Verslag van een commissiedebat, gehouden op 14 april 2022, over Noodhulp
Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2022D16475, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34952-158).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Mede ondertekenaar: E.A.M. Meijers, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 34952 -158 Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland.
Onderdeel van zaak 2022Z03788:
- Indiener: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2022-03-10 13:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2022-03-23 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-04-14 17:00: Noodhulp (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2022-04-14 17:00: Noodhulp (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2022-04-21 13:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Nr. 158 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 18 mei 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 14 april 2022 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 februari 2022 inzake humanitaire hulp en diplomatie 2022 (Kamerstuk 34 952, nr. 153);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 april 2022 inzake financiële reserves humanitaire hulp (Kamerstuk 34 952, nr. 157).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Wuite
De griffier van de commissie,
Meijers
Voorzitter: Van der Lee
Griffier: Prenger
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Hammelburg, Klink, Kuik, Van der Lee en Thijssen,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 17.00 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We hebben vandaag een commissiedebat over Noodhulp.
Hartelijk welkom aan de Minister en haar medewerkers, en ook welkom aan een aantal leden van de Kamer: de heer Hammelburg namens D66, mevrouw Kuik namens het CDA en de heer Klink namens de VVD. Wellicht dat de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid nog binnenkomt. Ik zal zelf straks aan het einde als vertegenwoordiger van de GroenLinksfractie een bijdrage doen, maar ik wacht tot de andere leden hebben gesproken. Ik zal ook spreken namens Volt.
We gaan nu beginnen met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De leden hebben vijf minuten spreektijd en als eerste zal de heer Hammelburg spreken namens D66. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb altijd het idee dat ik maar twee minuten nodig heb en uiteindelijk heb ik er dan altijd zeven opgemaakt. Ik ben dus blij met die extra minuut, waarop ik niet had gerekend. En dat waren de eerste twintig seconden. Dank u wel!
Voorzitter. We hebben het recentelijk gehad over de humanitaire crisissituatie als gevolg van de oorlog in Oekraïne en over de gevolgen daarvan voor de omgeving. Het is zeker niet uit desinteresse of disrespect, maar ik wil het vandaag ook hebben over het algemene noodhulpbeleid, omdat er meer crises zijn in de wereld, waar Nederland historisch en ook op dit moment actief is. Dat gaat om gebieden waar mensen echt in de meest penibele situaties verkeren. Dus vergeef me dat ik het ook even wil hebben over de bigger picture.
Ik heb een algemene vraag over noodhulp en het noodhulpbudget. Ik val maar meteen met de deur in huis. Als ik de brief niet verkeerd heb gelezen, geeft de Minister heel duidelijk aan dat de behoefte aan noodhulp, gezien het aantal mensen dat in een dergelijke crisissituatie verkeert, verviervoudigt. Het budget verviervoudigt natuurlijk niet. Gezien de situatie in Oekraïne en de gevolgen die dat bijvoorbeeld heeft voor de voedselzekerheid in de Hoorn van Afrika en Egypte, vraag ik me af wat dat alles betekent voor wat wij als Nederland kunnen doen. En wat betekent het voor de veiligheid in de regio's die het nu extra zwaar krijgen, zoals de Hoorn van Afrika, en voor de veiligheid van Europa? Dat is mijn eerste vraag. To sum it up: verliezen we de bigger picture niet uit het oog en blijven we voldoende middelen hebben en voldoende inzet hebben om een crisissituatie te lijf te gaan? Nederland heeft daar een traditie en wij koesteren die heel diep.
Voorzitter. Mijn tweede punt is de kwetsbaarheid van gemarginaliseerde groepen en dan in het bijzonder vrouwen en meisjes. U hoort mij vaak over kwetsbare groepen spreken en daar vallen vrouwen en meisjes in mijn betoog vaak onder, maar de helft van de wereldbevolking plus één is natuurlijk geen kleine groep. Maar helaas is het in noodsituaties wel een dubbel kwetsbare groep.
Ik pak een voorbeeld uit de technische briefing die wij vanochtend hadden met vertegenwoordigers van het Internationaal Comité van het Rode Kruis. Daar hadden we het ook over seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. De beelden en de verhalen daarover komen echt binnen, hè. Dat zijn verhalen uit Oekraïne, maar ook uit andere delen van de wereld. Het is geen nieuws, maar ik maak me wel verschrikkelijk veel zorgen over seksueel geweld, verkrachtingen, vrouwenhandel en meisjes die zomaar verdwijnen uit gezinnen.
Ik heb hierover een aantal vragen aan de Minister. We hebben het er hier eerder over gehad, maar is er inmiddels, zoals toegezegd, een gender rapid analysis uitgevoerd op het design en de uitvoering van humanitaire responses van Nederland? En kan de Minister toezeggen dat door Nederland gefinancierde noodhulporganisaties en internationale organisaties, die financiering krijgen voor noodhulp uit het humanitair budget artikel 4.1, in hun inrichting van de humanitaire respons rekening houden met de bijzonder kwetsbare positie van vrouwen en meisjes? Het Rode Kruis gaf vandaag toevallig aan dat dat op seksueel geweld wel het geval is, maar voor de bredere gender analysis is dat natuurlijk de vraag. En is het ook een voorwaarde voor financiering in de toekomst? Ik vind dat we hier echt, om maar een term van de heer Van der Lee te gebruiken, met de vuist op tafel moeten slaan.
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over gemarginaliseerde groepen, kwetsbare groepen. U zult mij er vaker over horen: journalisten, mensen met een handicap, lhbtiq+ en, afhankelijk van de context, bepaalde etnische minderheden. We hebben het in verband met Myanmar natuurlijk gehad over de Rohingya en andere etnische minderheden. Hetzelfde geldt op dit moment voor de situatie in Ethiopië. Vanmorgen bleek uit het gesprek met het Rode Kruis dat er keer op keer in een noodhulpsituatie, waar de eerste humanitaire crisisverlichting wordt toegepast, eigenlijk weinig tijd is en weinig middelen zijn om na te denken over hoe je met die speciale groepen omgaat. Dat betekent gewoon: bussen, een humanitaire corridor, water, voedsel, onderdak en een slaapzak. Dat is allemaal heel begrijpelijk. Tegelijkertijd zien we in conflictsituaties, en ook tijdens natuurrampen, dat dubbel gemarginaliseerde groepen, mensen die te maken hebben met meervoudige vormen van discriminatie, etnische minderheden, lhbti en journalisten echt in het gedrang komen, gediscrimineerd worden, verdwijnen, worden vermoord, met geweld te maken krijgen en met discriminatie te maken krijgen, terwijl die grote organisaties daar echt niet op ingericht zijn.
Dat bleek ook weer uit het gesprek met het Rode Kruis. Ook het Rode Kruis gaf dat toe. En ik heb dit gesprek heel vaak met internationale organisaties gehad. Ik heb het hier vaak ook in de commissie gezegd. En als dat niet verandert, dan zou ik eigenlijk graag zien dat we in noodsituaties ook lokale ngo's of community-based organisaties met kleine funding steunen om die eerste humanitaire responshulp en die safe space te bieden die die grote organisaties simpelweg niet kunnen bieden. Dat doen we op dit moment als Nederland niet en mijn vraag aan de Minister is: is het een mogelijkheid om dat wel te gaan doen en om daar een klein maar toereikend budget voor te creëren, zodat we dat wellicht met de kennis van ambassades kunnen gaan uitzetten, zodat deze mensen ook de bescherming krijgen die zij zo hard verdienen?
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Hammelburg, voor uw inbreng. Inmiddels is de heer Thijssen ook binnengekomen en hij zal straks namens de Partij van de Arbeid spreken. Ik zeg ook even tegen hem dat we vijf minuten spreektijd hebben.
Mevrouw Kuik is nu aan het woord namens het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. De heer Hammelburg zei al dat het aantal mensen dat noodhulp nodig heeft, de afgelopen vier jaar verdubbelde. Dat aantal loopt op tot minimaal 274 miljoen mensen! Sinds de ontvangst van de brief over humanitaire hulp en diplomatie zijn er inmiddels 4,5 miljoen vluchtelingen uit Oekraïne bij gekomen. Deze mensen hebben ook humanitaire hulp nodig en de Minister stelt dan ook terecht dat Nederland een verantwoordelijkheid heeft en ook zal nemen om aan hen humanitaire hulp te verstrekken.
We zien in Oekraïne dat humanitaire rechtsregels regelmatig worden geschonden. Zo was deze week in het nieuws dat het Rode Kruis de stad Marioepol al vijf dagen op een rij niet kon bereiken. Mensen zitten daar zonder water, zonder elektriciteit en zonder voedsel. Die situatie lijkt dus eigenlijk als een oorlogswapen gebruikt te worden. Daarnaast zijn er natuurlijk ook heel veel berichten over bombardementen op burgerdoelwitten.
In de brief wordt benadrukt dat Nederland waar nodig actief met diplomatieke druk werkt om ervoor te zorgen dat de hulp die mensen bereikt die die hulp het hardste nodig hebben. Kan de Minister ons daarover informeren? Welke diplomatieke initiatieven worden ontplooid om te zorgen dat de humanitaire rechtsregels worden nageleefd in Oekraïne? En met welke andere landen wordt dat initiatief genomen?
Voorzitter. COVID-19 heeft de armoede nog meer aangejaagd in landen die al een humanitaire crisis hadden. Daarnaast zijn er ook nog de stijgende voedsel- en energieprijzen, waardoor de situatie misschien nog wel schrijnender wordt. En er is nu natuurlijk een verhoogde focus op de crisis in Oekraïne. Het overgrote deel van het Nederlandse noodhulpbudget is niet thematisch of geografisch opgeknipt. Ik vraag me wel af hoe deze crisis impact heeft op het beschikbare geld voor de vele andere humanitaire crises. Ik denk dan aan de hulp in Afghanistan, Jemen en Ethiopië. Deze landen hebben natuurlijk naast de bestaande problematiek ook te maken met die stijgende voedsel- en energieprijzen. Daardoor is er mogelijk nog meer humanitaire hulp nodig voor deze landen. Kan de Minister verduidelijken hoe er een balans wordt gevonden tussen de huidige behoefte in Oekraïne en andere landen die noodhulp behoeven? Dat zijn landen die mogelijk nog kwetsbaarder zijn geworden door het gebrek aan voedselzekerheid. Kunnen er garanties worden gegeven dat noodhulp aan Oekraïne niet ten koste zal gaan van de reeds aan die landen toegezegde noodhulp?
Voorzitter. Tot slot een punt over vrouwen en kinderen. We zien dat dat een groep is die op de vlucht slaat en die het meest kwetsbaar is. We zien dat nu ook in Oekraïne. Seksueel misbruik door – tussen haakjes – «hulpverleners» is iets waarvan wij al enige tijd zien dat het voorkomt. Nederland bepleit om in het beleid constant te benadrukken dat dat een belangrijk punt is om in de gaten te houden. Veel vrijwilligers en hulporganisaties hebben alleen geen achtergrondcheck gehad, terwijl ze wel met erg kwetsbare groepen werken. Is er een mogelijkheid om checks-and-balances in te bouwen zodat vrijwilligers en hulporganisaties een check krijgen alvorens zij aan het werk mogen gaan?
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dat ging eigenlijk nog over het vorige punt. Ik denk dat mevrouw Kuik heel terecht stelt dat je je zorgen moet maken over de concurrentie tussen noodhulpsituaties. Dat heb ik ook aangegeven. Maar tegelijkertijd geeft de Minister ook heel terecht in haar brief aan dat preventie heel belangrijk is om te voorkomen dat je in zo'n noodhulpsituatie terechtkomt. Ik vrees er nu ook voor dat je niet alleen concurrentie binnen noodhulpbudgetten krijgt maar ook tussen het noodhulpbudget en de preventieve agenda van het OS-budget. Is mevrouw Kuik het met me eens dat het een niet moet concurreren met het ander?
Mevrouw Kuik (CDA):
Dat is een terecht punt, wat altijd lastig is, want we zullen hier nooit genoeg geld bij elkaar hebben om in alle noden te voorzien. Daarom vraag ik ook of we inzicht hebben in de balans. Ik ben het helemaal eens met de heer Hammelburg dat je niet meer de VVD-kant op zou moeten gaan waarin je het alleen maar hebt over noodhulp, maar juist ook ruimte houdt voor preventieve investeringen. Dus wat dat betreft zitten wij denk ik op één lijn.
De heer Hammelburg (D66):
Dat denk ik ook. Dan helpen dit soort gesprekjes echt enorm, want waar we zien dat het aantal mensen in een noodhulpsituatie vertweevoudigt – verviervoudigt, afhankelijk van welke tijdsframe je erbij pakt – zien we ook dat de uitvoering en het behalen van de SDG's in 2030 achterloopt, zeker door de impact van COVID-19. Daarover zijn het CDA en D66 het ook altijd eens geweest. Daardoor ligt daar een extra claim, waardoor er juist ook een extra behoefte is op die agenda, om de SDG's te behalen. Al met al is het een heel ingewikkeld plaatje, dat snap ik, maar is mevrouw Kuik het ook met mij eens dat we die SDG's wel echt moeten halen, juist ook om het leed van de toekomst in humanitaire situaties te voorkomen?
Mevrouw Kuik (CDA):
Jazeker. We moeten de ellende op korte termijn niet de ideeën laten overheersen die we moeten uitzetten voor de lange termijn. Dat is iets wat we elke keer scherp voor ogen moeten houden. We zien dat we door een crisis zoals COVID-19 echt zijn teruggeslagen in de tijd als het gaat om het behalen van die SDG-doelen. De focus is vooral ook geweest op covid en hoeveel slachtoffers dat heeft gemaakt, maar het heeft natuurlijk ook heel veel indirect effect. We moeten hard aan de slag om te proberen dat in te halen.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Kuik was klaar met haar inbreng in eerste termijn. Dan ga ik door naar de heer Klink, die namens de VVD het woord voert.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. Alvast een spoileralert: ik zal straks ook iets zeggen over grondoorzaken. Ik wil eventjes weerleggen dat dat niet des VVD's is. In dit debat is het heel verleidelijk om in te gaan op de acute ellendige situatie in Oekraïne, maar we hebben daar kortgeleden nog een debat met elkaar over gehad. Dus het is goed om nu juist ook weer over noodhulp in algemeenheid te spreken.
Noodhulp is een belangrijk onderdeel van ontwikkelingssamenwerking en essentieel voor ellendige situaties. Het adresseren van grondoorzaken van crisis draagt onder meer bij aan het voorkomen of het verkleinen van humanitaire noden in de toekomst. De Minister schrijft dat de uitdaging is om een bredere en samenhangende inzet te bewerkstelligen van bijvoorbeeld armoedebestrijding en klimaatfinanciering. Daarom de vraag aan de Minister of toegelicht kan worden hoe het kabinet zich gaat inzetten voor de aanpak van grondoorzaken voor crises en humanitaire noden.
De VVD-fractie hecht er waarde aan om een betere combinatie van hulp, handel en investeringen te bevorderen. Hierbij kan Nederlandse kennis op het gebied van landbouw en water Afrikaanse landen helpen om via schaalvergroting meer eigen voedsel te produceren en hierdoor minder kwetsbaar te zijn voor externe schokken.
Voorzitter. Noodhulp is belangrijk om mensen in nood te helpen en ook om vluchtelingenstromen richting Europa te voorkomen. Tegelijkertijd zegt het kabinet terecht dat het aantal landen dat investeert in noodhulp beperkt is. Een relatief klein aantal landen, voornamelijk westerse landen, waaronder Nederland, doet veel. De leden van de VVD-fractie dringen er bij de Minister dan ook op aan om de inzet op noodhulp en de internationale betrokkenheid te vergroten. De Minister schrijf dat de bescherming van vrouwen en meisjes ...
De voorzitter:
De heer Hammelburg.
De heer Klink (VVD):
Ik was inderdaad bij een nieuw blokje.
De heer Hammelburg (D66):
Ik vind dat een heel terechte oproep van de VVD aan de Minister, maar de Minister moet dat ook met droge ogen kunnen bepleiten. Dat vraagt ook van Nederland dat wij laten zien dat wij bereid zijn om ook meer te doen. Is de VVD dat met mij eens? Want het is erg lastig om een Minister te vragen te pleiten voor iets en als mensen dan terugwijzen te zeggen: ja, maar wat doet Nederland dan? Nou is Nederland gelukkig een heel grote donor, maar dit is natuurlijk wel onderdeel van het verhaal.
De heer Klink (VVD):
Eigenlijk geeft de heer Hammelburg in het laatste onderdeeltje van zijn reactie het antwoord al. Omdat Nederland nog een relatief grote donor is op het gebied van noodhulp, kan Nederland dat ook stellen. Ik refereer gewoon aan wat er in de brief staat die de Minister geschreven heeft. De uitdagingen zijn gigantisch: COVID-19 en nu de Oekraïnecrisis, maar ook de uitdaging op het gebied van klimaat. Gisteren hadden wij nog een technische briefing over water. Dat is zo mogelijk nog urgenter dan de klimaatuitdaging. De helft van de wereldbevolking heeft straks – dat is eigenlijk nu al; in 2025, wordt gezegd – echt te maken met acute waterschaarste. Daar zitten dan nog niet eens de mensen bij, zoals vorig jaar in Limburg, die natuurlijk ook te maken hebben met grote overlast daarvan. Er zijn zo veel uitdagingen. Wij doen al wat, maar iedereen moet meer doen en van iedereen die meer kan doen, moet dat gewoon gevraagd worden. Het is goed als de Minister daaraan haar steentje kan bijdragen door mondiaal de boer op te gaan en bij wijze van spreken met de pet rond te gaan om ook meer in te leggen voor noodhulp, want dat is echt heel erg nodig.
De heer Hammelburg (D66):
Ik ben het roerend met de analyse van de VVD eens dat er heel veel gigantische uitdagingen zijn. Die zijn ook echt de afgelopen jaren gigantisch toegenomen. Ik constateer dat de VVD het met me eens is dat het ook heel veel geld kost om die problemen aan te pakken.
De heer Klink (VVD):
Dat is correct. Daar zullen heel veel landen hun verantwoordelijkheid in moeten nemen. Ik hoop echt – dat was het hoofdelement in mijn vraag of zij dat wil doen – dat de Minister daarin voorop wil lopen bij al haar bilaterale contacten wereldwijd.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft ook een vraag op dit punt.
De heer Thijssen (PvdA):
Het lijkt me heel goed als de Minister dat gaat doen. Dan heb ik ook nog een vraag aan de VVD. Ik begrijp uit de getallen dat het aantal mensen dat noodhulp nodig heeft, met 60% is gestegen en dat ons budget met 16% is gestegen. Dus vindt de VVD dan ook dat Nederland leiderschap zou moeten laten zien en het noodhulpbudget nog meer zou moeten laten stijgen? Dan komt de Minister natuurlijk ook geloofwaardiger over als zij aanklopt bij haar collega's in de rest van de wereld.
De heer Klink (VVD):
Dank voor de vraag, collega Thijssen. Natuurlijk zijn er veel uitdagingen. Ik gaf net ook al in mijn antwoord weer dat je heel veel meer geld nodig hebt als je alle problemen in de wereld zou moeten oplossen. Van de brief die later is gestuurd over de situatie in Oekraïne kunnen we nu nog concluderen dat kennelijk 88% van de 4,5 miljoen nog niet benut is. Dat is ook weer een getal. Ik wil daar maar mee aangeven dat ik het altijd moeilijk vind om te zeggen dat de ellende met zoveel procent is gestegen en het budget maar met zoveel procent, en dat daar nu direct wat aan moet worden gedaan. Je kan daar namelijk weer andere percentages tegenover zetten. Slim leiderschap daarop is sowieso evident, en volgens mij kunnen we elkaar daar in ieder geval vinden.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik vind er toch wel enigszins logica in zitten dat als het aantal mensen in nood toeneemt, ook de budgetten moeten toenemen. Maar laat ik dan een ander percentage proberen. Volgens mij is er ook een afspraak om 0,7% van het bruto nationaal product te reserveren voor ontwikkelingsgelden. Dat kan dan mede ook voor noodhulp worden gebruikt. Dat haalt Nederland nu niet. Is de VVD ervoor om dat te doen, zodat de Minister als zij de boer op gaat om internationaal meer hulp los te weken, dan in ieder geval kan zeggen: aan deze afspraak houd ik mij wel?
De heer Klink (VVD):
Het is 0,7% van het bruto nationaal inkomen. Ik denk dat de Minister heel goed kan verwijzen naar wat er is afgesproken in het coalitieakkoord. Daar zit echt een hele mooie plus op het budget voor haar portefeuille. Dus ik zou daar in eerste instantie naar verwijzen.
De voorzitter:
De heer Klink vervolgt zijn betoog.
De heer Klink (VVD):
De Minister schrijft dat de bescherming van vrouwen en meisjes en van andere gemarginaliseerde groepen een belangrijk punt van aandacht is. De heer Hammelburg verwees hier ook al naar. Gerelateerd daaraan heb ik ook nog enkele vragen over de situatie in Afghanistan. De taliban besloot vorige maand meisjes uit te sluiten van middelbaar onderwijs. De Europese Unie heeft gedreigd met nog niet gespecificeerde consequenties. Tegelijkertijd wil de Europese Unie onder het concept noodhulp-plus voorzieningen in Afghanistan financieren. De VVD is hierin altijd terughoudend geweest. De leden van de VVD-fractie willen van de Minister weten welke gevolgen de keuze van de taliban wat haar betreft moet hebben. Voor de VVD-fractie is de bescherming van vrouwen en meisjes belangrijk. Daarom de vraag aan de Minister om zich ook te verzetten tegen de financiering van scholen waartoe meisjes geen toegang hebben.
Voorzitter. De Minister geeft aan dat het naleven van humanitaire rechtsregels een prioriteit is van het kabinet. Waar nodig en mogelijk werkt Nederland actief aan diplomatieke druk om ervoor te zorgen dat hulp de mensen bereikt die het het hardst nodig hebben. De VVD-fractie wil de Minister hier graag in steunen. Er zijn namelijk zorgen over de politisering van noodhulp, de schending en de ondermijning van internationaal humanitair recht en de krimpende manoeuvreerruimte van hulporganisaties. Eigenlijk hebben we het daar vanochtend in de sessie met het Rode Kruis ook over gehad.
Deze ontwikkelingen hebben een grote impact op de veiligheid van humanitaire hulpverleners en van mensen die afhankelijk zijn van humanitaire hulpverlening. Mijn laatste vraag is of de Minister een toelichting kan geven hoe zij zich gaat inzetten voor de humanitaire diplomatie.
Voorzitter, tot slot. Het is goed om het over noodhulp te hebben. De VVD vindt noodhulp heel belangrijk om slachtoffers van natuurrampen en gewapende conflicten te helpen en hun levens in acute ellendige situaties te redden.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink, voor uw inbreng. Dan de heer Thijssen, die namens de PvdA het woord zal voeren.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Noodhulp is helaas nodig. Mensen worden getroffen door klimaatrampen of natuurrampen of door oorlogen. Toen ons land werd getroffen door de watersnoodramp waren we ook blij dat er internationale hulp was voor ons. Daarom is het ook niet meer dan normaal dat wij als er mensen in nood zijn, waar ook ter wereld, proberen ons steentje bij te dragen om die mensen uit die nood te halen, dat wij internationale solidariteit laten zien.
Soms is het natuurlijk wel pijnlijk om bij die noodhulp te zien hoe groepen aan het vechten zijn en hulp niet toelaten, of hoe groepen aan het vechten zijn en mensen in nood laten verkeren, en we daar dan toch maar overheen moeten stappen en zeggen dat wij toch die mensen gaan helpen, omdat we die internationale solidariteit willen laten zien.
Zelf hebben we natuurlijk ook niet altijd schone handen. In veel landen waar noodhulp nodig is, helpen we omdat belasting wordt ontweken. In veel landen waar noodhulp nodig is hebben ze last van klimaatverandering, wat wij historisch ook hebben veroorzaakt. Maar goed, dat zijn volgens mij punten voor een ander debat. Nu kijken we naar noodhulp. Laten we kijken of we mensen in nood nog ruimhartiger kunnen helpen.
In 2021 hadden 235 miljoen mensen dringend noodhulp nodig. Ongeveer 100 miljoen mensen zijn uiteindelijk van noodhulp voorzien. Er zit dus een groot gat tussen de mensen die het nodig hebben en de mensen die bereikt zijn. Wat vindt de Minister daarvan? Vindt de Minister dat we daarin onze fair share doen? Heeft de Minister een strategie hoe we kunnen zorgen dat we als landen die geen noodhulp nodig hebben toch meer mensen kunnen bereiken om dat wel te doen? Er is internationaal wel een doelstelling voor, maar die is vorig jaar ook niet gehaald. Voor het komend jaar is daar ook weer een doelstelling voor. Maar zit daar nou een strategie, een denken achter hoe we meer mensen gaan bereiken met die noodhulp?
We zien – ik zei het net al in mijn interruptiedebat met de heer Klink – dat het aantal mensen dat noodhulp nodig heeft stijgt: een stijging van 60%, terwijl ons budget 16% is gestegen. Ik ben bang dat we het op die manier niet gaan redden. Wat vindt de Minister daarvan? Is de Minister bereid om toch te knokken en met de vuist op tafel te slaan, zoals de heer Van der Lee dat vaker zegt – ik hoorde het net ook al – in het kabinet? Want het gaat de komende weken over de miljarden die verdeeld moeten worden. Is de Minister bereid om met de vuist op tafel te slaan en te zeggen dat er meer nood in de wereld is, dat wij onze internationale solidariteit willen laten zien en dat er dus ook meer geld voor noodhulp nodig is? Gaat de Minister dat doen?
Dan het andere getal dat ik net al noemde. Dat gaat erover dat we afspraken hebben gemaakt over hoeveel van ons bruto nationaal inkomen – dank, collega Klink – we willen besteden aan OS en daarmee ook aan noodhulp. Daarmee voldoen we niet aan de afspraak die we hebben gemaakt, die 0,7%. Is de Minister ook bereid om daar met de vuist op tafel te slaan, zodat ook de budgetten voor noodhulp omhoog kunnen gaan?
Mijn collega's hebben al het een en ander gezegd over dat vooral gekeken moet worden hoe we gemarginaliseerde groepen en vrouwen en kinderen empoweren en ervoor zorgen dat die die noodhulp vooral ook krijgen. Ik wil graag aandacht vragen voor de lokalisering. Daar zegt de Minister ook iets over in haar brief, maar hoe kunnen we er nu voor zorgen dat de noodhulp terechtkomt bij lokale leiders, bij lokale groepen? Onderzoek laat namelijk zien dat die noodhulp dan veel effectiever is en ook veel bestendiger. Kan de Minister daar nog wat meer over zeggen?
Voorzitter. Dan nog een aantal punten.
De voorzitter:
De heer Hammelburg wil graag interrumperen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat kan.
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij kunnen we de handen ineenslaan als ik de Partij van de Arbeid hoor over het lokaliseren. Volgens mij geeft de Minister in haar brief ook aan dat dat inderdaad een heel belangrijke trend is, omdat de lokale mensen het beste weten hoe ze het kunnen inzetten. Maar ik hoor de heer Thijssen ook spreken over kwetsbare groepen en dat is nog iets anders dan lokalisering, want ook lokale organisaties discrimineren. Discriminatie vind je overal. Is de heer Thijssen het met mij eens dat je naast lokaliseren ook moet kijken naar het ondersteunen van community-based organisaties, die echt het beste voor hun eigen groep kunnen opkomen en het beste die bescherming in noodsituaties kunnen bieden? Ik vrees namelijk dat lokaliseren anders een toverwoord zou zijn om dit probleem ook aan te pakken en dat is absoluut niet waar.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is het voordeel als je iets later zit in het rijtje sprekers. Dan kun je zeggen: ik heb nog een aanvulling op wat hij zegt. Mijn argument over lokalisering was niet ter vervanging van wat de heer Hammelburg zei of hetzelfde als wat hij zei; het was een aanvulling daarop. Ik ben het helemaal eens met hoe de collega van D66 het beschrijft. Volgens mij is het belangrijk om daar aandacht voor te hebben. Het is ook belangrijk om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de noodhulp inderdaad lokaal zo goed mogelijk terechtkomt, omdat de hulp dan waarschijnlijk zo effectief mogelijk is. Het is dus een aanvulling en niet hetzelfde als.
De voorzitter:
De heer Thijssen vervolgt zijn betoog.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Dan toch nog even naar de situatie in Oekraïne. Wij hebben daar een debat over gehad. Daarna is de Minister naar Genève gegaan en heeft daar overleg over gevoerd. Ik heb de brief daarover gelezen, maar ik heb daar toch nog wat vragen over. Een van de punten in het vorige debat ging over coördinatie. Het is natuurlijk een enorme noodsituatie die er heel plots is gekomen in Oekraïne, maar er was wel een gebrek aan coördinatie. De VN lijkt dé organisatie om daar het heft in handen te nemen. Kan de Minister er nog iets over zeggen of zij nu het idee heeft dat daar inderdaad meer coördinatie komt? Als we ook al horen dat de budgetten niet helemaal worden uitgegeven, denk ik: laten we de budgetten uitgeven en laten we de mensen in nood helpen.
Een ander punt is dat er door de situatie in Oekraïne in heel veel andere delen van de wereld waarschijnlijk veel meer honger komt en een grotere voedselcrisis. Daar zegt de Minister ook iets van, maar er zijn ook wel suggesties gedaan vanuit de Kamer. Heel veel landbouwgrond wordt op dit moment gebruikt om voedsel te verbouwen voor vee, in plaats van voedsel te verbouwen voor mensen. Is de Minister na haar bezoek aan Genève bereid om toch te kijken hoe we bijvoorbeeld in de EU kunnen zorgen dat meer landbouwgrond ingezet wordt voor humaan voedsel, waardoor de prijzen kunnen dalen en minder mensen last zullen hebben van voedseltekorten? Ook daarop graag een reactie.
Tot slot, voorzitter. We moeten natuurlijk zorgen dat die landen gewoon weerbaarder worden, dat er ook ontwikkeling komt in die landen. Daarom kijk ik uit naar toekomstige debatten met de Minister, waarbij we meer structureel gaan zorgen dat er minder nood zal zijn in de toekomst.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Thijssen. Dan vraag ik de heer Hammelburg of hij het voorzitterschap even wil overnemen.
Voorzitter: Hammelburg
De voorzitter:
Met plezier, meneer Van der Lee. Gaat uw gang. Uw tijd gaat nu in.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De collega's hebben al veel gras voor mijn voeten weggemaaid, maar ze hebben allemaal herhaald dat er vaker met de vuist op tafel moet worden geslagen. Dat ga ik straks ook nog een keer zeggen. Maar ik wil ook een compliment geven. Ik heb vanochtend ook gesproken met het Rode Kruis en er is veel waardering voor de bijdrage van de Nederlandse regering, maar ook voor die van de Nederlandse burgers aan alle humanitaire hulp die nu gegeven wordt in Oekraïne zelf, maar ook in de landen daaromheen. Daar ben ik blij mee.
Tegelijkertijd is de oorlog in Oekraïne en de impact daarvan enorm voor de mensen daar, de landen daaromheen, maar ook wereldwijd. Als je nu kijkt naar de recente prijsstijgingen in voedsel ... De prijs van graan is met 22% gestegen, die van mais met 20%, bovenop de hoge prijsstijging die al gaande was. Het Wereldvoedselprogramma ziet ruim 70 miljoen per maand verdampen, alleen al door die prijsstijging. Dat staat gelijk aan voedselsteun voor 3,8 miljoen mensen. Het betekent ook dat bestaande noodhulpbudgetten minder mensen bereiken, omdat ook daar die prijsstijgingen doorwerken. Ook hierin zit dus een grote relatie tussen de impact van het conflict in Oekraïne en wat er verder in de wereld te gebeuren staat. Dat is voor een deel al gaande. Je ziet in steeds meer landen onrust ontstaan door de gecombineerde prijsstijging van olie en voedsel. Dat betekent, naar mijn smaak, dat de Nederlandse regering samen met andere donoren en de VN moet werken aan een proactief plan hoe we de grote voedselcrisis die er gaat komen, tackelen. President Zelensky vroeg aan Nederland en andere landen: kies een stad uit die je helpt wederopbouwen. Kunnen niet donoren voor de komende periode landen uitkiezen, waarin ze met prioriteit proberen de voedselcrisis daar te slechten? Kan de Kamer ook een proactief plan op dit terrein ontvangen? De combinatie ...
De voorzitter:
U hebt een interruptie van de heer Klink van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Het is misschien wel heel abrupt, maar het kwam ineens bij me op. Uiteraard hebben we allemaal die indrukwekkende toespraak van president Zelensky gehoord, maar stelt de heer Van der Lee dan voor om noodhulp in te zetten voor de opbouw van de steden in Oekraïne? Want dat lijkt mij toch niet helemaal de bedoeling.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nee, nee, nee, zeker niet. Ik wilde een parallel trekken. We zien nu dat een aantal landen, die voor een groot deel afhankelijk zijn van de import van voedsel of voedsel krijgen via bijvoorbeeld het Wereldvoedselprogramma, zwaar getroffen zullen worden. Noodhulp is vaak een acute reactie, maar we zien dat dit eraan gaat komen en ik zou graag een proactief plan zien, met alle donoren tezamen. Daarin zou je een verdeling kunnen maken, dat Nederland niet alle landen tegelijkertijd probeert te bedienen of alleen maar geld geeft aan het Wereldvoedselprogramma, maar dat je tussen de donoren afspraken maakt over wie waar een extra accent zet, zodat we een maximale effort wereldwijd kunnen organiseren. Ik hoop dat ik het zo beter heb uitgelegd en dat het misverstand daarmee voorkomen kan worden.
Wat ik de Minister ook zou willen vragen, is om met de collega's in Europa na te denken over hoe ze Oekraïne kan helpen bij de oogsten die ze nog maken. Daarvan willen ze een deel exporteren en ik vraag haar om Oekraïne te helpen dat ze die kúnnen exporteren. Veel wordt via de haven in Odessa geëxporteerd. De verwachting is dat dat dit jaar heel erg problematisch zal zijn. Ook dat kan bijdragen aan een deel van een oplossing. Het Wereldvoedselprogramma betrekt meer dan de helft van zijn graan uit Oekraïne en zal nu ook naar andere plekken moeten uitwijken. Maar het is belangrijk dat daar waar nog oogsten zijn, het graan dat men niet in Oekraïne zelf nodig heeft, toch nog zijn weg naar de rest van de wereld vindt.
Zo'n plan kan alleen maar als er extra middelen zijn. De collega's hebben daar heel terecht weer veel over gezegd. We zaten vorig jaar als het gaat om het aandeel bni veel en veel te laag, op 0,52% en by far geen 0,7%. Een deel van de middelen verdampen door de prijsstijgingen, dus we moeten daar meer geld bij doen. Ik bedoel dus bovenop de bestaande budgetten en niet het verschuiven binnen de OS-budgetten. Dat heb ik de vorige keer ook gevraagd. De besprekingen voor de Voorjaarsnota lopen. Ik ben benieuwd of de Minister al met de vuist op tafel heeft geslagen of dat zo'n moment nog gaat komen. Maar het is cruciaal dat wij onze inspanningen vergroten. Ik hoop dat de Minister dat met een groot deel van de Kamer en misschien wel met alle fracties eens is.
Verder zou ik het ook heel belangrijk vinden dat de Minister ingaat op de vragen die terecht zijn gesteld over kwetsbare groepen. Ook dat is iets wat in nauw contact moet gebeuren met partnerorganisaties, ook ter plekke. Ik denk dat ook dat een onderdeel zou moeten zijn van een meer proactief actieplan voor hoe we de komende voedselcrisis mondiaal gaan aanpakken. Ik denk ook dat we voor de coördinatie tussen landen ook moeten kijken welke partijen er bovenmatig gaan profiteren van de enorm gestegen voedselprijzen. Daar heb ik volgens mij in het vorige debat ook op gewezen. Er zijn een aantal grote handelshuizen, die de belangrijkste voedselproducten en de handel daarin domineren. Er zijn, denk ik, ook mogelijkheden om die onder druk te zetten om die prijzen toch zo laag mogelijk te houden en te voorkomen dat zij windfall profits genereren, terwijl mensen in groteren getale echt honger lijden. Is daarop gezamenlijke activiteit mogelijk? Wordt die al voorbereid? Kan de Minister daar ook al iets over zeggen?
Ik wil nog één punt maken. Inmiddels alweer een aantal jaren geleden, in 2016, was er The Grand Bargain, een afspraak om de humanitaire inspanningen mondiaal te vergroten. Nederland zou daar ook een fair share in nemen. Als je kijkt waar we nu staan, dan zou er dit jaar, in 2022, 438 miljoen euro worden besteed aan noodhulp. Maar als je kijkt naar wat de fair share vraagt, dan zou dat bijna het dubbele moeten zijn. Er ontbreekt dus eigenlijk nog een half miljard. Nu is dat misschien iets wat binnen één begrotingsjaar heel moeilijk is op te lossen, maar niet onmogelijk, gelet op de enorme meevallers die we nog hebben vanuit de economische groei van vorig jaar. Dus wat doet Nederland om The Grand Bargain nieuw leven in te blazen en ook om boter bij de vis te leveren?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Dan geef ik u het voorzitterschap weer terug.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hammelburg. Ik kijk even naar de Minister en schors de vergadering voor een kwartier.
De vergadering wordt van 17.36 uur tot 17.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij zijn toe aan de eerste termijn van de regering. Het debat gaat over noodhulp. Ik geef de Minister graag het woord.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. De meeste van uw leden hebben ook al gezegd dat op dit moment de crisis in Oekraïne heel veel aandacht krijgt, maar dat dat de crises in de rest van de wereld niet doet afnemen. Toch wil ik allereerst even stilstaan bij de verschrikkingen die we nu zien in Oekraïne. Er zijn daar al meer dan 1.800 burgerslachtoffers te betreuren, maar ook hulpverleners zijn nu doelwit geworden. Ik wil graag dit moment gebruiken om mijn medeleven met de familie van de omgekomen medewerkers van Caritas uit te spreken. Ook wil ik mijn respect uitspreken voor alle hulpverleners, die elke dag hun leven op het spel zetten om andere mensen te helpen.
Ik wil de commissie ook bedanken voor de gelegenheid vandaag om van gedachten te wisselen over hoe we als Nederland in bredere zin mensen helpen die slachtoffer zijn van een natuurramp, die getroffen zijn door oorlog en geweld of die daarvoor op de vlucht zijn. De combinatie van conflict en COVID-19 werd ook al genoemd. Klimaatverandering jaagt de humanitaire noden in de wereld alleen maar op. Dat is inderdaad niet alleen het geval in Oekraïne, maar ook in Afghanistan, Ethiopië, Jemen, Syrië, Zuid-Sudan en de Sahel, zoals al meerdere van uw leden benoemden. Sinds januari steeg het aantal mensen dat noodhulp nodig heeft wereldwijd met nog eens 27 miljoen, naar ruim 291 miljoen mensen. We zien nu al dat de oorlog in Oekraïne de voedseltekorten doet toenemen en wereldwijd de kosten van noodhulp en voedselhulp doet stijgen. Dat is eigenlijk ook door jullie allemaal benoemd.
Kortom, we staan dus echt voor grote uitdagingen. Noodhulp is daarbij niet genoeg. We moeten ook de grondoorzaken aanpakken, zoals verschillende van uw leden al zeiden. Ik zal straks nog ingaan op hoe we dat gaan doen. Natuurlijk kom ik later, nog voor de zomer, met de nieuwe BHOS-nota naar de Kamer, waarin ik daar verder op in zal gaan.
Nederland maakt effectieve humanitaire actie mogelijk door financiering wereldwijd. We spannen ons in voor een goed werkend systeem. Daarnaast spannen we ons ook echt in voor de naleving van humanitaire rechtsregels, een stevigere rol voor lokale en nationale actoren, aandacht voor geestelijke gezondheid en psychosociale steun, en het voorkomen en aanpakken van seksueel wangedrag. Dat zijn zaken waar we ons sterk voor maken. Als lidstaat dragen we natuurlijk financieel en beleidsmatig bij aan de humanitaire hulp en de diplomatie van de Europese Unie en de EU-hulporganisatie ECHO.
Ik zal even zeggen welke thema's ik zal bespreken, zodat u weet wanneer welke interruptie geplaatst kan worden. Ik zal ingaan op financiering, humanitaire diplomatie, veiligheid en kwetsbaren, Oekraïne en voedselzekerheid, lokalisering en, als laatste, Afghanistan.
Ik begin met financiering. Het stond ook al in de brief. U weet het allemaal wel: Nederland is echt een betrouwbare donor voor de financiering van noodhulp. Door de grotendeels ongeoormerkte en voorspelbare financiering beschikken onze partners tijdig over middelen die ze snel en flexibel kunnen inzetten. We vertrouwen op hen om te bepalen waar dat precies nodig is, want zij hebben de kennis, de expertise en de lokale netwerken. Daar staat natuurlijk wel een gedegen verantwoording over de voortgang en de resultaten tegenover. Waar de noden het hoogst zijn, steunen we daarnaast nog landgerichte VN-fondsen en de Dutch Relief Alliance. Dat doen we in Afghanistan, de DRC, Ethiopië, Jemen, de Sahel, Sudan, Somalië, Syrië en Zuid-Sudan, en nu ook in Oekraïne.
Dan het budget. Hoe gaat de Minister zich ervoor inzetten om de internationale betrokkenheid bij noodhulp te vergroten? De heer Van der Lee noemde de strategie van The Grand Bargain al, over de overeenkomsten tussen de grootste humanitaire organisaties en humanitaire donoren, om gezamenlijk de efficiëntie en de effectiviteit van het humanitaire systeem te verbeteren. Nederland zet echt diplomatiek in op het vergroten van humanitaire middelen. Dat doen we via gesprekken met de private sector, met niet-traditionele donoren en met EU-lidstaten. We verbreden de donorbasis bijvoorbeeld via OCHA Donor Support Group en CERF Advisory Group, maar ook via diverse pledging conferenties, bijvoorbeeld voor Jemen, Syrië en CERF. Daarin roepen wij op tot meer bijdragen van andere landen. Als ik het heb over de misschien wat minder traditionele donoren, dan heb ik het bijvoorbeeld over de Golfstaten. Ook daar gaan wij het gesprek mee aan.
Daarnaast hebben wij nu 465 miljoen op de noodhulppost staan. U gaf allen aan dat de noden alleen maar groeien. Wij hebben binnen de OS-begroting en binnen het ODA-budget vaak nog een buffer staan voor het jaar. Die buffer is voor dit jaar, voor 2022, nog 47 miljoen. Die zal ik toevoegen aan het noodhulpbudget. Uiteindelijk hebben we nu voor 2022 512 miljoen voor noodhulp. Daarmee wil ik ook laten zien dat het niet ten koste gaat van de noodhulp die we al aan andere landen hebben toegezegd, maar dat het erbij komt. Sowieso is wat wij aan Oekraïne hebben toegezegd, niet ten koste gegaan van noodhulp die we al hadden toegezegd aan andere landen. Het is daarbovenop gekomen.
De heer Hammelburg (D66):
Ik zeg het even uit mijn hoofd hoor, want titels vind ik altijd wat lastiger. Ik heb meer aan het specifieke artikelnummer, als de Minister dat voor mij heeft.
Minister Schreinemacher:
Artikel 5.4. Dat gaat over de buffer. Dat is het verdeelartikel.
De voorzitter:
Wil de heer Hammelburg dan heel even het voorzitterschap overnemen?
Voorzitter: Hammelburg
De voorzitter:
Dat wil hij. Meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Op zich is het natuurlijk goed en lijkt het me ook terecht dat de buffer wordt ingezet. Maar als je de buffer afweegt tegen het budget dat er al is, dan zie je dat het om een verhoging gaat van ongeveer 10%. Ik gaf zelf al aan dat de voedselprijzen al twee keer zo sterk zijn gestegen. In relatieve zin is het dus een beperkte verhoging. Ik ben dus wel benieuwd of de Minister er bij de Voorjaarsnota in gaat slagen om nog additionele middelen aan het budget toe te voegen.
De voorzitter:
Dan geef ik u het voorzitterschap weer terug en dan zou ik graag nog een vervolginterruptie plegen als het mag. Eerst de Minister.
Minister Schreinemacher:
Het verdeelartikel groeit mee met bijvoorbeeld inflatie. Dat wordt daar al in meegenomen. Op dit moment zijn we natuurlijk nog bezig met de voorjaarsonderhandelingen. Ik kan er nog niet op vooruitlopen wat ik daar ga bereiken. Ik wil daarvoor alvast een winstwaarschuwing geven. We hebben al eerder gesproken over de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Er zijn ook nog nationale dingen waar we over onderhandelen binnen de coalitie en waar we naar moeten kijken. Dan heb ik het over het verlies aan koopkracht, de stijgende brandstofprijzen, box 3. Er ligt dus nogal wat op het bord. Ik ben het helemaal met u eens dat de noden binnen de wereld stijgen, maar we hebben echt een heleboel zaken waar we aandacht aan moeten besteden en waar geld voor nodig is. De pot is eindig. Dat wil ik wel vast meegeven.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb nog een vervolgvraag hierop. Op zich snap ik dat wel. Het gaat op dit moment ook niet om structurele middelen, want dit is een incidentele, hele ernstige crisis. Die vraagt incidenteel om meer uitgaven. In het verleden zijn er natuurlijk kasschuiven geweest. Ik ben daar geen fan van, maar het zou een optie kunnen zijn. Daarnaast wil ik toch wel op één punt wijzen. Door de ongekend sterke economische groei van vorig jaar en de ontwikkelingen rond rente en inflatie is onze staatsschuld weer gedaald naar ongeveer 52%. De enorme miljarden die wij in onze samenleving hebben gepompt vanwege covid hebben niet geleid tot een enorme stijging van de staatsschuld. We hoeven ook niet zo'n groot bedrag als in die periode uit te trekken. Het gaat relatief om een veel kleiner incidenteel bedrag. Ik zou de Minister toch willen meegeven om haar collega's voor te houden dat een incidentele ophoging van het OS-budget en specifiek van het noodhulpbudget in deze omstandigheden zeer te rechtvaardigen is.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Dan geef ik de Minister het woord en daarna de heer Hammelburg.
Minister Schreinemacher:
In antwoord daarop zeg ik dat ik met u hoop dat het om incidenteel geld gaat als we het hebben over noodhulp. Maar zoals de wereld zich nu ontwikkelt, ook met klimaatverandering en COVID-19, weet ik niet of we het eigenlijk wel over incidenteel geld hebben voor noodhulp. Ik heb gezegd dat ik dit eraan toevoeg. De inflatie op dat verdeelartikel wordt inderdaad, zoals ik al zei, ook nog gerepareerd, dus in 2023 zal daar weer meer geld uit te geven zijn. In mijn nota ga ik verwerken hoe we dat gaan doen. Ik kan me heel goed voorstellen dat we, uw Kamer gehoord hebbende, meer geld voor noodhulp beschikbaar zullen stellen. Maar ik vrees dat dat incidenteel geld zal zijn.
De heer Hammelburg (D66):
Ik deel die vrees met de Minister helaas, gezien de realiteit. Maar ik wil het nog wel even over de techniciteit van verdeelartikel 5.4 hebben. Ik kan me heel goed voorstellen, gezien alle uitdagingen die dit jaar en volgend jaar op ons afkomen, en gezien de oorlog in Oekraïne en de repercussies daarvan in de regio en andere delen van de wereld, dat we nu een noodgreep moeten doen. Maar het verdeelartikel is een buffer die er natuurlijk niet voor niets is. Die moet ervoor zorgen dat onze budgetten beschermd zijn tegen schommelingen. Ik wil hier dus graag markeren dat ik erg veel begrip heb voor het eenmalig inzetten van het verdeelartikel 5.4, maar dat dat geen structurele oplossing is. Dus prima voor volgend jaar, maar dan ook echt alleen voor volgend jaar. Is de Minister dat met mij eens?
Minister Schreinemacher:
Dat ben ik met de heer Hammelburg eens. We hebben dit nu ingezet omdat dit nu nog op dit verdeelartikel stond. Maar als we het hebben over structurele ophoging van noodhulp in de komende jaren, dan zal dat gewoon structureel in de begroting verwerkt moeten worden. Daar is het verdeelartikel inderdaad niet voor bedoeld.
In antwoord op de vraag van de heer Hammelburg wil ik daar nog het volgende aan toevoegen. Ik sprak net over die 47 miljoen extra, maar de 35 miljoen die we Oekraïne al aan noodhulp hadden toegezegd, kwam daar apart van het noodhulpbudget nog bovenop.
De heer Klink (VVD):
Over artikel 5.4 hebben we ons als Kamercommissie vorig jaar uitgelaten. Wij vinden het belangrijk om daar niet zomaar selectief in te shoppen. Maar als de ruimte daarvoor aanwezig is, dan is het goed om dat nu te doen, gelet op de huidige urgentie.
Mijn vraag gaat over de brief die de Minister op 12 april heeft gestuurd over het bedrag van 4,5 miljoen dat beschikbaar was. Ik kwam zelf tot de conclusie – zo moeilijk was dat overigens niet – dat 4 miljoen daarvan, ofwel 88%, nog niet uitgegeven is. Hoe kan dat eigenlijk? Want het lijkt me toch dat we best wel een acute crisis hebben. Of is er al zicht op dat die overige 4 miljoen binnenkort wel uitgegeven gaat worden?
Minister Schreinemacher:
Mag ik daar in tweede termijn even op terugkomen? Het is een heel goede vraag, die ik straks graag beantwoord.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik ga er toch nog een keer bij de Minister op aandringen om echt met de vuist op tafel te slaan, of het geld nou uit de staatsschuld moet komen, zoals GroenLinks suggereert, of dat we gewoon eens een keer de rijken in dit land evenveel laten betalen als de minder rijken. De rijken betalen de helft van de belasting die de lagere inkomens betalen. Dat is toch onbestaanbaar? Het is toch onbestaanbaar dat de nood in de wereld zo hoog is en dat we hier als antwoord krijgen: ja, maar straks is het geld op en we hebben nog zo veel te doen. Er is geld zat. Er moet gewoon belasting geheven worden. Er moet belasting geheven worden bij de rijken. Dan kunnen we zorgen dat de minder rijken koopkrachtcompensatie krijgen en dat we de noodhulp ophogen, want de nood is verschrikkelijk hoog. Dat heeft de Minister ook in haar bijdrage gezegd. Dus ik roep de Minister nog een keer op: sla met uw vuist op tafel. Of het nou gaat via de staatsschuld, of gewoon via het netjes belasting gaan heffen bij de mensen die het meeste geld hebben, zodat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, maar het kan toch niet zo zijn dat we in dit rijke land niet meer geld gaan vrijmaken voor noodhulp?
Minister Schreinemacher:
Ik heb de heer Thijssen gehoord. Ik heb u allen gehoord over de vuist op tafel. Wij hebben in het coalitieakkoord – dat wil ik toch nog een keer zeggen – ook een structurele ophoging van de ODA-budgetten opgenomen, van 300 miljoen oplopend naar 500 miljoen. Het is dus niet zo dat het kabinet geen geld vrijmaakt voor OS-budget, waarvan dus ook een deel van de ophoging van de noodhulp is. Daarbij wil ik ook nog opmerken dat we ook al een discussie hebben gevoerd over COVAX en COVID-19. Er zijn heel veel discussies over de verschillende crises, waarbij steeds wordt gezegd: daar moet meer bij en daar moet meer bij. Maar het budget is eindig. Ik denk dat het heel terecht is dat we nu het budget voor noodhulp ophogen en dat we, zoals in het coalitieakkoord staat, het budget van OS hebben vergroot – daar gaat meer geld naartoe – want er is echt een heleboel te doen, maar we kunnen het niet overal tot in oneindigheid ophogen.
De voorzitter:
De heer Thijssen nog, met een vervolgvraag.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik pleit niet voor oneindigheid, maar ik pleit wel voor een fiks bedrag extra. Volgens mij is dat geld er gewoon en kan het kabinet dat gewoon besluiten.
Ik heb nog één andere vraag. Het is me niet gelukt in de eerste termijn. Ik weet niet of het dan wel in de beantwoording van de eerste termijn lukt, of dat het misschien tweede termijn wordt. De PvdA-fractie heeft eerder een amendement gediend, met een aantal andere leden, over meer geld voor het Civic Space Fund. Daar is 7,5 miljoen naartoe gegaan. Dat is toen ten koste gegaan van noodhulp. Zeker nu de noden zo groot zijn, is het toch een beetje zuur dat het daarvandaan is gekomen. Kan dat niet ongedaan gemaakt worden? Dan bedoel ik natuurlijk niet die 7,5 miljoen voor het Civic Space Fund, maar kan er 7,5 miljoen bij de Voorjaarsnota of ergens anders gegenereerd worden zonder dat dit ten koste gaat van noodhulp op dit moment?
Minister Schreinemacher:
Dat is al gebeurd. Dat is al gerepareerd, die 7,5 miljoen.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, afrondend. Dat heb ik dan gemist, maar daar zal ik me dan even in verdiepen. Dank u voor het antwoord.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Dan humanitaire diplomatie. U heeft het allemaal benoemd: Nederland staat pal voor noodhulpverlening volgens de uitgangspunten van onpartijdigheid, neutraliteit, menselijkheid en onafhankelijkheid. Deze humanitaire principes zijn cruciaal. Iedereen die in de knel zit en kwetsbaar is, moet hulp ontvangen, ongeacht religie, ras, afkomst of gender. Ook maakt het niet uit aan welke kant van het conflict burgers zich bevinden. Deze principes zijn gekoppeld aan het internationaal humanitair recht als onderdeel van het bredere internationale rechtssysteem. Ook tijdens een oorlog hebben burgers recht op bescherming en hebben strijdende partijen de plicht om toegang en veilige doorgang te verlenen. Daarom onderhouden noodhulporganisaties vanuit een neutrale positie contact met alle partijen in een conflict. In VN- en EU-verband zet Nederland zich in voor de naleving van deze principes en het internationale recht.
Speciale aandacht gaat dan ook uit naar de naleving van Veiligheidsraadresolutie 2417, over het bestrijden van de inzet van honger als oorlogswapen. We financieren bijvoorbeeld onderzoek naar schendingen van die resolutie, zoals bij het conflict in Ethiopië. Ook spant Nederland zich ervoor in dat sancties echte noodhulpverlening niet belemmeren, door te pleiten voor humanitaire uitzonderingen in sanctieregimes van de EU, zoals recent in relatie tot de oorlog in Oekraïne.
De voorzitter:
Op dit punt, meneer Hammelburg?
De heer Hammelburg (D66):
Ja, een heel technisch punt, voorzitter, over de situatie in Tigray. De NOS rapporteerde dat een aantal voedselwagens wel worden toegelaten tot de regio, maar alleen voor de beelden en verder niet. Honger wordt daar echt als oorlogswapen gebruikt op dit moment. Heeft de Minister daar zicht op? Zit het ministerie daarbovenop? Kan de Minister er, desnoods in internationaal verband, via diplomatieke kanalen, voor zorgen dat hier een einde aan komt? Want als er nou één ding is waaraan in de praktijk concreet vorm kan worden gegeven onder de banner en met de inzet van Nederland om honger niet als oorlogswapen in te zetten, dan is dit het wel.
Minister Schreinemacher:
Dat ben ik helemaal met de heer Hammelburg eens. Wij hebben daar permanent aandacht voor. Wij besteden daar echt veel aandacht aan en letten er bijvoorbeeld ook binnen de Wereldbank op dat er geen geld naartoe gaat op het moment dat dit soort dingen, honger als wapen in een oorlog of conflict, worden ingezet. Dit voorbeeld kennen wij en hier is dus ook permanente aandacht voor.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
Dan de kwetsbaren. Daar heeft een aantal van uw leden vragen over gesteld. Kwetsbaren helpen is eigenlijk de kern van noodhulp, of het nou gaat om vrouwen en meisjes, ouderen, mensen met een handicap, etnische groepen of lhbtiq+'ers. Zij hebben vaak specifieke en versterkte kwetsbaarheden, dubbele kwetsbaarheden, zoals de heer Hammelburg het noemde. Uit de sectorbrede evaluatie over gender in humanitaire crisissituaties van 2020 blijkt dat het echt lukt om hulp gendersensitiever te maken, onder meer door vrouwen en meisjes direct over hun noden te consulteren door te werken aan expertise op het terrein van gendergelijkheid en door zogenoemde markers om beleid te toetsen. Er is ook consistent aandacht voor thema's waar Nederland en andere landen belang aan hechten, zoals seksuele gezondheid, gendergerelateerd geweld en seksueel wangedrag door hulpverleners.
Daar vroeg mevrouw Kuik ook naar. Ze vroeg of we kunnen kijken of we daar extra aandacht aan kunnen besteden. Er zijn inmiddels internationale platforms opgericht, zoals het Inter-Agency Misconduct Disclosure Scheme, waarbij de leden onderling afspraken maken over de uitwisseling van informatie over daders. De DRA-leden hebben toegezegd hieraan te werken. Inmiddels zijn elf organisaties aangesloten. Samen met USAID lanceerde mijn voorganger een internationaal platform, een community of practice voor kennisuitwisseling gericht op veilige rekrutering en bescherming van slachtoffers. Dat forum leverde belangrijke inzichten op, die helaas ook wel onderstreepten hoe gevoelig dit onderwerp is en dat het onze blijvende aandacht vergt.
De screening van hulpverleners tijdens rekruteringsprocessen is soms nog steeds onvoldoende. Daarom trekt deze sector ook daders aan die uit zijn op het exploiteren van mensen. We zijn dus inderdaad aan het kijken hoe we daar uitkomst aan kunnen bieden, bijvoorbeeld door een humanitair paspoort met een uitgebreidere screening: een sectorspecifieke vog+. Het is toch wel een moeilijke opgave gebleken vanwege de privacywetgeving en een diversiteit aan functies in de hulpsector. Maar ik ben absoluut bereid om hiernaar te kijken. Ik heb het ook aan de orde gesteld in mijn gesprekken met de hulporganisaties. Dit is dus iets waar we mee bezig zijn en waar we de komende tijd echt nog mee aan de slag gaan. Ik zie dit onderwerp echt als heel belangrijk.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank voor de beantwoording. Daar zit natuurlijk ook wel het wrange. Privacywetgeving zit dan in de weg, maar dan denk je: wiens privacy zitten we hier nou te beschermen? Het gaat toch over mensen die misbruikt worden? Dat is ook een inbreuk op iemands privacy. Dank dat de Minister ernaar kijkt. Ik hoop dat we het scherp krijgen en dat we die belangen ook tegenover elkaar kunnen zetten en dus ook het belangrijkste deel van privacy kunnen laten wegen.
Minister Schreinemacher:
Ik ga hier verder mee aan de slag. Ik zit even te denken of we daar nog een termijn aan moeten verbinden. Het is natuurlijk permanent, maar ik doel meer op het kijken of zo'n vog+ zou helpen. De heer Van Dijk is er nu niet, maar hij heeft daar ook verschillende vragen over gesteld. Dat hebben een aantal van u op verschillende momenten gedaan. Dus ik ga u daar later over informeren. Dat doe ik voor de zomer.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
Dit was het blokje.
De voorzitter:
Dan is er een vraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ik ben ontzettend blij te horen dat de Minister doorgaat met zorgen dat uitbuiting van vrouwen in situaties maar ook door sectoren tegen wordt gegaan. Dat is heel goed om te horen. Dat is fantastisch en heel erg nodig. Ik heb het ook gehad over andere minderheden en potentiële mogelijkheden om community-based organisaties in noodsituaties te ondersteunen met kleine budgetten dan wel via het uitzetten van middelen via ambassades voor echte safe spaces. Het gaat om echt kleine noodbudgetten die er nu simpelweg niet zijn en waar grote organisaties als het Rode Kruis echt niet aan komen en die communities ook niet kennen. Daar vroeg ik eigenlijk een toezegging van de Minister op. Ik heb daar niets op gehoord.
Minister Schreinemacher:
Neem mij niet kwalijk. Dit viel voor mij onder het blokje lokalisering. Dan gaan we daar meteen toe over, want dit valt daar inderdaad ook onder: kwetsbare groepen en dit verzoek. Lokalisering is expliciet opgenomen als beleidsprioriteit in het subsidiebeleidskader voor humanitaire hulp. Via Nederlandse partners zoals de DRA ondersteunen we lokaal gewortelde organisaties om de eerste respons te kunnen voeren en zo te reageren op de noden van de kwetsbare groepen. Dat doen we dus eigenlijk juist door het ondersteunen van de DRA, van die grote organisaties, want die hebben ook juist weer de contacten met die lokale organisaties. Wij hebben het idee dat dat geld daar beter besteed wordt dan als wij zelf op zoek zouden moeten gaan naar een lokale organisatie. Dat is natuurlijk wel een beetje de spagaat waar wij in zitten. Wij ondersteunen eigenlijk juist die grote organisaties omdat zij die lokale netwerken veel beter op orde hebben dan wij ooit zouden kunnen doen.
De heer Hammelburg (D66):
Ik ken de praktijk, want ik heb daarin gewerkt. Helaas, met heel veel respect voor de organisaties die fantastisch werk doen in de DRA – daar is echt geen enkele twijfel over – maar er zijn bepaalde gemeenschappen die zij ook vaak niet goed in het vizier hebben, en zeker niet in zulke noodsituaties. Dat zijn vaak kleine organisaties die deze groepen wel vertegenwoordigen, die vaak ook – bijna altijd zelfs – dankzij het uitstekende werk van het Nederlandse postennetwerk wél bekend zijn. Die vragen om kleine noodbudgetten van soms 10.000, 20.000, 30.000 euro om mensen in hun huis te kunnen krijgen, in een veilig gebied eten te kunnen geven, mensen die anders omkomen in de bommen of in een noodsituatie. Mensen die door discriminatie echt nergens anders terechtkunnen of het land niet kunnen ontvluchten. Ik ken deze praktijk uit de lhbtiq-beweging waarin ik zelf werkzaam was héél goed. Geloof me, zeg ik dan maar even persoonlijk tegen de Minister, dit gaat niet goed. Dit gaat vaak mis. Sterker nog, het gaat bijna altijd mis.
Minister Schreinemacher:
Ik geloof de heer Hammelburg meteen, want ik weet dat hij veel ervaring heeft, ook op dat gebied. Ik wil graag bijvoorbeeld met de DRA nog een keer het gesprek aan om te kijken hoe wij die organisaties kunnen identificeren die die hulp dan extra nodig zouden hebben. Het is heel lastig om dat vanuit Nederland te doen. U zegt «de posten». We zouden met de posten en de DRA er nog eens naar kunnen kijken hoe we die organisaties zouden kunnen vinden. Ik begrijp het belang en ook het probleem heel goed.
De voorzitter:
Nog één vervolgvraag. U scoort wel hoog in het aantal interrupties.
De heer Hammelburg (D66):
Dat klopt, voorzitter, om te voorkomen dat we een tweeminutendebat nodig hebben en nog eens een avond plenair zitten. Ik neem dit bloedserieus op. Het gaat over hele verschrikkelijke dingen. Ik waardeer dit van de Minister. Ik zou graag een voortgangsbrief daarover willen zien. Mijn oproep aan de Minister is: ga dan ook te rade bij je community-based en community-lead strategische partners, die deze netwerken hebben, en zet het postennetwerk hier echt in zijn kracht, want ambassades hebben echt de contacten.
Minister Schreinemacher:
Dank. Dat gaan we doen, en we zullen daar een brief over sturen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
Dan over Oekraïne en de voedselzekerheid. Dat baart ons allemaal zorgen. Uw leden hebben daarover gesproken, ik heb dat ook. Ook de invloed daarvan op de internationale veiligheid werd benoemd. De hoge voedselprijzen kunnen aanzetten tot onrust en opstand op landenniveau, maar ook internationale spanningen laten oplopen als landen handelsbeperkende maatregelen gaan nemen. Die bigger picture, zoals u dat noemde, houden wij ook in de gaten. Wij investeren daarom onder meer in landbouw en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden om hen in staat te stellen een betrouwbaar voedselsysteem op te bouwen. Dat geldt voor ontwikkelingslanden, maar we zijn natuurlijk ook aan het kijken wat de gevolgen voor de veiligheid in Europa zijn; dat is nu nog niet overzien. Maar de maatregelen om de gevolgen op te vangen worden wel in EU-verband genomen.
Ik kan hier ook vanavond aankondigen dat wij 10 miljoen zullen bijdragen aan een fonds dat zich richt op de ondersteuning van de arme boeren als het gaat om zaaigoed en kunstmest: het IFAD, International Fund for Agricultural Development.
De heer Klink (VVD):
Goed om te horen dat er meer aandacht is voor voedsel, zeker in Afrikaanse landen, met uiteindelijk de ambitie dat dat continent meer en meer zelfvoorzienend wordt. Als de Minister het heeft over ontwikkelingslanden, kijkt de Minister dan ook naar de middeninkomenslanden op het Afrikaanse continent? Want daar is als het gaat om voedselvoorziening en de effectiviteit van investeringen echt een grote slag te maken. Kijkt zij niet alleen naar de allerarmste landen in de wereld of op dat continent?
Minister Schreinemacher:
Het programma waar ik het nu over heb, is echt voor de meest kwetsbare, arme landen. Dus dat is niet voor de middeninkomenslanden bedoeld.
De heer Klink (VVD):
Ik snap dat daar ook aandacht voor moet zijn. Ik zou de Minister willen oproepen – laat ik het dan zo zeggen – om juist ook oog te hebben voor die middeninkomenslanden, want daar is een grote slag te slaan. Daar zijn ook vruchtbare gronden. Daar kan, zoals de heer Thijssen ook zegt, echt voedsel geproduceerd worden voor de mensen. Laten we dat ook doen. Laten we dat ook met onze kennis en kunde vanuit Nederland stimuleren, natuurlijk via middelen maar ook via de andere sporen die we hebben. Alle beetjes die voor fondsen beschikbaar zijn, zijn juist nu ook zo nodig om daar in te zetten. Met alle respect voor de allerarmste landen in de wereld en op het Afrikaanse continent, maar ook zeker de landen in dat stukje daarboven kunnen echt een mooi hefboomeffect creëren voor voedselzekerheid en zelfvoorzienendheid van het hele continent.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het met de keer Klink eens dat het niet alleen om de allerarmste landen gaat. Dit programma waar ik het net over had gaat over de allerarmste landen, maar ik ben het er helemaal mee eens dat we als het gaat om voedselzekerheid op het Afrikaanse continent ook op andere landen moeten inzetten. De heer Klink vroeg ook hoe wij met de combinatie van hulp, handel en investeringen de Nederlandse kennis op het gebied van landbouw kunnen inzetten op het Afrikaanse continent. Dat doen we. Daar kom ik, zoals ik al eerder heb aangegeven in de nota, op terug.
Volgens mij is het heel belangrijk dat we kijken wat wij als Nederland goed kunnen. Wij kunnen inderdaad op het Afrikaanse continent echt een slag slaan en helpen met waar wij goed in zijn. Dus wordt er ook nauw samengewerkt met Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Om die samenwerking te bevorderen is het Netherlands Food Partnership opgericht. Een concreet voorbeeld is het SeedNL consortium, waarmee de Nederlandse zaaizaadsector zich inzet voor landbouwontwikkeling in Afrikaanse landen. Ook onze ambassades in Afrikaanse landen promoten actief de inzet van Nederlandse landbouwkennis en -kunde in samenwerking met het landbouwnetwerk van LNV.
Het kabinet investeert in samenwerking met de Nederlandse, multilaterale en lokale partners jaarlijks circa voor 325 miljoen euro in wereldwijde voedselzekerheid. Met deze inzet worden miljoenen ondervoede mensen en arme boeren bereikt, met name in de Hoorn van Afrika en in de Sahel. Maar ook zal Nederland vanuit het voedselzekerheidsprogramma 10 miljoen euro bijdragen aan het Crisis Response Initiative, dat zich richt op die boeren in kwetsbare landen.
Daarnaast zetten we ook in op hulp van andere landbouwprojecten in niet de allerarmste landen, maar ook juist die landen die in transitie zijn van OS-land naar handelsland. Dat blijven we ook doen.
De voorzitter:
Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, nog even, hoor. 80% van de zaden is nog maar ingezaaid in Oekraïne. Hoeveel oogst kan er in de conflictsituatie worden opgeleverd? Normaal gaat de export via de haven van Odessa. Ze zijn nu spoorexport aan het opstarten. Kan dit op termijn voldoende opleveren voor de huidige vraag in de Hoorn van Afrika, zeker omdat de kennis van Nederlandse boeren niet binnen een jaar voldoende voedselzekerheid oplevert?
Minister Schreinemacher:
Op dit moment wordt dat onder andere door het World Food Programme bekeken. Dat kunnen we niet zelf als Nederland vaststellen, dus dat moeten we doen via internationale organisaties. Europa is daarmee bezig. In Europees verband doen we dat; dat bespreek ik met mijn collega's, maar ook de Minister van LNV is daar druk mee bezig. En het World Food Programme is ook die analyse aan het maken. Er werd ook gevraagd naar een proactief plan om dit vast te stellen. Daar zijn we mee bezig en naar ik begrijp krijgt u daar ook nog een technische briefing over in mei, op 10 mei? Dus dan kunt u daar ook nog meer technische vragen stellen om hier antwoord op te krijgen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
Dan kom ik nu bij de vraag over Afghanistan van de heer Klink. Meisjes moeten natuurlijk weer toegang krijgen tot het onderwijssysteem daar. We willen dat onderwijssysteem niet steunen zolang dat niet is gebeurd. Ik heb in het debat over noodhulp aan Afghanistan aangegeven dat wij een aantal voorwaarden hebben gesteld aan de hulp en steun die wij bieden. Sowieso is er geen begrotingssteun of iets dergelijks. Dat staat los van de noodhulp, want die bieden we zonder voorwaarden, zoals ik eerder al zei. Mensen die echt in acute nood verkeren, moeten geholpen worden. Maar voor bijvoorbeeld het steunen van leraren hebben wij als voorwaarde gesteld dat vrouwen en meisjes naar school moeten en dat de geboden diensten voor hen open moeten staan. Zolang dat niet het geval is, steunen wij die dus niet. Dat hebben we ook in Europa als voorwaarde gesteld.
Dat was mijn beantwoording.
De voorzitter:
Dank. Dan stel ik voor dat we gelijk doorgaan met de tweede termijn met een spreektijd van maximaal twee minuten. Ik kijk vooral even naar de heer Hammelburg. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij met de brief van de Minister. Ik ben blij met de beantwoording van de Minister. De Minister erkent dat de nood voor noodhulp alleen maar toeneemt. Datzelfde geldt voor ons preventieve werk en de ontwikkelingssamenwerking. Die twee mogen niet met elkaar concurreren, net als dat nood en rampen niet met elkaar mogen concurreren. Dat is een hele belangrijke constatering. Dat doet mij deugd. Ik dank de Minister voor de beantwoording.
Ik kijk uit naar de brief op basis van de toezegging om te kijken hoe community-based organisaties kwetsbare minderheden kleinschalig, beter en directer kunnen ondersteunen. Die hebben namelijk echt vaak te maken met tweevoudige of meervoudige vormen van discriminatie in noodsituaties. Ik zeg er maar gelijk bij: dat kan dan wel via de DRA, dan wel op een andere manier. Ik kijk heel erg uit naar die efforts. Ik zal daar echt wel stevig op zijn. Zoals u merkt, zit er wat emotie, omdat ik veel te vaak heb gemerkt dat het misging. Vanochtend had ik daar ook een goed gesprek over in onze briefing met het Rode Kruis. Daar werd ook toegegeven dat hoewel het Rode Kruis bijvoorbeeld fantastische programma's heeft om seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes tegen te gaan, het omgaan met minderheden en kleine communities echt een probleem is. Dat is bij alle organisaties zo. Dat wordt al honderd jaar besproken en er komt nooit een oplossing. Ik verwacht dus dat we op korte termijn gewoon aan een oplossing gaan werken. Ik kijk daarnaar uit.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Ook dank aan de Minister voor de beantwoording. Het is goed dat we op de hoogte worden gehouden. Het thema seksueel misbruik van mensen die kwetsbaar zijn, blijft namelijk continu aandacht vragen. Het gaat dan met name om seksueel misbruik van vrouwen en kinderen door mensen die zich voordoen als hulpverlener en die in organisaties terecht zijn gekomen. Ik ben zeer benieuwd hoe we echt stappen kunnen zetten met het humanitair paspoort.
In de eerste termijn heb ik gevraagd hoe we diplomatiek handen en voeten geven aan initiatieven tegen de schending van de humanitaire rechtsregels. Kan de Minister nog iets concreter aangeven wat we nu doen op het gebied van de naleving van humanitaire rechtsregels? Ik wilde zeggen dat ik uitkijk naar de technische briefing, maar die gaat mijn vervanger doen. Die zult u dus daar zien.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kuik. Meneer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor haar heldere betoog. U gaf een aantal hele concrete antwoorden, bijvoorbeeld over Afghanistan. Daar is geen speld tussen te krijgen. Het is ook goed om te horen dat u, waar het kan, zo veel mogelijk internationaal de boer op wil gaan om medestanders te vinden, zodat meer en meer landen en andere instellingen meer middelen beschikbaar stellen voor noodhulp. Het is ook goed om te horen wat u zei over Afrika en voedselzekerheid, en vooral dat de koppeling steeds meer wordt gemaakt met de middeninkomenslanden waar een slag gemaakt kan worden. Ik voel dat daar bij u ook energie op zit. Dat hoor ik graag.
Tot slot zou ik graag een toezegging krijgen. Het werd mij niet helemaal helder, ook niet bij de interruptie van de heer Thijssen. In uw brief van 12 april heeft u het nog over 430 miljoen aan noodhulp. Oorspronkelijk was het 438 miljoen. Dat was verminderd vanwege het amendement van collega Hammelburg. Het is nu uiteindelijk 512 miljoen geworden. Ik wil dus toch even het totaalsommetje zien hoe het van 438 miljoen naar 430 miljoen naar uiteindelijk 512 miljoen is gegaan, zodat we dat scherp hebben. Dat zou ik graag willen zien, zodat het beeld weer helder is.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Meneer Thijssen, tot slot.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat lijkt me een mooi sommetje. Dat wil ik ook wel zien. Ik steun collega Klink daarin. Ik wil alleen twee dingen zeggen. Eén. Nogmaals, volgens mij zijn de noden enorm. Volgens mij zijn de mogelijkheden van Nederland echt nog groter, of het nou 438 miljoen of 512 miljoen is. Sla de komende weken met die vuist op tafel, zou ik zeggen, want het is echt kei- en keihard nodig.
Ik had nog één vraag over wat de Minister vertelde over de voedselzekerheid in Afrika. Ambassades kijken wat bedrijven daaraan kunnen bijdragen en of er een verbinding gemaakt kan worden tussen wat bedrijven kunnen en wat landen nodig hebben. Ik vraag me wel af hoe het past bij de lokalisering als Nederlandse bedrijven daarheen komen, zeggen dat ze dat eens even zullen regelen en daarna weer weggaan. Er wordt juist in de Kamer gezegd dat als de lokale leiders, de lokale gemeenschappen technologie of kennis krijgen en empowered worden om het zelf te gaan doen, het bestendig en veel effectiever is. Zou de Minister daar nog op in kunnen gaan?
De voorzitter:
Dank, meneer Thijssen. Dan wil ik weer even het voorzitterschap overdragen aan de heer Hammelburg.
Voorzitter: Hammelburg
De voorzitter:
Maar natuurlijk, meneer Van der Lee. Gaat uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel. Ik kan best wel rekenen. De toegevoegde 35 miljoen plus 47 miljoen is 82 miljoen. En 82 miljoen plus 430 miljoen is 512 miljoen. Dat snap ik dus, maar mijn punt is dat ik het te weinig vind. Ik vind het ook wel jammer dat de Minister nu al een winstwaarschuwing afgeeft. Ik had juist gehoopt dat ik pas geconfronteerd zou worden met een uitkomst na de strijd rond de Voorjaarsnota, want die strijd is nog niet beslecht. Met een winstwaarschuwing vooraf ben ik echt ongelukkig.
Ik heb ook gevraagd: komt er een proactief plan? De Minister geeft aan dat er nu wordt geïnventariseerd en dat we daar anderen bij nodig hebben op internationaal niveau, maar ook Europa en het Wereldvoedselprogramma. Dat begrijp ik heel goed, maar ik zou graag een toezegging willen dat we als Kamer inzicht krijgen in wat er op internationaal niveau proactief bedacht wordt om de grote voedselcrisis, die onvermijdelijk is, te lijf te gaan. Welke middelen zijn daarvoor nodig? Welke bijdrage kan Nederland daar vervolgens additioneel aan gaan leveren? Komt dat plan er? Krijgen we daar inzicht in? Het hoeft niet exclusief een Nederlands plan te zijn. Het gaat me er juist om dat het zo goed mogelijk internationaal is ingebed. Wanneer mogen we dat plan verwachten? Dan kunnen we beoordelen of we daar als Kamer nog additionele middelen voor zouden moeten vrijmaken. Daar wil ik graag een toezegging op.
Tot slot wil ik nog één ander punt maken. Dat heeft een relatie met de reis die de Minister heeft gemaakt na het vorige debat. Het gaat om de coördinatie. We zitten in Europa ook met twee lidstaten waar we vanuit de rechtsstaat bezien wat spanningen mee hebben. We zien helaas dat Orbán de verkiezingen heeft gewonnen. Er zijn echt spanningen, ook tussen burgemeesters die Oekraïners opvangen en de nationale regering. Dan gaat het ook om de toegang tot de fondsen die Europa beschikbaar stelt om gevluchte Oekraïners bij te staan. Zou de Minister zich met haar collega's er hard voor willen maken dat die fondsen meer rechtstreeks terechtkomen bij de steden waar de opvang plaatsvindt, zodat het niet alleen maar via nationale autoriteiten loopt die een deel van die middelen een hele andere bestemming geven? Daar zou ik ook nog graag een antwoord op willen. Ik vraag dat aan alle Ministers die hier een rol in spelen. Iedereen mag hier z'n best voor doen.
De voorzitter:
Dat is zeker en zonder meer waar, meneer Van der Lee. Ik vroeg me even af of het de juiste Minister is, maar prima. Ik draag het voorzitterschap over aan u, voordat we dit debat helemaal met z'n tweeën kapen.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Ja, we maken er een beetje een rommeltje van met elkaar, maar dat is niet zo heel erg, denk ik. We zijn aan het einde van de eerste termijn. Wil de Minister even nadenken? Er was ook nog een hele specifieke vraag waar u in de tweede termijn op terug zou komen. Dat ging over de 4 miljoen. Daar wil de heer Klink graag nog een antwoord op.
De vergadering wordt van 18.37 uur tot 18.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering in het debat over noodhulp. Ik geef de Minister het woord.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met het antwoord dat ik nog verschuldigd was uit de eerste termijn over de 4,5 miljoen aan noodhulpreserve. Die noodhulpreserve hebben wij eigenlijk op de begroting staan voor rampen, natuurrampen en andere echt onvoorziene rampen zoals orkanen. Er is nu € 500.000 naar Moldavië gegaan in natura, aan goederen, dus er staat nog 4 miljoen. Dat houden we zo lang mogelijk vast omdat onvoorziene rampen onvoorzien zijn. Als die rampen zich niet voltrekken, dan gaan we dat ook overhevelen naar het budget voor noodhulp. Maar we houden het nu nog apart voor onvoorziene rampen.
De heer Klink (VVD):
Sorry, we moeten ook niet te technisch daarover worden, maar ik dacht juist dat die 4,5 miljoen een onderdeel was van de totale omvang van noodhulp. Je kan het dan niet later daaraan toevoegen, want het is er al een onderdeel van.
Minister Schreinemacher:
Ja, neem me niet kwalijk. Het zit al in het noodhulpbudget, maar dan kunnen we het dus inzetten voor andere soorten noodhulp. Dank u wel.
Nog even in antwoord op de heer Hammelburg over het onderwerp dat hij heeft aangesneden, hoe we met kwetsbare groepen omgaan en mijn toezegging dat wij met community-based organisaties in gesprek gaan hoe we die mensen kunnen bereiken op de beste manier. Ik hoorde hem zeggen dat er op korte termijn een oplossing moet komen. We gaan natuurlijk op zoek naar een oplossing, maar ik kan me best voorstellen dat dat misschien een proces wordt van trial-and-error om te zien hoe we die mensen het beste kunnen helpen. We gaan aan de slag met dit probleem. Ik weet niet of we op korte termijn een oplossing hiervoor hebben. Maar ik ga graag deze uitdaging aan, want ik ben het met hem eens dat minderheden daar op dit moment echt het slachtoffer van zijn. De toezegging blijft gestand zoals ik die heb gedaan.
Mevrouw Kuik vroeg nog om er echt even nader op in te gaan hoe wij de schending van humanitaire rechtsregels aanpakken. Dat gebeurt voornamelijk door onderzoek. Een voorbeeld waar ik het over had is Resolutie 2417. Daar heb je een groep landen die zich daarvoor inspannen, de Friends of 2417. We hebben ook de Friends of Accountability for Ukraine. We hebben de VN-Mensenrechtencommissaris van de VN-Mensenrechtenraad. Dus op heel veel verschillende manieren dragen wij echt bij aan en stimuleren we het onderzoek om juist die accountability gestand te kunnen doen.
Dat heb je ook in de Global Rights Compliance. Daar vindt ook onderzoek plaats over Ethiopië en Jemen. Dus dit is hoe Nederland zich inzet voor de naleving van humanitair recht.
Het sommetje waar sommigen nieuwsgierig naar waren, hoe wij nu van 438 naar 430 naar 512 komen, is als volgt voor het jaar 2022. Aanvankelijk stond er 370 op de begroting voor noodhulp voor 2022. Daar is toen 8 van afgegaan, waar de heer Thijssen het ook eerder over had. Vervolgens is dat gecompenseerd met de bni-groei; dat was in totaal 68 miljoen. Dat telt bij elkaar op, dus dan heb ik het over 370 min 8 miljoen plus 68 miljoen is 430 miljoen. Daar komt dus nog 35 miljoen bij die wij aan Oekraïne hebben toegezegd, plus 47 miljoen die ik zojuist heb toegezegd, die van het verdeelartikel komt. Zo komen we op 512 miljoen.
Dan nog in antwoord op de heer Van der Lee, over het proactieve plan voor voedselzekerheid. Op dit moment zijn verschillende organisaties daarmee bezig, zoals de IFAD die bezig is met een Crisis Response Plan. Daar hebben we deze week een eerste conceptversie van gekregen. Ook is er net een whitepaper of een conceptwhitepaper van de Wereldbank over hoe we kunnen werken aan voedselzekerheid. Ik zou daarom willen voorstellen dat wij die plannen bundelen, daar een appreciatie over schrijven en dat in de aanloop naar de RBZ-OS met u delen. Ik zou dit onderwerp namelijk heel graag op de agenda van die RBZ willen zetten om het daar te kunnen bespreken. Ik ga in ieder geval mijn best doen om het daar te bespreken en daarna zullen we natuurlijk terugkoppelen wat de visie van de andere EU-lidstaten daarop is.
Ten slotte de vraag hoe wij steden kunnen bereiken via de Europese fondsen. Op dit moment kunnen die steden of die lokale overheden hier een beroep op doen via de Oekraïense hulporganisaties, zo ook het humanitaire fonds voor Oekraïne, het country-based pooled fund van OCHA. Op die manier kunnen zij financieel bereikt worden.
Daarmee ben ik aan het eind van mijn beantwoording.
De voorzitter:
Heel goed. Hartelijk dank. Daarmee komen we aan het einde van het debat, maar niet dan nadat ik de toezeggingen van de Minister heb voorgelezen. Ik doe dat zodat de leden kunnen controleren of die toezeggingen juist zijn geformuleerd.
– De Minister zegt toe de Kamer voor de zomer schriftelijk te informeren over haar inspanningen om seksueel misbruik door hulporganisaties te voorkomen, in het bijzonder over de mogelijke introductie van een vog-plus en een humanitair paspoort.
– De Minister zegt toe in overleg te treden met de DRA, het postennetwerk en andere strategische partners over hoe de inzet van lokale organisaties bij noodhulp aan kwetsbare groepen kan worden verbeterd, en de Kamer hierover schriftelijk te informeren.
Het gaat daarbij heel specifiek om de kleinere community-based organizations die de heer Hammelburg een paar keer genoemd heeft.
De derde toezegging.
– De Minister informeert de Kamer voor de RBZ/OS in mei schriftelijk over de internationale inspanningen om de huidige voedselcrisis te lijf te gaan, inclusief een appreciatie van de internationaal ontwikkelde plannen.
Is dat goed? Ja. Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van het debat. Heel hartelijk dank aan de Minister en haar staf, de leden en de ondersteuning van de Kamer. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 18.54 uur.