[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021

Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021

Jaarverslag

Nummer: 2022D17513, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-XVII-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36100 XVII-1 Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021.

Onderdeel van zaak 2022Z08660:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021–2022
36 100XVII Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021
Nr. 1

BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Ontvangen 18 mei 2022

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 3.188,3

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 62,0

A. Algemeen

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

E.N.A.J. Schreinemacher

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht. In die gevallen waarin afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften voorkomen, wordt dit beschreven.

Het jaarverslag 2021 vormt in principe een spiegel van de memorie van toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2020 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

In oktober 2017 verscheen het Regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van het kabinet Rutte III. De ambities en uitdagingen van het kabinet Rutte III zijn uitgewerkt in diverse beleidsnota’s en brieven waaronder de beleidsnota Investeren in Perspectief, Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 en de Integrale migratieagenda.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Focusonderwerp

De Tweede Kamer heeft op 25 mei 2021 ingestemd met het voorstel van de commissie voor de Rijksuitgaven om het thema «bekostigingssystemen van uitvoeringsorganisaties» aan te wijzen als Focusonderwerp voor de verantwoording over het jaar 2021. Aangezien BHOS geen eigen uitvoeringsorganisaties kent zal dit onderwerp niet worden behandeld in dit jaarverslag.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met daarin een rapportage over resultaten met (OS-)indicatoren en streefwaarden (2021) en daarop volgend de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2021, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister voor BHOS en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2021 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Rapportage over resultaten

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2016 nam de Tweede Kamer de motie-Smaling c.s. (Kamerstukken 34 475-XVII,nr. 8) aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Tweede Kamer op 15 september 2016 een brief (Kamerstuk TK 2015–2016, 34 300-XVII, nr. 70) gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.

In de begroting voor 2021 zijn voor de vijfde keer indicatoren en streefwaarden opgenomen. Deze indicatoren zijn te vinden onder de beleidsprioriteiten van het beleidsverslag. Daarnaast is in bijlage 3 van dit jaarverslag (departement-specifieke bijlage) een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen. De behaalde resultaten zijn conform de toezegging in de genoemde brief van 15 september 2017 in dit jaarverslag opgenomen. Dit is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften (model 3.22b verwijst naar model 1.33b Rol en verantwoordelijkheid).

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en (waar van toepassing) streefwaarden voor deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn zoveel mogelijk SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. Voor de indicatoren zijn methodologische notities opgesteld.

De streefwaarden en indicatoren zijn mede afgeleid van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze doelen worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabellen zijn verwijzingen opgenomen naar de corresponderende SDG.

Naast de SDGs vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten bijdragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten. De Theories of Change zijn aangepast op basis van de nieuwe BHOS-nota en te vinden op: Theories of Change Ontwikkelingssamenwerking.

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en te aggregeren zijn, dienen de 20 indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.

Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Daarom wordt de horizon van 2030 van de SDGs gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede periode van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen, voorlichting over hygiëne en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDGs.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in het specifieke jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

In de bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de rapportagesystematiek in stappen wordt aangepast, met als doel het jaarverslag en de online resultatenrapportage te integreren en op het zelfde moment te publiceren. De online resultatenrapportage is te vinden op www.NLontwikkelingssamenwerking.nl Het kost de uitvoerders van de programma’s in de diverse landen tijd om de benodigde informatie te verzamelen en daarover te rapporteren. Dit kan oplopen tot zes maanden na afloop van een kalenderjaar. Daarom is gekozen voor een methode waarbij de resultaten in het jaarverslag voortkomen uit de rapportages van de uitvoerders die zijn ontvangen en goedgekeurd in de periode van 1 oktober 2020 tot 30 september 2021. Dit geeft ook voldoende tijd om de gegevens te analyseren. Gevolg is dat de gerapporteerde resultaten gedeeltelijk behaald zijn in 2021 en voor het overige voornamelijk in 2020. Deze methode zal ook in de toekomst worden gehanteerd.

In reactie op de motie Becker/Bouali (Kamerstukken 21 501/04, nr. 209) en zoals aangegeven in de Kamerbrief over de kabinetsinzet op het gebied van EU-ontwikkelingssamenwerking (Kamerstukken 34 952, nr. 41) wordt in deze resultatenrapportage (onderdeel resultaten van EU-ontwikkelingssamenwerking) ook kort ingegaan op resultaten die de EU via het EU externe financieringsinstrumentarium heeft bereikt.

Sinds de BHOS-begroting 2020 zijn twee nieuwe indicatoren opgenomen, voor Opvang en Bescherming in de Regio en voor Buitenlandse Handel en hierover wordt gerapporteerd in dit jaarverslag 2021.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2021 opgenomen. Voor de uitgaven worden ondergrenzen gehanteerd zoals vermeld in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2022. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht. Waar nodig, is verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting.

In de budgettaire tabellen in het jaarverslag is geen onderscheid gemaakt tussen decommitteringen op oude en nieuwe verplichtingen. Alle decommitteringen worden ten gunste van de begroting gebracht.

In lijn met de toezegging aan de Kamer over het jaarverslag en de slotwet 2012 is in het BHOS-jaarverslag (onder het beleidsartikel) opgenomen of de geplande uitgaven aan een landenprogramma voor een thema lager/hoger uitvallen. Alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen zijn toegelicht. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2021.

Departementale verantwoordingsstaat en saldibalans

Verschillen in de totalen tussen de verantwoordingsstaat en de saldibalans zijn het gevolg van afrondingen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na de beleidsprioriteiten en beleidsartikelen volgt de bedrijfsvoeringsparagraaf waarin de belangrijkste tekortkomingen en risico’s in het begrotingsjaar worden benoemd. Ten slotte volgt de jaarrekening van BHOS en vier bijlagen:
1. Overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken;
2. Sanctiebeleid en malversaties;
3. Toelichting op de streefwaarden en indicatoren;
4. Afkortingen.

Voor de externe inhuur en het overzicht WNT-verantwoording 2021 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf worden de belangrijkste tekortkomingen en risico’s in het begrotingsjaar benoemd. In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitscyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma’s in het kader van ontwikkelingssamenwerking wordt uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen. Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

Er zijn geen noemenswaardige wijzigingen ten opzichte van vorig jaar.

HGIS-jaarverslag

De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid. Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2021 aangeboden aan het parlement.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2022. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast. Verder werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld. Ontvangsten worden verantwoord op de ontvangsten artikelonderdelen van beleidsartikel 5 met uitzondering van de ontvangsten op risicoregelingen van beleidsartikel 1.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak voert de Auditdienst Rijk jaarlijks onderzoek uit naar:
a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016;
b. de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016.

Daarnaast voert de Auditdienst Rijk onderzoek uit naar het begrotings-beheer, het financieel beheer, de materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk.

Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII zijn opgenomen.

B. Beleidsverslag

3. Beleidsprioriteiten

Investeren in perspectief

De voortdurende COVID-19 pandemie heeft grote gevolgen gehad voor de wereldwijde gezondheid, internationale handel en daarmee het Nederlands internationaal opererende bedrijfsleven en de inspanningen om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) te verwezenlijken. De pandemie heeft armoede en ongelijkheid verdiept en economische vooruitzichten verslechterd. Daarmee raakten de SDGs nog verder uit het zicht: de OESO schat in dat het jaarlijkse investeringstekort voor de SDGs is toegenomen van EUR 2,5 biljoen tot EUR 3,8 biljoen in 2021

Met de SDGs als kompas stond de BHOS inzet in het teken van groen, inclusief herstel tijdens en na de pandemie, met aandacht voor het bestrijden van armoede, het tegengaan van ongelijkheid, het waarborgen van mensenrechten en het vergroten van de economische weerbaarheid van Nederland en de EU.

Internationale strijd tegen COVID-19

Nederlandse inzet voor preventie en bestrijding van COVID-19 liep met name via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A), het internationale samenwerkingsinstrument voor eerlijke en wereldwijde toegang tot COVID-vaccins, geneesmiddelen en diagnostiek. Nederland heeft in 2021 met BHOS middelen EUR 105 miljoen bijdragen aan ACT-A. Daarbij zette Nederland zowel in op de aankoop van vaccins via COVAX als op vaccinatiegereedheid en de versterking van gezondheidssystemen.

Om ontwikkelingsimpact te vergroten zette Nederland in op EU-samenwerking. Dit leidde onder meer tot gezamenlijke Team Europe Initiatieven, een EU-inzet voor de wereldwijde COVID-19 respons, en versterking van de EU-Afrika relatie.

Ook het multilaterale systeem, waaronder de VN en international financial institutions (IFI’s), bleek een cruciale partner in de COVID-19 respons. Beide waren in staat om snel op grote schaal financiering te bieden om de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19-pandemie deels op te vangen en gezondheidssystemen te ondersteunen.

Tegengaan van Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH)

Belangrijke stappen werden gezet bij het bestrijden van SEAH bij multilaterale instellingen en hulp- en ontwikkelingsorganisaties. Namens 14 donoren heeft Nederland onderhandelingen met de VN afgerond over een SEAH-bepaling in overeenkomsten met VN-organisaties. Dit leidt tot harmonisatie en het vastleggen van uitgangspunten zoals ‘zero tolerance for inaction’. Intern heeft BZ een SEAH-expertisepunt opgezet om de opvolging van meldingen en de naleving van afspraken verder te institutionaliseren.

Dit jaarverslag volgt de structuur van de begroting 2021 op hoofdlijnen. Hieronder volgt per thema toelichting op de Nederlandse inzet in dat jaar, met verwijzingen naar de impact van en respons op COVID-19.

1. Focusgebieden ontwikkelingssamenwerking

Versterking maatschappelijk middenveld

Als gevolg van de pandemie nam de ruimte voor maatschappelijk middenveld wereldwijd verder af (State of Civil Society Report 2021). Nederland bleef daarom internationaal aandringen op (politieke) ruimte voor maatschappelijke organisaties, om hun rol als onafhankelijke actoren te kunnen blijven vervullen.

Ter bevordering van een sterk, onafhankelijk maatschappelijk middenveld zijn in 2021 42 strategische partnerschappen gestart. Onder het beleidskader ‘Versterking Maatschappelijk Middenveld’ worden maatschappelijke organisaties gesteund in hun (politieke) rol van pleiten en beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan is het Digital Defenders Partnership, dat de digitale veiligheid en weerbaarheid van deze organisaties versterkt.

Daarnaast was Nederland in 2021 actief bij de totstandkoming en implementatie van de OESO/DAC aanbeveling ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. Daarin wordt specifiek aandacht gevraagd voor bescherming van maatschappelijke ruimte in de context van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes

In 2021 is het Nederlandse SDG 5 fonds (EUR 510 miljoen) gestart. Het behoort tot de grootste fondsen ter wereld die zich op gendergelijkheid richten. Uit dit fonds worden de komende 5 jaar de programma’s Leading from the South; Power of Women; Women, Peace and Security en het Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) Partnerschap Fonds gefinancierd, met als doel ondersteuning van vrouwenrechten- organisaties en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers door directe financiering, capaciteitsversterking, politieke steun en alliantievorming.

Naast genderspecifieke programma’s is Nederland met gendermainstreaming en genderdiplomatie voorvechter van SDG 5 (gendergelijkheid). Via het Building Bridges programma werd het gender due diligence platform gelanceerd dat bedrijven helpt bij het identificeren en aanpakken van gender-gerelateerde risico’s in hun waardeketens. Tijdens het open debat in de VN Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid lanceerde Nederland een praktische toolkit voor betere bescherming en ondersteuning van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers door diplomatieke missies.

Recente OESO/DAC data tonen dat 76% van de Nederlandse ODA heeft bijgedragen aan gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes. Nederland is hiermee goed op weg om het EU Gender Actie Plan (GAP III) doel van 85% in 2025 te behalen.

Keuzevrijheid en verbeterde toegang tot anticonceptie

Mede vanwege de respons op COVID-19 nam wereldwijde financiering voor SRGR af, terwijl de regressieve druk op internationale afspraken op het gebied van SRGR en gendergelijkheid verder toenam. Nederland zette zich daarom ook in 2021 onverminderd in voor effectieve gezondheidssystemen, als fundament voor zowel de COVID-19 respons als voor SRGR-diensten.

Nederland ondersteunde de Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) waarmee naast versterking van gezondheidssystemen in 36 ontwikkelingslanden werd bijgedragen aan SRGR diensten voor vrouwen, kinderen en adolescenten. Zeven nieuwe SRGR partnerschappen begonnen in 2021 en richten zich vooral op pleitbezorging voor SRGR. Daarnaast is Nederland nieuwe meerjarige samenwerking aangegaan met internationale ngo’s die zich inzetten voor keuzevrijheid zoals de International Planned Parenthood Federation (IPPF).

In antwoord op toenemende regressieve druk tegen SRGR heeft Nederland de diplomatieke inzet geïntensiveerd. Internationale afspraken zijn met succes bewaakt en in verschillende fora werd vooruitgang geboekt. Tijdens de 54steCommission on Population and Development (CPD) werd voor het eerst in vijf jaar een resolutie met consensus aangenomen met sterke verwijzingen naar SRGR. De High Level Meeting on HIV/AIDS leverde een politieke verklaring op waarin regeringen zich committeren aan de aidsbestrijding onder hoog risicogroepen. Bij de Mensenrechtenraad initieerde Nederland een resolutie over kind- en gedwongen huwelijken, die breed werd gesteund en met consensus werd aangenomen.

Investeren in onderwijs, werk en jongeren

Voor jongeren wereldwijd leidde de COVID-19 pandemie tot dichte scholen en slechtere economische vooruitzichten. Daarom werkte Nederland in 2021, in lijn met de Youth at Heart strategie aan beter perspectief voor jongeren door investeringen in onderwijs en werk en door jongeren als partners te betrekken.

In 34 landen met een crisissituatie steunde Nederland onderwijs voor (vluchtelingen-)kinderen via Education Cannot Wait. Via Generation Unlimited droeg Nederland bij aan betere digitale vaardigheden van jongeren in Niger, Kenia en Bangladesh. Daarnaast bracht Nederland het belang van meisjesonderwijs in Afghanistan internationaal onder de aandacht op een bijeenkomst tijdens de AVVN in september 2021.

Binnen MKB-programma’s was in 2021 speciale aandacht voor jeugdwerkgelegenheid. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en de door FMO beheerde programma’s MASSIF en Nasira bieden MKB-bedrijven toegang tot financiering, en creëren en behouden daarmee banen. Daarnaast zorgde Nederland met het Nexus Skills and Jobs programma in 9 focuslanden voor betere aansluiting van (beroeps-) onderwijs op de vraag van de arbeidsmarkt. Nederland deelde geleerde lessen met het INCLUDE kennisplatform en in ILO’s Global Initiative on Decent Jobs for Youth. Door uitvoerders van programma’s direct te linken aan kenniscentra werd kennis beter verankerd in beleid en programma’s.

Met de in 2021 ingestelde jongerenadviescommissie, een platform voor dialoog en samenwerking tussen internationale jongeren en beleidsmedewerkers, geeft Nederland invulling aan de ambitie om jongeren meer en beter bij beleid te betrekken.

Opvang en bescherming in de regio

Het aantal vluchtelingen en intern ontheemden is ook in 2021 weer toegenomen. Tegelijkertijd is door politieke spanningen en conflicten, door de impact van COVID-19 en economische malaise in de landen van opvang de bereidheid en mogelijkheid om deze mensen op te vangen afgenomen.

Dankzij het Opportunity Fund van het Prospects Partnerschap konden UNHCR, UNICEF, ILO, IFC en WB gezamenlijk reageren op de veranderde omstandigheden. Programma’s gingen van start op het gebied van digitalisering, werkgelegenheid en skills training, MHPSS en kinderbescherming. Met Nederlandse hulp werden vluchtelingen, ontheemden en gastgemeenschappen in acht landen (Egypte, Ethiopië, Oeganda, Jordanië, Libanon, Irak, Kenia en Soedan) ondersteund bij onderwijs, werkgelegenheid en bescherming.

Tijdens een High Level Meeting in december werd de uitvoering van plannen, voortvloeiend uit het Global Refugee Forum in december 2019, besproken. Nederland was als initiator van het Prospects Partnerschap (een innovatief programma om samenwerking tussen humanitaire en ontwikkelingsactoren te faciliteren) intensief betrokken bij de voorbereidingen. Op de bijeenkomst zelf werd Nederland – mede door de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen Grandi – erkend als belangrijke speler op het gebied van een ontwikkelingsgerichte aanpak van langdurige vluchtelingencrises.

Migratiesamenwerking

Met de herziening van de relatie met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft Nederland in 2021 directer sturing kunnen geven aan de programma’s die IOM namens Nederland uitvoert. Hierbij is ingezet op vrijwillige terugkeer van migranten naar herkomstlanden, de re-integratie aldaar, en op bewustwordingscampagnes over de gevaren en gevolgen van irreguliere migratie. Tijdens de pandemie is ook extra aandacht besteed aan directe assistentie en bescherming van kwetsbare migranten.

Nederland heeft in navolging van het EU Asiel- en Migratiepact actief bijgedragen aan het EU instrumentarium voor migratie partnerschappen. Zo zijn er landenspecifieke EU-Actieplannen opgesteld voor de belangrijkste landen van herkomst en transit. Ook is de programmering voor migratie en ontheemding onder het nieuwe ‘Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument’ (NDICI) op gang gekomen, waarbij Nederland succesvol heeft ingezet op voldoende flexibele financiering.

Noodhulp en humanitaire diplomatie

Nederland werkte aan coördinatie en versterking van effectieve en efficiënte humanitaire hulp. Als voorzitter van de OCHA Donor Support Group en lid van de adviesraden van het Central Emergency Response Fund (CERF) en van de zgn. pooled funds op landenniveau, zette Nederland in op inclusieve hulpverlening en versterking van de rol van lokale actoren in crisisrespons. In lijn met deze inzet werd een volledig lokaal geleid hulpprogramma uitgevoerd door Nexus Platform Somalia. Hun doel is om lokale actoren meer invloed te geven binnen de humanitaire sector, waardoor beter aangesloten kan worden bij lokale netwerken en langere termijn behoeften.

In juni vond de Grand Bargain Annual Meeting plaats, met minister Kaag voor het laatst als voorzitter. Hierbij werd Grand Bargain 2.0 gelanceerd en organiseerde Nederland een side-event over vermindering van het humanitair financieringstekort. Binnen de Grand Bargain 2.0 heeft Nederland, samen met InterAction en ICRC, het initiatief genomen om voornemens voor een meer gelijke verdeling van risico’s uit te werken.

Nederland droeg bij aan het lenigen van de humanitaire noden in verschillende humanitaire crises. Ruim de helft van het humanitaire budget ging naar ongeoormerkte bijdragen aan VN organisaties als WFP en UNICEF, en de Rode Kruis-beweging. Deze bijdragen stelden hen in staat snel hulp te verlenen waar de noden het hoogst waren, of rampen plaatsvonden. Daarnaast stelde Nederland geld beschikbaar voor specifieke crises. Zo droeg het Kabinet EUR 20 miljoen bij aan het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN, om de snel oplopende humanitaire noden in het land te verlichten, en speelde het een proactieve rol in internationale inspanningen om naleving te borgen voor internationaal humanitair recht en humanitaire principes in Afghanistan. 

MHPSS

In 2021 werden de psychische en psychosociale gevolgen van de pandemie steeds zichtbaarder. Als aanjager van Mental Health and Psychosocial Support (MHPSS) hamerde Nederland op een aanpak die ook niet fysieke noden meeneemt. Dit is cruciaal voor de weerbaarheid van mensen en daarmee voor het realiseren van de SDGs.

Nederland hield het thema op de agenda en toonde aan dat psychosociale steun in noodhulp haalbaar is, en slim. Nederland bood expertise om humanitaire spelers bij te staan bij een MHPSS-inclusieve aanpak; in 2021 droegen 14 experts in verschillende crises enkele maanden bij aan integratie van MHPSS in crisisrespons. Daarnaast ging de pilot-fase van het MHPSS Minimum Service Package in, een hulpmiddel voor integratie van geestelijke gezondheid en psychosociale steun in humanitaire interventies.

Rechtvaardige en vreedzame samenlevingen

In 2021 speelde Nederland een trekkersrol bij de oprichting van een Justice Action Coalition, die op ministerieel niveau werd gelanceerd. De coalitie onderstreept het belang van toegang tot recht en rechtvaardigheid. Een brief van de coalitie aan de SGVN leidde ertoe dat dit werd opgenomen in het VN document Our Common Agenda.

Verder kregen met Nederlandse steun ruim 160.000 mensen toegang tot recht, waarvan 46% vrouwen. Ook leverde Nederland via de stabiliteitsfaciliteit van UNDP een bijdrage aan het versterken van de lokale weerbaarheid door het verbeteren van veiligheid en de toegang tot recht, basisvoorzieningen en werkgelegenheid voor kwetsbare groepen.

Door Nederland heeft structurele integratie van MHPSS in vredesopbouw internationaal meer aandacht gekregen. Zo heeft het VN Vredesopbouw Fonds het thema centraal gesteld binnen het Gender and Youth Promotion Initiative. Ook worden inmiddels richtlijnen uitgewerkt door de VN over psychosociale steun in vredesopbouw initiatieven.

10 miljoen vierkante meter land is vrijgegeven na ruiming van landmijnen en explosieve oorlogsresten. Dit levert een concrete bijdrage aan verbetering van lokale veiligheid in landen als Irak, Libië, Zuid-Soedan en Jemen. In 2021 was Nederland voorzitter van de Anti Personnel Mine Ban Convention (APMBC), met Inclusiviteit, Capaciteitsopbouw en Innovatie als prioriteiten. Dit resulteerde onder meer in de instelling van een fonds voor uitwisseling tussen getroffen landen, een succesvol High Level Panel waarin lokalisering centraal stond en side events over integratie van MHPSS in ontmijningsactiviteiten.

Internationale klimaatactie

Klimaatdiplomatie droeg in de aanloop naar de klimaattop in Glasgow (COP26) bij aan de resultaten door bevordering van klimaatambities en -actie in multilateraal verband, de vergroening van multilaterale banken, bilaterale klimaatdiplomatie, versterken van de EU-klimaatdiplomatie en ondersteunen van klimaatactie in- en door ontwikkelingslanden.

Klimaatadaptatie kreeg meer aandacht, onder meer door Nederlandse steun voor de oproep van de SGVN om minimaal de helft van de publieke klimaatfinanciering aan adaptatie te besteden en door mede-initiatief te nemen voor de Champions Group on Adaptation Finance, een donorgroep die wereldwijd meer klimaatfinanciering nastreven voor adaptatie. Binnen de Nederlandse programmering kreeg klimaatadaptatie meer aandacht bij waterbeheer, voedselzekerheid, landbouw en behoud van bossen, terwijl mitigatie programma’s zich richten op verbeterde toegang tot duurzame energie zoals schonere ovens om op te koken, zonne-energie en biogas. 

Energiediplomatie kreeg een impuls door de rol van Nederland als global champion bij de UN High Level Dialogue on Energy. De VN-energietop bereikte brede steun voor het belang van transitie naar «net-zero» die tevens ziet op universele toegang tot moderne energievoorziening. Het kabinet heeft 3,2 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie geboden en ligt op koers voor het doel van 50 miljoen mensen in 2030.

Meer aandacht ging naar de strijd tegen ontbossing en landdegradatie. 4 miljoen hectare bos is beter beschermd en 17 landen werden gesteund bij verbetering van bosbestuur.

Nederland stelde ambitieuze doelen voor klimaatfinanciering en benadrukte de rol die het bedrijfsleven en de financiële sector daarin kunnen spelen. Meer dan de helft van de publieke klimaatfinanciering ging naar adaptatie in 2021 (HGIS jaarverslag, bijlage 6). De waterfaciliteit van het Dutch Fund for Climate and Development heeft veel private financiers aangetrokken en bevat USD 675 miljoen aan publiek en privaat kapitaal.

De stijgende vraag naar grondstoffen die gepaard gaat met de overgang naar duurzame energie is zorgwekkend. Nederland zette daarom, onder andere tijdens de World Circular Economy Forum + Climate, in op internationale multi-stakeholder partnerschappen voor verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden.

Betere voeding, klimaatslimme landbouw, water en sanitatie

In het verslagjaar werden 8,5 miljoen mensen bereikt voor verbetering van hun voedingssituatie en 10 miljoen kleine boeren (0,8 miljoen ha. landbouwgrond) ondersteund met ecologische verduurzaming van de voedselproductie. Met dit jaarlijkse bereik is de bijdrage die het kabinet in 2030 geleverd wil hebben aan SDG 2 (Zero hunger) haalbaar. Activiteiten richtten zich in het verslagjaar voor een groot deel op fragiele gebieden waar meerdere oorzaken van honger elkaar negatief versterken.

Tijdens de VN Food System Summit heeft het kabinet opgeroepen tot actie om voedselsystemen duurzamer en weerbaarder te maken (Member State Statements). Vervolgens werd tijdens de Nutrition for Growth Summit de Nederlandse inzet voor bestrijding van ondervoeding aangekondigd (Tokyo-Compact-on-Global-N4G, p.31).

In 2021 kregen 3,8 miljoen mensen toegang tot een verbeterde waterbron en 5,6 miljoen mensen toegang tot sanitaire voorzieningen. Ruim 1,9 miljoen mensen hadden baat bij verbeterd waterbeheer; zij worden eerder gewaarschuwd tegen overstromingen, hebben een betrouwbaarder aanvoer van irrigatiewater en het afvalwater wordt beter gezuiverd. Hiermee zijn deze doelgroepen weerbaarder tegen klimaatverandering. Het kabinet ligt goed op koers om haar bijdrage aan SDG 6 in 2030 te realiseren.

Samen met Tadzjikistan, UNDESA en UN-Water heeft Nederland de VN Waterconferentie in 2023 verder voorbereid, inclusief de publicatie van een gezamenlijk Vision Statement. Deskundigen uit verschillende delen van de wereld hebben toegezegd deel te zullen nemen aan onafhankelijk onderzoek naar ‘The Economics of Water and Beyond’, dat wereldwijd aandacht zal genereren voor de sociaaleconomische impact van waterproblematiek en momentum zal creëren voor actie.

Investeringen in de focusregio’s

De intensivering in de focusregio’s gaat door, maar heeft op onderdelen vertraging opgelopen door COVID-19 en een toename van instabiliteit en onveiligheid. In de Sahel waaronder in Mali en Burkina Faso speelt de zorgwekkende veiligheidsrelatie een belangrijke rol. Nederland leverde in deze regio een bijdrage aan de internationale inspanningen op het gebied van vrede en veiligheid, het bestrijden van armoede, het vergroten van de bestaanszekerheid met name op het platteland en het verbeteren van het bestuur.

In de Hoorn leidde het conflict in Ethiopië tot vertraging van hulpprogramma’s en een opschorting van betalingen voor activiteiten die met of via de Ethiopische overheid worden uitgevoerd. In de Hoorn regio wordt zichtbaar dat naast conflict ook klimaatverandering verantwoordelijk is voor de snel toenemende humanitaire noden.

In de MENA-regio bleven humanitaire noden door de conflicten in Jemen en in Syrië onverminderd hoog. In de landen rondom Syrië wordt de steun aan Opvang in de Regio voortgezet, maar is er een toenemende zorg over stabiliteit. In Tunesië zijn 3 nieuwe programma’s aangehouden naar aanleiding van de machtsgreep door de President.

Ontwikkelingssamenwerking in EU-verband

In 2021 ging het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) (‘21-’27) van start. Dit is het grootste EU financieringsinstrument waarmee ontwikkeling in landen buiten de EU wordt gefinancierd. De inzet voor de komende jaren werd door de Europese Commissie voorgelegd aan de lidstaten. Een belangrijk deel van de NDICI middelen zal de Team Europe Initiatieven ondersteunen.

Nederland heeft het afgelopen jaar ingezet op een versterkte relatie tussen de EU en Afrika. Het belang hiervan wordt onderstreept door de uitdagingen op het Afrikaanse continent, waaronder vrede en stabiliteit, inclusieve groei en klimaatverandering, die we alleen gezamenlijk het hoofd kunnen bieden. De AU-EU ministeriële in oktober 2021 vormde een goede gelegenheid om de prioriteiten binnen het EU-Afrika partnerschap verder uit te diepen. Dit was ook voor Nederland een belangrijk moment om de banden aan te halen en het fundament te leggen voor een succesvolle EU-AU Top in 2022.

Ontwikkelingssamenwerking in multilateraal verband

De onderhandelingen tussen de EU en ACS-landen over een vervolg op het Verdrag van Cotonou resulteerden in een akkoord over een nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Het kabinet beoordeelt het onderhandelingsresultaat en de ontwerpovereenkomst over dit zogenoemde Post-Cotonou akkoord positief (Kamerstuk 22112 nr. 3136).

Als onderdeel van de lopende VN-ontwikkelingssysteem hervormingen is in 2021 een kleine herziening van de financiering van het Resident Coördinator systeem uit onderhandeld. Nederland heeft in 2021 als vicevoorzitter, namens de regionale groep van westerse landen (WEOG), deelgenomen aan de Uitvoerende Raad van UNDP, UNFPA en UNOPS. Hierbij heeft Nederland accenten kunnen leggen op de implementatie van de VN hervormingen om het systeem efficiënter en effectiever te krijgen en in te zetten op een coherente aanpak voor het behalen van de SDGs en het Klimaatakkoord van Parijs. Door druk van Nederland en andere donoren zijn binnen VN-organisaties belangrijke ambities op het terrein van mensenrechten en SRGR overeind gebleven.

IDA-middelen

De pandemie heeft bestaande problemen van ontwikkelingslanden, zoals armoede, ongelijkheid en schulden, vergroot. Hierdoor zijn de beschikbare middelen voor overheidsuitgaven in deze landen ernstig beperkt. Op hetzelfde moment ontstond voor de komende jaren een middelentekort bij IDA, het loket voor lage inkomenslanden van de Wereldbank, door het naar voren halen van 35 miljard dollar voor de COVID-19-respons, onder meer voor de aanschaf van vaccins en medische hulpmiddelen. De crisis leidde tot een verhoogde vraag naar IDA-financiering door landen en tot een verhoogd aandeel schenkingen en concessionele financiering door IDA, vanwege de toenemende schuldkwetsbaarheid van IDA-landen. Als gevolg van dit alles is de middelenaanvulling van IDA-20 met een jaar vervroegd.1 De onderhandelingen over IDA20 zijn inmiddels op voor Nederland bevredigende wijze afgerond. In totaal is EUR 846,1 miljoen toegezegd voor de komende drie jaar.

2. Duurzame en inclusieve groei wereldwijd

Mobiliseren van de private sector voor de SDGs

Ook in 2021 werden duurzame verdienmodellen en innovatieve producten en diensten voor de SDGs ondersteund, om het behalen van de SDGs te versnellen. In het kader van de SDG-partnerschapsfaciliteit (SDGP) worden 32 publiek-private projecten uitgevoerd, waarin bedrijven, kennisinstellingen en ngo's samenwerken om ontwikkelingsimpact te bereiken. Hiervan worden 17 projecten in Afrika uitgevoerd. Daarnaast ondersteunde het Innovatiefonds ruim 224 lokale en 22 Nederlandse ondernemers bij het ontwikkelen van innovaties voor maatschappelijke uitdagingen.

De Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB) heeft in 2021 met Affirmative Finance Action for Women in Africa (AFAWA) USD 2,8 miljoen meer dan voorzien geïnvesteerd in ondersteuning van vrouwelijke ondernemers. Dit droeg bij aan het mitigeren van de impact van de COVID-19 pandemie op vrouwelijke ondernemers in het MKB in Afrika. De recente evaluatie van het Financial Inclusion Support Framework (FISF) van de Wereldbank wijst op verbeterde toegang tot financiële diensten voor groepen die eerder geen toegang hadden (met name vrouwen), in acht Afrikaanse en Aziatische landen.

In 2021 werd Invest International opgericht, dat projecten ontwikkelt en financiert die bijdragen aan realisatie van de SDGs. Daarnaast is FMO vanuit het fonds MASSIF een samenwerking aangegaan met de International Development Finance Corporation (DFC) van USD 75 miljoen, om MKB’s die geraakt zijn door COVID-19 te ondersteunen. Dit is een goed voorbeeld van een Nederlands model dat opgeschaald wordt door andere donoren.

Integrale aanpak mondiale ketenverduurzaming

Nederland werkte aan leefbaar loon, het bestrijden van kinderarbeid en het tegengaan van ontbossing via ketens waar risico’s het grootst zijn en Nederland meerwaarde heeft.

Samen met Duitsland heeft Nederland een ministeriële verklaring over leefbaar loon en inkomen opgesteld. Met Nederlandse steun heeft de ILO een studie gepubliceerd die kan dienen als leidraad om leefbaar loon-benchmarks vast te stellen. In het kader van het internationale jaar voor de uitbanning van kinderarbeid heeft Nederland, onder meer via een side event tijdens het VN High Level Political Forum on SDGs, aandacht gevraagd voor de problematiek van kinderarbeid in relatie tot internationale waardeketens.

In de textielketen is mede dankzij een push van Nederland een International Accord for Health and Safety in the Textile and Garment Industry tot stand gekomen. Op het gebied van palmolie heeft Nederland zich via het NL-SCOPS programma met succes ingezet voor een definitie van ontbossing in Maleisië. Ook in ontwikkelingslanden is de (lokale) multi-stakeholderaanpak, en daarmee de positie van kwetsbare groepen als werknemers en zelfstandige smallholders verder versterkt waardoor, volgens internationale standaarden, de arbeidsomstandigheden van 2,7 miljoen arbeiders verbeterd zijn: meer vakbondsvrijheid, (gender-)veiligheid en betere lonen en inkomens.

De uitvoering van de doordachte mix van maatregelen zoals opgenomen in de IMVO-beleidsnota «Van Voorlichten tot Verplichten» is opgepakt. Kernelement van deze beleidsmix is een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting op Europees niveau.

Op 5 november 2021 zijn de in de beleidsnota aangekondigde bouwstenen voor IMVO-wetgeving met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 26485, nr. 377). De bouwstenen dienen primair ter beïnvloeding van het wetgevend voorstel van de Europese Commissie op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur, dat in het eerste kwartaal van 2022 wordt verwacht. Tijdens het Commissiedebat IMVO van 2 december 2021 heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangekondigd dat, hoewel de voorkeur nog steeds uitgaat naar wetgeving op EU-niveau, er Nederlandse IMVO-wetgeving zal worden voorbereid.

Om de ontwikkelingen in Europa te beïnvloeden, zijn onder andere twee non-papers geschreven die met de Europese Commissie zijn gedeeld. Ook zijn er diverse gesprekken gevoerd met de Europese Commissie, het Europees Parlement en andere lidstaten.

Er is voortgang geboekt bij de uitvoering van andere onderdelen van de beleidsmix, zoals het IMVO-steunpunt, Maatschappelijk Verantwoord Inkopen en sectorale samenwerking nieuwe stijl. Het IMVO-steunpunt en het instrument voor sectorale samenwerking moeten (in de loop van) 2022 gereed zijn. Voor maatschappelijk verantwoord inkopen is onder leiding van het ministerie van BZK een uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden in voorbereiding. Deze wordt in 2022 verwacht.

In 2021 waren er acht IMVO-convenanten in uitvoering. Het Convenant Duurzame Kleding en Textiel bereikte in december 2021 het einde van de looptijd en is afgerond. Onderhandelingen over een convenant hernieuwbare energie brachten een concepttekst voort die aan de respectievelijke achterbannen van de deelnemende partijen werd voorgelegd. Nadere besluitvorming hierover wordt in 2022 verwacht.

De EU-conflictmineralenverordening werd in 2021 van kracht. De Inspectie Leefomgeving en Transport zal in 2022 over het jaar 2021 toezicht houden op deze verordening.

Het Nationaal Contactpunt OESO-Richtlijnen (NCP) was in 2021 verantwoordelijk voor 11 lopende meldingen, rondde 1 melding inhoudelijk af en bracht 3 evaluaties uit van eerder afgeronde meldingen. Op 1 januari 2021 en op 1 december 2021 traden twee nieuwe NCP-leden aan. Op 1 mei 2021 kreeg het NCP een nieuwe voorzitter.

De kennis van IMVO bij medewerkers op de posten is vergroot door het geven van een aantal presentaties, zowel aan specifieke posten als tijdens opleidingstrajecten voor landbouwraden en economische medewerkers. Ook heeft een aantal posten in samenwerking met het departement sessies over IMVO voor het bedrijfsleven in hun land georganiseerd.

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem

Net als het voorgaande jaar werd 2021 gekenmerkt door internationale handelsfricties en de aanhoudende COVID-crisis. Wel verbeterden de handelsbetrekkingen tussen de EU en de VS; zo werden de over en weer ingestelde tarieven in het staal- en aluminiumconflict tussen de EU en de VS opgeschort en het Airbus/Boeing conflict opgelost. In het verlengde van de verbeterde betrekkingen met de VS werd de EU-VS Trade and Technology Council opgericht, die zich in werkgroepen onder meer gaat richten op non-market handelspraktijken, handelsbarrières in de dienstensector en arbeidsrechten en milieu. Nederland leverde hiervoor input.

De 12e WTO-ministeriële conferentie die voor november 2021 was voorzien, werd om epidemiologische redenen uitgesteld naar 2022; een precieze datum is nog niet bekend. Om die reden kon in 2021 geen concrete voortgang met het creëren van een WTO-hervormingsagenda worden geboekt. Ook de blokkade van het WTO-beroepslichaam duurt voort.

In het licht van de COVID-crisis pleitte Nederland, conform de motie-Piri (Kamerstuk 35665, nr. 21), in EU-verband voor een beperkte waiver voor intellectueel eigendom van de coronavaccins. Het exportautorisatieregime voor coronavaccins werd mede op Nederlands aandringen eind 2021 omgezet in een monitoringssysteem.

Digitaliseringsagenda BHOS

Ook in 2021 was de Digitale Agenda voor BHOS de leidraad om adequaat in te spelen op de kansen en risico’s van digitalisering (Kamerstuk 34952, nr. 129). Voor ontwikkelingssamenwerking lag de focus op het overbruggen van de digitale kloof, die in ontwikkelingslanden, mede als gevolg van COVID-19, verder toenam. In verschillende programma’s zorgde digitalisering voor meer impact en betere kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Een voorbeeld hiervan is het Humanitarian Data Exchange (HDX), een data tool voor humanitaire data, die vorig jaar is uitgegroeid tot 19.128 datasets met 100.384 unieke gebruikers. Daarnaast werden via eTrade for Women vrouwelijke tech-ondernemers in 17 landen in Azië en Afrika bijgestaan met advies, werd een netwerk opgericht en werden regionale beleidsdialogen georganiseerd om knelpunten voor vrouwelijke ondernemers in de digitale economie weg te nemen. Nederland heeft zich in EU-verband ingezet voor het maken van moderne afspraken over digitale handel in bilaterale en multilaterale akkoorden.

3. Proactieve handels- en investeringsagenda

Markttoegang

Bilaterale handels- en investeringsakkoorden zijn een belangrijk instrument van de EU om de markttoegang van Europese bedrijven tot derde markten te vergroten en de bredere samenwerking te verstevigen. In 2021 werden geen nieuwe akkoorden ter goedkeuring aangeboden aan de Raad. Onderhandelingen over verschillende akkoorden liepen door, zij het met vertraging vanwege COVID-19, onder andere met Australië, Nieuw-Zeeland, Chili en Mexico.

Nederland leverde in het kader van de Trade Policy Review van de EU input ten behoeve van de herziening van duurzaamheidsaspecten in EU handelsakkoorden, voortbouwend op het eerdere Nederlands-Franse non-paper hierover. Als één van de weinige EU-landen organiseerde Nederland daarnaast bijeenkomsten met het maatschappelijk middenveld ten behoeve van de kabinetsinbreng aan de Europese Commissie voor het nieuwe klachtenmechanisme voor duurzaamheidsbepalingen in handelsakkoorden.

In EU-verband werd voortgang geboekt met de ontwikkeling van wetgevende instrumenten om de weerbaarheid te vergroten en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Eind 2021 diende de Europese Commissie een wetsvoorstel in voor een Anti-Coercion Instrument (ACI, gericht tegen economische dwang door derde landen). Hiervoor is een BNC-fiche in voorbereiding. Voor het International Procurement Instrument (IPI, internationaal aanbestedingsinstrument) werd een Raadspositie bereikt en zijn triloog-onderhandelingen gestart. De Raadspositie sloot goed aan bij de Nederlandse inzet gericht op de juiste balans tussen effectiviteit en zo min mogelijk lasten voor aanbestedende diensten en bedrijfsleven. Voor het voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM, koolstofcorrectie aan de grens) werd een BNC-fiche naar de Kamer gestuurd.

Nieuwe Europese afspraken exportcontrole

De herziene EU-verordening (2021/821) tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (dual-use) is in 2021 in werking getreden na een onderhandelingsproces van vijf jaar. De herziene verordening introduceert enkele vernieuwingen om het bestaande exportcontrolebeleid in de EU beter aan te laten sluiten bij mondiale technologische, politieke en economische ontwikkelingen. De Europese afspraken sluiten zo ook beter aan bij bestaand Nederlands beleid.

Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat, mede dankzij Nederlandse inzet, cybersurveillancetechnologie expliciet omschreven is in de Verordening en er de mogelijkheid bestaat om dergelijke technologie ad hoc onder exportcontrole te brengen bij zorgen over mensenrechtenschendingen. In opdracht van het ministerie is onderzoek uitgevoerd naar de aard en toepassingen van nieuwe technologieën op cybersurveillancegebied door het Instituut voor Informatierecht (IViR) van de Universiteit van Amsterdam. Hiermee is gestand gedaan aan de motie van de leden Bisschop en Segers inzake het informeren van de Kamer over het onderzoek naar het onder exportcontrole brengen van bepaalde (cyber)surveillancetechnologieën (Kamerstuk 35 719, nr. 6). Over de belangrijkste wijzigingen in de Verordening en de verdere implementatie is de Kamer middels een brief op 6 oktober geïnformeerd (Kamerstuk 22112, nr. 3210).

Open Strategische Autonomie en Economische Veiligheid

In het kader van de Europese en Nederlandse inzet op open strategische autonomie heeft het kabinet onderzoek laten doen naar categorieën producten die worden ingevoerd in Nederland en waarbij sprake is van hoog geconcentreerde markten (Kamerstuk 35 925 XVII nr. 54). Dit is de eerste stap op weg naar het identificeren van strategische afhankelijkheden met een hoog risico voor de Nederlandse publieke belangen. Nederland leverde input voor de door de Europese Commissie aangekondigde EU Chips Act, waarin het onder meer de noodzaak benadrukte van internationale samenwerking en het investeren in technologieën van de toekomst.

Ondersteuning van Nederlands bedrijfsleven in het kader van COVID-19 en post-Brexit

Het kabinet heeft in 2020 specifieke maatregelen getroffen om het internationaal opererend Nederlands bedrijfsleven tijdens en na de wereldwijde COVID-19 uitbraak te ondersteunen (Kamerstuk 35420, nr. 38). Deze maatregelen zijn in 2021 voortgezet en bestaan o.a. uit extra digitale dienstverlening (handelsmissies en beursbezoeken), verruiming van regelingen via het bedrijfsleveninstrumentarium en actieve benadering van het MKB ook via de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Post-Brexit was 2021 een overgangsjaar waarin met een handels- en economische actieagenda is ingezet op het informeren van het bedrijfsleven over ontwikkelingen ten aanzien van het nieuwe grensgebied, o.a. via het Brexitloket en de Brexit Impact Scan. Daarnaast is Nederland gepositioneerd als betrouwbare en ‘ like minded’ partner, met wie het VK gezamenlijk maatschappelijke uitdagingen kan realiseren, omdat beide landen inzetten op duurzame economische groei. Aan de eerste post-Brexit digitale handelsmissie, die heeft plaatsgevonden op 7 en 11 oktober jl., hebben 125 Nederlandse en Britste bedrijven deelgenomen.

Maatwerk in de economische diplomatie

In 2021 is de gedifferentieerde benadering van het kabinet met een zwaartepunt op kansrijke markten voor Nederlandse ondernemers voortgezet.

Een belangrijk onderdeel van de ondersteuning van ons bedrijfsleven bij hun internationalisering zijn handelsmissies met bewindspersonen. Van de tien in 2021 georganiseerde handelsmissies met bewindspersonen hadden er negen een virtuele vorm en één een fysiek karakter en behoorden gemiddeld 70% van de deelnemende bedrijven tot het MKB. In 2021 werd ook een door Surinaamse bewindspersonen geleide, inkomende economische missie ontvangen. Deze missies waren vrijwel uitsluitend gericht op export- en investeringskansen rondom maatschappelijke uitdagingen in het buitenland, waarmee concreet invulling is gegeven aan het thema ‘Verdienen met de SDGs’ uit de Handelsagenda.

Wereldtentoonstelling Expo 2020 Dubai

Na één jaar uitstel is de Wereldtentoonstelling Expo 2020 Dubai op 1 oktober 2021 van start gegaan. Met een duurzaam paviljoen en een publiek-private programmering laat Nederland zien wat het te bieden heeft aan slimme oplossingen op het gebied van water, energie en voedsel. Ondanks de reisrestricties is er grote belangstelling voor deelname vanuit het bedrijfsleven en kennisinstellingen. De Expo loopt tot eind maart 2022.

In het kader van de vergroening van het handelsinstrumentarium zijn verdere stappen gezet om het beleid ten aanzien van exportkredietverzekeringen (EKV) zo aan te passen dat er meer ruimte ontstaat voor transacties die bijdragen aan het Klimaatakkoord van Parijs.

Na de ontwikkeling van een methode om de exportkredietverzekeringsportefeuille beter te meten op duurzaamheid is er een methode ontwikkeld om fossiele transacties in de EKV-portefeuille in kaart te brengen.

De steunherstelmaatregelen via de EKV en de ruimere terugbetaalregeling voor de instrumenten DTIF en DGGF zijn in verband met de aanhoudende coronapandemie voortgezet.

Met de oprichting van Invest International heeft het publieke financieringsaanbod voor het Nederlandse bedrijfsleven een extra impuls gekregen. De organisatie is sinds 1 oktober jl. operationeel.

Herinrichten van het publieke en private handels- en investeringsbevorderende netwerk

NLinBusiness (NLiB), Trade and Innovate NL (TINL) en NL Works (‘de Werkplaats’) hebben de samenwerking verder opgeschaald tot een meer integrale aanpak op handel, innovatie en investeringen, rekening houdend met de SDGs. Hierbij is uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie m.b.t. versterking van de onderlinge samenhang en samenwerking tussen de uitvoeringsorganisaties.

NLiB heeft in 2021 haar wereldwijde private netwerk uitgebouwd naar 24 Business Hubs (waarvan 8 geaccrediteerd) en voorziet in de behoefte Nederlandse bilaterale handelskamers in het buitenland sterker te positioneren. Daarnaast is op het NLiB platform in 2021 het totaal aangesloten dienstverleners naar 250 gestegen.

Het Trade and Innovate NL-netwerk is uitgebouwd en geïntensiveerd: er vonden 133 gezamenlijke activiteiten plaats die circa 5.000 deelnemers bedienden. Het zwaartepunt ligt op de nabije markten, VS en China.

Ter invulling van het amendement Amhaouch en Weverling (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 19) is een opdracht verleend voor het Trade Relations Programma, gericht op internationalisering van het mkb in de regio’s. Het TINL-netwerk heeft in dat kader met circa 1000 mkb-ers gesproken om mogelijke internationale kansen te helpen identificeren en ondersteunen.

Het portfolio van NL Works, gericht op het ondersteunen van complexe marktkansen voor consortia van Nederlandse bedrijven in het buitenland, is gegroeid naar een vijftiental programma’s waar circa 50 Nederlandse bedrijven en ruim 20 kennisinstellingen en overheden aan deel nemen.

Voor zeven meerjarige internationaliseringsstrategieën op markt-thema combinaties is gekozen voor een nieuwe, bredere en intensievere PPS-aanpak, genaamd Strategische Meerjarige Marktbewerking (SMM). In 2021 zijn drie trajecten gestart, waarmee in totaal nu vier trajecten lopen: duurzame mobiliteit in Duitsland; smart industry in Duitsland; Agricultural Technology in de VS en gezondheid in de ASEAN-5 regio; de overige drie zijn in voorbereiding voor 2022.

Excellente dienstverlening voor het MKB en start-ups

In 2021 is onverminderd ingezet op internationalisering van het MKB. Ondernemers hebben juist in COVID-tijd veel gebruik gemaakt van de aangeboden regelingen om hen bij te staan om over de grens te ondernemen. Zo werd bijvoorbeeld de Kickstartvoucher voor MKB-ondernemers in het afgelopen jaar zo’n 500 keer aangevraagd.

Om Nederlandse startups te steunen is het afgelopen jaar wederom deelgenomen aan toonaangevende startup-beurzen. Er is met een digitale startupmissie deelgenomen aan de virtuele editie van de Innovex Taipei en met een fysieke startupmissie aan technologie beurs Slush in Helsinki. Daarnaast is er in juni 2021 een succesvolle digitale biotech missie voor een selecte groep scale-ups georganiseerd naar Boston, in samenwerking met Techleap.

Conform het amendement Weverling (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 25) zijn pilotprojecten opgezet ter ondersteuning van het bedrijfsleven bij het opzetten van langdurige bilaterale innovatiesamenwerkingsprojecten (BIS). De pilotprojecten zullen in 2022 operationeel van start gaan.

Midterm review startup liaison officers

Onderzoeksbureau Dialogic heeft een midterm review naar de functie van startup liaison officers (SLO’s) uitgevoerd. Met deze evaluatie werd beoogd een preciezer beeld te geven van de waarde van de SLO-functie voor het Nederlandse startup-ecosysteem en hoe die waarde eventueel kan worden versterkt. Hoewel de SLO’s slechts ongeveer 2 jaar in functie zijn, grotendeels in COVID-tijd waardoor ze hoofdzakelijk waren aangewezen op digitale vormen van dienstverlening en het digitaal opzetten van netwerken, geeft de evaluatie aan dat SLO’s een nuttige functie vervullen bij internationalisering van Nederlandse start- en scale-ups. De doelgroep waardeert de dienstverlening. Naar aanleiding van de grote vraag naar ondersteuning zijn in 2021 eenmalig binnen de begroting extra middelen gevonden om aanvragen te kunnen honoreren, specifiek voor de programma’s demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies (DHI), regeling Starters International Business (SIB) en Dutch Trade and Investment Fund (DTIF).

Vrouwelijk ondernemerschap

Met de campagne ‘Groei over Grenzen’ is afgelopen jaar de zichtbaarheid van vrouwelijke ondernemers en rolmodellen vergroot. Het kabinet heeft ook ingezet op betere toegankelijkheid van het postennetwerk voor vrouwelijke ondernemers. Afgelopen jaar was gemiddeld 19,3% van de deelnemers vrouw bij digitale missies onder leiding van een bewindspersoon. Het beleidsstreven van 25% vrouwelijke deelnemers bij handelsmissies, is in 2020 bij de digitale startup missies gehaald.

Taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika

Kansentrajecten voor het Nederlands MKB in de sectoren gezondheidszorg, agrofood, afval- en circulaire oplossingen, duurzame energie en water hebben geleid tot een twintigtal markt-thema combinaties in acht, voor het Nederlands MKB, beloftevolle Afrikaanse markten.

Afgelopen jaar werd de voortgang op handelsbevordering Afrika helaas bemoeilijkt door reisbeperkingen en andere uitdagingen als gevolg van de pandemie. Desondanks is het langs digitale wegen gelukt concrete activiteiten voor het bedrijfsleven te bevorderen en te ondersteunen: vier bedrijvenconsortia opgestart; zes virtuele missies; en er zijn vijftien nieuwe demonstratieprojecten of investeringsvoorbereidingsstudies gefinancierd.

In samenwerking met private partners en reeds in Afrika actieve bedrijven is een Africa Business Week georganiseerd waar ruim 300 Nederlandse bedrijven aan deelnamen.

Rapportage over resultaten: indicatoren en streefwaarde

OS indicatoren

Zoals vermeld in de leeswijzer is uitvoering gegeven aan motie-Smaling c.s., waarbij doelen en resultaten in dit jaarverslag inzichtelijker worden gepresenteerd. In de begroting voor 2021 zijn zeventien OS-indicatoren en streefwaarden opgenomen. De behaalde resultaten in deze verslagperiode tonen aan dat de realisatie van belangrijke beleidsdoelen grotendeels op koers ligt en dat op sommige beleidsterreinen dat niet het geval is als gevolg van de COVID-19 pandemie en omdat programma’s in een complexe en niet altijd beheersbare omgeving plaatsvinden.

Uit de tabel blijkt dat voor negen van de zeventien indicatoren het gerealiseerde resultaat conform of boven de streefwaarde ligt. Voor zeven indicatoren ligt de realisatie onder de streefwaarde en er is één indicatoren waarvoor er nog geen streefwaarde bekend was.

Uit analyse blijkt dat hogere realisaties voortkomen als een relatief groot aantal programma’s is afgesloten in een bepaalde verslagperiode. In de eindfase van programma’s worden namelijk de meeste resultaten geboekt, omdat de vruchten pas enige tijd na de start van een investering geplukt kunnen worden. In sommige gevallen komt het ook voor dat grote multilaterale programma’s meer bijdragen dan ingeschat aan de resultaten van indicatoren.

Een evidente oorzaak van de lagere realisaties is COVID-19. Andere belangrijke oorzaken voor lagere realisaties zijn een relatief groot aantal programma’s in de opbouwfase, of dat ze trager tot resultaten leiden vanwege capaciteitsgebrek. Daarnaast komt het ook voor dat doelgroepen niet goed bereikt kunnen worden door logistieke problemen, of dat andere internationale donoren achterblijven in het leveren van hun bijdragen. Andere problemen die de resultaten van programma’s negatief beïnvloeden zijn een verslechterende veiligheidssituatie en een krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties in partnerlanden. Tot slot zijn er contextfactoren met een wisselende invloed op de realisaties zoals politieke omstandigheden en marktontwikkelingen, nationaal beleid of klimaat. Het ene jaar zorgen deze factoren voor lagere realisaties en het andere jaar juist voor hogere realisaties.

De resultaten voor deze 17 indicatoren staan niet op zichzelf. Ze zijn gekoppeld aan thematische Theories of Change en worden aangevuld met thematische indicatoren in de resultatenrapportage (online resultatenrapportage via www.nlontwikkelingssamenwerking.nl/nl/#/results.nl), zie ook leeswijzer.

Private sector ontwikkeling (PSD) Bedrijfsontwikkeling Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie) 150.000 2021: 270.000 2020: 280.000 300.000 (streefwaarde in 2025, wordt nog aangepast met insluiting van 2021-2024) SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening 10.000 2021: 16.600 2020: 14.724 24.000 (streefwaarde in 2025, wordt nog aangepast met insluiting van 2021-2024)
Voedsel-zekerheid Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op  verbetering van de  inname van voedsel 20.000.000 per jaar 2021: 6.900.000 2020: 14.000.000 20.000.000 per jaar SDG 2 Einde maken aan honger
Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen 10.000.000 per jaar 2021: 9.700.000 2020: 1.900.000 10.000.000 per jaar
Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik 1.000.000 2021: 816.000 2020: 617.000 5.000.000
Water Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron 2.200.000 2021: 3.800.000 2020: 3.600.000 9.500.000 (30 miljoen cumulatief in 2030) SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water
Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden 3.800.000 2021: 4.900.000 2020: 5.800.000 17.000.000 (50 miljoen cumulatief in 2030)
Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s 3.000.000 2021: 1.800.000 2020: 1.900.000 12.500.000 (50 miljoen cumulatief in 2030)
Klimaat Hernieuwbare energie Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie 2.800.000 2021: 3.200.000 2020: 2.600.000 16.100.000 (50 miljoen, cumulatief in 2030) SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie
Vrouwen-rechten en gender-gelijkheid Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwen-rechten en gender gelijkheid Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid n.v.t. 2021: 97
2020: 557
Nog vast te stellen SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid 300 2021: 373
2020: 531
1.500
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV Toegang tot family planning Toename in vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden (t.o.v. basisjaar 2012) 3.500.000 2021: 3.350.000 2020: 2.940.000 5.100.000 (Cumulatief sinds de baseline in 2012) SDG 3 Goede gezondheid en welzijn SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
Rechten Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten Nog vast te stellen 2021: n.v.t. Nog vast te stellen
Veiligheid & Rechtsorde Rechtstaat ontwikkeling Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, 300.000, waarvan 50% vrouwen 2021: 158.381, waarvan 73.297 vrouwen (46%) 2020: 196.598, waarvan 89.122 vrouwen (43,8%) 1.500.000 cumulatief SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving
Menselijke Veiligheid Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden 12.000.000 m2 2021: 10.000.000 2020: 12.800.000 60.000.000 m2
Migratie en Ontwikkeling Opvang en bescherming in de regio Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt 125.000 personen 2021: 295.270 2020: 430.000 625.000 personen SDG 4  Kwaliteitsonderwijs
Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten 30.000 personen 2021: 10.000 2020: 30.000 150.000 personen SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
Buitenlandse Handel artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. N.v.t. 35% (tussenmeting uitgevoerd in 2019) 90% in 2023 SDG 8 Inclusieve en duurzame groei. SDG 12 Duurzame consumptie enproductie
Bevorderen van internationaal ondernemerschap Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt N.v.t. 956 van 2857 N.v.t. SDG 8 Inclusieve en duurzame groei SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur
De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven N.v.t. 172,3 N.v.t.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

(Nummer artikel) (Naam artikel en eventueel artikelonderdeel) Ja / Nee
1 Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen Ja Uitgesteld tot 2022, zie 34124-23 2
1.1 Duurzaam Handels- en investeringssysteem incl. MVO
1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat Nee
2.1 Voedselzekerheid X 34 124-15 ;
2.2 Water X 34 124-16
2.3 Klimaat X 33 625-191
3 Sociale vooruitgang Nee
3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/aids
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid X 32605-173
3.3 Maatschappelijk middenveld X 34124-11
3.4 Onderwijs
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling Nee
4.1 Humanitaire hulp X 31 271-21
Ex 4.2 Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties3 X 31 516-20
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratieontwikkeling
4.3 Veiligheid en rechtstaatontwikkeling X 4
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet Nee
5.1 Multilaterale samenwerking X 31 271-29
5.2 Overig armoedebeleid
5.3 Vervallen
5.4 Nog verder in te delen ivm wijzigingen BNI en/of toerekeningen
  1. Vervolgnummer betreft het Kamerstuk (bijv. 34 124-15).
  2. De Beleidsdoorlichting voor het begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen is weliswaar in 2021 inhoudelijk afgerond, maar kon in het kalenderjaar 2021 niet meer aan de Tweede Kamer worden aangeboden vanwege de te doorlopen procedure. Naar verwachting zal het rapport in het eerste kwartaal van 2022 worden aangeboden aan de Kamer. Zie ook Kamerbrief 34124-23.
  3. Deze beleidsdoelstelling is sinds 2015 opgenomen in de begroting van het Ministerie van Defensie.
  4. De beleidsdoorlichting Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de Tweede Kamer over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen, verstuurd op 18 augustus 2026 (Kamerstuk 34124-8).

Zie ook de tabel meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen op www. Rijksfinancien.nl.

Voor meer informatie over de onderliggende onderzoeken, zie bijlage 1 - Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.

Openbaarheidsparagraaf

In de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ heeft het kabinet onder andere maatregelen aangekondigd gericht op actieve openbaarmaking van informatie en op verbetering van de informatiehuishouding bij de ministeries (‘Open op orde’). Ook het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt aan een continue verbetering van de informatiehuishouding en grotere transparantie van overheidsinformatie richting burger en parlement. In lijn met rijksbrede afspraken heeft BZ hiertoe een actieplan opgesteld en is de uitvoering daarvan gestart. Inzet is de professionele ondersteuning binnen de informatiehuishouding te versterken, de informatiestromen meer onder controle te brengen, onder andere via archivering van e-mailberichten en het veiligstellen van appberichten. Parallel hieraan is de transparantie verder versterkt door de openbaarmaking vanaf 1 juli van de beslisnota's bij enkele categorieën kamerstukken richting Tweede Kamer. Ook worden BZ-archieven zoveel mogelijk vervroegd overgebracht naar het Nationaal Archief om deze publieke toegankelijk te maken.

In 2021 is er vanuit generieke middelen EUR 1,2 miljoen aan BZ beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn ingezet ten behoeve van diverse projecten, die onderdeel zijn van het actieplan informatiehuishouding. De archivering van publiek toegankelijke websites is in 2021 afgerond. Voor het veiligstellen van appberichten, verbeteren van zoekmogelijkheden binnen de BZ-systemen en centrale opslag van e-mail zijn projecten gestart die in 2022 moeten resulteren in besluitvorming op business cases (appberichten, zoek en vind) of aansluiting op rijksbrede voorzieningen. Een deel van deze middelen is teruggegeven aan BZK of doorgezet naar 2022 door vertraging in de voortgang van projecten. Schaarste aan deskundige capaciteit en vertraging in de rijksbrede voorziening voor e-mailarchivering hebben geleid tot deze onderuitputting.

Overzicht risicoregelingen

Artikel 1 Duurzame handel en investering Garantie FOM 13.196 0 6.515 6.681 6.681 30.640
Artikel 1 Duurzame handel en investering Garantie DTIF 18.894 6.817 9.763 15.948 140.000 24.087
Artikel 1 Duurzame handel en investering Garantie DRIVE 52.354 0 8.997 43.357 55.000 12.500
Artikel 1 Duurzame handel en investering Garantie DGGF 124.301 43.886 25.257 142.930 675.000 52.097
Artikel 5 (Multilaterale samenwerking en overige inzet Garantie Inter American Development Bank (IDB) 275.166 1.628 0 276.794 276.794
Artikel 5 (Multilaterale samenwerking en overige inzet Garantie African Development Bank (AfDB) 1.442.784 12.023 0 1.454.807 1.454.807
Artikel 5 (Multilaterale samenwerking en overige inzet Garantie Asian Development Bank (AsDB) 1.241.244 10.344 0 1.251.588 1.251.588
Artikel 5 Multilaterale samenwerking Garantie IS-NIO 104.574 0 13.437 91.137 91.137 40.907
Totaal 3.272.513 74.698 63.969 3.283.242 55.000 3.896.007 160.231
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen Garantie FOM 1.450 51 ‒ 1.399 0 80 80 ‒ 1.319
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen Garantie DTIF 7.888 2.698 ‒ 5.190 5.099 3.134 ‒ 1.965 ‒ 7.155
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen Garantie DRIVE 0 0 0 0 0 0 0
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen Garantie DGGF 5.010 2.248 ‒ 2.762 5.301 3.751 ‒ 1.550 ‒ 4.312
Artikel 5 Multilaterale samenwerking Garantie IS-NIO 2.784 0 ‒ 2.784 3.254 0 ‒ 3.254 ‒ 6.038
Totaal 17.132 4.997 ‒ 12.135 13.654 6.965 ‒ 6.689 ‒ 18.824

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS beperkt is.

Daarnaast is de fondsbeheerder in de gelegenheid gesteld om het toegekende budget volledig in te kunnen zetten en is bepaald dat de fondsbeheerder voor een hoger bedrag dan het beschikbare budget aan contracten/committeringen kan aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier om een overcommitteringsruimte, in de vorm van een garantie van BHOS aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen. Eventuele verliezen zullen ten laste van het investeringskapitaal worden gebracht, waardoor er geen extra begrotingsrisico voor BHOS is.

Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2022.

Per saldo is in 2021 voor EUR 142,930 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2021 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 1,55 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 3,751 miljoen en een onttrekking van EUR 5,301 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2021 op EUR 52,097 miljoen. Voor het DGGF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DGGF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 675 miljoen. De hoogte van het garantieplafond is in de beleidsevaluatie DGGF in 2020 geëvalueerd.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2016 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Door deze herziening wordt – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld op veranderende marktomstandigheden en financieringsbehoeftes.

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL-bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrijkomen uit de bestaande begrotingsreserve voor de FOM worden ingezet voor DTIF. Er is EUR 0,08 miljoen aan premies ontvangen. In 2021 is geen schade uitgekeerd en zijn geen middelen uit de begrotingsreserve FOM ingezet voor het DTIF. Hierdoor komt de begrotingsreserve FOM per 31 december 2021 uit op EUR 30,640 miljoen. Omdat er geen nieuwe garanties meer worden verleend onder het FOM, is het plafond verlaagd naar EUR 6,681 miljoen. Dit is overeenkomstig het totaal aan uitstaande garanties.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld. Er is besloten een initiële storting van EUR 5 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.

Per saldo is in 2021 voor EUR 15,948 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2021 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 1,965 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 3,134 miljoen en een onttrekking van EUR 5,099 miljoen. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2021 op EUR 24,087 miljoen. De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2022.

Voor het DTIF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DTIF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 140 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of à fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Er is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er is in 2019 een garantie verstrekt vanuit DRIVE van EUR 49,293 miljoen. Deze garantie is in 2021 geherwaardeerd tot een bedrag van EUR 43,357 miljoen. Er zijn in 2021 geen premies ontvangen of schades uitgekeerd. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2021 op EUR 12,5 miljoen.

Overzicht revolverende fondsen

Revolverende fondsen zijn belangrijk voor BHOS, met ingang van het jaarverslag 2019 wil BHOS meer inzicht geven in de revolverende fondsen door de beschikbare informatie aangaande deze fondsen op een meer overzichtelijke manier te presenteren. Het betreft de fondsen die in het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn onderzocht in 2019 en deze zijn aangevuld met de nieuwe fondsen Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), FarmFit, One Acre Fund en AGRI3.

Naam Revolverend Fonds Uitvoerende organisatie Omvang fonds 31-12-2021;
Beoogde totale omvang fonds
Bijdrage NL t/m 31-12-2021; beoogde totale bijdrage NL Uitgangspunt revolveerbaarheid Uitvoering evaluatie gepland; beleidsdoorlichting gepland Looptijd
DGGF RVO 100,7* 126,1; 230 100% nominaal Evaluatie uitgevoerd in 2020; uitgevoerd in 2021 2014 – Onbepaald
Dutch Good Growth Fund onderdeel 1
DGGF Triple Jump/PWC 189,9* 240,7 ; 350,0 100% nominaal Evaluatie uitgevoerd in 2020; 2021 2014 –Onbepaald
Dutch Good Growth Fund onderdeel 2
DTIF (onderdeel 1) RVO 26,6* EUR 44,2 mln.; EUR 79,0 mln. 100% nominaal 2022; 2021 2016 – Onbepaald
Dutch Trade & Investment Fund
Massif FMO 471,8 334,4; 345,0 n.v.t. Evaluatie uitgevoerd in 2020; 2021 2006-2026
Building Prospects (IDF) FMO 348,6 394,5; 462,0 100% 2023; 2021 2001-2028
AEF FMO 163,1 117,9;129,1
17,1;20,9 (TA)
EUR 129,1 mln. is 75% ‒ 100% revolveerbaar Iedere 5 jaar, de volgende evaluatie staat gepland voor 2022; 2023 2006-2028
Access to Energy Fund
CIO / AEF II
Climate Investor One
FMO 20,2 43,4 (USD 51,1); 47,3 (USD 55,6) 75% ‒ 100% Iedere 5 jaar. De evaluatie over de periode 2017-2021 staat gepland voor 2022; 2023 2012-2037
DFCD FMO 71,9 82,0; 160,0 Maximaal 160,0 (= 100%) Iedere 5 jaar. De eerste zal plaatsvinden eind 2023; 2023 2019-20137
Dutch Fund for Climate and Development
GAFSP IFC 119,9* (USD 141,1) 99,5
(82,4 Investment en 17,1 M&E) (USD 117,0: USD 96,9 Investment en USD 20,1 M&E); 103,2 (USD 121,4)
100% nominaal Mid-term evaluatie 2018, geen afspraken over volgende evaluatie Tot 2026
Global Agricultural and Food Security Programme
PIDG PIDG 774,4* (USD 911,0) 10,0 en 108,4 (10,0 en USD 127,5; 10,0 en 120,7 (USD 142,0) n.v.t. n.v.t.; uitgevoerd in 2021 2002 - Onbepaald
Private Infrastructure Development Group
One Acre Fund One Acre Fund 10,5* (USD 12,3) 12,8 (USD 15,0); 12,8 (USD 15,0) 100% ; uitgevoerd in 2021 2018 ‒ 2023
Farm Fit IDH 14,6 14,6; 50,0 100% ; uitgevoerd in 2022 2019 ‒ 2034
AGRI3 Fund Stichting Title Holder Agri3 cijfers nog niet beschikbaar 17,3 (USD 20,35: USD 18,35 Finance Fund en USD 2,0 TA); 34,0 (USD) 40,0 : USD 35,0 Finance Fund en USD 5,0 TA) Totaal fonds (incl. TA) 87,5%; Finance Fund 100% 2022; 2023 2020 ‒ 2039
* De standen per 31-12-2021 waren op het moment dat het jaarverslag is opgemaakt nog niet bekend. De bij BZ meest actuele standen worden weergegeven in bovenstaande tabel.

Toelichting op overzicht revolverende fondsen

Revolverende fondsen hebben als kenmerk dat investeringen na enige tijd worden terugontvangen waarna deze middelen ingezet kunnen worden voor nieuwe investeringen passend binnen het doel van het fonds Kamerstuk 35470-XVII, nr. 1. Fondsbeheerders is benadrukt dat, waar mogelijk en verantwoord, bij nieuwe investeringen de nadruk op de focusregio’s ligt.

DTIF

Dutch Trade & Investment Fund richt zich op het ondersteunen van Nederlandse bedrijven die zaken willen doen met niet-ontwikkelingslanden en niet terecht kunnen bij reguliere banken.

DGGF

Dutch Good Growth Fund onderdeel 1 en 2. Onderdeel 1 en 2 van DGGF richt zich op het bevorderen van ondernemerschap in ontwikkelingslanden. De begunstigde van het DGGF zijn ondernemers.

MASSIF 

MASSIF is gericht op het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.

Building Prospects

Het Building Prospects Fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund en richt zich op het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingsland

PIDG 

De Private Infrastructure Development Group is gericht op het ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.

One Acre Fund 

Het One Acre Fund ondersteunt kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa. Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 470 XVII, nr. 1 37

Farmfit Fund 

Het Farmfit Fund dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

GAFSP 

Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen.

AGRI3 Fund

Het AGRI3 Fund heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatieve landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd.

AEF

Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».

CIO / AEF II 

Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energie projecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.

DFCD Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.

Overzicht COVID-19 steunmaatregelen

2021 was voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Een uitgebreid overzicht hiervan is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual. In dit overzicht zijn alleen EMU-relevante corona-uitgaven opgenomen. Voor BHOS zijn er geen EMU-relevante corona-uitgaven. De niet EMU-relevante corona-uitgaven zijn terug te vinden onder de belangrijkste beleidsmatige mutaties en de toelichting op de financiële instrumenten.

4. Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd en versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Daartoe werkt Nederland aan een duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), versterking van de Nederlandse handels en investeringspositie en aan versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de Minister van Financiën, de Minister en staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang. In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering.
  2. Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd.
  3. Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.
  4. Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.

Stimuleren

  1. Het bevorderen van het nakomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door middel van dialoog, voorlichting, IMVO-convenanten, het bedrijfsleveninstrumentarium voor BHOS en steun aan internationale initiatieven.
  2. Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.
  3. Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden.
  4. Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en lokaal, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld die zoals benoemd in de SDGs van de VN.
  5. Het faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
  6. Het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.
  7. Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

  1. Een actieve bijdrage leveren aan het schragen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor duurzaamheid, inclusiviteit en een gelijk speelveld, onder meer via de WTO, OESO en G20.
  2. Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.
  3. Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.
  4. Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet.
  5. Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder andere via het publiek-private stelsel met aan de private kant krachtenbundeling via NL International Business, aan de publieke kant het Trade & Innovate NL netwerk en daartussen in de publiek-private ‘Werkplaats’. De nieuw opgerichte International Strategy Board (ISB) zal zicht houden op het realiseren van de gezamenlijke internationaliseringsstrategieën en daarover aan private en publieke partijen adviseren.
  6. Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.
  7. Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën.
  8. Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

Uitvoeren

  1. Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie.
  2. Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.
  3. Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties, waar die export gerelateerde maatregelen betreffen.
  4. Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.
  5. Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

C. Beleidsconclusies

Verduurzaming van handel en investeringen

De herziening van het Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven (NAP) en het ontwikkelen van de bouwstenen voor IMVO wetgeving lopen parellel, omdat beide trajecten elkaar beïnvloeden. Doordat de bouwstenen voor IMVO wetgeving nog in ontwikkeling waren konden deze nog niet via een kamerbrief gecommuniceerd worden naar de Kamer. Hierdoor heeft de herziening van het NAP (waar de bouwstenen integraal in opgenomen zullen worden) ook vertraging opgelopen.

Handelsagenda

Via de Kamerbrief voortgang Handelsagenda 2021 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de publiek-private samenwerking gericht op de totstandkoming van een gezamenlijke internationale strategie, branding en meerjarige programmering ter bevordering van de versterking van het internationaal verdienvermogen van Nederland, met name via de internationalisering van het mkb en startups. De inzet is in 2021 vergelijkbaar geweest met die in 2020: veel handelsbevorderende activiteiten, zoals missies, beurzen en evenementen hebben in digitale vorm plaatsgevonden en kwamen daarmee – ondanks de reisbeperking - tegemoet aan de groeiende vraag van het en kennisinstellingen . Het beleid is daarbij ongewijzigd gebleven omdat het nog steeds goed aansloot op het streven om het Nederlandse bedrijfsleven internationaal op de kaart te zetten als innovatieve aanbieder van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Het PPS-beleid wordt in 2022 geëvalueerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 273 373 614 842 899 483 467 946 499 364 304 533 194 831
garantieverplichtingen 27 644 7 168 124 916 ‒ 29 747 9 168 74 000 ‒ 64 832
overige verplichtingen 245 729 607 674 774 567 497 693 490 196 230 533 259 663
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 471 994 537 160 515 698 569 149 549 655 513 365 36 290
1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO 14 771 24 258 28 631 24 590 28 939 28 781 158
Subsidies (regelingen)
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 3 240 4 946 10 361 11 685 12 908 9 575 3 333
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 2 278 2 843 328 670 1 867 ‒ 1 197
Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA) 2 613 0 0
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 48 22
Opdrachten
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 1 979 572 1 619 1 932 2 294 ‒ 362
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 986 2 221 1 116
Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA) 1 754 0
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 1 276 1 227 1 498 1 850 ‒ 352
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 900
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 361 7 244 5 760 4 439 6 563 8 000 ‒ 1 437
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 5 817 5 542 5 022 5 292 5 368 5 195 173
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 759
1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie 73 633 87 598 96 700 127 922 105 214 91 777 13 437
Subsidies (regelingen)
Programma's internationaal ondernemen 16 100 15 732 15 846 ‒ 114
Versterking concurrentiepositie Nederland 2 700 674 5 421 5 000 6 950 6 502 448
Invest Internationaal 3 200 2 683 275 60 9 000 ‒ 8 940
Dutch Trade and Investment Fund 0 13 209 7 500 9 210 ‒ 1 710
Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA) 3 704 5 267 3 223
Partners for International Business (PIB) (non-ODA) 1 756 3 560 3 380
Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA) 1 528 4 126 3 374
Fonds opkomende markten 1 589 0 878
Versterking economische functie 1 140 0 5
Aanvullende opdrachten 610 0 0
Overige (non-ODA) 2 215 6 814 0
Transitiefaciliteit 245 0 0
Leningen
Dutch Trade and Investment Fund 12 941 14 017 3 378 0 0 0 0
Garanties
Dutch Trade and Investment Fund 3 528 13 720 28 217 15 238 3 000 12 238
Opdrachten
Programma's internationaal ondernemen 11 697 10 972 1 500 9 472
Dutch Trade and Investment Fund 426 814 1 022 250 772
Wereldtentoonstelling Dubaï 4 255 3 325 3 982 2 000 1 982
Chinastrategie 0 0 500 ‒ 500
Aanvullende opdrachten 4 576 8 020
GES 1 087 9 322
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 39 854 35 349 33 265 48 137 43 716 42 848 868
Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA) 5 351 5 400 5 350
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Programma's internationaal ondernemen 1 148 42 500 ‒ 458
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Versterking economische functie 0 0 570 ‒ 570
Overig 0 0 51 ‒ 51
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 383 590 425 304 390 367 416 637 415 502 392 807 22 695
Subsidies (regelingen)
Marktontwikkeling en markttoegang 11 834 32 572 5 450 27 122
Economic governance and institutions 36 089 28 834 26 400 2 434
Financiele sectorontwikkeling 23 412 41 297 3 352 12 824 34 561 37 000 ‒ 2 439
Infrastructuurontwikkeling 43 832 15 247 252 30 254 15 607 34 350 ‒ 18 743
Duurzame productie en handel 52 214 39 010 39 700 ‒ 690
(Jeugd)werkgelegenheid 11 219 2 343 9 735 8 341 8 000 341
Dutch Good Growth Fund 3 147 26 847 12 071 11 776
Nexus onderwijs en werk 3 100 0 3 100
Transitiefaciliteit 234 0
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 58 343 32 672 40 586
Wet en regelgeving 3 027 1 176 2 347
Versterking privaat ondernemerschap 57 352 61 000 42 381
Bedrijfsmatige technische bijstand 628 252 468
Samewerking bedrijfsleven en PPP's 3 386 518 5 504
Technische assistentie DGGF 3 452 3 714 1 618
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 5 376 4 190 0
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 403 0 0
Leningen
Infrastructuurontwikkeling 26 400 17 000 12 460 11 830 10 000 1 830
Dutch Good Growth Fund 28 000 23 262 27 100
Financiële sector ontwikkeling 2 700 19 000 ‒ 16 300
Garanties
Dutch Good Growth Fund 5 569 1 858 1 266 7 257
Financiële sector ontwikkeling 20 594 1 000 19 594
Opdrachten
Marktontwikkeling en markttoegang 9 625 9 018 12 000 ‒ 2 982
Economic governance and institutions 19 038 15 971 18 000 ‒ 2 029
Financiële sector ontwikkeling 13 470 4 549 4 000 549
Infrastructuurontwikkeling 6 515 431 0 2 354 750 1 604
(Jeugd)werkgelegenheid 9 289 0 8 678 27 250 ‒ 18 572
Dutch Good Growth Fund 34 913 1 145 11 093 1 217
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 2 691
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 11 908 12 184
Wet en regelgeving 886
Bedrijfsmatige technische bijstand 135 452
Technische assistentie DGGF 5 866 10 252
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 40 959 29 387 27 597 33 259 31 282 36 000 ‒ 4 718
Infrastructuurontwikkeling 15 580 29 065 0
Technische assistentie DGGF 5 246 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
International Labour Organisation 5 128 4 943 4 736 4 925 4 994 5 700 ‒ 706
Lokale private sector ontwikkeling 20 531 27 130 27 100 30
Marktontwikkeling en markttoegang 24 776 17 515 8 500 9 015
Partnershipprogramma ILO 5 524 5 000 4 915 5 028 4 901 5 500 ‒ 599
Economic governance and institutions 2 901 5 944 7 000 ‒ 1 056
Financiele sectorontwikkeling 26 801 25 205 63 708 11 078 25 639 3 000 22 639
Infrastructuurontwikkeling 24 832 14 787 50 262 49 831 45 838 45 000 838
(Jeugd)werkgelegenheid 4 399 3 400 3 560 3 380 3 000 380
Nexus onderwijs en werk 1 439 5 855 11 160 19 500 ‒ 8 340
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 8 469 7 585 23 368
Bedrijfsmatige technische bijstand 5 6 127
Transitiefaciliteit 185 59 0
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 4 755 17 990 9 665
Wet en regelgeving 2 782 3 342 4 703
Samewerking bedrijfsleven en PPP's 250 0 296
Nog te verdelen
Nog te verdelen ‒ 10 393 10 393
Ontvangsten 14 942 11 447 8 809 33 025 19 230 6 264 12 966
1.10 Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 9 431 9 447 7 542 25 767 10 176 3 264 6 912
1.30 Ontvangsten DGGF 5 511 2 000 1 267 7 258 9 054 3 000 6 054

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie op artikel 1 (Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 194,8 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting is een verhoging gemeld door de verstrekking van twee subsidies in het kader van het vakbondsmedefinancieringsprogramma en de toekenning van verplichtingen budget aan diverse ambassades voor het Nexus onderwijs- en werkprogramma, alsmede voor lokale private sectorontwikkeling.

Uitgaven

Artikelonderdeel 1.2

De uitgaven realisatie op artikelonderdeel 1.2 (Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 13,4 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting zijn extra middelen vrijgemaakt voor de financiering van het RVO-impulspakket voor Nederlandse ondernemers ter bestrijding van de gevolgen van COVID-19. Daarnaast zijn extra middelen toegekend voor de af te dragen BTW aan Invest International en de extra uitgaven vanwege de uitgestelde Wereldtentoonstelling Dubai.

In de Tweede suppletoire begroting zijn extra middelen toegekend voor de financiering van goedlopende MKB-regelingen binnen de RVO opdracht Internationaal Ondernemen. Daar tegenover stond een overboeking naar het Ministerie van Financiën ten behoeve van het opstartbudget Invest International.

De uiteindelijke hogere realisatie van het uitgavenbudget op artikelonderdeel 1.2 wordt enerzijds veroorzaakt door een toegenomen vraag naar het DTIF-instrument en anderzijds door een verminderde bereidheid vanuit de banken om transacties te financieren, mede ingegeven door de COVID-19 pandemie. Deze uitgaven (volledig non-ODA) zijn deels gedekt door de toegenomen ontvangsten van aflossingen en premies op eerder verstrekte wisselfinancieringen en een onttrekking uit de DTIF begrotingsreserve.

Artikelonderdeel 1.3

De uitgaven realisatie op artikelonderdeel 1.3 (Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 22,7 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting zijn extra middelen toegekend voor de subsidieverstrekking aan Agriterra en het TRACE programma in Tunesië.

In de Tweede suppletoire begroting is het budget per saldo verhoogd door een desaldering van hogere ontvangsten DGGF door een onttrekking uit de begrotingsreserve en overhevelingen van budget naar artikel 2.1 (voedselzekerheid) en 4.3 (veiligheid).

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen.

Voor artikel 1 (Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen) wijkt de realisatie van geen van de landenprogramma's meer dan EUR 5 miljoen af van wat was begroot middels de ontwerpbegroting 2021.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.
  2. De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  1. Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.
  2. Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
  3. Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
  4. Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.

Regisseren

  1. Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
  2. Coördinatie, in nauwe samenwerking met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.

C. Beleidsconclusies

Voedselzekerheid

In 2021 zijn volgens planning ondervoede mensen en kleinschalige voedselproducenten ondersteund en is internationaal ingezet op een brede (voedselsysteem)benadering, onder meer in het kader van de UN Food System Summit (TK 26 150, nr. 197, p. 4). Tegelijkertijd wordt de uitvoeringscontext in veel rurale gebieden (Sahel, Hoorn) grilliger en neemt de honger wereldwijd toe (SOFI 2021). Resultaten behalen (op schaal) blijft dan ook een uitdaging, met name in fragiele landen en instabiele landen/regio’s. Langjarige, coherente inzet en aansluiting bij lokaal verankerde benaderingen verhogen de kans op duurzame resultaten (IOB Evaluatie Voedselzekerheid 2012-2016, p. 26). Goede (conflict)context analyses zijn hiervoor essentieel.

Water

2021 liet zien hoe belangrijk toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiene (WASH) was bij het beteugelen van de COVID-19 epidemie; daarom zal dit kabinet haar inzet op WASH en het betrekken van de private sector bij de financiering van noodzakelijke investeringen, onverminderd voortzetten. Over de bijdrage van het kabinet aan menstruele gezondheid als onderdeel van de bredere inzet op WASH zal de Tweede Kamer in 2022 worden geïnformeerd, conform motie Stoffer (TK motie35 925-VII-56). Het afgelopen jaar toonde tevens de meerwaarde van langjarige partnerschappen om resultaatgericht te werken, zoals de samenwerking met de stad Beira aan klimaatadaptatie en met drinkwaterbedrijven in het zuiden liet zien.

Klimaat

De evaluatie van de Energie Transitie Faciliteit benadrukte het belang van langdurige betrokkenheid voor klimaat- en energiediplomatie in landen. Van de in de IOB evaluatie klimaatfinanciering (kamerstuk 32 813-811) gepresenteerde ambitieniveaus sluit het coalitieakkoord aan bij het ambitieniveau gericht op huidige verplichtingen van de collectief toegezegde USD 100 miljard per jaar van 2020 tot en met 2025.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 814 000 690 998 833 191 901 818 749 142 514 813 234 329
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 664 774 710 799 723 347 749 997 757 490 735 277 22 213
2.1 Voedselzekerheid 341 528 323 950 336 667 342 282 328 812 321 095 7 717
Subsidies (regelingen)
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 985 11 030 6 400 10 748 14 695 26 000 ‒ 11 305
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 28 955 19 710 22 391 43 510 37 642 39 800 ‒ 2 158
Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 28 575 1 793 32 485 1 101 2 138 2 000 138
Uitbannen huidige honger en voeding 33 227 18 600 16 058 24 007 23 000 1 007
Voedselzekerheid 5 261 0 5 261
Internationaal onderwijsprogramma voedselzekerheid 0 344 0
Landenprogramma's voedselzekerheid 47 803 41 639 59 117
Opdrachten
Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 13 747 0 23 130 20 930 37 000 ‒ 16 070
Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen 9 250 8 381 1 647 11 450 ‒ 9 803
Landenprogramma's voedselzekerheid 7 339 0
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 0 0 2 204 1 995 4 000 ‒ 2 005
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 18 706 12 434 0
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 1 514
Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 3 965 7 941 1 645
Landenprogramma's voedselzekerheid 3 700 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Voedselzekerheid 169 573 126 653 160 850 ‒ 34 197
Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen 21 350 0 1 700 6 730 19 243 0 19 243
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 32 744 34 539 27 673 20 152 17 563 17 195 368
Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 21 600 21 120 20 400 27 256 42 250 14 000 28 250
Uitbannen huidige honger en voeding 17 940 6 172 9 435 13 439 14 788 4 000 10 788
Landenprogramma's voedselzekerheid 115 205 110 915 126 057
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 2 000 0
Nog te verdelen
Nog te verdelen ‒ 18 200 18 200
2.2 Water 195 426 210 602 189 043 196 249 189 997 193 714 ‒ 3 717
Subsidies (regelingen)
Waterbeheer 13 152 25 556 18 361 12 908 16 923 21 000 ‒ 4 077
Drinkwater en sanitatie 19 376 27 327 31 059 43 153 35 502 20 459 15 043
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 8 161 7 848 12 254
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 15 665 6 392 7 033
Opdrachten
Integraal waterbeheer 4 315 1 158 973
Drinkwater en sanitatie 83 94 217
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 22 446 27 794 16 738
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 5 298 3 041 1 204
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 2 676 6 085 2 000 4 085
Integraal waterbeheer 3 059 1507
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 376
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 321
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Waterbeheer 12 771 29 519 21 441 79 329 63 240 91 700 ‒ 28 460
Drinkwater en sanitatie 32 288 40 880 25 148 58 183 68 247 58 555 9 692
Wereldbank (waterbeheer) 18 990 0 0
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 20 646 13 930 23 857
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 22 235 24 004 28 554
2.3 Klimaat 127 820 176 247 197 637 211 466 238 681 220 468 18 213
Subsidies (regelingen)
Klimaat algemeen 35 903 32 557 32 400 157
Hernieuwbare energie 10 566 16 263 17 685 27 549 28 593 35 000 ‒ 6 407
Dutch Fund for Climate and Development 7 000 35 000 40 000 ‒ 5 000
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 32 885 21 820 19 646
Nationaal Klimaatfonds 40 000 40 000
Landenprogramma's klimaatbeleid 141 0 1 105
Centrale klimaat programma's (non-ODA) 592 322 463
Opdrachten
Klimaat algemeen 298 614 0 614
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 5 566 1 232
Centrale klimaat programma's (non-ODA) 584
Landenprogramma's klimaatbeleid 157
Hernieuwbare energie 273
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 3 472 3 077 3 000 77
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 185
Hernieuwbare energie 1 386 2 723
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Contributie IZA/IZT 283 323 316 305 276 357 ‒ 81
Klimaatprogramma's (non-ODA) 858 1 429 693 1 108 1 279 1 150 129
Klimaat algemeen 110 904 113 578 83 561 30 017
Hernieuwbare energie 26 361 12 353 22 245 17 785 16 565 17 000 ‒ 435
UNEP 5 142 2 142 12 142 7 142 7 142 8 000 ‒ 858
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 8 790 18 861 20 489
Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen 19 391 15 696 35 184
GEF 20 725 37 585 20 900
Landenprogramma's klimaatbeleid 2 086 2 501 273
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 1 342

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie op artikel 2 (Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 234,3 miljoen hoger uit. Het merendeel hiervan is toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begrotingen. Uiteindelijk viel het verplichtingenbudget eind 2021 lager uit dan voorzien in de Tweede suppletoire begroting. Dit komt doordat een aantal verplichtingen op het gebied van voedselzekerheid, water en klimaat uiteindelijk niet in 2021 maar in 2022 zullen worden aangegaan.

Voor het thema voedselzekerheid betreft dit een o.a. de bijdrage aan UNICEF voor een programma op het gebied van voeding en de bijdrage aan het Productive Safety Net Program (PSNP) in Ethiopië, die vanwege de politieke ontwikkelingen is aangehouden.

Voor het thema water betreft dit de opdrachten aan RVO voor Partners voor Water en DRR (disaster risk reduction), de subsidie aan de Unie van Waterschappen voor het Blue Deal-programma en de bijdrage aan de EIB (Europese Investeringsbank) voor het Water Sector Fund alsmede de bijdrage aan UNOPS voor het UN-Water Program.

Voor het thema klimaat betreft dit de verlenging van het NDCP, de opdracht aan RVO voor het Climate and Energy Response Programme (CERP), de bijdrage aan de IDB (Inter-American Development Bank) voor een fonds op het gebied van tropische bossen in de Amazone en de middelenaanvulling voor het Global Environment Facility (GEF) voor de periode 2022-2026.

Uitgaven

Artikelonderdeel 2.1

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 2.1 (Voedselzekerheid) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 7,7 miljoen hoger uit. Dit is veroorzaakt door een verhoging van het uitgavenbudget bij de Tweede suppletoire begroting. In de uiteindelijke realisatie zijn de uitgaven aan ecologische houdbare voedselsystemen per saldo in beperkte mate lager dan voorzien. Daarnaast is de bij de Tweede suppletoire begroting toegelichte bijdrage aan het Productive Safety Net Program (PSNP) in Ethiopië aangehouden in afwachting van de politieke ontwikkelingen. Dit zorgt voor de per saldo lagere realisatie op het instrument voedselzekerheid (zijnde landenprogramma’s). Hier tegenover staan per saldo iets hogere uitgaven aan kennis en capaciteitsopbouw en het uitbannen van huidige honger & voeding. Deze zijn enerzijds het gevolg van een bijdrage aan de organisatie voorheen bekend als Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR) in het kader van kennis en capaciteitsopbouw en anderzijds een bijdrage aan Unicef voor het uitbannen van honger.

Artikelonderdeel 2.3

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 2.3 (Klimaat) valt ten opzichten van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 18,2 miljoen hoger uit. Deze realisatie is per saldo enerzijds het gevolg van in zeer beperkte mate lagere subsidies voor hernieuwbare energie door kleinere financieringsbehoefte en aan het Dutch Fund for Climate & Development als gevolg van o.a. COVID-19 dat nog steeds voor vertragingen zorgt en anderzijds hogere bijdragen aan klimaat. Deze hogere bijdragen zijn zoals reeds toegelicht bij de tweede suppletoire begroting het gevolg van een verhoging van zowel het uitgaven- als het verplichtingenbudget voor artikelonderdeel 2.3 met de Miljoenennota en bestemd voor ondersteuning in de aanpak van de klimaatcrises die is ingezet voor o.a. CAFI (Central African Forest Initiative) en CIF’s (Climate Investment Funds).

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Voedselzekerheid

In Ethiopië, waar Nederland een belangrijke partner is in het Productive Safety Net Program (PSNP) van de Wereldbank, werd in 2021 een aanzienlijke bijdrage aangehouden in afwachting van de politieke ontwikkelingen die eind 2021 voor veel onrust zorgden.

Tevens zijn wat vertragingen opgetreden in de uitvoering van de landenprogramma’s in Rwanda, Soedan en Zuid-Soedan. In Soedan hield dit verband met de instabiele politieke situatie in het laatste kwartaal van 2021.

Water

De lagere uitgaven op water zijn met name het gevolg van vertragingen op het gebied van integraal waterbeheer.

In Ethiopië is dit wederom toe te schrijven aan de politieke instabiele situatie eind 2021, waardoor betalingen zijn aangehouden. In andere landen waaronder Bangladesh, Mali, Mozambique, Rwanda en Zuid-Soedan spelen met name lagere financieringsbehoeftes een rol.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  1. het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;
  2. het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid;
  3. versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;
  4. versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;
  5. versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;
  6. een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR, HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.
  2. Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.
  3. Het financieren van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via ondersteuning van het Global Partnership for Education en programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma’s die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.
  4. De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via het OKP (Orange Knowledge Programma), NICHE (Netherlands Initiave for Capacity development in Higher Education) en de opleiding van professionals via het NFP (Netherlands Fellowship Program); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  1. Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen waar onder vrouwen, meisjes en LGBTI.
  2. De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.
  3. Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
  4. De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
  5. De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden, uitdragen in internationale fora en via internationale fondsen zoals het Global Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) fonds en het Malala fonds.

C. Beleidsconclusies

SRGR en HIV/aids

De COVID-19 pandemie leidt niet alleen tot directe gezondheidsschade, maar heeft vooral ook negatieve effecten op reguliere zorg voor vrouwen en jongeren op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Door de pandemie staat de basisgezondheidszorg lage-inkomenslanden sterk onder druk.2 Daarom blijft Nederlandse inzet op basisgezondheidszorg en SRGR van groot belang.

In aanvulling op deze inzet heeft Nederland in 2021 extra bijgedragen aan de aankoop van vaccins via COVAX, maar vooral ook aan de verbetering van de distributie en toediening van vaccins te verbeteren en aan het versterken van gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden. Dit draagt zowel bij aan de directe respons op COVID-19 als aan het verzekeren van essentiële basisgezondheidszorg waaronder SRGR. In 2021 droeg Nederland in totaal EUR 105 miljoen extra bij aan de Access to Covid-19 Tools Accelerator (ACT-A), het internationale samenwerkingsverband voor de respons op COVID-19.

Nederland intensiveerde de diplomatieke inzet tegen regressieve druk op SRGR en gendergelijkheid. Op deze manier werd bijgedragen dat in VN verband er voor het eerst in vijf jaar een resolutie werd aangenomen die zich sterk uitspreekt voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en dat in de VN-top over HIV/AIDS is afgesproken dat kwetsbare groepen, key populations genoemd, prioriteit krijgen bij de aanpak van hiv.

Er wordt een nieuw kader voorbereid van het Fonds Product Development Partnerships waarmee uitvoering gegeven aan de motie Kuik (Kamerstuk 35 830-XVII, nr. 8).

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

In 2021 heeft de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) een evaluatie uitgevoerd van de behaalde resultaten van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid op het gebied van gender mainstreaming van de afgelopen vijf jaar. De beleidsreactie3 is op 27 september 2021 met de Kamer gedeeld. Vanwege de demissionaire status van het kabinet in 2021 zal opvolging van deze evaluatie in 2022 plaatsvinden.

Maatschappelijk Middenveld

Met de uitvoering van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) versterkt Nederland maatschappelijke organisaties voor een periode van vijf jaar om op te komen voor gelijkheid, de naleving van (mensen)rechten en om bij te dragen aan een democratische en inclusieve samenleving wereldwijd. Binnen de programma’s wordt speciale aandacht gegeven aan mensenrechtenverdedigers en activisten in een gemarginaliseerde positie.

Onderwijs en Jongeren

Ten behoeve van de aanpak van grondoorzaken van armoede en het creëren van perspectief voor jongeren heeft Nederland onverminderd ingezet op onderwijs en de aansluiting op de arbeidsmarkt. De Nederlandse bijdrage aan de International Financing Facility for Education kwam in 2021 vooralsnog niet tot stand met name door een tekort aan donoren.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 416 172 464 862 675 971 1 781 617 687 598 212 015 475 583
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 714 000 814 757 780 599 747 424 825 433 744 709 80 724
3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids 432 331 445 026 438 689 423 151 533 472 403 189 130 283
Subsidies (regelingen)
SRGR en hiv/aids 134 489 98 256 145 958 ‒ 47 702
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 2 039 10 628 279 0 10 ‒ 10
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 11 859 12 703 21 993
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 142 486 122 711 133 793
Opdrachten
SRGR en hiv/aids 10 497 20 961 0 20 961
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 7 899 5 234 1 399
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 21 906 22 413 14 534
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 92 94 0 94
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 68
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
WHO-PAHO 6 103 6 217 6 136 6 237 5 938 6 713 ‒ 775
SRGR en hiv/aids 109 573 211 468 104 100 107 368
UNFPA 60 000 58 000 55 074 45 510 66 317 58 000 8 317
UNAIDS 18 000 20 000 10 000 30 000 20 000 20 000 0
Partnershipprogramma WHO 12 144 12 329 15 849 11 360 15 835 12 013 3 822
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 56 693 53 734 53 734 42 000 52 000 51 990 10
UNICEF 12 000 5 000 12 000 7 000 7 000 7 000 0
Vrouwenrechten en keuzevrijheid. 18 500 9 659 26 114 35 603 16 000 19 603
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 64 416 83 379 79 655
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 18 825 22 767 14 167
Nog te verdelen
Nog te verdelen ‒ 18 595 18 595
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid 43 876 53 344 49 790 49 239 52 077 52 439 ‒ 362
Subsidies (regelingen)
Vrouwenrechten 35 081 39 787 35 074 4 713
Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid 1 129 1 336 2 155
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 27 762 31 998 33 334
Opdrachten
Vrouwenrechten 15 107 1 000 ‒ 893
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 0 0 0
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 99
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Vrouwenrechten 8 096 6 183 10 365 ‒ 4 182
UNWOMEN 6 957 8 000 6 045 6 047 6 000 6 000 0
Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid 4 696 9 306 6 181
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 3 332 2 704 1 976
3.3 Maatschappelijk middenveld 206 900 228 809 216 306 195 272 165 842 219 531 ‒ 53 689
Subsidies (regelingen)
Twinningsfaciliteit Suriname 348 1 288 3 205 1 150 0 325 ‒ 325
Versterking maatschappelijk middenveld 203 644 178 472 143 464 205 791 ‒ 62 327
Vakbondsmedefinancierings programma 415
Strategische partnerschappen 196 951 203 626
Opdrachten
Versterking maatschappelijk middenveld 15 362 0 10 459 13 987 0 13 987
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Versterking maatschappelijk middenveld 8 376 5 191 8 391 13 415 ‒ 5 024
Strategische partnerschappen 9 186 0 9 475
SNV programma en overige 139
3.4 Onderwijs 30 893 87 578 75 814 79 762 74 042 69 550 4 492
Subsidies (regelingen)
Onderzoeksprogramma's 4 390 592 1 524 1 425 1 425 1 500 ‒ 75
Internationale hoger onderwijsprogramma's 26 503 16 780 2 550
Garanties
Onderwijs 0 0 0
Opdrachten
Onderwijs 658 120 0 120
Onderzoeksprogramma's 13 176 29 1 500 ‒ 1 500
Hoger Onderwijs 34 283 59 679 46 300 13 379
Internationale hoger onderwijsprogramma's 20 193 61 905
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Onderwijs 2 911 2 818 5 250 ‒ 2 432
Global partnership for education 40 456 10 000 15 000 ‒ 5 000
Onderwijs met perspectief 50 000 9 659

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie op artikel 3 (Sociale vooruitgang) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 475,5 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting is reeds een stijging van EUR 255 miljoen toegelicht. In de Tweede suppletoire begroting is daarnaast nog eens een stijging van EUR 241 miljoen toegelicht.

Deze stijging in het verplichtingen budget houdt verband met een aantal committeringen die vanuit 2020 zijn doorgeschoven naar 2021 voor onder andere het subsidiekader voor Versterking Maatschappelijk Middenveld waaronder het subsidiekader Power of Voices.

Daarnaast worden er committeringen aangegaan in 2021 voor een nieuwe core bijdrage aan GAVI , een extra bijdrage aan Down to Zero (motie Kuik/Voordewind, Kamerstuk 35570 XVII nr. 36), nieuwe contracten voor de Product Development Partnerships (PDP’s), een nieuwe bijdrage aan de West African Health Organisation (WAHO) en voor een bijdrage voor het jaarlijkse boardlidmaatschap van de Global Financing Facility (GFF).

Uitgaven

Artikelonderdeel 3.1

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 3.1 (SRGR en hiv/aids) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 130,3 miljoen hoger uit. Zoals reeds vernoemd in de Eerste suppletoire begroting, de Tweede suppletoire begroting en in de decemberbrief houdt de stijging verband met extra bijdrages aan COVAX, WHO Strategic Preparedness and Response Plan, The Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) en aan the Global Financing Facility (GFF). Deze extra bijdrages houden verband met de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen.

Naast de COVID-19 gerelateerde extra bijdrages heeft er ook een overheveling plaatsgevonden van artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk Middenveld) naar artikelonderdeel 3.1 (SRGR en hiv/aids) als bijdrage aan de nieuwe SRGR-partnerschappen.

Artikelonderdeel 3.3

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk Middenveld valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 53,9 miljoen lager uit. Zoals reeds vermeldt in de Eerste suppletoire begroting houdt deze daling verband met een aantal overhevelingen vanuit artikelonderdeel 3.3. In 2020 heeft er een overheveling plaats gevonden van artikelonderdeel 3.4 (Onderwijs) naar artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk Middenveld) als gevolg van het niet doorgaan van International Finance Facility for Education (IFFEd) in 2020. Deze overheveling wordt in 2021 deels teruggedraaid. Daarnaast vond er een overheveling plaats van artikel 3.3 naar artikel 3.1 (SRGR en hiv/aids) ter dekking van een extra bijdrage aan COVAX en voor een bijdrage aan de nieuwe SRGR-partnerschappen.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen.

Voor artikel 3 (Sociale vooruitgang) wijkt de realisatie van geen van de landenprogramma's meer dan EUR 5 miljoen af van wat was begroot middels de ontwerpbegroting 2021.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning, early action en conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen, politieke staatsopbouw en sociaal- economische wederopbouw met nadruk op de focus regio’s (Sahel, MENA en Hoorn van Afrika). Voor een deel worden deze gefinan cierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.
  2. Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance).
  3. Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.
  4. Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.
  5. Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  1. Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en ‘legitieme stabiliteit’ in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA en Hoorn van Afrika regio’s en Grote Meren van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s.
  2. De nadruk ligt daarbij steeds meer op het bereiken van resultaten onder Sustainable Develoment Goal 16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.
  3. Innovatie ligt vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema’s en programma’s binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende Nederlandse partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijen versterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.
  4. Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.
  5. Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.
  6. Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.
  7. De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.
  8. Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/ EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.
  9. Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschappen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  1. Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.
  2. Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
  3. Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.
  4. Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het ‘Comprehensie Approach Action Plan’, het ‘EU wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.
  5. Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaaleconomische wederopbouw.
  6. Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidsconclusies

Humanitaire hulp, Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

De Covid-19 crisis en de groeiende polarisatie en onderdrukking in veel samenlevingen onderstreepte ook in 2021 het belang om naast de inzet op humanitaire hulp en sociaaleconomische steun in de langere termijn respons ook in te zetten op legitieme stabiliteit en duurzame vrede, door steun aan inspanningen op het gebied van menselijke veiligheid, toegang tot recht, vredesopbouw en inclusief bestuur.  Het belang van een mensgerichte benadering, gebruik van data om inzicht te krijgen in wat noden zijn, en innovatieve benaderingen werd extra in acht genomen vanwege Covid-19 consequenties.

Door de machtsovername van de Taliban in Afghanistan zijn de Veiligheid & Rechtsorde programma’s, net als de gehele OS inzet in Afghanistan, in de tweede helft van 2021 gepauzeerd. Eind 2021 is besloten dat een deel van de projecten op onder andere het gebied van stabiliteit en Veiligheid & Rechtsorde weer doorgang kunnen vinden. EUR 23 miljoen van het Veiligheid & Rechtsorde budget dat oorspronkelijk voor OS programma’s in Afghanistan was bestemd, is in 2021 incidenteel ingezet voor het lenigen van acute humanitaire noden in Afghanistan.

In 2021 bleef Nederland bij het vredesproces in Libië aandacht vragen voor het belang van verzoening, rechten van slachtoffers en mensenrechten in het algemeen, als onderdeel van SDG16 (Vrede veiligheid en sterke publieke diensten). Zo biedt Nederland, met de VN en andere landen, een actief platform voor nationale actoren en het maatschappelijk middenveld om over mensenrechten uitdagingen in gesprek te gaan.

Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

In 2021 is een consortium ingehuurd om een tussentijdse onafhankelijke evaluatie van het Prospects Partnerschap (2019-2023) uit te voeren. Door reisbeperkingen i.v.m. Covid-19 heeft het proces vertraging opgelopen. Voorjaar 2022 presenteert het consortium haar bevindingen die zullen dienen voor zowel aanpassingen en bijstellingen in het lopende Partnerschap als ook voor de ontwikkeling van (mogelijk) nieuw uitvoeringsinstrumentarium na de afloop hiervan.

Met betrekking tot migratiesamenwerking was het beleid ongewijzigd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 498 303 881 275 1 466 524 487 737 527 479 509 568 17 911
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 703 251 844 622 771 565 837 332 784 522 748 586 35 936
4.1 Humanitaire hulp 261 906 377 391 386 951 470 807 431 360 375 017 56 343
Subsidies (regelingen)
Noodhulpprogramma's 3 497 79 489 97 246 112 262 93 174 92 000 1 174
Noodhulpprogramma's non-ODA 64 0 0
Bijdrage aan agentschappen
Noodhulpprogramma's 388
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Noodhulpprogramma's 143 334 206 285 195 556 261 650 246 744 200 000 46 744
Noodhulpprogramma's non-ODA 1 011 0 761 1 895 3 442 1 017 2 425
UNHCR 46 000 40 000 38 000 33 000 33 000 33 000 0
UNRWA 19 000 19 000 19 000 19 000 19 000 13 000 6 000
Wereldvoedselprogramma 49 000 32 000 36 000 43 000 36 000 36 000 0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Noodhulpprogramma's non-ODA 617 0
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking 87 149 229 774 170 490 157 560 174 060 167 000 7 060
Subsidies (regelingen)
Opvang in de regio 18 631 15 966 12 546 16 476 9 335 5 000 4 335
Migratie en ontwikkeling 3 149 2 246 2 670
Opdrachten
Migratie en ontwikkeling 429 203
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Opvang in de regio 42 083 180 241 125 454 111 592 131 061 128 000 3 061
Migratie en ontwikkeling 23 286 30 892 29 617 29 492 33 664 34 000 ‒ 336
4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling 211 581 227 376 213 541 208 965 179 102 206 569 ‒ 27 467
Subsidies (regelingen)
Legitieme stabiliteit 7 013 6 786 16 950 ‒ 10 164
Inclusieve vredes- en politieke processen 24 835 24 470 8 000 16 470
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 29 396 23 105 22 525 10 867 5 007 6 000 ‒ 993
Functionerende rechtsorde 2 132 13 698 14 418 11 215 17 311 29 038 ‒ 11 727
Legitieme en capabele overheid 11 450 12 755 10 430
Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie 1 114 1 429 0
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 6 133 4 159
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie 19 082 17 048 18 390
Opdrachten
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 1 726 1 404
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie 1 182 4 995
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Legitieme stabiliteit 5 561 10 404 10 305 99
Functionerende rechtsorde 8 084 10 744 9 104 108 329 93 160 129 950 ‒ 36 790
Inclusieve vredes- en politieke processen 41 145 21 964 25 000 ‒ 3 036
Landenprogramma's legitieme en capabele overheid 9
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 93 919 79 541 83 318
Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie 5 180 3 162 0
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie 14 515 22 764 36 086
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 22 200 28 000 0
Legitieme en capabele overheid 4 500 4 261 7 071
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 1 828 1 641
Nog te verdelen
Nog te verdelen ‒ 18 674 18 674
4.4 Noodhulpfonds 142 615 10 081 583
Subsidies (regelingen)
Noodhulpfonds 82 307 8 498 583
Bijdrage aan agentschappen
Noodhulpfonds 989 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Noodhulpfonds 60 308 594 0

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie op artikel 4 (Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 17,9 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting is een stijging van EUR 123 miljoen toegelicht, voornamelijk doordat verplichtingen gepland voor 2022 voor programma's in Afghanistan, Mali, Tunesie en Jemen naar voren zijn gehaald. In de Tweede suppletoire begroting is een daling van EUR 159 miljoen toegelicht. Belangrijkste redenen hiervoor waren het verschuiven van het aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen voor humanitaire hulp van 2021 naar begin 2022 en het neerwaarts bijstellen van het verplichtingenbudget van de post Kaboel vanwege de crisis in Afghanistan. Een resterende opwaartse mutatie van EUR 25 miljoen in verband met hoger dan verwachte verplichtingen voor humanitaire hulp en opvang in de regio is toegelicht in de decemberbrief.

Uitgaven

Artikelonderdeel 4.1

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 4.1 (Humanitaire hulp) valt ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 56,3 miljoen hoger uit. De belangrijkste mutaties zijn al in de Tweede suppletoire begroting (stijging met EUR 46 miljoen) benoemd. Dit betrof enerzijds een miljoenennotamutatie in verband met hogere bijdragen aan het Centraal VN-fonds voor humanitaire hulp (CERF) en de Dutch Relief Allience (DRA) en anderzijds een verhoging van het budget in verband met niet meer inzetbare gedelegeerde middelen van post Kaboel. Ook werd het budget voor humanitaire hulp non-ODA verhoogd voor de bestrijding van bosbranden in Albanië. In de decemberbrief is vervolgens een hogere realisatie aangekondigd (per saldo een stijging met EUR 11 miljoen) voornamelijk vanwege extra bijdragen aan CERF en UNRWA, tegenover een lagere dan eerder verwachte realisatie op humanitaire hulp non-ODA vanwege de bosbranden in Albanië.

Artikelonderdeel 4.2

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 4.2 (Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking) valt ten opzichten van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 7,1 miljoen hoger uit. Dit is toegelicht in de Tweede suppletoire begroting en is het saldo van een verhoging vanwege cash assistance via de VN-vluchtelingen organisatie UNHCR voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon en een verlaging vanwege een overheveling naar artikel 4.3 voor een bijdrage aan een multithematisch programma van VNG-international.

Artikelonderdeel 4.3

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 4.3 (Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling) valt ten opzichten van de Ontwerpbegroting 2021 EUR 27,5 miljoen lager uit. Bij Eerste suppletoire begroting is een daling van het budget met ruim EUR 4 miljoen toegelicht. De per saldo daling betrof een bijdrage aan de dekking van nog openstaande verdragsverplichtingen Suriname. Bij tweede suppletoire begroting is een verdere daling van het budget met EUR 21 miljoen toegelicht, voornamelijk toe te schrijven aan de overheveling van niet meer inzetbare gedelegeerde middelen van post Kaboel naar artikel 4.1 humanitaire hulp. Ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting blijkt de realisatie uiteindelijk EUR 3 miljoen lager, voornamelijk door een per saldo iets lagere uitputting van de centrale middelen (EUR 1 miljoen) en landenprogramma's (EUR 2 miljoen, zie ook hieronder).

Landenprogramma's

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma's plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Per saldo waren de uitgaven voor landenprogramma's op artikelonderdeel 4.3 (Veiligheid en rechtstaatontwikkeling) EUR 34 miljoen lager dan het oorspronkelijk gebudgetteerde bedrag van EUR 125 miljoen.

Het land met de grootste onderuitputting van EUR 27 miljoen was Afghanistan. De gedelegeerde middelen van post Kaboel konden vanwege de crisis in Afghanistan niet meer worden ingezet en zijn grotendeels overgeheveld naar humanitaire hulp. Ook bleven de realisaties in Oeganda (EUR 4 miljoen), Ethiopie (EUR 2 miljoen) en Somalie (EUR 1 miljoen) achter bij de eerdere verwachtingen vanwege politieke ontwikkelingen en/of geweld.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
  2. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.
  3. Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.
  4. Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
  5. Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.
  6. Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

  1. Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.
  2. Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
  3. Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
  4. Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
  5. Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.
  6. In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
  7. Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
  8. Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.
  9. Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDGs.

Regisseren

  1. De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
  2. De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

C. Beleidsconclusies

Internationaal cultuurbeleid

2021 was het eerste jaar van het nieuwe geïntegreerde internationaal cultuurbeleid voor de periode 2021-2024. Het beleid is grotendeels uitgevoerd zoals vastgelegd in het beleidskader ICB, al werden uitwisseling en samenwerking sterk beperkt door de Coronacrisis. Sommige programma’s liepen daardoor vertraging op. Het 25-jarig bestaan van het Prins Claus Fonds werd dit jaar online gevierd, met veel aandacht voor kunstenaars en creatieve denkers. Het Next Generation programma ter bevordering van culturele expressie onder jongeren (uitgevoerd door het Prins Claus Fonds) is in 2021 grotendeels afgerond. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie maakte een start met het nieuwe programma voor het agenderen en bevorderen van de SDGs in BHOS-landen.

Samenwerking in EU-verband

In 2021 trok Nederland op met de Europese Commissie, EU instellingen en EU lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties en –banken om te werken aan het bereiken van de SDGs. Dit uitte zich onder meer in het gezamenlijk vormgeven van Team Europe Initiatieven, waarbij wordt getracht EU impact en zichtbaarheid in partnerlanden te vergroten. Ook uitte zich dit in gezamenlijke inzet voor de wereldwijde COVID-19 respons, en het gezamenlijk versterken van de EU-Afrika relatie.

In 2021 ging het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI)4 onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021-2027 van start. Dit is het grootste EU financieringsinstrument waarmee ontwikkeling in landen buiten de EU wordt gefinancierd. De Europese Commissie heeft documenten opgesteld waarin op hoofdlijnen staat wat de inzet wordt voor de komende jaren op een bepaald land, regio of thema, als ook welke projecten met middelen in 2021 worden gefinancierd. Deze documenten5 zijn voorgelegd aan EU lidstaten in beheerscomités ter goedkeuring. Een belangrijk deel van de NDICI middelen zal de Team Europe Initiatieven ondersteunen.

Het totale Team Europe pakket waarbij partnerlanden gesteund worden bij hun COVID-19 respons bedroeg eind 2021 EUR 46 miljard. Dit is ingezet voor humanitaire hulp, versterking van gezondheidssystemen, water en sanitatie, en voor het mitigeren van sociaaleconomische gevolgen. Daarbij zet de EU zich in voor de wereldwijde toegang tot vaccins, met een centrale rol voor multilaterale initiatieven als COVAX, waar Team Europe EUR 3 miljard aan heeft bijgedragen. Vaccindonaties vanuit Europese lidstaten aan ontwikkelingslanden, overwegend via COVAX, zijn aan het einde van 2021 opgelopen tot 380 miljoen. 255 miljoen hiervan zijn inmiddels daadwerkelijk afgeleverd. Nederland heeft 27 miljoen vaccins gedoneerd, waarvan 22,5 miljoen via COVAX. De EU zet zich ook in om andere obstakels in de uitrol van vaccins weg te nemen onder andere door bij te dragen aan het bredere initiatief Access to COVID-19 Tools-Accelerator (ACT-A) met 5,1 miljard USD. Dit maakt de EU een van de grootste donoren van COVAX en ACT-A. De totale financiële bijdrage van Nederland voor de periode 2020-2022 aan ACT-A komt uit op 245 miljoen EUR.

In het licht van de Covid-crisis pleitte NL, conform de motie Piri, in EU-verband voor een beperkte waiver voor intellectueel eigendom van de coronavaccins. Het exportautorisatieregime voor coronavaccins werd mede op Nederlands aandringen eind 2021 omgezet in een monitoringsysteem.

Nederland heeft het afgelopen jaar ingezet op een versterkte relatie tussen de EU en Afrika. Het belang van een stevige EU relatie met Afrika werd in 2021 weer duidelijk door de uitdagingen op het Afrikaanse continent, waaronder vrede en stabiliteit, inclusieve groei en klimaatverandering, die we alleen gezamenlijk het hoofd kunnen bieden. De tweede AU-EU ministeriële in oktober 2021 vormde een goede gelegenheid om de prioriteiten binnen het EU-Afrika partnerschap verder uit te diepen. Dit vormde ook voor Nederland een belangrijk moment om de banden weer verder aan te halen en het fundament te leggen voor een succesvolle EU-AU Top in 2022.

De onderhandelingen tussen de EU en ACS landen over een vervolg op het Verdrag van Cotonou, resulteerden in 2021 in een politiek akkoord over een nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Zoals beschreven in de Kabinetsappreciatie van dit zogenoemde Post-Cotonou akkoord6, beoordeelt het kabinet het onderhandelingsresultaat en de ontwerpovereenkomst positief.

VN en IFIs

De huidige pandemie onderstreept de noodzaak van effectieve multilaterale samenwerking bij grote complexe en wereldwijde crises. De COVID-19-crisis is niet alleen een ongekende wereldwijde gezondheidscrisis, maar heeft ook enorme impact op sociaaleconomische ontwikkeling, de schuldensituatie, voedselvoorziening, mensenrechten, vrede en veiligheid en op het humanitaire vlak. COVID-19 heeft de ongelijkheid in de wereld nog eens pijnlijk blootgelegd en vergroot.

Door de schaal waarop ze opereren en hun kennis en expertise spelen de VN en de IFI’s een unieke rol in het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs). In de respons op de pandemie en op de grote uitdagingen op het gebied van klimaat, heeft Nederland er daarom actief en constructief op ingezet dat deze organisaties zich richten op inclusief, duurzaam en groen herstel.

De COVID-19 pandemie heeft de toegevoegde waarde van de door de SGVN ingezette VN-ontwikkelingssysteem hervormingen (UNDS reforms) direct laten zien; de VN COVID-19-respons is in veel gevallen effectiever gebleken door inzet van een geïntegreerd landenteam, waarin verschillende VN-organisaties nauw samenwerken met een onafhankelijke VN-landenvertegenwoordiger.

Als onderdeel van de lopende VN-ontwikkelingssysteem hervormingen is in 2021 een kleine herziening van de financiering van het Resident Coördinator systeem uit onderhandeld. Er bleek geen consensus te bestaan over de door de VN en door Nederland en EU gesteunde wens om deze (deels) uit de reguliere budgetten te financieren en derhalve is het bestaande financieringssysteem via onder meer vrijwillige bijdrages gehandhaafd.

De IFI’s hebben in de respons op de pandemie laten zien dat zij de slagkracht, kennis en expertise hebben om indien nodig snel op grote schaal middelen ter beschikking te stellen om (een deel van) de sociaal-economische- en gezondheidsimpact op te vangen voor landen die daar zelf niet toe in staat zijn en zullen zij een rol moeten vervullen om de benodigde investeringen ten behoeve van de klimaattransitie in kwetsbare landen mogelijk te maken. Daarmee vervullen zij een unieke rol in het landschap van ontwikkelingssamenwerking.

Nederland steunde opnieuw de SGVN in zijn streven naar een verbeterde begrotingssystematiek en de verbreding van de financieringsbasis en riep op tot monitoring en naleving van de afspraken van het Funding Compact door zowel de lidstaten als het VN-systeem. Nederland had een leidende rol bij de totstandkoming van het Compact in 2019 en zal deze rol blijven spelen.

In het najaar van 2021 verscheen voorts «Our Common Agenda», waarin de SGVN aangeeft op welke wijze de VN de uitdagingen van deze tijd tegemoet zal treden. Aanknopingspunten voor Nederland zijn o.m. cybercapaciteitsopbouw en –veiligheid, belang toekomstige generaties, vernieuwen sociaal contract tussen bevolkingen en regeringen en het bewerkstelligen van een VN-organisatie ‘fit for purpose’ in veranderende tijden.

Nederland heeft in 2021 als vicevoorzitter, namens de WEOG, deelgenomen aan de Uitvoerende Raad van UN Development Programme, UN Population Fund, UN Office for Project Services (UNDP/UNFPA/UNOPS). Hierbij heeft Nederland als vicevoorzitter accenten kunnen leggen op de implementatie van de VN hervormingen om het systeem efficiënter en effectiever te krijgen en kracht bij te zetten op een coherente aanpak voor het behalen van de SDGs en het Klimaatakkoord van Parijs. Daarnaast heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld in de aanname van de nieuwe Strategische Plannen 2022 ‒ 2025 van de betrokken VN-organisaties, door onder meer een cross-regionale meerderheid te mobiliseren, nadat een kleine minderheid dreigde de aanname van de plannen – die ze te progressief vonden – te dwarsbomen.

Initiatieven om de VN en de IFI’s verantwoordelijk te houden voor de preventie, mitigatie en het adequaat aanpakken van seksuele uitbuiting en grensoverschrijdend gedrag (Sexual Exploitation and Abuse and Sexual Harassment: SEAH) liggen op koers. Het onderwerp is door Nederland geagendeerd binnen vrijwel alle onderdelen van de VN en de IFI’s, en vormt mede dankzij Nederland onderwerp van discussie in de verschillende bestuursraden.

Nationale SDG-implementatie

Het afgelopen jaar is geëvalueerd hoe Nederland de afgelopen jaren heeft ingezet op de SDGs in de nationale context. Conclusies en aanbevelingen zijn eerder met de Kamer gedeeld. Ook is gewerkt aan verdere verbinding van de SDGs met nationaal beleid en is interdepartementaal een start gemaakt met herziening van het Integraal Afwegingskader, waaronder de zgn. SDG-Toets.

Mensenrechtenbeleid

Ondanks het feit dat COVID-19 wereldwijd de mensenrechten onder druk blijft zetten is het gevoerde beleid conform de verwachtingen zoals vastgelegd in de begroting uitgevoerd. Nederland heeft onverminderd ingezet op de zes mensenrechtenprioriteiten, met extra aandacht voor de impact van COVID-19.

Verder bleef behoud en versterking van het VN-mensenrechtensysteem voor Nederland onverminderd prioritair. Nederland blijft pal staan voor het universele respect voor de mensenrechten en voor het behoud en versterking van de instellingen die dit bevorderen. Een goed functionerend multilateraal en VN-mensenrechtensysteem biedt voor Nederland aanvullende mogelijkheden om de mensenrechtenprioriteiten te bevorderen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 293 445 75 165 168 359 1 110 681 61 837 32 396 29 441
garantieverplichtingen 983 ‒ 42 192 ‒ 129 905 723 472 10 558 102 461 ‒ 91 903
overige verplichtingen 292 462 117 357 298 264 387 209 51 279 ‒ 70 065 121 344
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 267 697 163 792 255 594 282 519 271 230 322 151 ‒ 50 921
5.1 Multilaterale samenwerking 150 637 151 146 149 792 214 821 178 163 171 654 6 509
Subsidies (regelingen)
Speciale multilaterale activiteiten 752 488
Opdrachten
Speciale multilaterale activiteiten 177 159
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
UNIDO 1 859 1 237 1 583 1 308 1 531 1 950 ‒ 419
UNDP 28 000 30 000 30 000 20 000 30 000 30 000 0
UNICEF 14 000 26 000 33 000 33 000 33 000 33 000 0
Speciale multilaterale activiteiten 8 723 29 007 10 398 22 936 8 521 11 077 ‒ 2 556
Assistant deskundigen programma 9 000 8 016 12 487 11 343 9 035 9 000 35
Internationale Financiële Instellingen 35 714 30 530 18 324 12 206
Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen 82 573 49 410 58 230 80 113 58 894 67 789 ‒ 8 895
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken 6 482 6 547 3 447 10 407 6 652 6 476 176
Nog te verdelen
Nog te verdelen ‒ 5 962 5 962
5.2 Overig armoedebeleid 117 060 12 646 105 802 67 698 93 067 81 277 11 790
Subsidies (regelingen)
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 5 479 4 798 6 828 5 326 6 293 7 870 ‒ 1 577
Nationale SDG Implementatie 760 0 760
Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking 1 915 0 18
Opdrachten
Nationale SDG Implementatie 0 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
UNESCO 4 285 4 226 3 768 4 010 3 895 4 400 ‒ 505
Diverse ondersteunende activiteiten 3 367 17 942 12 791 5 151
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 2 328 2 320 1 081 1 134 2 036 2 445 ‒ 409
Schuldverlichting 102 977 53 214 53 190 62 069 53 521 8 548
Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking 76 94 72 671 72 250 ‒ 178
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 1 208 860
Overige
Koersverschillen 0 0 39 961
5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 0 0 0 0 69 220 ‒ 69 220
Ontvangsten 91 758 73 139 50 293 75 823 42 770 50 397 ‒ 7 627
5.20 Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen 47 427 47 376 37 966 33 824 25 019 29 221 ‒ 4 202
5.21 Ontvangsten OS 29 279 14 622 12 327 18 344 16 028 21 176 ‒ 5 148
5.22 Koersverschillen 15 052 11 141 0 23 655 0 0
5.23 Diverse ontvangsten non-ODA 0 0 0 1 723 0 1 723

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Artikelonderdeel 5.1

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 5.1 (Multilaterale samenwerking) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 6,5 miljoen hoger uit. Deze verhoging betreft een som van mutaties.

In de eerste suppletoire begroting 2021 werd het saldo onder «nog te verdelen» (zoals toegelicht in de Miljoenennota 2021 en begroting 2021) voor de jaren 2021 tot en met 2024 meerjarig verwerkt in de instrumenten voor UNDP, UNICEF, het budget voor Internationale Financiële Instellingen en het assistent-deskundigenprogramma. In de eerste suppletoire begroting werd ook een bijdrage aan het Poverty Reduction Growth and Trustfund (PRGT) gemeld. Deze intensivering werd ingezet voor de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen.

In de tweede suppletoire begroting werd het budget voor artikelonderdeel 5.1 naar boven bijgesteld. Dit was het gevolg van een overheveling binnen het artikel naar UNICEF/UNDP en een aanpassing van het budget voor de Asian Development Bank (AsDB).

De uitgaven van artikelonderdeel 5.1 zijn, zoals gemeld in de decemberbrief, naar beneden bijgesteld. Dit is toe te schrijven aan onder andere een overheveling van EUR 6 miljoen naar artikel 4.1 voor een extra bijdrage aan UNWRA.

Artikelonderdeel 5.2

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 5.2 (Overig armoedebeleid) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 11,8 miljoen hoger uit. Deze verhoging betreft een som van mutaties.

In de eerste suppletoire begroting 2021 werd het budget onder «Overig armoedebeleid» verhoogd. De voornaamste reden voor deze verhoging is het opnemen van een reservering voor de resterende verdragsmiddelen voor Suriname (Kamerbrief 5 oktober 2020). Hiervoor werd ongeveer EUR 17 miljoen gereserveerd. Bij de tweede suppletoire begroting werd duidelijk dat deze verdragsmiddelen voor Suriname 2021 niet meer tot een betaling zouden leiden. Het budget werd in mindering gebracht op artikelonderdeel 5.2. Deze middelen blijven, conform de uitvoering van het verdrag, de komende jaren wel beschikbaar.

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is de realisatie van artikelonderdeel 5.2 per saldo verhoogd. Deze verhoging is eerder gemeld in decemberbrief. De verhoging komt onder andere door een vooruitbetaling ten behoeve van schuldverlichting aan de African Development Bank (AfDB).

Ook is er op artikelonderdeel 5.2 (onder Diverse ondersteunende activiteiten) een koersverlies van EUR 14 miljoen gerealiseerd. De begroting voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. Voor de koersontwikkeling is voor 2021 een verlies geboekt.

Artikelonderdeel 5.4

Het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. Om de stabiliteit van de algehele BHOS-begroting te versterken worden aanpassingen naar aanleiding van bijgestelde BNI-ramingen op dit artikel opgevangen. Daarnaast worden binnen dit artikel de wijzigingen in de toerekeningen aan ODA, zoals eerstejaars opvang asielzoekers in Nederland, verwerkt.

In de eerste suppletoire begroting 2021 werd het saldo op verdeelartikel 5.4 verlaagd. Als gevolg van de meest recente ramingen van het Centraal Planbureau (CEP 2021) is de ontwikkeling van het BNI, en daarmee het ODA-budget, meerjarig naar boven bijgesteld. Daarnaast is, op basis van bijgestelde in- en uitstroomramingen, de toerekening voor eerste jaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen lager geworden. Deze meevallers hebben het mogelijk gemaakt om enerzijds de in 2020 doorgevoerde kasschuif op ODA terug te draaien voor de jaren 2021-2025, en anderzijds te werken aan herstel van een oplopende buffercapaciteit op artikel 5.4.

Ook is extra ingezet op de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen door in 2021 EUR 72 miljoen vrij te maken. Deze inzet wordt toegelicht bij de beleidsartikelen 3.1 en 5.1 en is vermeld in de leeswijzer bij deze suppletoire begroting.

In de tweede suppletoire begroting is de stand van artikelonderdeel 5.4 verder verlaagd. De belangrijkste oorzaak hiervan is een tegenvaller in de raming van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen (EUR -38,2 miljoen). Hiertegenover staat een overheveling vanuit artikel 5.2 vanwege de Verdragsmiddelen voor Suriname.

Na de tweede suppletoire begroting was de stand op het verdeelartikel 5.4 EUR 308.000. Deze stand is aan het einde van het jaar teruggebracht naar EUR 0.

Ontvangsten

Ontvangsten worden verantwoord op de ontvangsten artikelonderdelen van beleidsartikel 5 met uitzondering van de ontvangsten op risicoregelingen van beleidsartikel 1.

Artikelonderdeel 5.20

De ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.20 (Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 4,7 miljoen lager uit. In de eerste suppletoire begroting 2021 werden de verwachte ontvangsten verlaagd. Reden hiervoor was de naar beneden bijgestelde ramingen op terugbetalingen op leningen die worden beheerd door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). Deze zijn naar beneden bijgesteld vanwege het door de G20 ingeroepen schuldenmoratorium (DSSI) dat tot eind 2021 actief is. De inschatting is dat deze uitgestelde terugbetalingen op leningen in de periode 2023 tot en met 2025 worden gecompenseerd door hogere af- en rentebetalingen.

Artikelonderdeel 5.21

Alle ODA-ontvangsten (zowel op de BHOS als de BZ begroting) worden verantwoord op het artikel 5.21 ‘Ontvangsten OS’ van de BHOS begroting. De ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.21 (Ontvangsten OS) valt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 EUR 5,1 miljoen lager uit. Dit betreffen ontvangsten van (afgeronde) activiteiten waarvan inkomstenramingen een hoge onzekerheidsmarge kennen.

Artikelonderdeel 5.23

Non-ODA ontvangsten worden waar van toepassing verantwoord op resp. artikel 2.4 ‘Restituties programma’s op de BZ begroting dan wel op artikel 5.23 ‘Diverse ontvangsten non-ODA’ op de BHOS begroting. De ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.23 van EUR 1,73 miljoen bestaat uit rente-ontvangsten vanuit een achtergestelde converteerbare schuldenfaciliteit.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Paragraaf 1: Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

Uit de controle door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2021 is gebleken dat de rapporteringstoleranties niet zijn overschreden, met uitzondering van de toleranties die betrekking hebben op de betalingen en ontvangsten op artikel 3.

Bij de betalingen en ontvangsten op artikel 3, die zijn gebaseerd op een statistische steekproef, wordt dit met name veroorzaakt door een betaling die heeft plaatsgevonden voordat de vereiste rapportages waren ontvangen. Uit de evaluatie van de steekproef blijkt dat voor dit artikel de maximale fout de tolerantie overschrijdt. De tolerantie bedraagt EUR 41.271.650. De meest waarschijnlijke fout is EUR 20.090.000 en de maximale fout is EUR 54.243.000.

Betalingen en ontvangsten art.3 825.433.000 41.271.650 20.090.000 0 20.090.000 0

Bij de controle van bovengenoemd artikel is een statistische steekproef gebruikt. In kolom 7 en 7a wordt daarom geen percentage toegelicht. De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden (kolom 6) heeft de rapporteringstolerantie (kolom 3) immers niet overschreden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

Als onderdeel van het programma Resultaatgericht Werken zijn in 2021 het meten en registeren van de resultaten van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking als standaard werkzaamheden verder ingebed. Naast de geboden ondersteuning is de kwaliteitsslag met betrekking tot monitoring, evaluatie en leren (MEL) voorgezet. De resultaten van de afgelopen verslagperiode zijn beschikbaar in de OS-resultatenrapportage op het nieuwe OS-portaal dat in 2021 gelanceerd is (www.nlontwikkelingssamenwerking.nl/#/). Al deze organisatieontwikkelingen liggen in lijn met de Rijksbrede operatie «Inzicht in Kwaliteit».

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het financieel beheer gericht op het activiteitenbeheer en staatssteun is in paragraaf 1 van dit jaarverslag toegelicht. Voor een nadere toelichting omtrent de overige aspecten van het begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Risicoanalyses activiteitenbeheer

In het verantwoordingsonderzoek over 2019 concludeerden de Algemene Rekenkamer (AR) en Auditdienst Rijk (ADR) dat de risicoanalyses voorafgaand aan het financieren van activiteiten van onvoldoende niveau waren. Daarom is in 2020 een apart project gestart om de kwaliteit van de risicoanalyses te verbeteren en te borgen. Te beginnen met de grote ODA-directies en de posten in de focuslanden. In 2021 is dit uitgebreid met een aantal (qua financiële omvang) kleinere directies en posten. Waar de kwaliteit van de risicoanalyses aantoonbaar was verbeterd, werden directies en posten ontheven van het voorafgaand toezicht. Eind 2021 is (mede op basis van uitgevoerde verbijzonderde controles) vastgesteld dat de kwaliteit bij alle directies en posten is verbeterd. Hierna is het project beëindigd en is de verantwoordelijkheid teruggelegd in de lijn. Vanuit FEZ, als tweedelijnsdirectie, is het Expertisecentrum Malversaties (ECM) verantwoordelijk voor het beleid en monitoring ten aanzien van dit onderwerp.

Naast de kwalitatieve verbeteringen zijn in 2021 de volgende resultaten/mijlpalen behaald: Risicomanagers zijn aangesteld bij de grote ODA-directies en op posten van de focuslanden. Ook zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd met de risicomanagers. Het project ter verbetering en borging van de kwaliteit van risicoanalyses heeft een plaats in de opleidingssessies voor de activiteitencyclus voor nieuwe beleidsmedewerkers. Tot slot is een nieuwe opleidingsmodule voor risicoanalyses ontwikkeld, die begin 2022 voor het eerst wordt gegeven.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

In 2021 heeft het Expertisecentrum Malversaties (hierna: ECM) voortgebouwd op de stappen die in voorgaande jaren zijn gezet op de gebieden van een groter fraudebewustzijn bij BZ-collega’s en kennisontwikkeling binnen ECM. Zo is het ECM-team – tijdelijk - uitgebreid met 3fte, is er ingezet op trainingen voor ECM-teamleden (klokkenluider interviewtechnieken en Certified Fraud Examiners) en zijn er trainingen gegeven aan BZ-collega’s over bijvoorbeeld fraudebewustzijn. Tot slot is geïnvesteerd in de samenwerking met onder meer Juridische Zaken en beleidsdirecties. Extern is geïnvesteerd in relaties met evenknieën van like-minded landen en significante contractpartners, zoals UN-OCHA.

In 2021 zijn er 116 vermoedens van malversaties gemeld bij ECM. Dit is een significante stijging ten opzichte van 2019 en 2020 (beide 74 meldingen). Enerzijds kan deze stijging verklaard worden door een wijziging in de registratiemethodiek. Waar eerder in clusters werd geregistreerd, worden gezamenlijk gemelde vermoedens binnen één programma van eenzelfde organisatie nu onder aparte nummers geregistreerd. Deze aanpassing is gedaan om individuele zaken beter te kunnen volgen. Anderzijds is er meer zicht op (potentiële) fraude en corruptie door een versterkte inzet op detectie vanuit ECM, de beleidsdirecties en de posten. De financiële impact van bewezen malversaties was tussen 2017 en 2019 gemiddeld 0,22% van het ODA-budget. De financiële impact van bewezen malversaties in 2020 en 2021 was respectievelijk 0,02% en 0,01%. Daarbij dient aangetekend te worden dat, doordat er nog zaken uit deze jaren in onderzoek zijn, het daadwerkelijke aandeel hoger kan uitvallen.

Ook is in 2021 de primaire verantwoordelijkheid omtrent de afhandeling van (mogelijke) fraude/corruptie van directies en posten overgegaan naar ECM en is de grens voor het melden van gegronde zaken verlegd van € 500.000 naar € 100.000. Gegronde fraude- en corruptiegevallen met een financiële schade voor BZ van meer dan € 100.000 worden nu, conform de toezegging van de Minister aan de Kamer, tussentijds gemeld middels een Kamerbrief.

Naar aanleiding van de genoemde veranderingen in en rond ECM, zijn in 2021 intern ervaringen opgehaald met de nieuwe opzet. Daaruit komt een goeddeels positief beeld naar voren. BZ-collega’s zien de toegevoegde waarde van een specifiek team dat zich bezighoudt met malversaties en zijn tevreden over de aanwezige kennis aangaande fraude, corruptie en daaraan gerelateerde risico’s. De grootste winst kan ECM behalen door binnen BZ via meer (proactieve) communicatie de kennis te vergroten over het werk van ECM, lessons learned en trendanalyses rond malversatiezaken. Het team geeft daar in 2022 invulling aan.

Conform de Nota Beheer en Toezicht uit 1998 wordt een overzicht van de gegronde fraude- en corruptiegevallen opgenomen in de bijlage van het BHOS jaarverslag.

Staatssteun
In 2021 werden er ten opzichte van 2020 wederom meer staatssteunadviezen vanuit BZ-beleidsdirecties gevraagd aan de juridische afdeling. Deze adviezen worden uitgebracht tijdens de beoordelingsfase voorafgaand aan de financieringen. Dit betekent dat de in 2017 geïntroduceerde en in 2020 verbeterde interne beoordelingssjablonen steeds beter gebruikt worden en al in een vroeg stadium een check op mogelijke staatssteunaspecten plaatsvindt. Deze tijdigere inschakeling van (de toegevoegde waarde van) juridische expertise komt de compliance in algemene zin ten goede. Dit blijkt onder meer uit de door BZ verrichte interne controles in 2021 waarbij één onzekerheid gerelateerd aan staatssteun is vastgesteld. Het betreft een project van geringe omvang. Kortom, het onderwerp staatssteun (in brede zin) raakt steeds beter ingebed in de BZ-organisatie en medewerkers blijken vaker de relevante informatieloketten te vinden. Om die reden heeft het ministerie besloten bewustmaking en voortgangsbewaking van de staatssteunaspecten/risico’s via voornoemde werkwijze te continueren.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Activiteitenbeheer

De activiteitencyclus is een standaard proces voor beleidsuitvoering van alle door BZ en BHOS gefinancierde activiteiten. Voor dit proces loopt een meerjarig project gericht op stroomlijning van werkprocessen dat is toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf van Buitenlandse Zaken (kopje Informatiemanagement).

Ondanks de COVID-19-beperkingen die in 2021 golden, heeft BZ reviews laten verrichten op de controledossiers van accountants van door BZ en BHOS gefinancierde activiteiten. Over de uitkomsten van deze reviews wordt in 2022 gerapporteerd. Voor activiteiten waarvoor een controleverklaring van een accountant is verreist, heeft BZ in 2021 bestaande sjablonen voor controleprotocollen geactualiseerd. Dit heeft begin 2022 geresulteerd in goedkeuring van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).

BZ en BHOS registreren alle meldingen rondom grensoverschrijdend gedrag bij partnerorganisaties. Waar het financieel terrein betreft is dit opgenomen onder het kopje ‘Misbruik en oneigenlijk gebruik’ hierboven. Overige integriteitskwesties –vallend onder de verantwoordelijkheid van de directie Veiligheid, Crisicoördinatie en Integriteit- zijn hieronder beschreven.

Het principe ‘zero-tolerance for inaction’ staat voorop. Dit betekent dat een partnerorganisatie zelf verantwoordelijk is voor opvolging van de betreffende melding en BZ daarover informeert. In 2021 is BZ in totaal 26 keer over een integriteitskwestie bij een partnerorganisatie geïnformeerd. In 12 gevallen is de casus reeds afgerond en 14 zaken staan nog open, doordat de betreffende partnerorganisatie nog bezig is met de opvolging van de melding. In geen van de gevallen was er aanleiding voor het ministerie om over te gaan tot financiële sancties. Dit laatste gebeurt wanneer de organisatie in kwestie geen adequate opvolging geeft.

Paragraaf 3: Belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent de belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

C. Jaarrekening

6. Departementale verantwoordingsstaat

Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
verplichtingen uitgaven ontvangsten verplichtingen uitgaven ontvangsten verplichtingen uitgaven ontvangsten
TOTAAL 1 573 325 3 064 088 56 661 2 525 420 3 188 330 62 000 952 095 124 242 5 339
Beleidsartikelen 1 573 325 3 064 088 56 661 2 525 420 3 188 330 62 000 952 095 124 242 5 339
1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 304 533 513 365 6 264 499 364 549 655 19 230 194 831 36 290 12 966
2 Duurzame ontwikkeling voedselzekerheid, water en klimaat 514 813 735 277 749 142 757 490 234 329 22 213
3 Sociale vooruitgang 212 015 744 709 687 598 825 433 475 583 80 724
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 509 568 748 586 527 479 784 522 17 911 35 936
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet 32 396 322 151 50 397 61 837 271 230 42 770 29 441 ‒ 50 921 ‒ 7 627

7. Saldibalans per 31 december 2021 en toelichting begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2021

Totaal 19.506.439 19.919.853 Totaal 19.506.439 19.919.853

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) worden verantwoord.

Het intra-comptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2021, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHOS-begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening-courant RHB voor BHOS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BHOS worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intra-comptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHOS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

Uitgaven, ontvangsten, verplichtingen en mutaties op balansrekeningen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste verrekenkoers (de corporate rate) omgerekend naar EUR. De corporate rate 2021 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,845 EUR. Voor 2022 is deze 0,85 EUR.

Alle ODA-ontvangsten (zowel op de BHOS als de BZ begroting) worden verantwoord op het artikel 5.21 ‘Ontvangsten OS’ van de BHOS begroting. Non-ODA ontvangsten worden waar van toepassing verantwoord op resp. artikel 2.4 «Restituties programma’s» op de BZ begroting dan wel op artikel 5.23 ‘Diverse ontvangsten non-ODA’ op de BHOS begroting.

Extracomptabele vorderingen zijn de per balansdatum bestaande rechten om geldmiddelen te ontvangen van een wederpartij die niet tot het Rijk behoort.

De extracomptabele balansrekeningen voor vorderingen, voorschotten, deelnemingen en openstaande verplichtingen worden per 31 december gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar. Revolverende fondsen worden in de saldibalans gepresenteerd als een geconditioneerde vordering tegen nominale waarde.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een belangrijke uitvoerder van het BHOS-beleid. RVO is onderdeel van de Rijksoverheid en daarom neemt het ministerie de gegevens van RVO over wat betreft de verplichtingen-, vorderingen- en voorschottenstand. Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van de regelingen DGGF, DTIF en DRIVE overgedragen door RVO aan Invest International Public Programmes B.V.. Invest International Public Programmes B.V. is een staatsdeelneming met een wettelijke taak. Voor de vastlegging van de verplichtingen-, vorderingen- en voorschottenstand gelden dezelfde regels als RVO. Een uitzondering is gemaakt voor de revolverende fondsen DGGF en DTIF.

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2021

1 Uitgaven ten lasten van de begroting

Uitgaven ten laste van de begroting 3.188.323 3.186.413

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2021 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting

Ontvangsten ten gunste van de begroting 61.998 108.846

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2021 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Rekening-courant RHB BHOS 3.126.336 3.075.868
Te verrekenen tussen BuZa en BHOS ‒ 11 1.699
Totaal 3.126.325 3.077.567

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het ver‐ schuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHOS. De verrekening van dit bedrag heeft bij de RHB plaatsgevonden met verrekenstukken in het komende jaar.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve)

Begrotingsreserve DGGF 52.097 53.647
Begrotingsreserve FOM 30.640 30.560
Begrotingsreserve DRIVE 12.500 12.500
Begrotingsreserve DTIF 24.086 26.052
Totaal 119.323 122.759

5a Begrotingsreserve

Begrotingsreserve DGGF 53.647 3.751 5.301 52.097 1.3
Begrotingsreserve FOM 30.560 80 0 30.640 1.2
Begrotingsreserve DRIVE 12.500 0 0 12.500 1.3
Begrotingsreserve DTIF 26.052 3.134 5.100 24.086 1.2
Totaal 122.759 6.965 10.401 119.323

In 2016 is besloten het Fonds Opkomende Markten (FOM) voor nieuw af te geven garanties stop te zetten ten gunste van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Ter dekking van eventuele schades dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. In 2021 zijn ontvangen provisies van EUR 0,080 miljoen toegevoegd. Er is geen schade uitgekeerd. 

In 2016 zijn middelen aan de begrotingsreserve onttrokken die niet beschikbaar dienden te blijven om de lopende FOM garanties af te dekken. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting om de uitgaven op het instrument DTIF tot en met 2021 te dekken. In 2021 is geen aanvullend bedrag aan de begrotingsreserve onttrokken ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen DTIF.

De uitstaande FOM garanties nemen echter sneller af dan verwacht. Rekening houdend met de hefboom 1:2 is de begrotingsreserve per ultimo 2021 ondanks de eerdere onttrekkingen hoger dan de nog uitstaande FOM garanties. In 2016 is in het FOM toetsingskader risicoregelingen opgenomen dat deze resterende middelen in de FOM begrotingsreserve ook worden aangehouden voor het DTIF.

Ter dekking van eventuele schades uit het Dutch Good Growth Fund (DGGF) onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties aangehouden te worden in de begrotingsreserve. Ter dekking van eventuele schades uit het DGGF onderdeel 3 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen en tegen hefboom 1:3 voor de garanties een begrotingsreserve te worden aangehouden.

In 2021 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies van EUR 3,751 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 5,301 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DGGF bedraagt per ultimo 2021 EUR 142,930 miljoen. De begrotingsreserve is hierdoor in evenwicht met de uitstaande garanties.

Voor het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) is in 2015 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades dient tegen een hefboom van 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. Het saldo in de reserve van EUR 12,5 miljoen betreft de bodemstorting uit 2015. In 2019 is een garantie van EUR 49,293 miljoen verstrekt. Deze garantie is in 2021 geherwaardeerd tot EUR 43,357. In 2022 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.

Voor het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is in 2016 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties in de begrotingsreserve te worden aangehouden.

Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 2 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de verstrekte wisselfinancieringen een begrotingsreserve te worden aangehouden. 

De begrotingsreserve bevat een bodemstorting van EUR 5,0 miljoen. In 2021 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen van EUR 3,134 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 5,100 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve. 

10 Vorderingen

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen 84.701 98.403
Massif fonds 334.375 334.375
IDF (voorheen MOL fonds) 394.516 384.516
DGGF Fonds 366.795 354.095
NIO begrotingslening 61.000 69.000
Verrichte garantiebetalingen NIO 40.907 37.653
Diverse extra-comptabele vorderingen 717.950 615.417
Totaal 2.000.244 1.893.459

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot het Massif fonds en het Building Prospects (BP) (voorheen IDF en voorheen MOL fonds) staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde Massif-fondsen en BP-fondsen staan respectievelijk per 31 december 2026 en 31 december 2028 ter beschikking van de minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen op de balans.

Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het Massif fonds per 31 december 2021 is vastgesteld op EUR 471,837 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2021 bedroegen EUR 334,375 miljoen.

De asset waarde van het BP bedraagt per 31 december 2021 EUR 348,574 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2021 bedroegen EUR 394,516 miljoen.

De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve cijfers blijken uit de jaarrekening 2021 van FMO.

Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) zijn leningen verstrekt aan RVO en PwC/TJ, gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan RVO is een lening verstrekt van EUR 126,124 miljoen. Aan PwC/TJ is een lening verstrekt van EUR 240,671 miljoen.

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen 84.701 0 0 0 84.701
Op termijn opeisbaar begrotingslening 61.000 0 0 0 61.000
Op termijn opeisbaar overige vorderingen 0 0 0 0 0
Totaal op termijn opeisbare vorderingen 145.701 0 0 0 145.701
Direct opeisbaar garantiebetalingen 40.907 3.254 2.784 3.805 31.064
Direct opeisbaar overige vorderingen 28.955 25.022 168 3.276 489
Totaal direct opeisbare vorderingen 69.862 28.276 2.952 7.081 31.553
Geconditioneerde vorderingen 1.784.681
Totaal 2.000.244
Openingsbalans 98.403 115.980
Bij: Consolidaties 633 392
Af: Aflossingen 14.335 17.969
Af: Kwijtscheldingen 0 0
Eindbalans 84.701 98.403

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflos singsschema’s zal het saldo per 31 december 2021 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2023 22.254 2.671 24.925
2024 4.245 1.349 5.594
2025 3.746 1.190 4.936
2026 3.561 1.231 4.792
2027 3.292 1.240 4.532
Na 2027 26.317 13.605 39.922
Totaal 63.415 21.286 84.701
Openingsbalans 37.653 34.869
Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties) 3.254 2.784
Af: Ontvangsten van de NIO (garanties) 0 0
Af: Kwijtscheldingen 0 0
Af: Consolidaties 0 0
Eindbalans 40.907 37.653
TCX Currency Exchange Fund 59.266 59.211
IFC-GAFSP 82.379 81.894
AEF Fund 161.280 144.918
Lening PIDG 118.375 105.908
DTIF 44.231 36.731
AFAWA Guarantee Program 34.000 33.800
DFCD 82.000 47.000
Care Pay 24.500 14.700
AGRI3 Fund 15.598 8.535
Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO) 11.005 10.133
Buiteninvordering gestelde vorderingen 251 1.250
Overige 85.065 71.337
Totaal 717.950 615.417

Extracomptabele vorderingen waarop in 2021 belangrijke wijzigingen hebben plaats gevonden, worden toegelicht.

De vordering op het Access to Energy Fund (AEF Fund) is in 2006 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om armoede te verminderen door de toegang tot energiediensten te verbeteren. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het AEF Fund per 31 december 2021 is vastgesteld op EUR 183,286 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2021 bedroegen EUR 161,280 miljoen.

De vordering op IFC-GAFSP is in 2012 op basis van een arrangement verstrekt aan International Finance Corporation (IFC) en het Private Sector Window ten bate van investment activities is voor 100% revolveerbaar. Het programma heeft als doel het verbeteren van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, door het bevorderen van de toegang tot financiële diensten voor boeren, producentenorganisaties en het MKB. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2021 bedroegen USD 96,9 miljoen.

Voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een lening verstrekt voor het realiseren van infrastructurele projecten in lage inkomenslanden en fragiele staten. In 2021 is een extra lening verstrekt van USD 14 miljoen. 

De vordering op het Dutch Fund for Climate Development (DFCD) is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma vloeit voort uit de opdracht zoals gedefinieerd in het regeerakkoord en heeft als doel om klimaatrelevante projecten in ontwikkelingslanden te financieren ten behoeve van een klimaatbestendige economische groei. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het DFCD per 31 december 2021 is vastgesteld op EUR 71,878 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2021 bedroegen EUR 82 miljoen.

De vordering op Care Pay is in de vorm van een subsidie verstrekt aan Health Insurance Fund. De bijdrage aan HIF wordt besteed aan het verstrekken van een converteerbare lening aan Care Pay International, waarbij de verwachting is dat deze op korte termijn wordt omgezet in aandelen. De waarde van de aandelen komt ten goede aan de subsidieverstrekker. Care Pay is een online betaalplatform voor de zorgsector, waarbij de patiënt, de zorgverlener en de verzekeraar aan elkaar worden verbonden. Met behulp van Care Pay ontstaat er transparantie in de ‘zorgketen’ en wordt duurzame financiering van de zorgsector mogelijk gemaakt. In 2021 is een subsidiebedrag overgemaakt van EUR 9,8 miljoen. Hiermee is een totale subsidie verstrekt van EUR 24,5 miljoen.

De vordering op het AGRI3 Fund is in 2020 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij Stichting Title Holder AGRI3 en betreft een revolverend fonds. Het programma heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatie landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2021 bedroegen USD 18,35 miljoen.

12 Voorschotten

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Voorschotten 3.428.619 3.316.853
Voorschotten RVO 336.275 311.680
Totaal 3.764.894 3.628.533
Verstrekt in 2011 en ouder 30.913 31.051
Verstrekt in 2012 17.516 23.545
Verstrekt in 2013 25.179 30.007
Verstrekt in 2014 18.321 22.497
Verstrekt in 2015 27.611 35.048
Verstrekt in 2016 21.666 144.577
Verstrekt in 2017 155.359 154.040
Verstrekt in 2018 187.787 463.599
Verstrekt in 2019 534.404 1.176.807
Verstrekt in 2020 1.062.912 1.547.362
Verstrekt in 2021 1.683.226 0
Totaal 3.764.894 3.628.533
Openingsbalans 3.316.853 3.307.456
Bij: Verstrekte voorschotten 1.675.332 1.640.554
Af: Verantwoorde voorschotten 1.572.243 1.566.419
Bij/Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate 8.677 64.738
Eindbalans 3.428.619 3.316.853

13 Garantieverplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd:

Asian Development Bank (AsDB) 1.251.588 1.241.244
Inter-American Development Bank (IADB) 276.794 275.166
African Development Bank (AfDB) 1.454.807 1.442.784
Fonds Opkomende Markten (FOM) 6.681 13.196
Dutch Good Growth Fund (DGGF) 142.930 124.301
Dutch Trade Investment Fund (DTIF) 15.948 18.894
Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) 43.357 52.354
NIO 91.137 104.574
Totaal 3.283.242 3.272.513

De garantieverplichtingen die uitstaan bij de regionale ontwikkelingsbanken Asian Development Bank (AsDB), Inter-American Development Bank (IADB) en de African Development Bank (AfDB), betreffen het niet volgestorte aandelenkapitaal. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De waardetoename in EUR bij de AfDB, de AsDB en de IADB wordt veroorzaakt door koersontwikkelingen (valuta SDR resp. USD).

De garantieverplichting in het kader van het Fonds Opkomende Markten (FOM) betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. De openstaande garanties zijn gedaald van EUR 13,196 miljoen naar EUR 6,681 miljoen, omdat in 2016 is besloten om het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft betrekking op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 18,629 miljoen naar EUR 142,930 miljoen komt met name door een toename van afgegeven garanties door Atradius DSB. De stijging betreft zowel polissen voor garanties als wisselfinancieringen.

Fondsbeheerder PwC/TJ is in 2019 in de gelegenheid gesteld om voor maximaal EUR 100 miljoen boven het beschikbare investeringsbudget aan contracten/committeringen aan te gaan met intermediaire fondsen in de vorm van een garantie van BHOS. Door een verhoging van het investeringsbudget is in 2021 het totaal aan aangegane committeringen binnen de verstrekte opdracht gebleven. De garantieverplichting is per ultimo 2021 bijgesteld naar EUR 0,0.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De daling van EUR 2,946 miljoen naar EUR 15,948 miljoen komt met name door verstrekte wisselfinanciering door Atradius DSB.

De garantieverplichting in het kader van het Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) heeft betrekking op investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. In 2019 is door Atradius DSB een garantie afgegeven van EUR 49,293 miljoen. Deze garantie is in 2021 geherwaardeerd tot een bedrag van EUR 43,357 miljoen.

Voor deze laatste vier regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

14 Andere verplichtingen

Openingsbalans 7.672.359 6.802.707
Bij: Aangegane verplichtingen 2.478.733 4.036.634
Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 3.152.371 3.166.982
Eindbalans 6.998.721 7.672.359

Af te dragen vennootschapsbelasting

Op basis van de oordelen van de Belastingdienst en de door het ministerie ingenomen standpunten is in 2021 de aangifte vennootschapsbelasting over 2019 ingediend. Wederom is zoals in eerdere jaren sprake van een verrekenbaar verlies met de Belastingdienst. De aangiften over 2017 t/m 2019 zijn definitief vastgesteld door de Belastingdienst zodat de betaalde vennootschapsbelasting over 2016 kan worden verrekend. Voor 2020 en 2021 is begroot dat de fiscale winsten lager liggen dan de verrekenbare verliezen. Per saldo is er meer betaald aan de Belastingdienst dan de belastingschuld bedraagt over de periode 2016 t/m 2021. Om deze reden is geen saldo als af te dragen vennootschapsbelasting opgenomen in de saldibalans bij BHOS.

15 Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen. Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantieverplichtingen is opgenomen.

De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2021. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Asian Development Bank 65.884 65.340 1,113
African Development Bank 63.238 56.290 0,871
Inter-American Development Bank 12.438 12.365 0,200
Inter-American Investment Corporation 9.713 9.403 0,690
Instex Deelneming 419 419 4,210
Totaal 151.692 143.817

De waarde van de deelneming in de African Development Bank (AfDB) is in 2021 met een bedrag van EUR 6,4 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting in valuta SDR, en als gevolg van koerswijziging toegenomen met EUR 0,5 miljoen.

De waarde van de deelneming in de Inter-American Investment Corporation (IIC) is in 2021 met een bedrag van EUR 0,252 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaaluitbreiding (vanuit reserve IDB, in valuta USD) en met een bedrag van EUR 0,057 miljoen toegenomen als gevolg van koerswijziging,

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (AsDB) en de Inter-American Development Bank (IDB) is toegenomen als gevolg van koerswijziging.

Nederland zet zich samen met Europese bondgenoten in voor behoud van Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) ten aanzien van Iran. Onder andere door begin 2020 formeel toe te treden als aandeelhouder van INSTEX. Doel van de Nederlandse deelname aan dit special purpose vehicle is om bij te dragen aan het faciliteren van het betalingsverkeer tussen Europese en Iraanse bedrijven. Nederland heeft in 2020 voor een bedrag van EUR 0,419 miljoen aan aandelenkapitaal gekocht van INSTEX.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2021 EUR 5,3 miljoen.

Partnerschap «Prospects»

In 2019 startte Nederland met een nieuwe aanpak voor vluchtelingenopvang lastens art 4.2 van de BHOS-begroting: het partnerschap «Prospects». Het partnerschap wil de opvang en bescherming van vluchtelingen in en rondom conflictgebieden verbeteren en bestaat uit het Ministerie van Buitenlandse Zaken, International Finance Corporation (IFC), International Labour Organisation (ILO), United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), United Nations Children’s Fund (UNICEF) en Wereldbank. Onder dit partnerschap is aan de partners via een opportunity fund een bedrag van circa USD 90 miljoen in het vooruitzicht gesteld voor de periode 2019–2023 voor mogelijke nieuwe projecten. Per 31 december 2021 is hiervan circa USD 28,9 miljoen nog niet aangesproken.

D. Bijlagen

Bijlage 1: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Beleidsartikel 1 Beleidsdoorlichting 20221 Beleidsdoorlichting BHOS art. 1
Beleidsdoelstelling 1.1. Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO2 Beleidsevaluatie 2019 Evaluatie IMVO-beleid inclusief sectorconvenanten 1.1
Beleidsevaluatie 2019 NCP OESO richtlijnen multinationals 1.1
Beleidsevaluatie 2020 Evaluation of the Dutch RBC Agreements 2014-2020 1.1
Beleidsevaluatie 2021 Samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied 1.1
Effectenonderzoek 2021 Evaluatie hulp, handel en investeringsbeleid in drie partnerlanden: Bangladesh, Ethiopië en Kenia 1.1
Beleidsevaluatie 20223 Evaluatie Nederlands handels- en investeringsbeleid inclusief effecten van EPA’s 1.1
Beleidsevaluatie 20224 Evaluatie BHOS-beleid gericht op bijdragen van Nederlandse bedrijven aan duurzame ontwikkeling (PiO) 1.1, 1.3
Beleidsdoelstelling 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie2 Effectenonderzoek 2019 Effectenonderzoek Economische diplomatie 1.2
Beleidsevaluatie 2019 Smalle marges van economische diplomatie

1.2
Beleidsevaluatie 2020 Evaluatie van de NFIA 2010-2018 1.2
Beleidsdoelstelling 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden2 Effectenonderzoek 2018 Evaluatie FMO Access to Energy Fund 1.3
Effectenonderzoek 2018 Strategic Evaluative Review of the Energising Development Partnership Programme 1.3
Effectenonderzoek 2019 External Evaluation 2SCALE, 2012-2017 1.3
Effectenonderzoek 2019 CBI 1.3
Effectenonderzoek 2020 ORIO 1.3
Effectenonderzoek 2020 Develop2Build (D2B) 1.3
Effectenonderzoek 2020 Final Evaluation Transition Facility 1.3
Effectenonderzoek 2020 Evaluation Agriterra Farmers Common Sense in Business Programme 2016-2020 1.3
Effectenonderzoek 2020 Dutch Good Growth Fund (DGGF) 1.3
Effectenonderzoek 2020 FMO MASSIF en Capacity Development 1.3
Effectenonderzoek 2021 Trademark East Africa 1.3
Effectenonderzoek 2021 FMO 1.3
Effectenonderzoek 2021 PPP Rabo Partnerships 1.3
Effectenonderzoek 2021 PUM 2017-2020 1.3
Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden Alle sub-thema’s Periodieke rapportage 2023 Periodieke rapportage van het Nederlands klimaatbeleid tbv ontwikkelings­landen op basis van onderliggende studies BHOS art. 2 plus deel EZK
Klimaatfinanciering Beleidsevaluatie 2021 Evaluatie klimaatfinanciering 2016-2029 BHOS art. 2
Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden5

Alle sub-thema’s Periodieke rapportage 2023 Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies Breed NL beleid, effecten op BHOS art 2
Interne coherentie NL en EU beleid Literatuurstudie 20226 Literatuurstudie mogelijkheden tot coherentie in (NL, EU) beleid voor de doelstellingen van BHOS art. 2 Breed NL beleid, effecten op BHOS art 2
Inventarisatie lange termijn strategieën Literatuurstudie 20226 Deskstudie van strategieën in case studie landen BHOS art. 2 + internationaal klimaatbeleid
Sociale vooruitgang Alle sub-thema’s van het thema Sociale Vooruitgang Periodieke rapportage Sociale vooruitgang 20257 Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 op basis van onderliggende studies 3.1, 3.2, 3.3, 3.4
Seksuele reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS SRGR strategische partnerschappen 2016-2020 20218 Onderzoek naar de resultaten die bereikt zijn via de strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties op het gebied van SRGR 3.1 en 3.3
Effectenonderzoek 2020 Regionaal HIV/AIDS en SRGR programma Zuidelijk Afrika 3.1
Effectenonderzoek 2021 Evaluatie Nederlandse steun PRODESS III, Mali 3.1
Effectenonderzoek 2021 Eindevaluatie SRGR programma Debbo Alafia I, Mali 3.1
Effectenonderzoek 2021 Fonds Product Development Partnerships 3.2
Vrouwenrechten en gendergelijkheid Effectenonderzoek 20229 Eindevaluatie van het FLOW programma 3.2
Effectenonderzoek 20229 NAP 1325 3.2
Effectenonderzoek 20229 Regionaal vrouwenfonds ‘Leading from the South’ 3.2
Literatuurstudie mainstreaming gender-beleid 2021 Mainstreaming genderbeleid 3.2
Maatschappelijk middenveld Effectenonderzoek 2019 Strategische partnerschappen als instrument 3.3
Synthese­onderzoek eindevaluaties partners strategische partnerschappen 20228 Onderzoek naar de resultaten die bereikt zijn via het instrument «strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties» 3.3 en 3.1
Vrede, veiligheid en
duurzame
ontwikkeling

Alle sub-thema’s Periodieke rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 202310 Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 4 op basis van onderliggende studies 4.1, 4.2, 4.3
Humanitaire hulp Literatuurstudie 2021 Gevolgen van lokalisering op humanitaire hulp 4.1, 4.3
Migratie en ontwikkeling Effectenonderzoek 202211 Opvang in de regio / RDPP 4.2
Syntheseonderzoek 202212 Syntheseonderzoek Adressing Root Causes / grondoorzaken migratie 4.2
Veiligheid en rechtsorde Effectenonderzoek 2019 Wederopbouwfonds en SPCC 4.3
Effectenonderzoek 2019 Projecten ondernemers diaspora 4.3
Effectenonderzoek 2021 Global Halo Trust Mine Action Projects with Multiple Spheres of Change 4.3
Effectenonderzoek 2021 Evaluation of DCA Humanitarian Mine Action & Cluster Munition 2016-2020 Programme 4.3
Effectenonderzoek 2021 NIMD 4.3
Beleidsevaluatie 202212 Evaluatie Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele context (met BZ art 2.5) 4.3, BZ 2.5
  1. De beleidsdoorlichting voor het begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen is weliswaar in 2021 inhoudelijk afgerond, maar kon in het kalenderjaar 2021 niet meer aan de Tweede Kamer worden aangeboden vanwege de te doorlopen procedure. Naar verwachting zal het rapport in het eerste kwartaal van 2022 worden aangeboden aan de Kamer. Zie ook Kamerbrief 34124-23.
  2. Voor het begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen zijn geen subthema's geïdentificeerd, maar is de indeling van beleidsdoelstellingen aangehouden.
  3. De evaluatie van het Nederlands handels- en investeringsbeleid inclusief effecten van EPA’s is inhoudelijk afgerond en wordt in het eerste kwartaal 2022 openbaar gemaakt.
  4. De evaluatie van het BHOS-beleid gericht op bijdragen van Nederlandse bedrijven aan duurzame ontwikkeling (PiO) is inhoudelijk afgerond en wordt in het eerste kwartaal 2022 openbaar gemaakt.
  5. Het beleidsthema «Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden» is in de SEA opgenomen in 2022.
  6. Door een vertraging bij het aanbestedingsproces zal deze studie in 2022 Q1 worden afgerond i.p.v. 2021 Q4.
  7. De Periodieke rapportage voor het thema Sociale ontwikkeling is uitgesteld tot 2025. Belangrijke synthese onderzoeken voor de respectievelijke sub-thema's zullen zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld worden, zodat de Kamer adequaat geinformeerd is over de voortgang van de beleidsuitvoering. Zie Kamerbrief 35925-XVII-8.
  8. Uit efficientie overwegingen wordt het onderzoek naar de resultaten die bereikt zijn via het instrument «Strategische partnerschappen voor SRGR» gecombineerd met de synthesestudie van de evaluaties van Strategische Partnerschappen met maatschappelijke organisaties. Dit onderzoek zal medio 2022 beschikbaar komen.
  9. Deze evaluatie wordt in het eerste kwartaal 2022 afgerond en openbaar gemaakt.
  10. De Periodieke rapportage voor het thema Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling is bij de aanpassing van de SEA in begroting 2022 uitgesteld tot 2023.
  11. De evaluatie van RDPP is eind 2021 afgerond en wordt in 2022 openbaar gemaakt.
  12. Afronding van dit onderzoek is in de Strategische Evaluatie Agenda bij de begroting 2022 verschoven naar 2022.

Toelichting

Dit overzicht geeft de voortgang van de Strategische Evaluatie Agenda weer, zoals die is gepresenteerd in de tabel Strategische Evaluatie Agenda en de Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda van de begroting van 2021.

De begroting van 2021 bevat de eerste Strategische Evaluatie Agenda (SEA) voor de begroting BHOS. De precieze vorm voor de SEA was bij het opstellen nog niet uitontwikkeld en lag nog niet vast. Dit gold Rijksbreed. In de loop van 2021 heeft de SEA voor BHOS verder vorm gekregen en is doorontwikkeld. De onderzoeksprogrammering is daarop aangepast. Dat heeft geresulteerd in een verder uitgewerkte SEA die is opgenomen in de begroting van 2022. In dit jaarverslag is voor een opzet gekozen die aansluit bij de beleidsthema's die zijn opgenomen in de SEA bij de begroting van 2022.

Bijlage 2: Sanctiebeleid en malversaties

Malversaties

In 2021 zijn er 111 vermoedens van malversatie met betrekking tot ODA-gelden gemeld bij het Expertisecentrum Malversaties (ECM). Dit is een significante stijging ten opzichte van 2020 (74 meldingen). Enerzijds kan deze stijging verklaard worden door een wijziging in de registratiemethodiek. Waar eerder in clusters werd geregistreerd, worden gezamenlijk gemelde vermoedens binnen één programma van dezelfde organisatie nu onder aparte nummers geregistreerd. Deze aanpassing is gedaan om individuele zaken beter te kunnen volgen. Anderzijds is er meer zicht op (potentiële) fraude en corruptie door een versterkte inzet op detectie vanuit ECM, de beleidsdirecties en de posten.

Inzet op preventie van malversaties rond activiteiten gefinancierd door het ministerie stond ook in 2021 centraal. Zo is de kwaliteit van de risicoparagraaf (die wordt opgesteld bij het financieren van een nieuwe activiteit) verbeterd en zijn er risicomanagers aangesteld om dit blijvend te monitoren en ondersteunen. Daarnaast geeft het ECM workshops en trainingen ten behoeve van het vergroten van het fraudebewustzijn binnen de organisatie en voert het, samen met de verantwoordelijke beleidsdirecties en posten, gesprekken met betrokken contractpartners over geleerde lessen naar aanleiding van malversatiezaken.

2021 38 21 52
2020 36 15 23
2019 46 21 7
2018 38 26 4
2017 14 11 1
2021 € 0,50 mln € 3,70 mld 0,01%
2020 € 0,89 mln € 3,68 mld 0,02%
2019 € 4,83 mln € 3,55 mld 0,14%
2018 € 15,70 mln € 3,57 mld 0,44%
2017 € 2,39 mln € 3,33 mld 0,07%
Gemiddelde over 2017-2019**: 0,22%
* De financiële impact is berekend op basis van het Nederlands aandeel van een bewezen malversatie, waarbij dit aandeel is toegekend aan het jaar waarin de malversatie is geregistreerd. (Toekomstige) succesvolle terugvorderingen en verrekeningen zijn niet meegenomen in de berekening.
** Aangezien er nog een significant aantal meldingen uit 2020 en 2021 in onderzoek is, zijn deze jaren niet meegenomen in de berekening van het gemiddelde.
REF: 17-25
Land Turkije
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens een accountantscontrole kwamen tekortkomingen aan het licht bij een lokale uitvoeringspartner aangaande de projectimplementatie.
Omvang EUR 29.500
Nederlands aandeel EUR 3.000
Actie Het programma is beëindigd en de internationale organisatie probeert het gemalverseerde bedrag terug te vorderen bij de lokale uitvoeringspartner.
REF: 18-41
Land Jemen
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens een accountantscontrole kwamen tekortkomingen aan het licht bij een lokale uitvoeringspartner aangaande de projectimplementatie.
Omvang EUR 3.659
Nederlands aandeel EUR 165
Actie Het programma is beëindigd en de internationale organisatie probeert het gemalverseerde bedrag terug te vorderen bij de lokale uitvoeringspartner.
REF: 18-47
Land Turkije en Syrië
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van een accountantscontrole heeft de internationale organisatie onderzoek laten verrichten naar twee lokale uitvoeringspartners. Dit onderzoek heeft onregelmatigheden vastgesteld in het financieel beheer bij beide uitvoeringspartners.
Omvang EUR 242.999
Nederlands aandeel EUR 29.160
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartners: de contractrelaties zijn beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partners verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 18-48
Land Irak
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij een reguliere controle door de internationale organisatie, ontstonden twijfels over de implementatie van de activiteit door een lokale uitvoeringspartner. Naar aanleiding hiervan heeft de contractpartner een forensisch accountantsonderzoek laten uitvoeren en hierbij werd fraude vastgesteld.
Omvang EUR 240.844
Nederlands aandeel EUR 87.908
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 18-54
Land Jemen
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens reguliere controlewerkzaamheden bij een lokale uitvoeringspartner is een deel van de verantwoorde uitgaven als onrechtmatig aangemerkt.
Omvang EUR 37.400
Nederlands aandeel EUR 3.250
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 18-55
Land Botswana, Rwanda, Pakistan
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van diverse klokkenluidersmeldingingen heeft de internationale organisatie onderzoeken laten uitvoeren bij diverse lokale uitvoeringspartners. Bij de forensische accountantsonderzoeken zijn verschillende onregelmatigheden vastgesteld.
Omvang EUR 29.490
Nederlands aandeel EUR 29.490
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartners: de contractrelaties zijn beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partners verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 18-57
Land Somalië
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De internationale organisatie heeft op basis van ontvangen accountantsonderzoeken van de uitvoerende partner een aanvullend onderzoek laten uitvoeren. De accountant kreeg geen inzicht in de uitgaven van de uitvoerende partner en heeft zodoende geen rechtmatige uitgaven kunnen vaststellen.
Omvang EUR 97.468
Nederlands aandeel EUR 9.065
Actie De uitvoerende organisatie komt niet meer in aanmerking voor nieuwe financieringen bij de internationale organisatie en de lopende programma’s zijn voortijdig beëindigd. De internationale organisatie heeft een vordering uitstaan bij de uitvoerende organisatie.
REF: 19-06
Land Zuid-Soedan
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld in de uitvoering van de activiteit, alsmede in het financieel beheer. Het bestuur van de organisatie is hier betrokken bij geweest.
Omvang EUR 2.216.044
Nederlands aandeel EUR 2.216.044
Actie Er is actief opgetreden om het terugvorderen van de middelen mogelijk te maken, mede door het doen van aangifte tegen de betrokkenen. Pogingen tot terugvordering zijn echter onsuccesvol geweest. Mogelijk wordt het verzoek gedaan om het bedrag buiten invordering te stellen. Tevens zijn lessen getrokken met betrekking tot het voorkomen van dergelijke fraudegevallen en zijn interne controlemechanismen verder aangescherpt.
REF: 19-16
Land Oeganda
Organisatie Overige
Ontdekt Tijdens een accountantsonderzoek ontstonden vermoedens van malversatie bij zeventien lokale uitvoeringspartners. Deze vermoedens werden bevestigd middels een forensisch accountantsonderzoek.
Omvang EUR 408.304
Nederlands aandeel EUR 22.457
Actie De contractpartner heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartners: de contractrelaties zijn beëindigd en de contractpartij heeft de lokale partners verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 19-63
Land Senegal
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een financieel medewerker van een lokale uitvoeringspartner is slachtoffer geworden van internet phishing, waardoor een projectbetaling naar het verkeerde rekeningnummer is overgemaakt.
Omvang EUR 406.826
Nederlands aandeel EUR 6.147
Actie De contractpartner tracht het gemalverseerde bedrag teruggevorderd te krijgen en heeft daarnaast een actieplan opgesteld om controles in het IT-systeem te verbeteren om correcte betalingen te garanderen.
REF: 20-15
Land Jordanië
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van meldingen van klokkenluiders heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren bij een lokale uitvoeringspartner. Dit onderzoek bevestigde dat een hooggeplaatste werknemer van de lokale organisatie heeft gefraudeerd.
Omvang EUR 38.837
Nederlands aandeel EUR 38.837
Actie De contractpartner heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de betreffende werknemer is ontslagen en de contractpartij heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 20-25
Land Ivoorkust
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij een reguliere accountantscontrole werd fraude bij een lokale uitvoeringspartner geconstateerd.
Omvang EUR 383
Nederlands aandeel EUR 383
Actie De contractpartner heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de betreffende werknemer is niet langer werkzaam voor de uitvoeringspartner en het gemalverseerde bedrag wordt als onregelmatig aangemerkt.
REF: 20-34
Land Oeganda
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een klokkenluider maakte melding van mogelijk favoritisme rond een aanbesteding bij een lokale afdeling van de internationale organisatie. Uit het onderzoek dat de internationale organisatie instelde bleek dat een lokale aannemer ten onrechte was gecontracteerd. Aanbestedingsfraude kon echter niet vastgesteld worden.
Omvang EUR 0
Nederlands aandeel EUR 0
Actie De contractpartner heeft de aanbestedingsprocedure, alsmede het toezicht hierop, aangescherpt.
REF: 20-40
Land Kenia, Zimbabwe
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens controlewerkzaamheden door de internationale organisatie zijn bij twee implementerende lokale uitvoeringspartners afwijkingen in de contractverplichtingen vastgesteld.
Omvang EUR 19.754
Nederlands aandeel EUR 19.754
Actie De contractpartner heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartners: de contractrelaties zijn beëindigd en de contractpartij heeft de lokale partners verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 20-41
Land Tanzania
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider heeft de internationale organisatie een forensisch accountantsonderzoek laten uitvoeren bij een lokale uitvoeringspartners. Het onderzoek bevestigt dat sprake is geweest van fraude.
Omvang EUR 7.881
Nederlands aandeel EUR 7.881
Actie De contractpartner heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner en heeft verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 20-44
Land Nederland
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens een reguliere controle is vastgesteld dat geld niet rechtmatig besteed is.
Omvang EUR 229.316
Nederlands aandeel EUR 85.077
Actie De organisatie is failliet verklaard. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich tezamen met andere donoren in om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen.
REF: 20-45
Land Peru
Organisatie Lokale organisatie
Ontdekt Tijdens een reguliere accountantscontrole is vastgesteld dat geld niet rechtmatig besteed is bij een lokale uitvoeringspartner.
Omvang EUR 8.796
Nederlands aandeel EUR 8.796
Actie De contractpartner heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: er is aangifte gedaan tegen de frauderende medewerker van de uitvoeringspartner en de contractpartner heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 20-55
Land Nigeria
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van een klokkenluidersmelding heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren bij een lokale uitvoeringspartner. Het onderzoek concludeert dat sprake was van witwaspraktijken bij de lokale organisatie.
Omvang EUR 60.619
Nederlands aandeel EUR 17.579
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 20-62
Land Jordanië
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De contractpartner in kwestie heeft een accountantsonderzoek laten uitvoeren bij een lokale tak van een internationale uitvoerder naar aanleiding van een melding van mogelijke onregelmatigheden. De accountantscontrole toonde dat vervoerskosten zijn gedeclareerd buiten de contractperiode, alsmede dat er kosten zijn gedeclareerd die niet onder projectkosten vielen. Dit heeft kunnen gebeuren binnen een context van gebrekkige interne controles en financiële administratie bij de lokale tak van de internationale uitvoerder.
Omvang EUR 28.662
Nederlands aandeel EUR 28.662
Acties De niet-declarabele kosten, á EUR 28.662, zijn door de contractpartij verrekend met een nog openstaande slotbetaling. Het contract tussen de contractpartij en de uitvoerder was al eerder verlopen, laatstgenoemde is zodoende niet langer betrokken bij de uitvoer van de activiteit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de lokale tak van de internationale uitvoerder uitgesloten van nieuwe committeringen tot de aanbevelingen uit het accountantsonderzoek adequaat zijn opgevolgd.
REF: 20-72
Land Zuid-Soedan
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Medewerkers van een uitvoerende partnerorganisatie hebben prijsafspraken gemaakt over de aankoop van medische goederen en voor het vervoer van goederen.
Omvang EUR 1.271
Nederlands aandeel EUR 1.271
Actie Contracten van betrokken medewerkers zijn niet verlengd of medewerkers zijn ontslagen. Overige medewerkers van de organisatie zullen een training krijgen en de aankoopprocedures worden geëvalueerd. Het gemalverseerde bedrag is buiten de subsidie gelaten.
REF: 20-74
Land Tanzania
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De contractpartner ontving onvoldoende documentatie ter verantwoording van de uitgaven van een uitvoerende organisatie. Naar aanleiding hiervan is een onderzoek ingesteld. Het onderzoeksrapport toont dat de uitvoerende organisatie misbruik heeft gemaakt van de ontvangen fondsen (e.g. geld is naar een niet-bestaande organisatie overgemaakt).
Omvang EUR 84.712
Nederlands aandeel EUR 84.712
Actie Het partnerschap en de financiële relatie met de uitvoeringsorganisatie is stopgezet. De contractpartner heeft de uitvoeringsorganisatie verzocht het gemalverseerde bedrag terug te betalen.
REF: 21-03
Land Bangladesh
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Tijdens een reguliere controle werd ontdekt dat door medewerkers van de contractpartij, buiten contractvoorwaarden om, geld werd gevraagd van lokale inwoners.
Omvang EUR 715
Nederlands aandeel EUR 715
Actie De contracten van de medewerkers zijn beëindigd, de financiële impact is door de organisatie uit eigen middelen gedekt.
REF: 21-04
Land Zwitserland
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van een klokkenluidermelding over fraude en corruptie bij een internationale organisatie heeft een onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek toont dat sprake is geweest van aanbestedingsfraude á EUR 24.852. Daarnaast is het onderzoek zelf actief tegengewerkt door een aantal betrokkenen.
Omvang EUR 24.852
Nederlands aandeel EUR 24.852
Actie De internationale organisatie heeft disciplinaire acties ondernomen tegen de betreffende personeelsleden. De interne procedures worden door de internationale organisatie aangescherpt om herhaling te voorkomen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt hier toezicht op.
REF: 21-06
Land Centraal Afrikaanse Republiek
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een opslagplaats van een uitvoerende organisatie is overvallen en hierbij zijn, onder andere, voertuigen gestolen.
Omvang EUR 10.380
Nederlands aandeel EUR 10.380
Actie De diefstal is gemeld bij de lokale politie en de organisatie heeft de autoriteiten om een formeel politieonderzoek verzocht. De lokale politie heeft een deel van de goederen kunnen traceren.
REF: 21-16
Land Burundi
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Na onderzoek bleken foutieve bonnen te zijn ingevoerd en werknemers te laag te zijn uitbetaald bij een lokale uitvoeringspartner.
Omvang EUR 1.164
Nederlands aandeel EUR 1.164
Actie De samenwerking met de lokale uitvoeringsorganisatie is door de contractpartner beëindigd. Het gefraudeerde bedrag zal buiten de verantwoording worden gehouden.
REF: 21-18
Land Nigeria
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van een waarschuwing over budgetoverschrijding en het feit dat de organisatie om extra fondsen vroeg, is er een onafhanklijk onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de ontdekking van meerdere niet-onderbouwde uitgaven van onderaannemers.
Omvang EUR 2.897.719
Nederlands aandeel EUR 35.352
Actie De samenwerking met de onderaannemer is beëindigd, betrokken personeel is ontslagen en de interne controles bij de contractpartner zijn versterkt.
REF: 21-19
Land Niger en Cambodja
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Binnen een groter programma, waarvan een internationale organisatie de penvoerder is, is sprake geweest van fraude en (financieel) mismanagement bij drie lokale uitvoerders. Het betreft hier, respectievelijk, geplande activiteiten die niet zijn uitgevoerd, een gebrek aan documentatie met betrekking tot bepaalde uitgaven, en het anders uitvoeren van activiteiten dan was afgesproken (e.g. met goedkopere materialen). Deze zaken zijn aan het licht gekomen door veldcontroles van de contractpartner.
Omvang EUR 45.000
Nederlands aandeel EUR 45.000
Actie Financiële controles en monitoringmechanismen zijn aangescherpt bij de internationale organisatie. De contracten met de lokale uitvoerders zijn opgezegd en deze komen niet in aanmerking voor vervolgfinanciering.
REF: 21-20
Land Pakistan
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Uit onderzoek is gebleken dat een uitvoerende partner in Pakistan in twee gevallen zich niet aan de geldende aanbestedingsregels heeft gehouden. Daarbij is ook gemeld dat de onderzochte partij suboptimale implementatie geleverd heeft.
Omvang EUR 2.158.169
Nederlands aandeel EUR 25.178
Actie De contractpartij tracht het gemalverseerde bedrag terug te vorderen bij de uitvoerende partner.
REF: 21-24
Land Ethiopië
Organisatie Lokale overheid
Ontdekt Na anonieme klachten over een directeur van een lokale uitvoeringsorganisatie is een een onderzoek gestart. Het onderzoek heeft nepotisme vastgesteld.
Omvang EUR 0
Nederlands aandeel EUR 0
Actie De betrokken directeur is ontslagen en de interne controles zijn aangescherpt.
REF: 21-29
Land Burundi
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een medewerker van de internationale organisatie meldde dat werknemers van het landenkantoor van de EUR 4,43 dagelijkse vergoeding slechts EUR 3,10 netto ontvingen doordat de lokale overheid de medewerkers EUR 1,33 vroeg als vergoeding voor vrijwilligers. Een onderzoek heeft dit bevestigd.
Omvang EUR 17.200
Nederlands aandeel EUR 14.328
Actie De project coördinator die de het ingehouden geld ontving van de medewerkers, is ontslagen en het systeem waarbij vrijwilligers een vergoeding ontvangen is verbeterd. De financiële impact is ingehouden op de laatste betaling.
REF: 21-31
Land Senegal
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De contractpartner ontving een brief van de lokale organisatie dat misbruik van fondsen heeft plaatsgevonden.
Omvang EUR 5.000
Nederlands aandeel EUR 700
Actie De lokale organisatie heeft de fraude bij de politie gemeld, waarop de betrokkene is gearresteerd. De organisatie tracht via een gerechtelijke procedure alle fondsen terug te halen.
REF: 21-35
Land Libanon
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Na een melding van mogelijke fraude bij een lokale uitvoeringsorganisatie, heeft de contractpartner een onderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat werknemersdocumenten en financiële rapportages vervalst waren ten behoeve van foutief gebruik van wisselkoersen.
Omvang EUR 54.111
Nederlands aandeel EUR 54.111
Actie De lokale uitvoerder is akkoord met het terugstorten van het gefraudeerde bedrag. De contractpartner voert verschillende controles uit om interne processen te verbeteren. De contractpartner ondersteunt hierbij.
REF: 21-37
Land Vietnam
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij een controle en daaropvolgend onderzoek is vastgesteld dat een externe consultant van een lokale uitvoeringspartner, in het kader van een infrastructuurproject, een aanbestedingsprocedure heeft beïnvloed, steekpenningen heeft gevraagd en mogelijke belangenverstrengeling niet heeft gemeld.
Omvang EUR 0
Nederlands aandeel EUR 0
Actie De betreffende persoon is door de contractpartner voor minimaal zes jaar uitgesloten van verdere opdrachten. Deze uitsluiting kan vervolgens pas worden opgeheven na te hebben voldaan aan, door de internationale organisatie, gespecificeerde nalevingsvereisten.
REF: 21-43
Land Kenia
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van vermoedens van malversatie bij een lokale uitvoeringsorganisatie, is een onderzoek ingesteld. Het onderzoek toonde verschillende onregelmatigheden.
Omvang EUR 3.300
Nederlands aandeel EUR 3.300
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: interne controles zijn aangescherpt en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 21-44
Land Tanzania
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Naar aanleiding van een extern onderzoek zijn zwaktes in het beheer naar voren gekomen bij een lokale uitvoeringspartner. Dit heeft tot een accountantsonderzoek geleid waarbij diverse onregelmatigheden zijn geconstateerd.
Omvang EUR 9.377
Nederlands aandeel EUR 9.377
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 21-46
Land Malawi
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De contractpartner ontving een melding van mogelijke verduistering van fondsen door de directeur van een lokale uitvoeringspartner. Onderzoek stelde uiteindelijk verscheidene misstanden vast als een gevolg van zwak bestuur.
Omvang EUR 68.019
Nederlands aandeel EUR 830
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: interne controles zijn aangescherpt, de betreffende directeur is niet langer werkzaam bij de uitvoeringspartner en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 21-48
Land Malawi, Zambia
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij twee lokale uitvoeringspartners zijn onregelmatigheden aangetroffen tijdens accountantscontroles.
Omvang EUR 7.975
Nederlands aandeel EUR 7.975
Actie De internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 21-52
Land Malawi
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een reguliere accountantscontrole bij een lokale uitvoeringspartner bracht diverse onregelmatigheden aan het licht.
Omvang EUR 7.795
Nederlands aandeel EUR 7.795
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen: interne controles zijn aangescherpt en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.
REF: 21-56
Land Kenia
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij een uitgavenverificatiebezoek van de contractpartner bij een lokale uitvoeringspartner kwamen diverse onregelmatigheden aan het licht.
Omvang EUR 17.080
Nederlands aandeel EUR 17.080
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner en heeft de contractrelatie beëindigd.
REF: 21-58
Land Afghanistan
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij een accountantscontrole van een lokale uitvoeringspartner kwamen verscheidene onregelmatigheden aan het licht.
Omvang EUR 18.759
Nederlands aandeel EUR 18.759
Actie Het project is op stopgezet en de contractpartner heeft de onrechtmatige uitgaven buiten de verantwoording gelaten.
REF: 21-59
Land Somalië
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een accountantscontrole bij een lokale uitvoeringspartner bracht verscheidene onregelmatigheden aan het licht.
Omvang EUR 10.257
Nederlands aandeel EUR 10.257
Actie De contractpartner heeft maatregelen genomen, waaronder het versterken van monitoringsactiviteiten en het inzetten van aanvullende expertise bij deze activiteit. De partner zal het onrechtmatige bedrag terugvorderen van de uitvoerende partner.
REF: 21-62
Land Zuid-Soedan
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Van de contractpartner zijn voedsel en zaden voor voedsel gestolen uit een warenhuis. De oorzaken zijn onrust in het gebied en de overname van het betreffende dorp door gewapende groepen.
Omvang EUR 64.873
Nederlands aandeel EUR 64.873
Actie De beveiliging wordt verbeterd en communicatie met lokale gemeenschapsleiders wordt versterkt.
REF: 21-66
Land Democratische Republiek Congo
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De directeur van een lokale uitvoeringspartner heeft binnen de implementatie van een activiteit om een financiële donaties van hulpbehoevenden gevraagd. Hiermee heeft hij misbruik gemaakt van zijn machtspositie.
Omvang EUR 42
Nederlands aandeel EUR 42
Actie De directeur heeft het geld terugbetaald en de organisatie zal de selectieprocessen van begunstigden evalueren en versterken.
REF: 21-69
Land Syrië
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een accountantscontrole bij een lokale uitvoeringspartner heeft verscheidene onregelmatigheden aan het licht gebracht.
Omvang EUR 209.157
Nederlands aandeel EUR 24.815
Actie De contractpartner spant zich in om het gefraudeerde bedrag terug te vorderen bij de lokale uitvoeringsorganisatie. Deze komt niet meer in aanmerking voor nieuwe allocaties vanuit de contractpartner. Ook zijn de lopende programma's met deze lokale uitvoeringsorganisatie beëindigd.
REF: 21-70
Land Oeganda
Organisatie Lokale organisatie
Ontdekt Fraude is aan het licht gekomen door het interne controlemechanisme van de lokale organisatie. Een medewerker heeft moedwillig een factuur met EUR 10 verhoogd.
Omvang EUR 10
Nederlands aandeel EUR 10
Actie De betreffende medewerker is ontslagen.
REF: 21-74
Land Oeganda
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Op basis van een klokkenluidermelding werd een onderzoek ingesteld bij een lokale uitvoeringspartner. Het onderzoek toonde dat er sprake is geweest van belangenvertrengeling tijdens een aanbesteding.
Omvang EUR 0
Nederlands aandeel EUR 0
Actie De contractorganisatie heeft een gedragscode en regels ter voorkoming van belangenverstrengeling met de lokale uitvoeringspartner opgesteld.
REF: 21-75
Land Tanzania
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De contractpartner ontving een melding van financieel wanbeheer bij een uitvoeringspartner.
Omvang EUR 0
Nederlands aandeel EUR 0
Actie De uitvoeringspartner staat onder verscherpt toezicht van de contractorganisatie en interne mechanismen worden verbeterd.
REF: 21-76
Land Kenia
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt De contractpartner ontving een melding dat een lokale uitvoeringspartner documenten had gefalsificeerd. Onderzoek wees uit dat de melding gegrond was.
Omvang EUR 0
Nederlands aandeel EUR 0
Actie De contractorganisatie heeft direct actie ondernomen ten aanzien van de uitvoeringspartner en zit in het proces van contractbeëindiging.
REF: 21-82
Land India
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Bij een reguliere controle van een lokale uitvoeringspartner zijn verscheidene onregelmatigheden geconstateerd.
Omvang EUR 100.000
Nederlands aandeel EUR 100.000
Actie De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en de interne controlemechanismen zijn aangescherpt. Ook is er melding gemaakt bij de Financial Intelligence Unit (FIU) voor verder onderzoek.
REF: 21-85
Land Mali
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een controlebezoek bij een lokale uitvoeringspartner constateerde verscheidene onregelmatigheden. Zo bleken eerder valse nota’s te zijn verstrekt bij verantwoordingsdocumenten. Meerdere medewerkers van de lokale organisatie bleken betrokken te zijn.
Omvang EUR 2.995
Nederlands aandeel EUR 2.995
Actie Er zijn disciplinaire maatregelen genomen. De contractpartner dekt de financiële impact uit eigen middelen.
REF: 21-104
Land Nepal
Organisatie Internationale organisatie
Ontdekt Een reguliere controle bij een lokale uitvoeringspartner toonde verscheidene, verdachte declaraties. Nader onderzoek wees uit dat de projectcoördinator van de lokale uitvoerder fictieve en te hoge declaraties had ingediend.
Omvang EUR 790
Nederlands aandeel EUR 790
Actie Het gefraudeerde bedrag is door de lokale uitvoeringspartner terugbetaald aan de contractorganisatie en het contract met de lokale uitvoerder is ontbonden.

Sancties

Het onderstaande overzicht biedt informatie over lopende sanctiemaatregelen omtrent bewezen malversaties aangaande ODA-gelden. Het ECM, in samenwerking met de directies en posten, monitort het sanctiebeleid.

Het sanctiebeleid is erop gericht om gemalverseerde bedragen terug te vorderen en, wanneer dit niet mogelijk is, andere passende maatregelen te treffen.

REF: 17-13
Land Mali
Organisatie Lokale organisatie
Vordering EUR 962.154
Stand van zaken De betrokkenen zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf en terugbetaling van het gemalverseerde bedrag. De ambassade in Bamako spant zich in om het bedrag middels beslaglegging terug te krijgen en blijft de zaak monitoren.
REF: 17-17
Land Benin
Organisatie Lokale organisatie
Vordering EUR 36.225
Stand van zaken De sanctie bij deze malversatie is vastgesteld op EUR 173.505, hiervan is EUR 137.280 reeds teruggevorderd. De Nederlandse ambassade in Benin blijft zich inspannen om het resterende deel (EUR 36.225) terug te vorderen.

Bijlage 3: Toelichting op de streefwaarden en indicatoren

Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, zoals neergelegd in de Beleidsnota «Investeren in Perspectief». Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.

In de verslagperiode werden 270.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is ongeveer 4,9% procent minder dan de 284.000 banen die tijdens de vorige verslagperiode zijn ondersteund, maar aanzienlijk meer dan de voor deze periode gestelde streefwaarde van 150.000 banen.

Door de vele lockdowns en langdurige effecten van de pandemie op lokale economieën hebben veel MKB-bedrijven te maken gehad met ernstige verstoringen in hun bedrijfsvoering en hun vermogen om banen te behouden. Daarnaast moesten veel uitvoerende partners noodgedwongen bedrijven op afstand ondersteunen in plaats van ter plaatse. Niet alle adviesaanvragen leenden zich daar echter voor, waardoor het aantal ondersteunde bedrijven en banen in sommige gevallen bijna halveerden7. Desondanks daalde het aantal netto ondersteunde banen in de afgelopen verslagperiode minder ver dan verwacht, dankzij een aantal programma’s die in deze periode juist meer banen ondersteunden dan beoogd, waaronder het Netherlands Trust Fund (NTF) Export Sector Competitiveness Programme (een samenwerking tussen het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden en het International Trade Centre8), en het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) dat verder groeide, met name in Azië.

Desalniettemin zal het aantal ondersteunde banen in de periode 2022-2025 naar verwachting verder dalen9. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de langetermijneffecten van de coronacrisis op het lokale ondernemingsklimaat in lage- en middeninkomenslanden. Ook de verdere verschuiving van investeringen naar de Sahel en de Hoorn van Afrika (fragiele en complexe regio’s waar economische ontwikkeling en banengroei aanzienlijk minder gemakkelijk tot stand komen) is van invloed.

Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD.

In de verslagperiode werden 16.600 bedrijfsplannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een toename van ongeveer 13 procent ten opzichte van de vorige verslagperiode, en ruim boven de oorspronkelijke streefwaarde van 10.000 plannen. Deze stijging is vooral te danken aan een aantal nieuw gestarte programma’s waaronder het private sector ontwikkelingsprogramma voor de MENA-regio. In opdracht van Nederland en in overleg met de betrokken posten, verleent de IFC technische assistentie en katalyseert het private kapitaal investeringen voor het lokaal MKB. Hiermee zijn in de verslagperiode 1.200 bedrijfsplannen ondersteund in onder meer Tunesië, Algerije, Jemen en de Palestijnse gebieden.

Ook de investeringen van het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) hebben geleid tot een verdere toename in aantal ondersteunde bedrijfsplannen, al was dit minder dan verwacht. Enerzijds bleven investeringen uit; anderzijds werden ondanks de coronacrisis toch grote investeringen gedaan waardoor de MKB-portfolio juist toenam en er meer bedrijfsplannen konden worden ondersteund.

Het tempo van de projectontwikkeling zal naar verwachting afnemen in de periode 2022-202510. Dit komt deels doordat in deze periode een aantal bedrijfsontwikkelingsprogramma’s aflopen. Nieuwe of vervolgprogramma’s zullen naast directe ondersteuning aan het MKB meer inzetten op verbeterde randvoorwaarden voor een gunstig MKB-klimaat. Daarnaast betekent de verschuiving van de inzet naar de Sahel en de Hoorn van Afrika dat er in landen met een meer complexe context gewerkt wordt. In die landen zal naar verwachting meer intensieve en langere termijn ondersteuning nodig zijn om haalbare plannen te ontwikkelen en werkgelegenheid te realiseren. Dit zal de korte termijn resultaten enigszins drukken.

Indicatoren voedselzekerheid: Inleiding

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw. Met de inzet op voedselzekerheid (‘Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet’, TK 33625 nr. 280) heeft het kabinet zich het volgende ten doel gesteld:

  1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen mensen (met name jonge kinderen) over de periode 2016-2030.
  2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016-2030.
  3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016-2030. 

Direct en indirect bereik

Onderstaande drie indicatoren geven een beeld van de voortgang op deze drie doelen in termen van bereik. Ze meten, respectievelijk, het globaal aantal mensen, de boeren, en de hectare land die bereikt zijn met activiteiten die Nederland ondersteunt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen direct en indirect bereik:

  1. Er is sprake van direct bereik als, op grond van de betreffende Theory of Change, verwacht mag worden dat een interventie op termijn leidt tot duurzame verandering (outcome), die meetbaar bijdraagt aan bovenstaande doelen van het voedselzekerheidsbeleid. Voorbeelden hierbij zijn gerichte ondersteuning van individuele boeren met training, uitgangsmateriaal, infrastructuur en markttoegang, met het oog op verdubbeling van hun productiviteit en inkomen.
  2. Wanneer er geen meetbare structurele verandering kan worden verwacht, spreken we van indirect bereik. Bijvoorbeeld: voorlichting aan grote groepen boeren via massamedia, waarbij een verdubbeling van productiviteit en inkomen per individuele boer niet wordt nagestreefd.
Indicator: Streefwaarde 2021 Direct bereik 2021 Direct/Indirect nog te bepalen Indirect bereik
Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel 20 mln 6,9 mln 10 mln 120 mln
Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen 10 mln 9,7 mln - 22 mln
Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik 1 mln 0,8 mln 3,9 mln 4,5 mln

Aanscherping methodologie indicatoren voedselzekerheid

In de rapportage over de drie indicatoren voor voedselzekerheid is er voor gekozen om de nadruk te leggen op direct bereik. Zodoende zullen de resultaten genoemd in dit jaarverslag aansluiten op de outcome resultaten die nu jaarlijks zullen worden gerapporteerd op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl. Daartoe zal de methodologie in 2022 verder worden ontwikkeld om een goed beeld te geven van de gerealiseerde, duurzame veranderingen en hun bijdrage aan de doelen van SDG 2 en het voedselzekerheidsbeleid.

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel

Dankzij de Nederlandse inzet werden 6,9 miljoen mensen direct bereikt met interventies gericht op het verbeteren van hun voeding in de rapportageperiode van dit jaarverslag. Het gaat hierbij om activiteiten die een duurzame verbetering beogen, zoals advies en voorlichting over een gezond dieet, het verschaffen van supplementaire voeding en diversificatie van diëten. Bovendien werden circa 10 miljoen ondervoede kinderen bereikt met (grotendeels preventieve) gezondheidsinterventies, zoals therapeutische voeding, extra doses vitaminen en ontwormingskuren. Alhoewel deze kinderen ook direct profiteren van de Nederlandse inzet, is het niet op voorhand vast te stellen of daarmee ook hun algehele voedselsituatie duurzaam verbetert. Daarnaast werden nog ruim 120 miljoen mensen indirect bereikt, via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor een betere voedselinname, bijvoorbeeld het op de markt brengen van verrijkte voedingsproducten of het verschaffen van voedingsinformatie via massamedia.

Als gevolg van de hierboven toegelichte keuze voor aanscherping en de nadruk op direct bereik zijn resultaten die een relatief klein deelaspect van de voedingssituatie verbeteren niet meer onder deze indicator meegenomen. Dit is onder meer het geval bij een deel van de resultaten van UNICEF en van de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN). Daardoor is de score dit jaar slechts 6,5 miljoen en is de hiermee de jaarlijkse streefwaarde van 20 miljoen niet gehaald. De einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen ondervoede mensen in 2030, is wel nog steeds haalbaar gezien deze tussenstand.

Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 9,7 miljoen kleinschalige voedselproducenten direct bereikt met activiteiten. Het ging hierbij om activiteiten om hun landbouwsystemen duurzaam te verbeteren met, onder meer, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten, land(gebruiks)rechten en (digitaal) agronomisch advies. Daarnaast konden meer dan 22 miljoen kleinschalige voedselproducenten indirect profiteren van de Nederlandse inzet, via activiteiten die bijdroegen aan de randvoorwaarden voor productiviteit en/of inkomen, zoals het verbeteren van marktwerking of het verschaffen van weersinformatie.

Dit is een daling ten opzichte van 2020 die ook een gevolg is van de bovengenoemde keuze voor direct bereik. Hierdoor kunnen een aantal resultaten niet meer onder deze indicator worden meegenomen zoals dat deels het geval is bij het International Fund for Agricultural Development (IFAD). De streefwaarde van jaarlijks 10 miljoen direct bereikte boeren is desalniettemin nagenoeg gerealiseerd. De einddoelstelling, een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen boeren in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 0,8 miljoen hectare landbouwgrond direct bereikt met duurzame praktijken. Dat omvat onder andere geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Bovendien ontvingen circa 1,5 miljoen kleinschalige voedselproducenten, via hun telefoons, agro-meteorologische informatie en adviezen waarmee ze het beheer van de bodem, water, gewassen en weiden konden verbeteren. De totale oppervlakte hiervan was 3,9 miljoen hectare land. De impact hiervan op de duurzaamheid van landgebruik is vooralsnog echter moeilijk vast te stellen. Daarnaast werd op 4,5 miljoen hectare indirect bijgedragen via activiteiten gericht op randvoorwaarden voor eco-efficiënt gebruik, bijvoorbeeld het voorkomen van plagen of het verschaffen van informatie over klimaatverandering en adaptatie.

Ook hier heeft de keuze voor direct bereik er toe geleid dat een aantal resultaten niet meer onder deze indicator kunnen worden meegenomen. Dat is het geval bij het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW) van het Netherlands Space Office (NSO). Daardoor is er sprake van een daling ten opzichte van 2020, maar is de streefwaarde van jaarlijks 1 miljoen direct bereikte hectaren wel nagenoeg gerealiseerd. Het behalen van de einddoelstelling, van 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, is alleen realiseerbaar bij verdere intensivering van de inzet.

Indicatoren drinkwater en sanitatie: Introductie

Toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is essentieel voor een gezond en menswaardig bestaan. Het draagt bij aan betere onderwijsparticipatie, vooral van meisjes, een verhoogde productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg. In de beleidsnota «Investeren in Perspectief», committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode tot 2030 van schoon drinkwater te voorzien en om 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.

2021 liet zien hoe belangrijk toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiene (WASH) was bij het beteugelen van de COVID-19 epidemie; daarom zal dit kabinet de inzet op WASH en het betrekken van de private sector bij de financiering van noodzakelijke investeringen, onverminderd voortzetten.

Indicator water (drinkwater): aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

In de verslagperiode kregen 3,8 miljoen mensen toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is voor het vierde jaar op rij meer dan de streefwaarde van 2,2 miljoen mensen. Met name zijn goede resultaten behaald in centrale programma’s, zoals met UNICEF (500.000), Aqua for All (1.000.000) en GWSP (Global Water Security and Sanitation Partnership) met de Wereldbank (900.000). Het bilaterale programma met de hoogste resultaten op drinkwater was Ghana (280.000). Voor drinkwater geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarde om in de periode tot 2030 30 miljoen mensen van schoon drinkwater te voorzien.

Indicator water (sanitatie): aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

In de verslagperiode kregen 4,9 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt, net als de drie voorgaande jaren, ver boven de streefwaarde van 3,8 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2018 kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen, in 2019 was dat 5,3 miljoen en in 2020 5,8 miljoen mensen. Dit resultaat is met name behaald in centraal gefinancierde programma’s waar Nederland aan bijdraagt zoals programma’s van UNICEF (500.000 mensen), Aqua for All (500.000 mensen), Finish Mondial (750.000 mensen) en vooral de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (2,6 miljoen mensen). Naast deze centrale programma’s is er ook, maar in beperktere mate, bijgedragen via de bilaterale programma’s in Ghana, Mozambique, en de Palestijnse Gebieden aan verbeterde sanitaire voorzieningen. Voor sanitatie geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarde om in de periode tot 2030 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.

Indicator water (waterbeheer): aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit schaden economische en sociale ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflict. Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte bovendien toe. Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen.

In de verslagperiode hebben 1,8 miljoen mensen in Afrika en Azië direct voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van 3 miljoen mensen per jaar (in 2020 werden 1,9 miljoen mensen bereikt, in 2019 werden 670.000 mensen bereikt en in 2018 2,4 miljoen). Vooral een groot programma met de Wereldbank (1,4 miljoen mensen) heeft in de verslagperiode bijgedragen aan dit resultaat, naast bilaterale programma’s in onder andere Bangladesh. Ten aanzien van bereikte aantallen mensen wordt opgemerkt dat het Ministerie een strakkere definitie voor deze indicator is gaan hanteren: mede naar aanleiding van de beleidsdoorlichting waterbeheer worden alleen nog mensen die direct door de maatregelen zijn bereikt in de resultaten meegeteld. Hierdoor ligt het aantal bereikte mensen lager dan verwacht.

Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

De wereld ligt niet op koers om het SDG 7 doel van universele toegang tot betaalbare, betrouwbare en duurzame energie in 2030 te halen. Wereldwijd hebben nog steeds 759 miljoen mensen geen toegang tot elektriciteit en koken 2,6 miljard mensen op een vervuilende manier, met grote gevolgen voor de volksgezondheid (de WHO schat dat dit jaarlijks tot 4 miljoen doden leidt, meer dan tbc, malaria en HIV/AIDS samen). De afgelopen jaren hebben een snelle groei laten zien van het aantal mensen dat toegang kreeg tot elektriciteit. De COVID-19 crisis bracht de sector echter een flink slag toe. Hoewel de sector zich redelijk lijkt te herstellen zijn de effecten op langere termijn nog onzeker. Zonder extra inspanningen zullen in 2030 nog altijd ongeveer 660 miljoen mensen geen elektriciteit en 2,4 miljard mensen, met name in sub Sahara Afrika, geen toegang tot schoon koken hebben.

In de UN High Level Dialogue on Energy is daarom een routekaart ontwikkeld voor versnelling van de energietransitie gericht op het SDG 7 doel in 2030 en netto-klimaatneutraal in 2050. Het Ministerie presenteerde met vijfentwintig Nederlandse partners het «NL Energy Compact» om de bredere Nederlandse bijdrage aan toegang tot elektriciteit en schoon koken voor de allerarmsten te benadrukken11.

Het kabinet werkt met het doel om in de periode 2015-2030 minstens 50 miljoen mensen in ontwikkelingslanden met hernieuwbare energie toegang te bieden tot elektriciteit en schoon koken. Het versnellen van de toegang tot hernieuwbare energie is een essentieel onderdeel van de energietransitie in lage- en middeninkomenslanden. Tegelijkertijd wordt hiermee een bijdrage geleverd aan klimaatslimme ontwikkelingspaden voor de armste landen: armoedebestrijding, verbeteren van welzijn, voorkomen van uitstoot (klimaatmitigatie), versterken van weerbaarheid (klimaatadaptatie) en economische kansen voor mensen, met specifieke aandacht voor vrouwen.

In de verslagperiode hebben 3,2 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie gekregen dankzij Nederlandse financiering. Daarmee heeft Nederland de streefwaarde voor 2021 (resultatenjaar 2020) ruimschoots gerealiseerd. De door FMO beheerde fondsen Access to Energy Fund en Building Prospects hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het behalen van de streefwaarde, met name met investeringen in decentrale zonne-energie (off-grid solar). Het cumulatief aantal bereikte mensen komt hiermee op 15,5 miljoen(boven het cumulatieve streefcijfer van 14,3 miljoen).

Om het groeipad richting de 50 miljoen-doelstelling vast te houden is de portefeuille versterkt met de lancering van de door RVO uitgevoerde regeling «SDG 7 Results» voor resultaatgerichte financiering van energietoegang. Uitvoeringspartners zullen bovendien extra inzetten op toegang tot schoon koken, onder andere via het Clean Cooking Fund van de Wereldbank en de integratie van een Afrika-biogascomponent binnen Energising Development (EnDev), een multidonor partnerschap gericht op energietoegang.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid

Gendergelijkheid is niet alleen een fundamenteel mensenrecht, maar ook een noodzakelijke basis voor een vreedzame, welvarende en duurzame wereld. Er is de afgelopen decennia vooruitgang geboekt op gender gelijkheid (SDG 5), maar vele uitdagingen blijven bestaan. De effecten van de COVID-19-pandemie kunnen de beperkte vooruitgang die is geboekt op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten ongedaan maken. De uitbraak van het coronavirus vergroot de bestaande ongelijkheden voor vrouwen en meisjes op alle gebieden van gezondheid en economie tot veiligheid en sociale bescherming. Tegelijkertijd vindt er een sterke internationale pushback tegen vrouwenrechten en gendergelijkheid plaats, zowel in VN als EU kader. Nederland staat pal voor vrouwenrechten en gender gelijkheid en zet zich samen met partners hiervoor in. In 2021 zijn in totaal 97 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gerealiseerd dankzij de programma’s die Nederland ondersteunde. Deze gefinancierde programma’s zijn gericht op vier thema’s: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Verbeteringen in de randvoorwaarden houden onder andere in dat overheidsbeleid en wetgeving zijn aangepast of aangenomen ter verbetering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ondersteunde maatschappelijke organisaties - waaronder vrouwenrechtenorganisaties en organisaties geleid door vrouwen en jongeren - dragen hieraan bij door middel van pleitbezorging en beïnvloeding. Dat gebeurt door het beïnvloeden van het debat en het opbouwen van bewegingen die erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en standpunten over bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes, beter functioneren van publieke instanties en politieke participatie van vrouwen. Een voorbeeld hiervan zijn de beleidsdialogen in Somalië die zijn georganiseerd tussen ministeries en 111 vrouwelijke leiders die als raadsleden zijn gekozen, waarbij onder andere de volgende onderwerpen aan bod zijn gekomen: genderongelijkheid in lokale overheden, transformationeel leiderschap, pleiten voor 30% vrouwenquota, gender-responsieve dienstverlening en jongerenparticipatie in lokale overheden. 

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

In 2021 zijn mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s 373 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 300 behaald. Deze maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen.

Naast het aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, houdt het ministerie ook bij hoeveel individuen versterkte capaciteit hebben verkregen als direct gevolg van de ondersteunde programma’s. In 2021 waren dit 70,027 individuen, waardoor de streefwaarde van 40,000 behaald is. Versterkte capaciteit (kennis en vaardigheden) bestaat bijvoorbeeld uit leiderschaps-, bedrijfsvoerings- en managementtrainingen voor vrouwen, bewustwordingssessies voor jongens en mannen over vrouwenrechten, eerlijke verdeling van huishoudelijke taken, positieve masculiniteit en het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Daarnaast worden gender-sensitieve trainingen en workshops gegeven aan zorgmedewerkers, politie, juridische hulpverleners, beleidsmakers en besluitvormers op lokaal en nationaal niveau.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Toename in vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie in 69 Family Planning 2020 focuslanden (t.o.v. basisjaar 2012)

Deze indicator beschrijft de toename van het aantal adolescente meisjes (15 tot 19 jaar) en vrouwen dat moderne anticonceptie gebruikt. Volgens het mondiale Family Planning 2020 platform (FP2020) gebruikten, in de 69 focuslanden, 357 miljoen vrouwen en adolescente meisjes moderne anticonceptie in 2021, een toename van 71 miljoen ten opzichte van 2012. De Nederlandse financiële bijdrage vertegenwoordigt 4,73% van de totale uitgaven in de betreffende landen12. De Nederlandse bijdrage aan het aantal extra vrouwen en meisjes dat anticonceptie gebruikt in de 69 FP2020 landen komt daarmee op (60 miljoen x 4.9% =) 3,35 miljoen en blijft achter bij de cumulatieve streefwaarde van 3,9 miljoen voor 2021.

Oorzaken voor het achterblijven van het aantal gebruikers van anticonceptie zijn knelpunten in distributiesysteem, slechte toegankelijkheid van distributiepunten en sociaal-culturele factoren. Ook heeft de COVID-19 pandemie invloed op het gebruik van anticonceptie: UNFPA schat in dat door de pandemie 12 miljoen vrouwen geen anticonceptiemiddelen konden krijgen.

In 2021 is het wereldwijde FP2020 initiatief beëindigd en is een nieuw initiatief gestart (FP2030). In tegenstelling tot FP2020, kijkt FP2030 naar het gebruik van anticonceptie in 81 lage en middeninkomen landen. Dit bemoeilijkt een longitudinale vergelijking van het aantal gebruikers voor en na 2021. In 2022 zal daarom worden bezien hoe deze indicator kan worden aangepast.

Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten

In de begroting 2021 stond nog de eerdere gebruikte indicator «percentage tevredenheid in focuslanden van SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen.» Er is toen in de voetnoot aangekondigd dat deze indicator zou worden aangepast. De indicator wordt verbreed van de tevredenheid van partners naar een indicator die voortgang meet. De aanpassing heeft geresulteerd in een andere formulering van de indicator en een meting die zal plaatsvinden op basis van de resultaten van onze partners op dit gebied. Grotendeels zullen deze resultaten voortkomen uit de zeven SRGR partnerschappen die actief zijn onder subsidiekader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Deze partnerschappen zijn in de loop van 2021 van start gegaan en partners hebben daarom nog geen resultaatcijfers kunnen rapporteren over 2021.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslecht.

Het bevorderen van een mensgerichte benadering van toegang tot recht blijft een prioriteit voor Nederland. Een mensgerichte benadering van toegang tot recht gaat uit van de perspectieven van mensen op rechtvaardigheid. Het stelt de behoeften en noden van mensen om hun juridische problemen op te lossen centraal. Op basis hiervan wordt steun geboden aan bijvoorbeeld rechtsinstellingen op nationale en lokale niveaus en rechtshulp.

Nederland blijft een trekkersrol spelen om internationaal aandacht te vragen voor het belang van een mensgerichte benadering. In 2021 heeft Nederland een Justice Action Coalition opgezet samen met de Pathfinders for Peaceful, Just and Inclusive Societies, de G7+ intergouvernementele groep van twintig door conflict getroffen landen en The Elders (een onafhankelijke groep mondiale leiders die samenwerken op vrede, rechtvaardigheid en mensenrechten). Hiermee bouwt Nederland voort op de voorzittersrol van de International Taskforce on Justice (SDG 16.3) en de The Hague Declaration on Equal Access to Justice for All by 2030 4.

Ook op landenniveau heeft Nederland steun verleend om toegang tot recht te verbeteren, op basis van de behoeften van mensen en door gebruik te maken van data, bewijs en innovatie. Conform de Nederlandse ‘Access to Justice’ strategie, is er hierbij specifieke aandacht voor achtergestelde groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, gedetineerden, slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen, vrouwen, jongeren en kinderen. In de verslagperiode hebben 160.000 personen toegang tot recht gekregen.

Dit is onder de streefwaarde. Deze is niet gehaald door vertragingen in de uitvoering van programma’s als gevolg van COVID-19. De pandemie heeft onder andere gezorgd voor moeilijkere toegang, minder capaciteit binnen programma’s en noodzaak tot een aangepaste inzet. Een andere verklaring is dat resultaten van een aantal partners te laat zijn ontvangen en niet meer konden meegenomen worden in deze jaarrapportage.

Significante bijdragen aan het totaalresultaat komen van partners zoals UNDP, IDLO, en ICTJ en uit programma’s van ambassades, zoals in Somalië en de Palestijnse Gebieden. Nederland blijft zich inzetten voor het bereiken van vrouwen en heeft hiertoe in 2021 een nieuwe partnerschap met UNDP en UN Women afgesloten en hier aandacht voor gevraagd in nieuwe partnerschappen, zoals bijvoorbeeld met IDLO. In 2020 was 46 procent van de bereikte doelgroep vrouw.

In de periode 2016 ‒ 2021 hebben 960.000 mensen toegang tot recht gekregen met Nederlandse hulp. Tot 2020 was er een opwaartse trend te zien in de behaalde resultaten, maar door COVID-19 is die trend gestopt. De verwachting is dat de aantallen weer zullen oplopen komend jaar.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd

Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal overeengekomen doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. Bijna zestig landen kampen met de negatieve gevolgen van explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen die een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. De afgelopen jaren stijgt het aantal slachtoffers met name door grootschalig gebruik van geïmproviseerde mijnen, zoals in Afghanistan en Jemen. Wereldwijd was in 2020 80% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burger, waarvan de helft minderjarig en 85% man was.13

Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling. Wereldwijd is er in de verslagperiode ruim 146.000.000 m2 land ontmijnd14 waarvan 10.023.242 m2 met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma en aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS) De Nederlandse inzet richtte zich onder andere op: Libië, Syrië, Afghanistan, Irak, Libanon, Oekraïne, Somalië, Zuid-Soedan en Jemen. Over de periode 2016-2021 werd met Nederlandse financiering ca. 66,6 miljoen vierkante meter grondgebied vrijgemaakt van landmijnen en andere explosieve oorlogsresten.

Waar de realisatie op deze indicator in voorgaande jaren vaak hoger lag dan de streefwaarde werd in 2020 het doel15 van 12.000.000 m2 niet gehaald. De belangrijkste reden hiervoor was COVID-19, waardoor ontmijningsorganisaties wereldwijd zich genoodzaakt zagen om voor korte of langere tijd operaties stil te leggen. Daarnaast werd de jaarrapportage van UNDP Jemen laat ontvangen en kon die niet meegenomen worden in deze rapportage, waardoor die pas in het volgende jaar wordt meegeteld.

Humanitaire ontmijning heeft een belangrijke impact op het leven van mensen. Dankzij de ngo’s zijn de veiligheid en leefomstandigheden van 41.406 mensen verbeterd.16 Daarnaast hebben in totaal 210.367 vrouwen, mannen en met name kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden), risicovoorlichting gekregen over de gevaren van landmijnen. Er zijn 948 slachtoffers geholpen met revalidatie of psychologische hulp. Humanitaire ontmijning levert ook een zichtbare bijdrage aan de weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen. Van de ondervraagde mensen binnen het MACM programma gaf gemiddeld 77% aan betere toegang te hebben tot inkomsten en basisvoorzieningen als gevolg van ontmijning. Variërend van 71 tot 100% van het land dat nu weer veilig is, wordt nu gebruikt om te wonen, vee te hoeden en gewassen te verbouwen, voor veilige infrastructuur, of voor de wederopbouw van scholen, ziekenhuizen en waterbronnen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot formeel/informeel onderwijs en/of trainingen heeft verkregen. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijsprojecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda en Ethiopië.

In de verslagperiode hebben 295.270 personen toegang tot onderwijs gekregen. Dit resultaat valt hoger uit dan de streefwaarde van 125.000 personen voor deze periode. Deze streefwaarde is opgesteld op basis van de resultaten van 2018 en is laag ingezet omdat destijds nog niet bekend was wat de bijdrage zou zijn van «Prospects», het partnerschap voor opvang in de regio. Tijdens de COVID-19 crisis heeft onder andere UNHCR bijgedragen aan doorlopend onderwijs door middel van leermodules op afstand (o.a. radio). Dat gebeurde voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Kenia toen scholen daar het afgelopen jaar gesloten waren.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

Deze indicator omvat het ondersteunen van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de verslagperiode hebben dankzij de Nederlandse bijdrage bijna 10.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten. Dit resultaat valt lager uit dan de streefwaarde van 30.000 voor deze periode. Vanwege COVID-19 restricties hebben veel projecten die in 2019 zijn begonnen een langere opstarttijd nodig gehad. Resultaten zijn hierdoor uitgebleven maar zullen naar verwachting in 2021 en 2022 ingehaald worden.

De meerderheid van de resultaten op deze indicator zijn behaald middels «PROSPECTS», het partnerschap voor opvang in de regio dat als doel heeft om perspectief te creëren voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen. Binnen dit programma zijn ruim 6.000 mensen ondersteund bij het opzetten van een bedrijf of bij het vinden van werk via technisch advies, stages of leiderschapstrainingen.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDGs. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDGs volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2018 (tussenmeting uitgevoerd in 2019) ligt dit percentage op 35%. Na publicatie van deze meting is de 90%-campagne ontwikkeld die van september 2020 t/m april 2021 heeft gelopen. De campagne had als doel om bedrijven te informeren, activeren en stimuleren met de OESO-richtlijnen aan de slag te gaan. Hierin zijn alle grote bedrijven die volgens de laatste meting de richtlijnen nog niet onderschreven direct benaderd per e-mail of telefoon. De campagnewebsite (www.startmetoesorichtlijnen.nl) ondersteunde bij die benadering met o.a. praktijkvoorbeelden van bedrijven die de OESO-richtlijnen al hebben geïmplementeerd in hun bedrijfsvoering. In een webinar i.s.m. VNO-NCW is deze campagne verder onder de aandacht van bedrijven gebracht. Het effect van deze campagne is nog niet gemeten. Eind 2021 werd wel besloten nationale wetgeving voor te bereiden. In 2022 zal een besluit vallen of in het licht van het besluit nationale wetgeving in te voeren, een nieuwe tussenmeting nog doelmatig is.

Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.

In het referentiejaar 2017 hebben 2857 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 956 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2018 ‒ 2020 EUR 172,3 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2018–2020 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2015–2016). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.

Bijlage 4: Afkortingen

ACS Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan
ACT-A Access to Covid Tools Accelerator
ADR Auditdienst Rijk
AFDB African Development Bank
AIV Adviesraad Internationale Vraagstukken
APMBC Anti Personnel Mine Ban Convention
ASEAN Association of Southeast Asian Nations
AVVN Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
BHOS Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
BIS Bilaterale Innovatiesamenwerking
BMZ Duits Federal Ministry for Economic Cooperation and development
BZ Ministerie van Buitenlandse Zaken
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CABI Centre for Agriculture and Bioscience International
CPD Commission on Population and Development
CPBF Country Based Pooled Funds
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CFYE Challenge Fund for Youth Employment
CGIAR Consultative Group on International Agricultural
CNV Christelijke Vakbeweging Nederland
COVID ‒ 19 Coronavirus Disease 2019
CSW Commission on the Status of Women
DAC Development Assistance Committee
DC Delegated Cooperation
DECP Dutch Employers Cooperation Programme
DFCD Dutch Fund for Climate & Development
DFID Britse Directorate International Development Cooperation
DGGF Dutch Good Growth Fund
DGIS Directeur Generaal Internationale Samenwerking
DRA Dutch Relief Alliance
DSH-HH Directie Stabiliteit en Humanitaire hulp - Humanitaire Hulp
ECHO Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department
ECW Education cannot wait
EDEO Europese Dienst voor Extern Optreden
EKV Exportkredietverzekering
EU Europese Unie
EUR EURO (€)
EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FAO Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN
FDOV Faciliteit Duurzame Ondernemerschap en Voedselzekerheid
FIND Foundation for Innovative New Diagnostics
FLOW Funding Leadership and Opportunities for Women
FMO Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
FNV Federatie Nederlandse Vakbeweging
FOM Faciliteit Opkomende Markten
FP2020 Family Planning 2020
G4AW Geodata for Agriculture and Water
GAIN Netherlands Food Partnership
GAP III Derde Gender Action Plan
GAVI GAVI - The Vaccine Alliance
GEF Global Environment Facility
GFF Global Financing Facility for Every Woman, Every Child
GPE Global Partnership for Education
GPEDC Global Partnership for Effective Development Cooperation
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
Hiil The Hague Institute for Innovation of Law
HIV Human Immunodeficiency Virus
IAK Integraal Afwegingskader
IBRD International Bank for Reconstruction and Development
ICNL Online Coalitie en donor van het International Centre for Not-for-profit Law
ICPD International Conference on Population and Deveopment
ICT Informatie- en Communicatietechnologie
ICTJ International Center for Transitional Justice
IDH Initiatief Duurzame Handel
IDLO International Development Law Organization
IFAD International Fund for Agricultural Development
IFC International Finance Corporation
IFFEd International Finance Facility for Education
IFI's Internationale Financiele Instellingen
IFPRI International Food Policy Research Institute
IHE International Institute for Hydraulic and Environmental Engineering
ILO International Labour Organisation
IMF Internationaal Monitair Fonds
IMVO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
IOB Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
IOM Internationale Organisatie voor Migratie
ISONL Internationaal Strategisch Overleg
LDCF Least Developed Country Fund
LEAD Local Employment in Africa for Development
LfS Leading from the South
LHBTI lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen
MACM Mine Action and Cluster Munitions
MENA Middle East and North Africa
MFK Meerjarig Financieel Kader
MHPSS Metal Health and Ps
MKB Midden en klein bedrijf
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NAP Nationaal Actieplan
NBSO Netherlands Business Support Offices
NCP Nationaal Contact Punt
NDICI Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking
NFIA Netherlands Foreign Investment Agency
NFP Netherlands Fellowship Programme
NGO Niet-Gouvernementele Organisatie
NICHE Netherlands Initiave for Capacity development in Higher Education
NL Nederland
NLIB NLinBusiness
NUFFIC Netherlands Universities Fellowships For International Cooperation
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (eng. OECD)
OKP Orange Knowledge Programme
OS Ontwikkelingssamenwerking
PIB Partners for International Business
PSD Private Sector Development
PSNP Productive Safety Net Programme
PPS Publiek Private Samenwerking
RPSF Rural Poor Stimulus Facility
RVO Rijksdienst voor Ondernemers
SDG Sustainable Development Goals
SDGP SDG-partnerschapsfonds
SEAH Sexual Exploitation, Abuse and Harassment
SGVN Secretaris Generaal van de Verenigde Naties
SIB Starters International Business
SIDA Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
SNV Stichting Nederlandse Vrijwilligers
SRGR Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
TINL Trade and Innovate NL
UNDP United Nations Development Programme
UNESCO United Nations Educational, Scientificand Cultural Organisation
UNFPA United Nations Population Fund
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNICEF United Nations International Children’s Emergency Fund
UNMAS United Nations Mine Action Service
USAID Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten
USD US Dollar ($)
VK Verenigd Koninkrijk
VN (UN) Verenigde Naties/ United Nations
VS Verenigde Staten
WAHO West African Health Organisation
WASH Water, Sanitation and Hygiene
WFP Wereldvoedselprogramma
WHO World Health Organisation
WTO World Trade Organiation

  1. __Zie onder andere Kamerstuk 26 234, nr. 256 en 26 234 nr 261 ↩︎

  2. __Het 2020/2021 annual report van de Global Financing Facility for Every Woman Every Child dat tegenover elk COVID-19 sterfgeval twee sterfgevallen van moeders en kinderen staan. ↩︎

  3. __https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/09/27/kamerbrief-inzake-beleidsreactie-op-iob-evaluatie-gender-mainstreaming-in-the-dutch-ministery-of-foreign-affairs ↩︎

  4. __https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/04/26/kamerbrief-inzake-kabinetsappreciatie-verordening-van-het-eu-instrument-voor-nabuurschapsbeleid-ontwikkeling-en-internationale-samenwerking ↩︎

  5. __https://ec.europa.eu/international-partnerships/global-europe-programming_en ↩︎

  6. __Kamerstuk 22112 nr. 3136: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-3136.html
    ↩︎

  7. __Dit is één van de redenen waardoor het aantal ondersteunde banen door uitvoerende partners zoals het Programma Uitzending Managers (PUM) over de verslagperiode is afgenomen met bijna 60%.↩︎

  8. __Het CBI heeft in de verslagperiode, deels in samenwerking met het ITC, ruim 62.000 banen ondersteund. ↩︎

  9. __Streefwaarde voor de periode 2021 ‒ 2025 is cumulatief 300.000 banen conform de BHOS begroting voor het jaar 2022.↩︎

  10. __Streefwaarde voor de periode 2021 ‒ 2025 is cumulatief 24,000 bedrijfsplannen, conform de BHOS begroting voor het jaar 2022↩︎

  11. __Zie https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/09/15/schone-stroom-en-schoon-koken-voor-145-miljoen-allerarmsten↩︎

  12. __FP2030 measurement report 2021, pagina 28, https://fp2030.org/sites/default/files/Data-Hub/FP2030_DataReport_v5.pdf↩︎

  13. __http://www.the-monitor.org/media/3318354/Landmine-Monitor-2021-Web.pdf↩︎

  14. __Idem↩︎

  15. __Het bleek lastig een nauwkeurige streefwaarde voor het Nederlandse aandeel te formuleren, met name vanwege enorme variatie in cijfers gerapporteerd door de VN. UNMAS werkt op basis van VN-mandaten en op uitnodiging van getroffen staten en stelt daarom geen streefwaarden voor ruiming.↩︎

  16. __UNMAS meet niet hoeveel ‘direct clearance beneficiaries’ er zijn bereikt dus het werkelijke aantal ligt hoger.↩︎