Informatie over een aantal onderwerpen op het terrein van bodem en ondergrond
Bodembeleid
Brief regering
Nummer: 2022D17448, datum: 2022-05-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30015-105).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Onderdeel van kamerstukdossier 30015 -105 Bodembeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z08605:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-05-10 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-05-18 09:45: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-10-12 14:00: Leefomgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-10-20 13:15: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
30 015 Bodembeleid
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 105 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 mei 2022
Met deze brief wil ik u graag informeren over een aantal onderwerpen op het terrein van bodem en ondergrond. Naast de door de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat op 23 februari jl. gevraagde stand van zaken rond de Maasplas bij Kinrooi Vlaanderen, betreft het de besluitvorming over hersanering van het EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel; de aanpassing van de indicatieve niveaus van ernstige verontreiniging PFAS; de stand van zaken rond de bestuurlijke afspraken over bodem; schuimglas en het opnemen van informatie over bodemverontreinigingen in de basisregistratie ondergrond.
Stand van zaken rond de Maasplas bij Kinrooi Vlaanderen
Op 23 februari 2022 heeft de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat mij verzocht om een brief met de stand van zaken van de situatie rondom de grondstort in de Maasplas, de risico’s van deze stortingen, de status van het overleg en de afspraken die IenW hierover wil maken. Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, aan uw verzoek tegemoet.
Op 18 december 2021 zijn er berichten in de pers verschenen over de onrust die was ontstaan over het opvullen van een Maasplas bij de Vlaamse gemeente Kinrooi met mogelijk vervuilde grond. In eerste instantie was Nederland niet op de hoogte gebracht. Inmiddels zijn de nodige contacten gelegd. Op basis van de afgegeven vergunning mag er geen zwaar vervuilde grond worden toegepast in de betreffende Maasplas.
Tot op heden is er in deze Maasplas nog geen grond toegepast en is ook nog niet bekend welke partijen grond toegepast gaan worden. Zodra er grond toegepast wordt zal hierop de Vlaamse regelgeving van toepassing zijn, die vergelijkbaar is met die in Nederland. Zoals is aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1652) is het daarom nog niet goed mogelijk om aan te geven welke risico’s hier uit voortvloeien. IenW houdt contact met de gemeente Maasgouw, provincie Limburg en de betrokken drinkwaterbedrijven over dit onderwerp en is met de Vlaamse collega’s in gesprek om duidelijke afspraken te maken over de grondkwaliteit en de monitoring daarvan.
Drinkwaterbedrijven, provincie Limburg en gemeente Maasgouw hebben beroep ingesteld bij de Belgische Raad van State tegen het besluit met betrekking tot de vergunning voor de uitbreiding tot zandontginning te Kinrooi. Hiernaast zijn de drinkwaterbedrijven een kort geding procedure gestart bij de Belgische civiele rechter tegen de vergunninghouder Rekin teneinde (onder meer) de tenuitvoerlegging van de vergunning te verbieden. In deze kort geding procedure, waarvan op 18 februari jl. de zitting heeft plaatsgevonden, heeft de vergunninghouder gesteld deel te willen nemen aan een verzoeningspoging. De vergunninghouder heeft hierbij de toezegging gedaan dat de vergunning gedurende de verzoeningspoging niet ten uitvoer zou worden gelegd. Het eerste gesprek heeft op 10 maart plaatsgevonden. Tijdens het gesprek met de vergunninghouder waren vertegenwoordigers van de drinkwaterbedrijven en hun raadsman aanwezig alsook de raadsman van de vergunninghouder en de raadsman van OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij). Afgesproken werd dat de vergunning tot 25 april, de dag dat er een vervolggesprek plaatsvindt, niet wordt uitgevoerd.
Daarnaast heeft er een informatief gesprek plaats gevonden tussen gemeente Maasgouw en de vergunninghouder.
Besluitvorming over hersanering van het EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel
Op 23 april en 6 juli 2021 (Kamerstuk 28 089, nr. 188 en Kamerstuk 30 015, nr. 101) heeft mijn voorganger u geïnformeerd over de sanering van het EMK terrein. Toen is onder meer aangegeven dat met de bestuurlijke partners (de provincie Zuid-Holland, gemeente Krimpen aan den IJssel en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard) is gekozen om de variant «saneren en ontwikkelen» verder uit te werken. Met deze variant wordt de verontreinigde grond zoveel als redelijkerwijs mogelijk verwijderd en wordt rekening gehouden met de uitvoeringsrisico’s. Op 15 juli 2021 hebben de bestuurlijke partners besloten om in te stemmen met deze variant, onder voorbehoud van de uitkomst van twee onderzoeken. Daarnaast vroeg de gemeente aan het ministerie om de optie te heroverwegen om langs de damwand te hersaneren in combinatie met het plaatsen van een nieuwe damwand.
De beide onderzoeken zijn uitgevoerd en daarnaast is de hersanering langs de damwand heroverwogen. Dit heeft ertoe geleid dat op 10 maart jl. de bestuurlijke partners overeenstemming over het vervolg hebben bereikt, waarbij rekening wordt gehouden met een aantal aanbevelingen uit de beide onderzoeken. De aanbeveling betreft dat bij de bodemsanering de aanwezige AVI-slakken zodanig worden te herschikt dat ze buiten de te bebouwen delen komen te liggen. De aanbevelingen om periodieke monitoring in te zetten bij de damwanden wordt ook overgenomen. Uit de review van de damwandonderzoeken komt naar voren dat de damwandconstructie volgens het geplande ontwerp in de voorkeursvariant verbeterd kan worden. De damwand is na de versteviging voldoende robuust voor de komende 50 jaar. Tot slotte heeft de heroverweging van de hersanering van de verontreiniging langs de damwanden niet tot andere conclusies geleid. De extra kosten leiden nauwelijks tot enige milieuwinst en de baten in de vorm van extra terrein dat bebouwd kan worden. Verder is er geen sprake van enige milieuwinst in de vorm dat de milieu hygiënische risico’s
Na het uitvoeren van de variant saneren en ontwikkelen kan het nu nog sterk vervuilde EMK-terrein weer benut worden als bedrijventerrein. Het terrein ligt in een gebied waar grond voor ontwikkeling schaars is. Met de aanvullende bodemsanering komt op termijn er naar verwachting in 2025 circa 6 hectare industriegrond vrij voor de gemeente Krimpen aan den IJssel.
Aanpassing indicatieve niveaus van ernstige verontreiniging PFAS
In juli 2021 heeft het RIVM de notitie «Risicogrenzen ten behoeve van de vaststelling van Interventiewaarden voor PFOS, PFOA en GenX» uitgebracht. Daarbij is aangeven dat nog een impact assessment zou worden uitgevoerd, onder meer om te zien of de berekende risicogrenswaarden ook in de praktijk als interventiewaarden zouden kunnen worden gebruikt (Kamerstuk 30 015, nr. 101). De impact assessment heeft RIVM inmiddels op haar website gepubliceerd. De risicogrenswaarden zullen worden gebruikt om interventiewaarden voor grond en grondwater vast te stellen. Deze interventiewaarden helpen bevoegde gezagen om te bepalen of er op een specifieke locatie sprake is van een ernstige PFAS-verontreiniging en of er maatregelen (bijvoorbeeld sanering) nodig zijn. Het vastleggen hiervan in de bodemregelgeving zal samenlopen met het proces van wettelijke verankering van de waarden uit het handelingskader PFAS en daarin te maken keuzes. Tot die tijd kunnen de waarden als indicatieve niveaus van ernstige verontreiniging (INEVs) gebruikt worden. Deze vervangen de eerdere INEVs uit maart 2020 (Kamerstukken 35 334 en 25 295, nr. 80). Als gevolg van de doorrekening van de EFSA-opinie (Kamerstukken 28 089 en 26 991, nr. 183) liggen de INEVs nu lager dan de waarden uit 2020. INEVs zijn, net als interventiewaarden, een hulpmiddel voor bevoegde gezagen om te bepalen of er op specifieke locaties sprake is van een verontreiniging. Indien er waarden boven de genoemde risicogrenzen worden gemeten, betekent dat niet automatisch dat de betreffende locatie gesaneerd moet worden. Ook andere factoren, zoals het beoogd gebruik van de locatie, wegen hierbij mee. Dit is ter beoordeling aan het bevoegd gezag. Hiermee geef ik invulling aan de toezeggingen die in juli en december vorig jaar zijn gedaan (Kamerstuk 30 015, nr. 101 en Kamerstuk 35 334, nr. 172).
Om een beeld te krijgen van de omvang van met PFAS-verontreinigde locaties, voer ik samen met de koepels van medeoverheden een inventarisatie uit. Ik verwacht u het rapport voor het zomerreces te kunnen sturen, conform de aangenomen motie van de leden Hagen en Bouchallikh (Kamerstuk 28 089, nr. 204).
Stand van zaken rond de bestuurlijke afspraken over bodem
Op 6 juli 2021 bent u geïnformeerd over de stand van zaken van de bestuurlijke afspraken bodem (Kamerstuk 30 015, nr. 101). Deze meerjarige afspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) zijn een vervolg op het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020. De afspraken hebben betrekking op de afronding van spoedsaneringen, buitenproportionele opgaven, apparaatskosten, kennisontwikkeling en samenwerking. De verwachting was dat eind 2021 nieuwe meerjarige afspraken gemaakt zouden worden. Tijdens de bestuurlijke gesprekken bleek dat voor enkele onderdelen meer tijd nodig is om tot een goede uitwerking te komen. Deze onderwerpen worden momenteel geconcretiseerd en ik verwacht u uiterlijk in de tweede helft van 2022 over nieuwe meerjarige afspraken vanaf 2023 te kunnen informeren. Voor 2022 zijn tijdelijke afspraken gemaakt, zodat de noodzakelijke aanpak van bodemverontreinigingen door decentrale overheden gecontinueerd kan worden.
Opnemen van informatie over bodemverontreinigingen in de Basisregistratie ondergrond (BRO)
De Tweede Kamer heeft in januari 2019 een gewijzigde motie van de leden Ronnes en Van Gerven aangenomen (Kamerstuk 34 864, nr. 19) waarin de regering wordt gevraagd om informatie over bodemverontreinigingen in de Basisregistratie Ondergrond op te nemen. Over de voortgang van de afhandeling van deze motie bent u eerder geïnformeerd (Kamerstuk 33 136, nr. 23, Kamerstuk 29 383, nr. 361 en Kamerstuk 33 136, nr. 24). Op basis van uitgevoerd onderzoek is door de Programmastuurgroep Basisregistratie Ondergrond, die onder voorzitterschap staat van het Ministerie van BZK, vastgesteld dat de initiële investeringskosten 11,9 mln. euro bedragen. Het Ministerie van IenW stelt 5 mln. euro per jaar beschikbaar voor de periode 2022–2023 uit de middelen voor bodem en ondergrond. Voor de dekking van de 1,9 mln. euro voor de periode 2024–2026 zullen nog nadere afspraken worden gemaakt met het Ministerie van BZK. Voor dekking van de structurele beheerskosten voeren de Ministeries van BZK en EZK overleg met netbeheerders en grondroerders. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Ronnes-Van Gerven en aan de toezeggingen die in de eerder genoemde brieven aan uw Kamer zijn gedaan.
Schuimglas
Op 4 november 2021 heeft de Vaste Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat verzocht een reactie te geven op de mogelijke toelating van lichtgewicht materialen zoals schuimglas in Nederland. Uw verzoek is naar aanleiding van een mailbericht van het Platform Slappe Bodem op 20 oktober 2021 aan de Vaste commissie, waarin wordt verwezen naar een eerder verstuurde brief.
Er is gevraagd de toetsing aan de milieueisen in de regelgeving voor specifieke materialen aan te passen. Het materiaal zal naar verwachting veel worden toegepast onder wegen in stedelijk gebied en in bodems die erg gevoelig zijn voor veranderingen in de bodemcondities door toepassing van materialen.
Daarom vind ik het ook belangrijk te kijken of er geen neveneffecten kunnen ontstaan, die nu nog niet als milieueis in de regelgeving zijn opgenomen.
De beoordeling op welke wijze dit laatste nu kan worden geborgd, is nog niet afgerond. Ik zal u zo spoedig mogelijk een reactie doen toekomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen