Nader antwoord op de vragen van het lid Vestering over de registratie van geitenlammetjes
Antwoord schriftelijke vragen (nader)
Nummer: 2022D17050, datum: 2022-04-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-2555).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Onderdeel van zaak 2021Z23882:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: L. Vestering, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2555
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de registratie van geitenlammetjes (ingezonden 17 december 2021).
Nader antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 26 april 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1364. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1538.
Nader antwoord
Sterftecijfers geitenlammeren
Per 1 november 2020 is de I&R-verplichting voor melkgeiten aangescherpt. Voor die datum waren geitenhouders verplicht uiterlijk binnen zes maanden na geboorte melding te doen in het I&R-systeem, of zoveel eerder als een geitenlam van het geboortebedrijf werd afgevoerd. In het licht van het doel van het I&R-systeem, namelijk het traceren van de verblijfplaats van individuele dieren in geval van de uitbraak van een dierziekte, voldeed deze registratie. Meer en meer bestond echter de behoefte om inzicht te hebben in sterftecijfers van geitenlammeren. De I&R-verplichting was hiervoor ontoereikend en gaf een vertekend beeld van sterfte onder geitenlammeren. Lammeren die op het geboortebedrijf stierven konden namelijk zonder registratie afgevoerd worden voor destructie. Ook gold er geen verplichting om het geslacht of de exacte geboortedatum te registeren.
Mede op verzoek van de sector is daarom besloten de I&R-verplichting aan te scherpen. Die aanscherping is per 1 november 2020 geëffectueerd. Melkgeitenhouders zijn verplicht binnen zeven dagen na geboorte een geitenlam te registreren in het I&R-systeem en daarbij de exacte geboortedatum en het geslacht te vermelden. Lammeren die in de laatste week van de dracht doodgeboren worden en lammeren die, voordat I&R-registratie heeft plaatsgevonden, in de eerste zeven dagen na geboorte sterven, moeten in het I&R-systeem gemeld worden als «doodgeboren» (inclusief het geslacht). De aangescherpte I&R-verplichting geldt uitsluitend voor melkgeitenhouders die op enig moment in het jaar 50 of meer geiten houden met het productiedoel «melk». Voor overige houders van geiten is de registratieplicht niet aangescherpt. Hiervoor is gekozen om de grote groep van houders met relatief kleine aantallen geiten te ontzien.
Met de aangescherpte I&R-verplichting is het voor de melkgeitensector mogelijk om, via het private ketenkwaliteitssysteem KwaliGeit, gerichter te monitoren en sturen op de sterftecijfers op melkgeitenhouderijen die melk leveren aan een bij de Nederlandse Geiten Zuivel Organisatie (NGZO) aangesloten verwerker. De sector kan zo gerichter sturen op het terugdringen van sterfte en, meer ten algemene, op het verbeteren van de zorg voor jonge dieren.
De aangescherpte I&R-verplichting moet een meer accuraat beeld opleveren van de sterfte onder lammeren. Daarbij moet ik uw Kamer er op wijzen dat ook de aangescherpte registratieplicht niet de garantie geeft dat alle sterfte op individuele bedrijven in beeld komt. Het zonder registratie afvoeren naar de destructie van vroeg gestorven lammeren kan niet voorkomen worden met een aangescherpte registratieplicht. Het verschil in het aantal mannelijke en vrouwelijke lammeren dat in 2021 in I&R is geregistreerd (zie tabel 1) kan hiervan een indicatie zijn. Ik ga hierover het gesprek aan met de sector.
In onderstaande tabel zijn de resultaten weergegeven over het kalenderjaar 2021.
Aantal melkgeitenhouderijen | 417 | |
Gemiddeld aantal gehouden melkgeiten in 2021 | 549.161 | |
Totaal aantal geboortes | 283.139 | |
– waarvan mannelijk | 131.789 | 46,5% |
– waarvan vrouwelijk | 151.350 | 53,5% |
Totaal doodgeboren | 14.781 | 5,2% |
– waarvan mannelijk | 8.060 | |
– waarvan vrouwelijk | 6.721 | |
Sterfte 0 tot en met 7 dagen na geboorte | 2.429 | 0,9% |
– waarvan mannelijk | 1.327 | |
– waarvan vrouwelijk | 1.102 | |
Sterfte 8 tot en met 14 dagen na geboorte | 3.005 | 1,1% |
– waarvan mannelijk | 1.280 | |
– waarvan vrouwelijk | 1.725 | |
Sterfte 15 tot en met 28 dagen na geboorte | 3.777 | 1,3% |
– waarvan mannelijk | 2.036 | |
– waarvan vrouwelijk | 1.741 | |
Totale sterfte tot en met 28 dagen na geboorte | 23.534 | 8,5% |
– waarvan mannelijk | 13.148 | |
– waarvan vrouwelijk | 10.844 |
Het lid Vestering vroeg, in genoemde schriftelijke vragen, om het aantal geboren en gestorven lammeren in de periode 1 november 2020 tot 1 november 2021. Om een goede vergelijking met aankomende jaren te kunnen maken heb ik ervoor gekozen cijfers te baseren op het kalenderjaar 2021. Naast vragen over het aantal geboortes en sterftegevallen (de vragen 4 tot en met 8 uit genoemde schriftelijke vragen) heeft het lid Vestering ook vragen gesteld over afvoer naar en sterfte bij bokkenmesters en opfokbedrijven (vragen 9, 10 en 11). Bokkenmesters en opfokbedrijven worden niet als zodanig te onderscheiden bedrijfstypen geregistreerd in het I&R-systeem. Gegevens over afvoer naar en sterfte bij bokkenmesters en opfokbedrijven zijn om die reden niet uit de I&R-systemen af te leiden.
Hoeveel geitenlammeren zijn afgevoerd naar het slachthuis (vraag 12) is wel uit de I&R-systemen af te leiden. De resultaten zijn weergegeven in tabel 2. Hoeveel lammeren (uit zichzelf) zijn gestorven in of op weg naar het slachthuis (vraag 13) is niet bekend. Dit aantal wordt niet geregistreerd.
Afvoer naar slachthuis (0 tot en met 7 dagen oud) | 1.701 |
– waarvan mannelijk | 1.627 |
– waarvan vrouwelijk | 74 |
Afvoer naar slachthuis (8 tot en met 14 dagen oud) | 40.733 |
– waarvan mannelijk | 40.137 |
– waarvan vrouwelijk | 596 |
Afvoer naar slachthuis (15 tot en met 28 dagen oud) | 30.326 |
– waarvan mannelijk | 29.890 |
– waarvan vrouwelijk | 436 |
Totale afvoer naar slachthuis (tot 28 dagen oud) | 72.760 |
– waarvan mannelijk | 71.654 |
– waarvan vrouwelijk | 1.106 |
Rapport Eyes on Animals
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 16 december 2020 verzocht om een afschrift van het antwoord op de brief van Eyes on Animals, waarmee het rapport Welzijn geitenbokken in beeld werd aangeboden aan de toenmalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Eyes on Animals heeft onderzoek gedaan naar het welzijnsrisico voor geitenbokjes en doet in het rapport aanbevelingen, zowel gericht aan de rijksoverheid als aan individuele melkgeitenhouders, de sector als geheel, zuivelcoöperaties en gemeenten. Alle aanbevelingen hebben tot doel het welzijn van geitenbokjes te verbeteren. Het rapport is destijds betrokken bij verdere beleidsvorming, maar niet van een aparte reactie voorzien. Vandaar dat uw Kamer niet het gevraagde afschrift heeft ontvangen.
Een aantal aanbevelingen is of wordt in de praktijk al gerealiseerd. Zo is de I&R-verplichting al aangescherpt en is de verplichte financiële afdracht van melkgeitenhouders aan het Platform Melkgeitenhouderij (samenwerking tussen LTO Nederland en de NGZO) door de sector verdubbeld om te kunnen investeren in het sector- en implementatieplanVersnelling verduurzaming melkgeitenhouderij, waarin zorg voor jonge dieren een prominent thema is. Het aantal melkgeitenhouders dat bokjes niet langer naar bokkenmesters afzet maar zelf op het bedrijf afmest, neemt ieder jaar toe. De meeste provincies waar, naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken naar Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO), een bouwstop voor de melkgeitenhouderij van kracht is, bieden een uitzondering voor het realiseren van stalruimte voor het houden van bokjes op het eigen bedrijf.
Andere aanbevelingen vragen om initiatieven vanuit de sector, de keten en de markt. Vanuit het programma Duurzame Geiten Zuivel Keten (DGZK) van het Platform Melkgeitenhouderij worden melkgeitenhouders onder andere gestimuleerd om in de stal voorzieningen op te nemen die het natuurlijke gedrag van geiten stimuleert. In 2021 nam 92% van de melkgeitenhouders die melk leveren aan een bij de NGZO aangesloten melkverwerker, deel aan de DGZK.
Ik zal Eyes on Animals op mijn ministerie uitnodigen voor een gesprek over het welzijn van en de zorg voor jonge dieren in de melkgeitenhouderij waarbij de geschetste ontwikkelingen die, mede naar aanleidingen van de aanbevelingen hebben plaatsgevonden, nader zullen worden toegelicht.
Ik deel van harte hetgeen Eyes on Animals nastreeft, namelijk het verbeteren van de zorg voor geitenbokjes en meer algemeen de zorg voor alle jonge dieren. Daar waar ik een bijdrage kan leveren zal ik dat doen en blijven doen. Dat neemt niet weg dat een belangrijk deel van het initiatief moet komen van individuele ondernemers, van de melkgeitensector als geheel of uit de keten. De verplichting tot het bieden van adequate zorg is vastgelegd in wet- en regelgeving, zowel in doelvoorschriften als in hele specifieke middelvoorschriften. Maar het bieden van goede zorg begint eerst en vooral bij de intrinsieke motivatie om zorg als integraal onderdeel van de bedrijfsvoering te zien, als een vanzelfsprekende maatschappelijke standaard. Daarover ben en blijf ik in gesprek met de gehele veehouderijsector, zo ook de melkgeitenhouderij.