waarborgfonds & Kenniscentrum Kinderopvang (2021). Mijn Kostprijs, kengetallenrapport.↩︎

  8. Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2017, L 234/26).↩︎

  9. Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization.↩︎

  10. Kamerstuk 31 322, nr. 430.↩︎

  11. Waarborgfonds & Kenniscentrum Kinderopvang, 11 november 2021, «Sectorrapport jaarcijfers 2020» (Sectorrapport_jaarcijfers_2020.pdf (waarborgfondskinderopvang.nl))↩︎

  12. Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (2019).Ontwikkelingen in de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang↩︎