[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Curriculum funderend onderwijs van 6 april 2022, over curriculum funderend onderwijs

Primair Onderwijs

Brief regering

Nummer: 2022D16933, datum: 2022-04-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-618).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -618 Primair Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2022Z08378:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 618 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2022

Op 6 april heb ik uw Kamer gesproken over het curriculum van het funderend onderwijs (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 617). Ik ben blij dat we de noodzaak van het bijstellen van kerndoelen hebben uitgesproken en hebben stilgestaan bij de noodzaak voor een andere werkwijze dan in het verleden. Zoals gezegd is Curriculum.nu echt voltooid verleden tijd. In mijn brief van 4 april en tijdens het debat heb ik stevig koers gezet op terug naar de basis: focus op de basisvaardigheden (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 614). Tijdens dit debat heb ik u daarbij toegezegd de mogelijkheden te verkennen voor het «opknippen» van de ontwikkeling van kerndoelen en een versnelling aan te brengen voor de basisvaardigheden: per direct lezen, schrijven, rekenen, op de voet gevolgd door basisvaardigheden burgerschap en digitale geletterdheid, en later starten met de kerndoelen in andere leergebieden. Deze urgentie spreekt ook dit jaar weer uit de recente Staat van het Onderwijs.1 Van school gaan terwijl je niet goed kunt lezen en rekenen, met te weinig kennis van democratie en te weinig digitale vaardigheden is een serieus probleem. Zonder deze basisvaardigheden heb je later moeite met solliciteren, met belastingaangifte of met onderscheid maken tussen nieuws en «fake» nieuws. Dit vraagt om actie waar uw Kamer ook duidelijk toe heeft opgeroepen. U ontvangt hierbij mijn conclusies van deze verkenning, inclusief de concrete acties die ik in gang zet.

Stap 1: Taal en rekenen

Nog voor het aanstaande zomerreces start ik met de bijstelling van de kerndoelen taal en rekenen/wiskunde, inclusief de bijstelling van het referentiekader. Dit vraagt inzet van leerkrachten die excelleren in hun kennis én praktijkervaring in onderwijs in de Nederlandse taal of in rekenen/wiskunde en de inzet van wetenschappers. Voor de bijstelling van het referentiekader is betrokkenheid van (wetenschappelijke) vakexperts op alle domeinen van taal en rekenen (waaronder schrijven, lezen en mondelinge vaardigheden) cruciaal. Ik ben mij zeer bewust van de uitdaging om deze mensen op zo’n korte termijn te vinden en te binden aan het herformuleren van kerndoelen en een start te maken met de bijstelling van het referentiekader. Ik vraag SLO dan ook om dit met spoed voor mij te faciliteren.

Met een voorspoedig verloop van de bijstelling kunnen de concept kerndoelen taal en rekenen/wiskunde per schooljaar 2023–2024 beproefd worden op verschillende scholen.

Stap 2: Burgerschap en digitale geletterdheid

Aan de start van schooljaar 2022–2023 start ik met de bijstelling van kerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid. Juist om ervoor te zorgen dat alle leerlingen een basis hierin ontwikkelen, ongeacht de school waar ze naartoe gaan is het noodzakelijk om concrete kerndoelen voor burgerschap en voor digitale geletterdheid op te stellen. Omdat deze leergebieden nog niet zijn verankerd in de huidige kerndoelen, zullen zij vanaf de basis moeten worden opgebouwd. Ook is de beschikbare expertise op deze terreinen meer versnipperd. Met een start na het zomerreces is voor de uitdaging van de bemensing van deze teams meer tijd beschikbaar.

Stap 3: Liggen we op koers?

Voor de bijstelling van kerndoelen is een periode van twaalf maanden uitgetrokken. Gedurende dit proces zullen de teams van leraren en andere vakexperts meerdere tussenresultaten opleveren. Uiteraard volg ik dit proces op de voet. In januari 2023 maak ik een tussenbalans op: ligt de bijstelling van kerndoelen in de basisvaardigheden op koers? Is het haalbaar om bijgestelde kerndoelen op tijd én met voldoende kwaliteit op te leveren?

Om te bepalen of het proces op koers ligt, evalueer ik onder andere of de concept kerndoelen voldoende richting en ruimte bieden om ze te vertalen naar effectief gebruik daarvan in de klas. Ook evalueer ik of voldoende scherp is afgebakend hoeveel tijd er nodig is om de kerndoelen voor de basisvaardigheden te behandelen op school. Ik wil ervoor zorgen dat ruimte voor de kerndoelen in basisvaardigheden niet in het geding komt wanneer de kerndoelen voor andere leergebieden bijgesteld worden. De bijstelling van de andere leergebieden vindt direct aansluitend plaats wanneer aan bovenstaande criteria wordt voldaan.

Vervolg

Met dit traject ligt per direct de focus op kerndoelen voor de basisvaardigheden en zullen niet alle kerndoelen gelijktijdig worden ontwikkeld. De werkopdracht voor de bijstelling van kerndoelen die u van mijn ambtsvoorganger heeft ontvangen, pas ik hierop aan. Niet gezamenlijk ontwikkelen van alle kerndoelen vraagt later in het proces wel meer coördinatie gericht op samenhang en inhoudelijke afstemming tussen leergebieden. Daarom neem ik uw Kamer met gerichte regelmaat mee in de vraag «liggen we op koers?», en ook «liggen we nog op de juiste koers?» zodat met zorg alle leergebieden onderhouden worden met de basisvaardigheden als stevige basis.

Voor nu zijn de experts aan zet en gaan we wat mij betreft niet meer discussiëren, maar eindelijk aan de slag. Zoals we in het debat van 6 april hebben gewisseld: dit proces heeft al lang genoeg geduurd, het is tijd voor duidelijkheid voor het onderwijs.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma


  1. Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 161.↩︎