[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021

Jaarverslag

Nummer: 2022D17537, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-XV-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36100 XV-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021.

Onderdeel van zaak 2022Z08678:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021–2022
36 100XV Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021
Nr. 1

Jaarverslag van het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid

Ontvangen 18 mei 2022

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 57.702.854.000,-

Figuur 2 Gerealiseerde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 3.804.362.000,-

Figuur 3 Gerealiseerde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 63.957.696.000,-

Figuur 4 Gerealiseerde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 189.830.000,-

A. Algemeen

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021;
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G.van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J.Schouten

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

2.1 2.1 Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag van SZW bestaat uit vijf onderdelen: algemeen, beleidsverslag, jaarrekening, departementspecifieke informatie en bijlagen.

Algemeen

Het onderdeel algemeen omvat:

  1. het verzoek tot dechargeverlening;
  2. deze leeswijzer.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

  1. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten. Daarnaast wordt hier ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven die onder het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen. Ook zijn enkele ingevolge de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) verplichte overzichten opgenomen.
  2. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen de financiële realisatie en de vastgestelde begroting.
  3. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven kerndepartement, de algemene uitgaven die niet aan de beleidsartikelen zijn toe te rekenen, en de onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.
  4. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.

Jaarrekening

De jaarrekening is opgebouwd uit drie onderdelen:

  1. de verantwoordingsstaat van het Ministerie van SZW;
  2. de saldibalans, met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting;
  3. de paragraaf WNT-verantwoording.

Departementspecifieke informatie

De departementspecifieke informatie gaat over de sociale fondsen SZW en over de gerealiseerde koopkrachtontwikkeling.

Bijlagen

De bijlagen betreffen de ingevolge de RBV verplichte bijlagen:

  1. Toezichtsrelaties rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen;
  1. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek;
  1. Inhuur externen;
  1. Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer.

Tot slot is een lijst van afkortingen opgenomen.

2.2 Specifieke aandachtspunten

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen

In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke tabel ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten komen een-op-een voort uit de administratie van SZW. De premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten zijn afgeleid uit de jaarverslagen van UWV en de SVB.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

De politieke leiding van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat uit de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De verdeling van de beleidsterreinen is vastgelegd in de portefeuilleverdeling van het kabinet Rutte IV. Waar in dit jaarverslag gesproken wordt van 'de Minister', wordt bedoeld de Minister in wier portefeuille betreffend beleidsterrein valt.

Focusonderwerp

Naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer om in het Financieel Jaarverslag Rijk 2021 aandacht te besteden aan bekostigingssystemen van uitvoeringsorganisaties, is in de RBV eenmalig een model opgenomen met betrekking tot dit focusonderwerp. De in dit model voorgeschreven rapportage in de departementale jaarverslagen betreft de uitvoeringsorganisaties zoals vermeld in de brief van 2 februari 2021 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken (Kamerstukken II 2020/21, 31 490, nr. 296). Meer specifiek gaat het om uitvoeringsorganisaties die bij naam worden genoemd in de bijlage bij deze brief in hoofdstuk 2 (financiële wendbaarheid). Omdat de SZW uitvoeringsorganisaties geen onderdeel zijn van deze limitatieve lijst van organisaties, is het model voor het focusonderwerp niet van toepassing voor het SZW jaarverslag.

Grondslagen voor de vastlegging en waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel. Sinds 1 januari 2018 vallen onder het Ministerie van SZW geen agentschappen meer.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De Europese Commissie heeft aanbevolen dat Nederland in 2020 en 2021 actie onderneemt om de effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de crisis te beperken en adequate sociale bescherming van zelfstandigen te stimuleren (aanbeveling 2). In de beleidsprioriteiten, paragraaf 3.1 Het beeld van 2021, en in betreffende beleidsartikelen wordt ingegaan op de coronasteunmaatregelen. Als bijlage bij de beleidsprioriteiten is daarnaast een overzicht opgenomen van de coronasteunmaatregelen op het terrein van SZW.

Gegevens oude jaren

In dit jaarverslag worden ook kerncijfers gepresenteerd over jaren vóór 2021. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van voorlopige gegevens die in vorige jaarverslagen werden gepresenteerd.

Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Bij de budgettaire tabellen in het beleidsverslag wordt het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2021 en de realisatie voor het jaar 2021 toegelicht indien de afwijking tussen raming en realisatie groter is dan 5% van het begrotingsbedrag of groter is dan € 25 miljoen. Hiermee wordt afgeweken van de RBV-model 3.22e.

Groeiparagraaf

Nieuw in dit jaarverslag ten opzichte van het jaarverslag 2020 is de openbaarheidsparagraaf (paragraaf 3.5 van het Beleidsverslag). In de openbaarheidsparagraaf wordt verslag gedaan van initiatieven inzake de verbetering van de informatiehuishouding en het transparanter maken van de organisatie (Wet open overheid).

B. Beleidsverslag

3. Beleidsprioriteiten

3.1 Het beeld van 2021

Het vorige kabinet was vrijwel heel 2021 demissionair. Tegelijkertijd vroeg een aantal urgente thema’s op het beleidsterrein van SZW om een actieve aanpak. Het ging met name om steunbeleid vanwege de coronacrisis en compensatie voor de getroffenen van de toeslagenaffaire. Daarbuiten vroeg deze demissionaire status om terughoudendheid bij het nemen van beleidsmatige besluiten. Met het aantreden van het huidige kabinet worden weer belangrijke, beleidsmatige keuzes gemaakt op de verschillende SZW-terreinen.

De coronacrisis heeft na twee jaar nog steeds grote impact op de Nederlandse maatschappij. Eind 2021 is Nederland opnieuw geconfronteerd met een opleving van het coronavirus. De gevolgen zijn voor veel mensen groot. Niet alleen de gezondheid van veel mensen lijdt eronder, ook sociaal en economisch lopen we schade op. Scholen gingen herhaaldelijk dicht, ondernemers hebben hun zaak moeten sluiten, sommigen moesten extra hard werken en eenzaamheid onder jongeren en ouderen is toegenomen. Iedere Nederlander beleeft deze crisis op een eigen manier, maar vast staat dat de gevolgen voor heel veel mensen groot zijn. Dit jaarverslag moeten we in die context plaatsen: op veel gebieden zijn het afgelopen jaar stappen gezet, maar voor veel mensen zullen de effecten van corona in de eigen leefomgeving het beeld van 2021 bepalen.

De Nederlandse economie herstelde zich snel, zodra contactbeperkende maatregelen werden opgeheven. Tussen mei en december 2021 kende de economie een aanzienlijke opleving, toen de contactbeperkende maatregelen grotendeels werden opgeheven. De productie en consumptie namen flink toe, onder andere doordat winkels en horeca weer open mochten en evenementen onder voorwaarden weer konden plaatsvinden. Deze opleving van de economie zorgde voor een stijging van de werkgelegenheid. Dat is terug te zien in onderstaande figuren. Samen met het effect van de steunpakketten zorgde deze economische opleving ervoor dat tegen het einde van 2021 een ongekende krapte op de arbeidsmarkt zichtbaar was. Tussen het eerste en derde kwartaal van 2021 steeg het aantal openstaande vacatures van 245 naar 371 duizend. Dat is een stijging van 52 procent. Dit betekent dat er sinds de zomer van 2021 meer vacatures waren dan werklozen.

De economische steunmaatregelen beperkten de negatieve economische impact van het coronavirus. Met behulp van onder meer de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW), de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), de Tijdelijke overbruggingsmaatregel zelfstandig ondernemers (Tozo) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) hebben we ondernemers financieel kunnen ondersteunen. Onderzoek van het CPB naar de steunmaatregelen in 2020 laat zien dat deze effectief zijn: het steunbeleid in 2020 voorkwam een sterke stijging van de werkloosheid en zorgde ervoor dat de daling van het bruto binnenlands product relatief kleiner was dan in andere landen (CPB, Economische analyse steunpakket 2020). In het najaar van 2021 zag het toenmalige kabinet zich genoodzaakt de steunmaatregelen opnieuw in te zetten, toen het coronavirus weer om zich heen sloeg. Aan deze uitgebreide steunpakketten kleven echter ook nadelen: zij werken verstorend voor de economie, de middelen komen niet altijd op de juiste plekken terecht en de pakketten doen een groot beroep op belastingmiddelen (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 458). Daarom werken we aan een langetermijnvisie op de steunpakketten, die in de eerste helft van 2022 met de Kamer wordt gedeeld.

Een stijgende inflatie had in het najaar van 2021 een negatief effect op de koopkracht van huishoudens. Dit is weergegeven in onderstaande figuur. De stijgende inflatie ten opzichte van de relatief lage prijzen in 2020 heeft verschillende oorzaken, waarbij de stijging van de energieprijzen een belangrijke factor is. Het vorige kabinet verlaagde de energiebelastingen en compenseerde zo een deel van de prijsstijging. Voor een huishouden met een gemiddeld verbruik is die compensatie ruim € 400. Daarnaast is er geld vrijgemaakt om huishoudens met een lager inkomen aanvullend tegemoet te komen (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 84).

De kinderopvangtoeslagaffaire heeft veel gezinnen zwaar geraakt. In samenwerking met veel partijen, waaronder de VNG en gemeenten, is in 2021 hard gewerkt om gedupeerde ouders te compenseren. Ook is er brede ondersteuning geboden om hun leven weer op orde te brengen. Om gedupeerde ouders zo veel mogelijk een schuldenvrije toekomst te bieden, is een schuldenaanpak vormgegeven. Ook zijn UWV, SVB, DUO en gemeenten in 2021 begonnen met het kwijtschelden van schulden van gedupeerde ouders binnen het SZW-domein. De kosten die gemeenten hiervoor moeten maken, compenseren we met een specifieke uitkering. Om ook recht te doen aan de schade die kinderen en betrokken ex-partners hebben ondervonden, heeft het vorige kabinet eind oktober 2021 aangekondigd voor deze groepen extra regelingen op te zetten (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 912). Daarnaast heeft het vorige kabinet een compensatieregeling aangekondigd voor mensen die gedupeerd zijn bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Het aangedane leed kan nooit worden weggenomen, maar het kabinet zal zich onverminderd blijven inzetten om gedupeerden te compenseren.

3.1.1 Beleidsprioriteit 1: Het stimuleren van zekerheid en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt.

Na het heropenen van de samenleving in het voorjaar van 2021 herstelde de economie zich snel. Dit herstel van de economie had een forse daling van de werkloosheid tot gevolg. Tussen februari en november 2021 daalde de werkloosheid met ruim 25 procent. Ook bleef het aantal faillissementen laag. De lage werkloosheid is goed nieuws voor alle werkenden en vormt tegelijkertijd een uitdaging: bedrijven hebben steeds meer moeite om het juiste personeel te vinden. Zoals hiervoor al is genoemd: sinds de zomer van 2021 zijn er meer vacatures dan werkzoekenden. De hoge werkgelegenheid betekent ook dat het aantal werkloosheidsuitkeringen laag is: de WW-instroom lag in augustus 2021 zelfs onder het niveau van de pre-corona periode. Hierbij speelden de steunpakketten waarschijnlijk een rol.

De krapte op de arbeidsmarkt was in 2021 ongelijk verdeeld tussen sectoren. Zo zijn er aan de ene kant bedrijven die staan te springen om arbeidskrachten, en zijn er daarnaast sectoren die structureel of voor langere tijd minder werk te bieden hebben. Dit zorgde ook voor een verschuiving van arbeid tussen sectoren. Het toenmalige kabinet heeft in 2021 op verschillende gebieden zijn beleid doorgezet om ervoor te zorgen dat werkgevers en werkzoekenden elkaar beter en sneller vinden. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van de structurele werking van de arbeidsmarkt, mensen worden voorbereid op transities in werk (bijvoorbeeld door Leven lang ontwikkelen), er wordt ingezet op de verhoging van de arbeidsparticipatie en er is een sectorale aanpak waar nodig. Ook is in november 2021 een bedrag van € 40 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 420).

Het kabinet zette verschillende type regelingen in om werkgevers en werknemers te steunen in lastige tijden. De Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) komt werkgevers met een omzetverlies tegemoet om werknemers door te betalen en in dienst te houden. De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) biedt zelfstandigen een inkomensondersteuning. In 2021 is de toegang tot de Tozo versoepeld door de vermogenstoets niet uit te voeren en aanvragen met terugwerkende kracht mogelijk te maken. Ook is de Tozo verlengd tot 1 oktober 2021. Vanaf 1 oktober konden zelfstandigen nog steeds bij gemeenten terecht via een beroep op het verruimde Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Voor de laatste drie maanden van 2021 is de toegang tot het Bbz verruimd. Hierbij is een aantal elementen uit de Tozo overgenomen. Zo bevat het Bbz tot die tijd geen vermogenstoets. Ook heeft het toenmalige kabinet het Bbz verlengd tot 1 april 2022 waarmee zelfstandigen, onder voorwaarden, een uitkering kunnen krijgen als zij (tijdelijk) weinig inkomen hebben.

De economische steun ademde mee in de afwisseling van versoepelingen en strenge maatregelen door corona. Zo zijn verschillende steunregelingen gekoppeld aan omzetverlies. Het steunen wordt daarnaast toegespitst op de epidemiologische en economische situatie. Door het jaar heen is de steun daarom gewijzigd, waarbij het ook een periode volledig is stopgezet. De ontwikkelingen tegen het einde van 2021 hebben geleid tot de keuze van het toenmalige kabinet om over te gaan tot een harde lockdown. Ook is toen besloten om (wederom) ruimhartige steun in te voeren.

Met het aanvullend sociaal pakket werkte het toenmalige kabinet aan scholing en ontwikkeling, bestrijding van jeugdwerkloosheid en aanpak van armoede en schulden. De aanpak bestond onder andere uit de aanvullende crisisdienstverlening door regionale mobiliteitsteams, de impuls praktijkleren in het mbo, intensivering van gemeentelijke dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en de tijdelijke impuls banenafspraak. Met al deze onderdelen bevorderde het pakket de stap naar nieuw werk. De regionale mobiliteitsteams zijn gefaseerd van start gegaan en sinds eind september zijn alle 35 teams actief. Aan het einde van 2021 zag het kabinet een stijgende lijn van de inzet van crisisdienstverlening. Daarnaast werden werkenden tijdens de coronacrisis gesteund in hun ontwikkeling via het crisispakket ‘NL leert door’. Werkenden konden kosteloos (online) om- en bijscholing volgen en ontwikkeladviezen ontvangen. Ook zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van armoede en schulden en ter tegemoetkoming van het omzetverlies bij SW-bedrijven.

Ouders werden in 2021 tweemaal geconfronteerd met een sluiting van de kinderopvang. De sluitingen begin en eind 2021 hebben een grote impact gehad op het dagelijks leven van veel gezinnen. Kinderen van ouders met cruciale beroepen en kwetsbare kinderen konden gedurende deze sluitingen wel gebruikmaken van de noodopvang. Tijdens de sluitingen is aan ouders gevraagd de eigen bijdrage aan de kinderopvang door te betalen om een plek voor hun kinderen te behouden. Bovendien hoefde daardoor niet ingegrepen te worden in het kinderopvangtoeslagsysteem, bleef de sector gefinancierd en kon noodopvang worden geboden. Ouders hebben een tegemoetkoming ontvangen voor het doorbetalen van de eigen bijdrage tijdens de eerste sluiting in 2021. Daarnaast is beslist dat ouders over de tweede sluiting in 2021 – die alleen zag op de BSO - nog een tegemoetkoming ontvangen. Die krijgen zij in 2022. Voor ouders die bij de eerdere tegemoetkomingen nadeel hebben ondervonden, is besloten dat in 2022 nog een aanvullende tegemoetkoming volgt.

Het vorige kabinet heeft in 2021 geconstateerd dat een langetermijnvisie op de steunmaatregelen noodzakelijk is. Het huidige kabinet bouwt hierop voort en denkt, in gezamenlijkheid met onder andere sociale partners, na over een visie op de aanpak van corona op de (middel)lange termijn. Naast het gezondheidsaspect wordt de visie op het steunbeleid herijkt. Het ruimhartige steunpakket houdt bedrijvigheid en banen in stand. Tegelijkertijd zitten er ook economische nadelen aan deze vorm en omvang van steun, die naarmate corona langer bij ons blijft ook steeds groter zullen worden. Zo is de steun verstorend voor de economie en dynamiek op de arbeidsmarkt, die op dit moment grote krapte kent. Ook komt de steun niet altijd op de juiste plekken terecht en doet het een groot beroep op belastingmiddelen. Daarom kan het steunbeleid volgens het kabinet niet oneindig zijn. Het kabinet is van plan om in de eerste helft van 2022 een langetermijnvisie over de vormgeving van het steunpakket met de Tweede Kamer te delen. 

In navolging van de commissie-Borstlap heeft ook de SER een advies uitgebracht over de toekomst van de arbeidsmarkt. De demissionaire status van het kabinet vroeg in 2021 om terughoudendheid als het gaat om beleidswijzigingen op dit terrein. Het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) en het hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen’ uit het SER MLT-advies bieden een leidraad voor de inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst.

In 2021 is doorgewerkt aan de uitwerking van het pakket loondoorbetaling bij ziekte. Eind 2018 is een pakket met maatregelen samengesteld dat de loondoorbetalingsverplichtingen bij ziekte makkelijker, duidelijker en goedkoper moet maken. Onderdeel hiervan vormt differentiatie naar grootte van de werkgever bij de premieheffing voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof), die leidt tot een lagere premie voor kleine werkgevers vanaf 2022. Het budget van € 450 miljoen dat in 2021 incidenteel beschikbaar is gekomen, wordt in 2022 en 2023 ingezet om incidenteel de Aof-premie voor kleine werkgevers extra te verlagen. Dit komt bovenop de verlaging die met de invoering van het wetsvoorstel is voorzien (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1025). Het wetsvoorstel ‘RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen’ is vanwege de demissionaire status van het kabinet in 2021 controversieel verklaard en is daarom doorgeschoven naar het huidige kabinet. Met dit voorstel wordt het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend bij de toetsing van het re-integratieverslag (RIV-toets) door UWV. Ook is in 2021 het ZonMw-programma ‘Verbetering re-integratie 2e spoor’ begonnen, naast het programma ‘Verbetering kwaliteit poortwachtersproces’ dat in 2020 is gestart.

Ook is er verder gewerkt aan de uitwerking van een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor ZZP’ers. Naar aanleiding van het advies van de Stichting van de Arbeid heeft het vorige kabinet in maart 2021 de hoofdlijnen van een AOV ZZP geschetst (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1044). De bedoeling is om de AOV ZZP zo uit te werken dat deze recht doet aan het advies van de Stichting van de Arbeid. Zo geeft het ook gevolg aan het Pensioenakkoord. Hoewel er vooruitgang is geboekt, is er nog een aantal uitdagingen op het gebied van averechtse selectie, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid.

Met betrekking tot zelfstandigen is de pilot webmodule afgerond. Het is aan het huidige kabinet of het verder wil gaan met de webmodule en in welke hoedanigheid (zekerheid of duidelijkheid). Daarnaast is ook de keuze over het voortzetten van het handhavingsmoratorium aan het huidige kabinet gelaten.

In 2021 is verder ingezet op een ‘Leven lang ontwikkelen’ (LLO). Dit is van groot belang om ervoor te zorgen dat mensen vitaal, flexibel en duurzaam inzetbaar blijven op een veranderende arbeidsmarkt. In 2021 is hard gewerkt aan de implementatie van een publiek leer- en ontwikkel-budget, dat de fiscale scholingsaftrek vervangt. Dit zogenoemde STAP-budget (Stimulans ArbeidsmarktPositie) komt voor iedereen tot de AOW-gerechtigde leeftijd beschikbaar; zowel werkenden als werkzoekenden zonder baan.

In 2021 is verder gewerkt aan de Wet toekomst pensioenen, die eind 2021 voor advies naar de Raad van State is verstuurd. Sinds het najaar van 2020 worden de afspraken over het tweedepijlerpensioen uit het pensioenakkoord uitgewerkt in het conceptwetsvoorstel toekomst pensioenen. Het conceptwetsvoorstel is omvangrijk en bevat fundamentele wijzigingsvoorstellen voor het pensioenstelsel. We verwachten dat we het wetsvoorstel samen met het advies van de Raad van State in het voorjaar van 2022 aan de Tweede Kamer kunnen sturen. Na voorbereidingen in 2021 heeft SZW begin 2022 samen met stakeholders een informatieplatform voor professionals gelanceerd. Dit in het kader van het implementatietraject van de stelselherziening.

Vanaf 1 januari 2021 is de ‘Wet bedrag ineens, Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) en verlofsparen’ ingegaan. Met dit wetsvoorstel zijn drie maatregelen uit het pensioenakkoord gerealiseerd. Voor het bedrag ineens is de invoeringsdatum van 2022 naar 2023 verplaatst en er wordt gewerkt aan een wetswijziging om de complexiteit in de uitvoering te verminderen. Deze wetswijziging zal in het voorjaar van 2022 voor parlementaire behandeling worden ingediend. Onderzoek naar cao-afspraken over de RVU laat zien dat de betreffende cao-partijen afspraken maken over de beoogde doelgroepen en dat sociale partners de voorwaarden voor de RVU-vrijstelling overnemen (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1072).

Vanaf 2021 is ook de subsidieregeling ‘Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden’ (MDI&EU) van start gegaan. De MDI&EU loopt van 2021 tot en met 2025 en stelt in totaal € 1 miljard beschikbaar met als doel dat werkenden zoveel mogelijk gezond werkend hun pensioen halen, ook degenen die zwaar werk verrichten. De eerste aanvraag­tijdvakken zijn in 2021 afgerond. Samen met sociale partners heeft het kabinet de mogelijkheid onderzocht om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren. Het onderzoeksrapport hierover is begin 2021 opgeleverd (Kamerstukken II 2020/21, 32 043, nr. 556).

Afgelopen jaar is het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof door beide Kamers aangenomen. Deze wet regelt dat ouders negen weken deels betaald ouderschapsverlof kunnen opnemen bij de geboorte van hun kind. Dit is een belangrijke stap vooruit, voor ouders en de kinderen. Het doel van deze uitbreiding is om beide partners de kans te geven om tijd met hun kind door te brengen in het eerste jaar na de geboorte. De invoering van het betaald ouderschapsverlof geeft werkende ouders daarnaast extra mogelijkheden voor een meer evenwichtige verdeling van werk- en zorgtaken. De Wet betaald ouderschapsverlof zal op 2 augustus 2022 in werking treden.

Ook in 2021 maakte corona het belang van gezond en veilig werken extra duidelijk. Daarbij ging het om zaken als thuis- en hybride werken, persoonlijke beschermingsmiddelen, en testen en vaccineren en de inzet van de arbozorg daarbij. Deze kwesties hebben, samen met aanpassing van de wetgeving rond het coronatoegangsbewijs, tot extra inspanningen geleid. Zo zijn in samenwerking met de SER meerdere rondetafelgesprekken georganiseerd, is het digitale platform www.hoewerktnederland.nl ten behoeve van vitaal thuiswerken opgezet en is de SER om advies verzocht voor een toekomstagenda rond thuiswerken. Dit advies wordt in 2022 verwacht.

Naast dit alles is er in 2021 ook gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuwe visie op arbeidsomstandigheden: de Arbovisie 2040. De hoofdlijnennotitie is in 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden en de SER is om advies gevraagd. Dat laatste komt in de loop van 2022 beschikbaar, waarna de visie en de beleidsagenda verder vorm krijgen.

Daarnaast is gewerkt aan het verbeteren van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dit volgt op de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Heerts. Naar aanleiding van dat rapport is een tegemoetkomingsregeling voor werkenden die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, in consultatie gebracht en aangeboden voor een uitvoeringstoets (Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten). Deze regeling treedt naar verwachting medio 2022 in werking en maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming vormt een erkenning voor het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden.

Ook zijn er voorbereidingen getroffen voor een Landelijk Expertisecentrum voor stoffengerelateerde beroepsziekten. Hiervoor wordt een onafhankelijke arbeidsgeneeskundige organisatie opgericht. Deze moet de kennisinfrastructuur op dit terrein versterken. We verwachten dat het expertisecentrum in de loop van 2022 operationeel is.

Tot slot is in 2021 stevig geïnvesteerd in de Brede maatschappelijke samenwerking (BMS) ter voorkoming van burn-outklachten. In samenwerking met uiteenlopende experts en stakeholders zijn bouwstenen opgehaald voor een meerjarig programma. De ambitie van de BMS is om de stijgende lijn van het aantal werkenden met burn-outklachten te keren. Ook wil de BMS de effecten van de coronacrisis op werkenden met burn-outklachten voorkomen en minimaliseren. Tegelijkertijd moet de mentale weerbaarheid van werkenden worden verbeterd.

Het vorige kabinet heeft de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (commissie-Roemer) opgepakt. Het toenmalige kabinet is direct na het verschijnen van de rapporten van het Aanjaagteam met alle aanbevelingen aan de slag gegaan. Er is nieuwe wet- en regelgeving gemaakt rondom registratie en goede huisvesting en er wordt onder andere gewerkt aan het nieuwe stelsel voor certificering van de uitzendbranche. Ook zijn er stappen gezet rondom informatievoorziening en handhaving. Het kabinet werkt bij de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam samen met sociale partners, gemeenten en provincies.

Verschillende voorstellen van het Aanjaagteam konden meeliften op reeds ingezette trajecten, waardoor wetgeving sneller geregeld was. Dit geldt bijvoorbeeld voor de wijzigingen in relatie tot de Basisregistratie Personen en het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap, waarmee gemeenten onder andere de mogelijkheid krijgen om een verhuurdersvergunning voor de verhuur aan arbeidsmigranten in te voeren.  

Op het internationale en Europese vlak zijn in 2021 verschillende resultaten geboekt. Zo is in Europees verband onderhandeld met de andere lidstaten over een gezamenlijke positie voor de onderhandelingen met het Europees Parlement. Nederland kon instemmen met de gezamenlijke positie van de lidstaten over het Europees raamwerk voor adequate minimumlonen en het voorstel voor transparantie over beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. Daarnaast is op het langlopende dossier van de herziening van verordening coördinatie sociale verzekeringen nog geen compromis gevonden tussen Raad en Europees Parlement. Dat is voor Nederland op dit moment de meest gunstige uitkomst. Tot slot hebben op het terrein van de aanpassingen van bilaterale sociale zekerheidsverdragen een aantal onderhandelingsrondes plaatsgevonden, onder andere met Turkije, Thailand en Argentinië. Nederland heeft het gewijzigde verdrag met Kosovo inmiddels geratificeerd. Verder ondersteunt Nederland de European Labour Authority (ELA) om de samenwerking in het toezicht tussen EU-landen te bevorderen en om in geschillen tussen EU-landen op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te bemiddelen.

3.2.2 Beleidsprioriteit 2: Mensen ondersteunen om naar vermogen mee te doen in de samenleving.

De aanpak ‘Breed offensief’ maakt het voor werkgevers eenvoudiger om mensen met een beperking in dienst te nemen. Belangrijke onderdelen van het Breed offensief zijn vereenvoudigingen die het makkelijker maken om loonkostensubsidie in te zetten, maatregelen die ondersteuning op maat bevorderen en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is in februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). In 2021 is het wetsvoorstel controversieel verklaard en daarmee is de wetsbehandeling uitgesteld tot de komst van het huidige kabinet. Desondanks zijn twee wijzigingen uit het wetsvoorstel toch gerealiseerd, via de Verzamelwet 2022. Het gaat om het wegnemen van belemmeringen bij de no-riskpolis en harmonisering van de studietoeslag. Vanaf 2022 ontvangen gemeenten verder de middelen voor loonkostensubsidies op basis van realisaties. Hiermee stimuleert het kabinet gemeenten om mensen aan het werk te helpen met behulp van loonkostensubsidie.

Op de gestelde ambities met betrekking tot kinderarmoede (Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 484) is vooruitgang geboekt. Er is meer aandacht binnen gemeenten voor kinderarmoedebeleid en het bereik van kinderen in armoede is bovendien flink gestegen. Dat blijkt uit de eerste rapportage Ambities kinderarmoede (netto bereik nam toe van 43 procent in 2017 naar 81 procent in 2020) (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 608). Ook blijkt uit de rapportage over de voortgang van de Ambities kinderarmoede dat het aantal huishoudens met kinderen dat te maken heeft met een laag inkomen alweer is gedaald (in 2019 7.000 minder kinderen in armoede dan het jaar ervoor). Toch blijft er inzet nodig om de Ambities kinderarmoede te realiseren. Daarom is in 2021 besloten om de subsidie aan de armoedepartijen verenigd onder SAM& te verlengen tot ten minste eind 2022. Zodat nog meer kinderen mee kunnen doen op school, aan sport, aan cultuur en sociale activiteiten.

De problematiek van kwetsbare mensen was ook in 2021 een aandachtspunt, vooral ook door corona. Er spelen grote uitdagingen voor de regering en gemeenten om burgers tijdig de juiste ondersteuning te bieden. Voor de periode 2020-2022 is een bedrag van € 146 miljoen vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden. Een belangrijk onderdeel hiervan is het Waarborgfonds, dat in het najaar van 2021 van start is gegaan. Het Waarborgfonds stimuleert gemeenten om vaker saneringskredieten in te zetten, wat het mogelijk maakt om problematische schulden van mensen sneller af te wikkelen. Verder heeft het kabinet met behulp van deze extra middelen de armoede- en schulden­aanpak versneld en geïntensiveerd, zodat mensen sneller en op een laagdrempelige manier de weg naar hulpverlening kunnen vinden. Daarom is onder andere een impuls gegeven aan de Nederlandse schuldhulproute (NSR) en collectief schuldregelen (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 569 en 24 515, nr. 600).

Via gemeenten geeft het kabinet aanvullende ondersteuning aan huishoudens met een terugval in inkomen als gevolg van de coronacrisis. Dit doet het kabinet omdat niet iedereen uit de financiële problemen komt door andere steunmaatregelen. Via de gemeenten is met behulp van de TONK (de Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten) extra hulp aan huishoudens geboden. In 2021 heeft het kabinet hiervoor € 260 miljoen vrijgemaakt.

Vanaf 1 januari 2021 kunnen gemeenten in een eerder stadium mensen helpen die door schulden in de problemen dreigen te komen. Woningcorporaties, zorgverzekeraars, energieleveranciers en drinkwaterbedrijven geven zorgelijke betalingsachterstanden op vaste lasten door aan de gemeenten. Hiervoor is geen toestemming van de schuldenaar nodig. Gemeenten moeten vervolgens een ondersteuningsaanbod doen. Dat is mogelijk door een wijziging in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Ook is vanaf 2021 de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in werking getreden. Deze wet zorgt voor een betere bescherming van het bestaansminimum van mensen die te maken hebben met beslaglegging op hun inkomen. Aan dit traject is door verschillende partijen, zoals deurwaarders, gemeenten, waterschappen, UWV, SVB, CJIB, LBIO en Belastingdienst, intensief samengewerkt. Alle partijen passen de nieuwe wet vereenvoudiging beslagvrije voet inmiddels toe.

In 2021 is in samenwerking met gemeenten, DUO en andere ketenpartners hard gewerkt aan de implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Inburgeren helpt om volwaardig mee te doen in de maatschappij. Wie goed Nederlands spreekt, heeft betere toegang tot passend onderwijs, vindt makkelijker een baan en is beter in staat zijn eigen zaken te regelen. In het nieuwe inburgeringsstelsel zorgen gemeenten ervoor dat nieuwkomers zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en meedoen, het liefst via betaald werk. In 2021 besloot het kabinet om extra middelen ter beschikking te stellen aan gemeenten. In 2021 betrof dit € 9 miljoen aan extra invoeringsmiddelen, ten behoeve van de implementatie van de nieuwe wet. Daarnaast is er gespreid over de jaren 2021 tot en met 2026 in totaal € 21 miljoen beschikbaar gesteld voor de begeleiding van een groep inburgeraars die nog onder de Wet inburgering 2013 vallen, maar al in de geest van de nieuwe wet worden begeleid.

Er is extra geld beschikbaar gesteld om jonge inburgeraars te ondersteunen. Dit is besloten naar aanleiding van het ‘Rapport kosten onderwijsroute’ eind 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 32 824, nr. 350). De komende twee jaar komt er in totaal € 24 miljoen beschikbaar om op korte termijn de aanbestedingen van de Onderwijsroute te stimuleren. Deze leerroute is met name gericht op jonge inburgeraars die na de inburgering kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding.

Verder is in 2021 een verkenning uitgevoerd naar hardheden in het oude inburgeringsstelsel. De uitkomsten en voorgestelde verbetermaatregelen zijn in oktober 2021 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2020/21, 32 824, nr. 348). Een deel van de maatregelen vergt een wijziging van de nieuwe Wet inburgering in verband met een aanpassing van het overgangsrecht. Hiertoe zijn in 2021 een wetsvoorstel en een wijzigingsregeling in internetconsultatie gegaan.

Daarnaast had corona in 2021 ook impact op het inburgeringsonderwijs en de examens. Het kabinet heeft daarom besloten om inburgeraars onder de Wet inburgering 2013 die tegen het einde van de inburgeringstermijn aanlopen, opnieuw een verlenging van de inburgeringstermijn te verlenen (Kamerstukken II 2020/21, 32 824, nr. 348). Door de verlenging krijgen inburgeraars voldoende tijd om in te burgeren, komen zij niet in de knel met de termijn en worden zij niet geconfronteerd met boetes.

Met het programma ‘Verdere integratie op de arbeidsmarkt’ (VIA) verbeteren we de arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond. Hiervoor is vanaf 2018 een aantal pilots gestart waarin vernieuwende aanpakken zijn getest. De meeste pilots zijn in 2021 afgerond en leverden bruikbare resultaten op. De uitkomsten zijn gedeeld in het ‘Eindrapport programma Verdere integratie op de arbeidsmarkt’ (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1081). Om de lessen uit het programma VIA verder toe te passen en te verspreiden is samen met (koepel)organisaties binnen de Taskforce Werk & Integratie afgesproken om de komende jaren een gezamenlijke Werkagenda uit te voeren (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1085). 

In 2021 heeft het kabinet verder gewerkt aan het ijkpunt sociaal minimum. Dit ijkpunt is in 2019 ingesteld, om te werken aan een verbetering van de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland. In 2021 is naar aanleiding van de motie Wuite c.s. (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 IV, nr. 12) besloten om het minimumloon en de uitkeringen per 1 januari 2022 met 10 procent (inclusief inflatie) te verhogen.

Om de kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvang in Caribisch Nederland te verbeteren, is de ‘Wet kinderopvang Caribisch Nederland’ aangekondigd. De beoogde inwerkingtreding van deze wet is verschoven. De tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland zal tot aan de invoering van de Wet kinderopvang Caribisch Nederland van kracht blijven. Vanaf 1 juli 2021 zijn de subsidiebedragen verhoogd. De samenwerking met de Openbare Lichamen via het programma BES(t) 4 kids zal worden voortgezet. Zo wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang en worden de kinderopvangorganisaties begeleid bij de invoering van de nieuwe wet.

Het specifiek voor Caribisch Nederland in het leven geroepen corona-steunpakket liep ook in 2021 door. De hiermee gemoeide inzet heeft de reguliere uitvoering wel onder druk gezet (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 257), maar dit was onvermijdelijk. Per 13 oktober 2021 is de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN afgesloten voor nieuwe aanvragen.

3.1.3 Beleidsprioriteit 3: Het verbeteren van de uitvoering en handhaving

Een goede dienstverlening is van cruciaal belang voor de burger. De uitvoering en dienstverlening door de (Rijks)overheid is de plek waar de burger de overheid «ontmoet». Hierdoor is het werk van de uitvoeringsorganisaties van grote waarde.

In 2021 zijn verschillende maatregelen genomen om de burger centraal te zetten in de publieke dienstverlening. Dit vloeit mede voort uit de overheidsbrede aandacht voor het versterken van de publieke dienstverlening. Naar aanleiding van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK) heeft het kabinet voorstellen gedaan om de dienstverlening vanuit de overheid fundamenteel te verbeteren, knelpunten in beleid eerder te signaleren en de samenwerking tussen beleid en uitvoering te verbeteren. De in 2021 genomen maatregelen sluiten hierop aan. UWV en de SVB hebben hiervoor bestedingsplannen ingediend in het kader van de intensiveringen vanaf 2022. Deze plannen zijn in 2021 goedgekeurd, waardoor UWV en de SVB verder kunnen met de uitwerking. Concreet benutten UWV en de SVB deze middelen voor meer ruimte voor laagdrempelig contact met mensen en het leveren van maatwerk.

Om als overheid consequent recht te kunnen doen aan de publieke dienstverlening, is de overheidsbrede beweging Werk aan Uitvoering (WaU) gestart. Op 5 maart 2021 heeft de Tweede Kamer de kabinetsreactie op de rapporten Werk aan Uitvoering ontvangen (Kamerstukken II 2020/21, 29 362, nr. 290). De in de kabinetsreactie aangekondigde overheidsbrede Werkagenda voor de publieke dienstverlening is in 2021 verder uitgewerkt in concrete acties (Kamerstukken II 2020/21, 29 362, nr. 295). Het algemene beeld is dat de uitvoeringsorganisaties hard aan het werk zijn om betere publieke dienstverlening vorm te geven. Dat geldt ook voor UWV en de SVB. Het nieuwe dienstverleningsconcept en de maatwerkplaatsen van UWV sluiten aan op het WaU-traject. Dat geldt ook voor de meerjarenkoers en operatie ’gezonde dienstverlening’ van de SVB die tot uitvoering komt in 2022. Een invoerings­toets en internetconsultatie moeten ervoor gaan zorgen dat burgers en bedrijven beter worden betrokken bij voorbereiding van voorstellen en het beoordelen van de impact. Ook gaat er een stevigere toets van wetsvoorstellen plaatsvinden op de aspecten uitvoerbaarheid, menselijke maat en ‘doenvermogen’.

Ook al wordt er gewerkt aan verbeteringen van de uitvoering, het is belangrijk te realiseren dat er al veel goed gaat. Zo heeft UWV veel waardering gekregen voor de uitvoering van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en de SVB voor de uitvoering van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TTKO-I en II). Ondanks de uitdagingen waar corona ons allemaal voor stelt, is de overall klanttevredenheid bij deze twee uitvoeringsinstanties zelfs licht toegenomen.

UWV heeft al verschillende maatregelen genomen om te zorgen dat de burger centraal staat in de dienstverlening. Er is onder andere vooruitgang geboekt op de WW-dienstverlening, zoals een intensievere begeleiding van WW-uitkeringsgerechtigden. Er is ook extra onderzoek gedaan naar dienstverlening in de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Verder zijn er in 2021 belangrijke verbeteringen in gang gezet als het gaat om de omslag naar het regiemodel en de effectievere werkwijze in de Ziektewet. De groeiende vraag naar sociaal-medische beoordelingen blijft echter een belangrijk aandachtspunt (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 645). Ook is in 2021 de ‘Wet vereenvoudiging Wajong’ in werking getreden. De nieuwe regels gaan ervoor zorgen dat Wajongers beter mee kunnen doen in de maatschappij, dat meer werken meer loont en dat de Wajong eenvoudiger wordt. Daarnaast zijn er voor complexe vragen en situaties maatwerkplaatsen ingericht en is er gestart met het inrichten van een UWV-breed systeem voor klantsignaalmanagement. Ook is op basis van de evaluatie Wet SUWI gestart met een verkenning naar het stelsel van gegevensuitwisseling. Hierin wordt de governance van het Inlichtingenbureau (IB) en het BKWI nader onder de loep genomen. Een extern onderzoeksbureau is aan slag met de uitwerking van het onderzoek en de verwachting is dat de resultaten van het onderzoek medio 2022 bekend zullen zijn (Kamerstukken II 2020/21, 30 982, nr. 62). Naast deze acties, signaleert UWV ook verschillende knelpunten in wet- en regelgeving die maken dat UWV niet die dienstverlening kan leveren die ze zou willen (Kamerstukken II 2020/21, D 51093).

Ook de SVB heeft belangrijke verbeteringen in haar dienstverlening doorgevoerd. Naar aanleiding van onderzoek naar verschillende leefvormen in de AOW zijn verbeteringen doorgevoerd voor onder andere AOW-gerechtigden waarvan een partner in een zorginstelling is opgenomen. Zo worden dankzij gegevensuitwisseling discrepanties sneller ontdekt en kunnen we terugvorderingen voorkomen (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 648). Verder werkt de overheid in samenwerking met de SVB en het CIZ aan het vereenvoudigen van de ‘Tegemoetkoming dubbele kinderbijslag intensieve zorg’ (DKIZ). Naar aanleiding van een beleidsonderzoek hiernaar, bleek dat de aanvraagprocedure ingewikkeld kan zijn voor ouders en dat er sprake is van niet-gebruik (Kamerstukken II 2020/21, 34 104, nr. 332). Daarnaast is in 2021 een conceptregeling klaargezet voor de uitvoering van een pilot om het niet-gebruik in de AIO tegen te gaan. Ook zijn diverse verbeterslagen gemaakt op de voorlichtings- en uitvoeringsprocessen van de AIO.

Corona heeft ook in 2021 zijn weerslag gehad op het werk aan handhaving binnen het sociaal domein. Door beperkende coronamaatregelen zijn sommige activiteiten niet of slechts in beperkte mate mogelijk geweest. Zo was bijvoorbeeld het afleggen van huisbezoeken maar beperkt mogelijk en vonden contacten tussen uitvoerder en uitkeringsgerechtigde telefonisch plaats. Daar komt bij dat de steunmaatregelen een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik met zich meebrengen, waarvoor beheersmaatregelen zijn ingezet. De bedrijfsvoeringsparagraaf van dit jaarverslag gaat daar nader op in.

Ook zijn in 2021 verdere stappen gezet om het instrumentarium van handhaving te herijken. De nieuwe Handhavingskoers is al naar de Tweede Kamer gestuurd. De herijking van het handhavingsinstrumentarium heeft geleid tot het onderzoek 'Tussen staat en menselijke maat’ dat is uitgevoerd door de NSOB en voorzien is van een bestuurlijke reactie (Kamerstukken II 2021/22, 17 050, nr. 601). Het uitgangspunt van de nieuwe Handhavingskoers is dat burgers en bedrijven zich aan de regels houden en dat handhavers hen benaderen vanuit vertrouwen. Hierbij wordt meer ingezet op preventie en op passend optreden tegen burgers en bedrijven die de regels niet naleven (Kamerstukken II 2021/22, 17 050, nr. 602).

Verder is het onderzoek ‘Kennis der verplichtingen en detectiekans’ uitgebreid. Dit onderzoek meet jaarlijks (kwantitatief) in hoeverre uitkeringsgerechtigden hun plichten kennen en hoe groot zij de pakkans inschatten als ze hun plichten niet naleven. In 2020 is een afwijkend onderzoek uitgevoerd naar de kennis over verplichtingen in coronatijd. In 2021 is het reguliere onderzoek weer hervat. Doordat het onderzoek opnieuw is aanbesteed, heeft een wijziging in de vraagstelling plaatsgevonden en is een andere weging toegepast. Hierdoor zijn de resultaten van dit onderzoek niet goed te vergelijken met de resultaten van eerdere onderzoeken.

Ten slotte wordt naast het kwantitatieve onderzoek ook een verdiepend onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de verplichtingen die horen bij een uitkering bekend zijn bij de meeste uitkeringsgerechtigden. Het toepassen van die verplichtingen op een specifieke situatie ervaren zij echter vaak als lastig. Een ruime meerderheid van de uitkeringsontvangers schat de kans dat het opgemerkt wordt wanneer verplichtingen niet worden nagekomen als groot of zeer groot. Ook gaat een overgrote meerderheid ervan uit dat wanneer de uitkeringsinstantie erachter komt dat je niet aan de verplichtingen voldoet, er een sanctie volgt. Uit het verdiepende onderzoekt blijkt dat informatie in brieven en op de website over het algemeen helder is. Wel vinden mensen het soms lastig om informatie over een specifieke situatie te vinden. Naast kennis over de verplichtingen is vertrouwen één van de factoren die ook invloed hebben op nalevingsgedrag. Uit het onderzoek blijkt dat er over het algemeen vertrouwen is in de uitkeringsinstanties. Dit vertrouwen wisselt wel per type uitkering: het vertrouwen is lager bij uitkeringen waarbij het arbeidsvermogen moet worden bepaald, zoals de Wajong of de WIA.

3.1.4 Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld het opleggen van boetes). In de tabellen 1, 2 en 3 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, de SVB en gemeenten.

De handhavingscijfers laten een wisselend beeld zien ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is bij zowel UWV als SVB met ongeveer een derde gedaald ten opzichte van 2020. Deels is dit nog steeds het effect van corona, maar ook het gevolg van het afschaffen van de bijverdiengrens voor 16/17-jarige bij de Kinderbijslag en meer geautomatiseerde verwerking van gegevens waardoor cliënten minder gegevens hoeven door te geven waardoor de kans op het maken van een fout is afgenomen. Het aantal waarschuwingen is bij UWV wel fors gestegen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door waarschuwingen voor late ziekmeldingen waarvoor het proces in 2020 heeft stilgelegen, maar in 2021 weer is opgestart. De incassoratio tot en met 31 december 2021 laat een stabiele trend zien in vergelijking met de mate van afbetaling in eerdere jaren. Zo lag de incassoratio na 1 jaar in 2017-2021 bij UWV gemiddeld rond de 23%. Bij gemeenten ten slotte zijn vooralsnog alleen de kerncijfers tot het derde kwartaal bekend. Deze zijn stabiel in vergelijking met de cijfers uit het derde kwartaal 2020.

2019 2020 2021 2019 2020 2021
UWV1 9,0 6,7 4,9 25 23 18
SVB2 10,5 3,9 2,7 10,6 6,0 5,0
Gemeenten3 31 25 184 67 59 424
Totaal 5 5 5 103 88 6
  1. Bron: UWV, Jaarverslag.
  2. Bron: SVB, Jaarverslag.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2021.
  5. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal.
  6. Dit totaal kan niet worden berekend.
2019 2020 2021 2019 2020 2021 2019 2020 2021
UWV1 4,8 3,7 2,1 4,3 3,7 2,5 6,6 4,9 6,5
SVB2 2,3 1,1 0,9 1,4 0,9 0,8 9,6 4,6 3,2
Gemeenten3 11,8 9,2 5,34 7,9 5,6 34 9,9 7,3 5
Totaal 19 14 6 14 10 6 26 17 6
  1. Bron: UWV, jaarverslag.
  2. Bron: SVB, jaarverslag.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2021.
  5. Dit kerncijfer is pas in juni 2022 beschikbaar.
  6. Dit totaal kan niet worden berekend.
UWV1 70 56 51 37 22
SVB2 61 47 37 31 24
Gemeenten3 41 34 27 21 12
  1. Bron: UWV, jaarverslag.
  2. Bron: SVB, jaarverslag.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking UWV aan het werk heeft geholpen. In 2021 vonden 10.650 mensen met een arbeidsbeperking een baan, wat een lichte stijging is vergeleken met 2020. Dit is toe te schrijven aan de arbeidsmarkt die door de coronacrisis niet verder is verslechterd na 2020 voor werkzoekenden met een arbeidsbeperking. Wel was de arbeidsmarkt voor deze doelgroep nog steeds minder gunstig dan voor coronatijd. Dit is terug te zien in het hogere aantal mensen met een beperking dat aan het werk is geholpen door UWV in de jaren 2017 tot en met 2019.

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering 300 400 250 150 150 2
Mensen met recht op Ziektewetuitkering 1.800 1.000 750 400 450 2
Mensen met recht op WIA-uitkering 2.500 2.900 3.500 3.000 3.000
Mensen met recht op Wajong 8.400 9.000 8.600 6.700 7.100 8.000 ‒ 900
Totaal 13.000 13.300 13.100 10.250 10.650
  1. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.
  2. Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

3.2 Uitgavenplafond Sociale Zekerheid

Deze paragraaf presenteert een totaaloverzicht van de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid (SZ) voor het jaar 2021. Eerst wordt de opbouw van de totale uitgaven onder het SZ-plafond weergegeven, onderverdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Daarna wordt inzicht gegeven in de onderverdeling van de uitgaven onder het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Ten slotte worden de uitgavenmutaties sinds de begroting 2021 gegroepeerd weergegeven en vindt toetsing van de SZ-uitgaven aan het plafond plaats. Om een goede vergelijking te maken tussen begrote en gerealiseerde uitgaven zijn de uitgaven van de begroting 2021 (prijzen 2020) omgerekend naar prijzen 2021. Daarnaast worden in deze paragraaf de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven (netto SZ-uitgaven). Tot slot geldt dat in deze paragraaf enkel uitgaven en ontvangsten worden verantwoord die onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen, dus niet die onder het uitgavenplafond Rijksbegroting vallen. Om deze drie redenen wijken de gepresenteerde uitgaven af van de uitgaven zoals opgenomen in de beleidsartikelen.

Uit tabel 5 is af te leiden dat de totale uitgaven onder het SZ-plafond € 0,7 miljard hoger zijn uitgekomen dan voorzien bij de begroting 2021. De uitgaven onder het SZ-plafond bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald, de premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Het merendeel van de uitgaven op de SZW-begroting valt onder het uitgavenplafond SZ.

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd 57.703 52.926 4.776
-/- Correctie dubbeltelling rijksbijdragen 23.223 22.777 446
-/- Uitgaven R-plafond 752 1.451 ‒ 699
-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd 2.413 497 1.916
A. SZ-uitgaven begroting 31.314 28.200 3.114
Totaal uitgaven premiegefinancierd 63.958 66.590 ‒ 2.633
-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd 190 309 ‒ 120
B. SZ-uitgaven premie 63.768 66.281 ‒ 2.513
C. Integratie-uitkering sociaal domein 1.983 1.903 79
Totaal SZ-uitgaven (A + B + C) 97.065 96.385 680
  1. Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Op de totaaltelling van de uitgaven vindt een correctie plaats om dubbeltelling te voorkomen die ontstaat doordat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 12 van dit jaarverslag. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende om de ouderdomsuitgaven (AOW) te dekken.

De apparaatsuitgaven en enkele andere uitgaven, waaronder subsidies en opdrachten, behoren tot de uitgaven onder het plafond Rijksbegroting en zijn daarom niet relevant voor het SZ-plafond. Deze uitgaven worden in mindering gebracht op de totaaltelling.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend, wordt eveneens gecorrigeerd. De gerealiseerde begrotingsontvangsten onder het SZ-plafond wijken af van de totale ontvangsten van SZW. De ontvangsten onder uitgavenplafond Rijksbegroting en de niet-plafondrelevante ontvangsten (voornamelijk werkgeversbijdragen kinderopvangtoeslag) worden immers niet onder het SZ-plafond meegenomen.

Rekening houdend met deze correcties bedragen de begrotingsgefinancierde uitgaven onder het uitgavenplafond SZ in 2021 € 31,3 miljard, de premiegefinancierde uitgaven bedragen € 63,8 miljard. Samen met de integratie-uitkering sociaal domein komt het totaal daarmee op € 97,1 miljard.

Uitgavenontwikkeling

Tabel 6 toont een onderverdeling van de uitgaven die vallen binnen het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Wederom is het startpunt de begroting 2021. Ontvangsten worden in mindering gebracht op de uitgaven.

Arbeidsmarkt
NOW 0 13.206 8.686 4.808 3.878
LIV/LKV/Jeugd-LIV 799 743 538 579 ‒ 41
Werkloosheid
WW-uitgaven (werkloosheid) 3.656 4.061 3.596 6.144 ‒ 2.548
Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) 6.085 6.378 6.436 6.845 ‒ 409
Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap
WIA/WAO/WAZ/Wajong 13.302 13.720 14.086 13.875 211
ZW/WAZO/Kraamverlof 3.061 4.296 4.368 3.780 588
Ouderdom/Nabestaanden
AOW 38.539 40.257 41.944 41.181 763
Inkomensondersteuning AOW 945 977 1.012 1.004 8
Anw 356 338 317 315 2
Kinderopvang en kindregelingen
KOT 3.088 3.647 3.912 3.249 663
AKW/WKB 5.742 6.350 6.358 6.316 42
Re-integratie/Participatie
Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid 171 170 167 207 ‒ 40
Integratie-uitkeringen sociaal domein 1.987 1.957 1.983 1.903 79
Uitvoeringskosten en overige uitgaven
Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) 1.973 2.373 2.412 2.590 ‒ 178
Tozo/bijstand zelfstandigen 0 2.735 156 344 ‒ 187
Overige uitgaven 1.055 1.065 1.093 1.544 ‒ 451
Nominale ontwikkeling 0 0 0 1.700 ‒ 1.700
Totaal SZ-uitgaven 80.760 102.274 97.065 96.385 680

Arbeidsmarkt

De uitgaven aan arbeidsmarkt vallen € 3.837 miljoen hoger uit dan begroot. Hoewel de uitgaven aan het Loonkostenvoordeel (LKV) lager waren, is de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) voortgezet. Na het opstellen van de begroting 2021 is vanwege de ontwikkelingen van het coronavirus besloten om nieuwe, aangescherpte contactbeperkende maatregelen te treffen. Daarop heeft het kabinet de NOW-3.2 en NOW-3.3 geïntensiveerd en is besloten tot openstelling van nieuwe NOW-tranches in 2021, de NOW-4 en de NOW-5. De NOW zorgt bijna voor het gehele effect, met € 3.878 miljoen aan extra uitgaven in 2021.

Werkloosheid en Bijstand

De uitkeringslasten WW komen € 2.548 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 2.635 miljoen lager dan begroot. Ten tijde van het opstellen van begroting 2021 was de verwachting dat de werkloosheid in 2021 flink zou oplopen als gevolg van de pandemie en de daarbij horende contact-beperkende maatregelen. Deze stijging heeft zich niet voorgedaan, mede door de loonsteun die de overheid heeft geboden aan werkgevers.

De uitgaven aan het Macrobudget Participatiewetuitkeringen vallen € 409 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 486 miljoen lager dan begroot. De daling is met name het gevolg van de lagere werkloosheid en de verwerking van realisaties in 2020.

Arbeidsongeschiktheid en Ziekte en zwangerschap

De uitgaven voor arbeidsongeschiktheid en ziekte en zwangerschap zijn € 799 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 536 miljoen hoger dan begroot. Dit komt bijvoorbeeld door een hogere realisatie bij de WGA, als gevolg van een hoger aantal uitkeringen en een lagere gemiddelde uitkeringshoogte. Daarnaast zijn de uitgaven op de ZW hoger. Een belangrijke verklaring voor de hogere ZW-uitgaven is de aanhoudende gevolgen van het coronavirus, waardoor het beroep op de ZW ook in 2021 hoger is uitgevallen dan van tevoren werd verwacht. Voor de WAZO vielen de uitgaven ook hoger uit. Dit wordt verklaard door zowel een hoger aantal geboortes als een hogere gemiddelde WAZO-uitkering.

Ouderdom en nabestaanden

De AOW en Anw uitgaven zijn in totaal € 773 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 202 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard door doordat het aantal AOW-gerechtigden minder sterk is gestegen dan verwacht vanwege hogere sterfte door corona.

Kinderopvang en Kindregelingen

Het saldo van de uitgaven en ontvangsten Kinderopvangtoeslag is € 663 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 540 miljoen hoger dan de begroting. Dit komt vooral doordat het gebruik van kinderopvang in 2021 hoger is uitgekomen. Met name gingen kinderen gemiddeld meer uren naar de opvang dan was verwacht, zowel in de dagopvang als in de buitenschoolse opvang. De uitgaven aan AKW en WKB zijn € 42 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 79 miljoen lager dan bij begroting. Dit komt voornamelijk door de WKB en komt voort uit lagere uitgaven over het lopende toeslagjaar 2021. Deze lagere uitkeringslasten komen met name doordat het aantal huishoudens met WKB lager is uitgekomen dan aanvankelijk verwacht.

Re-integratie en Participatie

In 2021 is € 40 miljoen minder uitgegeven aan re-integratie arbeidsongeschikten dan begroot. Dit bestaat uit lagere uitgaven aan re-integratie Wajong (€ 29 miljoen) en lagere uitgaven aan re-integratie WIA/WAO/WAZ (€ 11 miljoen). Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 44 miljoen lager dan begroot. De uitgaven aan de integratie-uitkeringen sociaal domein zijn € 79 miljoen hoger dan verwacht bij de begroting 2021.

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

De uitvoeringskosten van onder andere UWV en de SVB komen € 178 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstellingen, is de realisatie € 224 miljoen lager dan begroot. De lagere uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt doordat de gerealiseerde volumes van de UWV-regelingen lager zijn dan geraamd.

Als onderdeel van het Noodpakket banen en economie is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voortgezet. Op dit onderdeel komen de uitgaven € 187 miljoen lager uit dan begroot. De overige uitgaven zijn € 451 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt onder andere doordat het grootste deel van de reserveringen op artikel 99 (nog onverdeeld) à € 303 miljoen is overgeboekt naar de betreffende beleidsartikelen of departementale begrotingshoofdstukken.

Toetsing aan het plafond

Tabel 7 laat de ontwikkeling van het SZ-plafond en de netto SZ-uitgaven zien voor het jaar 2021. De SZ-uitgaven worden getoetst aan het plafond.

Uitgaven
SZ-uitgaven bij indiening Miljoenennota 20211 96.385
Budgettaire mutaties 680
SZ-uitgaven jaarverslag 2021 97.065
Uitgavenplafond (ijklijn)
IJklijn SZ-uitgaven bij Miljoenennota 2021 96.016
IJklijnmutaties 702
IJklijn SZ-uitgaven jaarverslag 2021 96.718
Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) bij indiening Miljoenennota 2021 368
Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) jaarverslag 2021 347

Uitgaven

De geraamde SZ-uitgaven van € 96,4 miljard ten tijde van de begroting 2021 zijn uitgekomen op € 97,0 miljard bij het jaarverslag 2021. Bovenstaand zijn de grootste mutaties toegelicht.

Uitgavenplafond

Het plafond 2021 is € 0,7 miljard hoger vastgesteld dan in de begroting 2021 is opgenomen. De voornaamste oorzaak is een bijstelling van het plafond als gevolg van de noodmaatregelen in verband met de corona uitbraak. Daarnaast is het plafond bijgesteld vanwege overboekingen tussen de plafonds, statistische correcties, nominale ontwikkeling en voor de niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Het plafond voor 2021 is uiteindelijk vastgesteld op € 96,7 miljard.

Toetsing SZ-uitgaven aan uitgavenplafond

Door de hogere SZ-uitgaven ten opzichte van de begroting en de iets grotere opwaartse bijstelling van het plafond is er sprake van een kleinere overschrijding van het plafond dan bij de begroting. Per saldo is er bij jaarverslag 2021 € 0,3 miljard meer uitgegeven dan het voor 2021 geldende plafond.

3.3 Realisatie beleidsdoorlichtingen

1 Arbeidsmarkt X Ja
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet X Ja
3 Arbeidsongeschiktheid X Nee1
4 Jonggehandicapten X Ja
5 Werkloosheid X Ja
6 Ziekte en zwangerschap X Ja
7 Kinderopvang X Ja
8 Oudedagsvoorziening X Nee2
9 Nabestaanden X Ja
10 Tegemoetkoming ouders X Ja
11 Uitvoering X X Ja
12 Rijksbijdragen3 N.v.t.
13 Integratie en maatschappelijke samenhang X Ja
  1. De beleidsdoorlichting is als IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) «Geschikt voor de arbeidsmarkt» in april 2017 opgeleverd.
  2. Zie voor een toelichting de paragraaf beleidsconclusies in artikel 8 Oudedagsvoorziening van het jaarverslag SZW 2019.
  3. Het artikel Rijksbijdragen is een technisch artikel. Er wordt op basis van dit artikel geen specifiek beleid gevoerd. Om die reden wordt dit artikel niet doorgelicht. De evaluatie van het beleid waarvoor deze rijksbijdragen zijn bedoeld, vindt plaats wanneer de artikelen waar dit beleid onderdeel van is, worden doorgelicht.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie «Bijlage 2. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

3.4 Overzicht van risicoregelingen

Het Ministerie van SZW verleent – indien zij of hun partner niet over voldoende financiële middelen beschikken – via DUO leningen aan migranten met de plicht tot inburgering. Het leenstelsel hanteert het draagkrachtbeginsel. Asielmigranten die met succes en tijdig hun inburgering afronden hoeven de lening niet terug te betalen.

Voor deze leningen is er geen risicovoorziening ingesteld omdat eventuele verliezen via de begroting worden opgevangen.

Integratie en maatschappelijke samenhang Leningen inburgering 245.458 divers 0 0

3.5 Openbaarheidsparagraaf

In 2021 heeft het departement initiatieven genomen voor de verbetering van de informatiehuishouding en het transparanter maken van de organisatie. In deze paragraaf wordt dit inhoudelijk nader toegelicht en hoe de daarvoor toegekende middelen zijn ingezet. Onderstaand wordt ingegaan op de drie hoofdonderdelen van de Wet open overheid (Woo).

SZW heeft de verbetering van haar informatiehuishouding en de implementatie van de Wet open overheid sinds 2020 belegd in het programma ENIGMA, naar een duurzaam digitaal informatiebeheer SZW. Het programma heeft tot doel om het informatiebeheer van SZW te verbeteren, transparanter te maken en om het bewustzijn van de omgang met openbaarheid van informatie in het DNA van medewerkers en in het werk van SZW te verankeren.

De verbetering van de informatiehuishouding is een meerjarig traject. De in 2021 ingezette acties lopen de komende jaren door. In het groeimodel volgt meer aandacht voor wat er bereikt is met de ingezette acties en middelen.

Actieve openbaarmaking

Ten behoeve van de verbetering van de informatievoorziening aan het parlement worden sinds 1 juli 2021 bij toezending van stukken aan de Kamer ook de onderliggende departementale nota’s openbaar gemaakt. Dit zijn de onderliggende stukken die door de bewindspersonen zijn gebruikt bij de besluitvorming. Op 1 juli is de eerste fase van de Beleidslijn actieve openbaarmaking beslisnota’s in werking getreden. Dit betekent dat sindsdien de onderliggende beslisnota’s bij Kamerstukken in de categorieën «Wetgeving en Beleidsvorming» actief openbaar gemaakt worden. De categorieën "Voortgang/stand van zaken", "Kennis- en informatiedeling", «Begrotingsstukken» en «Europese en internationale onderhandelingen» volgen in een later voorstel. In het najaar van 2021 is de beleidslijn geëvalueerd zodat de uitkomst daarvan in 2022 kan worden meegenomen in een nieuw voorstel voor de verdere implementatie van de overige categorieën.

Tevens heeft SZW een Visie op Open Overheid vastgesteld voor het actief openbaar maken van informatie.

Passieve openbaarmaking (Wob/Woo-verzoeken)

Het is van groot belang om burgers, bedrijven en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien. De maximale termijn voor de beantwoording van Wob/Woo-verzoeken wordt onder de Woo aanzienlijk korter (42 versus 56 dagen). Daarnaast schrijft de Woo termijnen voor waarbinnen het bestuursorgaan in contact moet treden met verzoeker als er onduidelijkheden zijn, of om nadere afspraken te maken over de verdere afhandeling van het verzoek. Daarom wordt geïnvesteerd om de arbeidsintensieve werkstroom die de afhandeling van Wob/Woo-verzoeken met zich meebrengt op orde te krijgen en te houden. Zo wordt het werkproces momenteel heringericht, worden nieuwe afspraken gemaakt om de samenwerking tussen de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA), beleid en de Nederlandse Arbeidsinspectie (de dossierhouders) zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en is eind 2021 slimme laktooling in gebruik genomen. Ook gaat aandacht uit naar de inhoudelijke wijzigingen onder de Woo.

Verbetering van de informatiehuishouding

Naar aanleiding van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (PoK) is in april het Generiek actieplan informatiehuishouding Rijksoverheid ‘Open op Orde’ opgesteld. In juli 2021 is in navolging hierop een departementaal actieplan ingediend bij Bureau Regeringscommissaris (BRC). Er is een nulmeting informatiehuishouding uitgevoerd om het volwassenheidsniveau op het gebied van informatiehuishouding te bepalen en er heeft een haalbaarheidstoets op het actieplan plaatsgevonden. Er is een nieuwe, duurzame governance ingericht.

Er is in 2021 reeds ingezet op de bewustwording en het vergroten van de kennis van de SZW-medewerkers op het gebied van informatiebeheer. Hier wordt in 2022 en volgende jaren verder op ingezet. Daarnaast is een verkenning uitgevoerd naar het databeheer bij SZW. Hieruit komen adviezen over de benodigde acties voor het databeheer van SZW, rekening houdend met de eisen vanuit het perspectief van informatiehuishouding. Ook is een inventarisatie uitgevoerd om de informatiesystemen van SZW in kaart te brengen. Hieruit volgt in 2022 een beoordeling en een verbeterplan.

Het veiligstellen en archiveren van websites, chatberichten en e-mail is projectmatig opgepakt. De beleidslijn voor het archiveren van chatberichten is vastgesteld en wordt uitgevoerd. Hier wordt ook in 2022 vervolg aan gegeven. De webportfolio van SZW is geschoond en websites worden gearchiveerd. E-mails worden momenteel gedurende een periode van 10 jaar veiliggesteld ten behoeve van onder andere Wob/Woo verzoeken. Website- en emailarchivering vindt plaats conform de rijksbrede kaders. Een verdere implementatie van deze kaders wordt na 2021 rijksbreed opgepakt.

In de begroting van 2021 is de openbaarheidsparagraaf nog niet opgenomen. Welke kwantitatieve gegevens de komende jaren meegenomen dienen te worden bij de verantwoording wordt rijksbreed onderzocht. Het programma ENIGMA kent in 2021 twee financieringsstromen: het programmabudget (€ 1 miljoen) uit eigen middelen en het in april door BZK toegekende startbudget uit POK-IHH-gelden ten behoeve van Open op Orde (€ 2,4 miljoen waarvan € 1,2 miljoen voor de zbo’s SVB en UWV). Het totale budget is geraamd op € 2,2 miljoen en de realisatie is € 1,3 miljoen bij het jaarverslag 2021. Het startbudget uit de POK-IHH-gelden is relatief laat in het jaar ontvangen. Het budget was hoofdzakelijk voor inzet van (tijdelijk) personeel. De combinatie van late ontvangst en een lange werving maakte dat het budget niet volledig kon worden ingezet of anders aangewend. De afhankelijkheid van de schaarste op de arbeidsmarkt op dit vakgebied blijft in deze een aandachtspunt.

Bijlage: Overzicht coronasteunmaatregelen

NOW1 9.669 9.669 NvW bij 1e ISB 2021 SZW
Kamerbrief over steunpakket in het derde kwartaal en aankondiging steunpakket vierde kwartaal
Kamerbrief aanpassingen steunpakket 4e kwartaal 2021
Kamerbrief over steunpakket in het eerste kwartaal van 2022
Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland 16 16 NvW bij 1e ISB 2021 SZW
Kamerbrief over steunpakket in het derde kwartaal en aankondiging steunpakket vierde kwartaal
Kamerbrief aanpassingen steunpakket 4e kwartaal 2021
Kamerbrief over steunpakket in het eerste kwartaal van 2022
Tozo1 1.133 1.133 NvW bij 1e ISB 2021 SZW
Kamerbrief over steunpakket in het eerste kwartaal van 2022
Bbz-transitie 85 85 Derde Incidentele Suppletoire Begroting 2021 SZW
Kamerbrief aanpassingen steunpakket 4e kwartaal 2021
Kamerbrief over steunpakket in het eerste kwartaal van 2022
Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang 276 276 NvW bij 1e ISB 2021 SZW
2e ISB inzake kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden en diverse corona gerelateerde maatregelen
Kamerbrief over steunpakket in het eerste kwartaal van 2022
NL leert door 127 95 2e ISB inzake kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden en diverse corona gerelateerde maatregelen
Kamerbrief over aanvullende aanpassingen in steunpakket 4e kwartaal
Aanvullend sociaal pakket
Versnellen brede schuldenaanpak 5 5 2e ISB inzake kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden en diverse corona gerelateerde maatregelen
Kamerbrief over aanvullende aanpassingen in steunpakket 4e kwartaal
Crisisdienstverlening (regionale mobiliteitsteams) 51 40 2e ISB inzake kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden en diverse corona gerelateerde maatregelen
Kamerbrief over aanvullende aanpassingen in steunpakket 4e kwartaal
Aanpak jeugdwerkloosheid2 0,4 0,3 Kamerbrief over aanvullende aanpassingen in steunpakket 4e kwartaal
Waarborgfonds 30 6 Derde Incidentele Suppletoire Begroting 2021 SZW
  1. Dit betreft de uitgaven zonder de ontvangsten.
  2. Betreft enkel de uitgaven die op de SZW-begroting staan.

NOW

De Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) komt werkgevers tegemoet die door de coronacrisis met omzetverlies te maken hebben. Met de tegemoetkoming NOW kunnen werkgevers werknemers in dienst houden, waardoor banen behouden blijven. Werkgevers die te maken krijgen met minstens 20% omzetverlies kunnen aanspraak maken op de regeling. Werkgevers ontvangen een voorschot op basis van het verwachte omzetverlies. Achteraf vindt de subsidievaststelling plaats op basis van het daadwerkelijke omzetverlies. Ook wordt gekeken of werkgevers de loonsom op peil hebben gehouden.

Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland

Het doel van deze regeling is het voorkomen van werkloosheid en het opvangen van inkomensverlies als gevolg van de acute vraaguitval die optreedt als gevolg van het coronavirus in Caribisch Nederland. Zowel werkgevers als zelfstandig ondernemers kunnen aanspraak maken op de regeling.

Tozo

De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) had als doel ondernemers te ondersteunen tijdens de coronacrisis. De regeling is voor zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers. Ondersteuning kan worden aangevraagd in de vorm van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal. Per oktober 2021 is de Tozo stopgezet.

Bbz-transitie

Om de overgang van de Tozo naar het Bbz voor de uitvoering bij de gemeenten behapbaar te maken heeft het kabinet besloten het Bbz tijdelijk te vereenvoudigen. Gemeenten worden gefinancierd voor de uitkeringslasten van het Bbz 2004 via het Macrobudget Participatiewetuitkeringen.

Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang

Alle ouders die gebruik maken van kinderopvang en hun factuur tijdens de sluitingsperioden van de kinderopvang volledig door blijven betalen, ontvangen een tegemoetkoming in de eigen bijdrage. De tegemoetkoming geldt voor alle typen formele opvang en voor verschillende financieringsvormen. Namelijk voor ouders die Kinderopvangtoeslag ontvangen, ouders die gebruik maken van een regeling gesubsidieerd door de gemeenten en personen die gebruik maken van kinderopvang zonder overheidsvergoeding.

NL leert door

Deze maatregel bestaat uit het aanbieden van online scholing en ontwikkel­adviezen en een ondersteunende campagne om de kansen van scholing onder de aandacht te brengen. Dit helpt mensen die door de crisis hun baan zijn verloren of dreigen te verliezen zich te (her)oriënteren op baankansen en daarvoor zo nodig (online) scholing te volgen.

Aanvullend sociaal pakket

Versnellen brede schuldenaanpak

Met behulp van deze extra middelen wordt de armoede- en schuldenaanpak versneld en geïntensiveerd, zodat mensen sneller en op een laagdrempelige manier de weg naar hulpverlening kunnen vinden.

Crisisdienstverlening (regionale mobiliteitsteams)

Een deel van de mensen die als gevolg van de coronacrisis hun baan verliezen of met werkloosheid worden bedreigd, is gebaat bij extra ondersteuning om snel en gericht de weg te vinden naar ander werk. Specifiek voor deze mensen is een nieuwe aanpak van aanvullende (crisis)dienstverlening ontwikkeld, waarin werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV samenwerken in regionale mobiliteitsteams om mensen naar werk te begeleiden.

Aanpak jeugdwerkloosheid

Voor scholen en gemeenten is specifiek budget beschikbaar gesteld voor een integrale aanpak om kwetsbare schoolverlaters te laten doorleren of te ondersteunen naar werk. SZW en OCW ondersteunen de regio’s in deze aanpak. Een groot deel van de middelen staat op de begroting van OCW of is overgeboekt naar het Gemeentefonds. De bedragen in de tabel betreffen enkel de middelen die op de SZW-begroting staan.

Waarborgfonds

Het Waarborgfonds saneringskredieten heeft als doel om de drempels te verlagen om (op grotere schaal) saneringskredieten te verstrekken. Het kabinet heeft hiervoor € 30 miljoen beschikbaar gesteld. Voor een periode van maximaal vijf jaar wordt er via een subsidie een bodemstorting van maximaal € 6 miljoen per jaar gedaan.

4. Beleidsartikelen

4.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  1. gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);
  1. arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
  1. arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
  1. toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);
  1. de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);
  1. maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);
  1. de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);
  1. de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;
  1. de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;
  1. het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;
  1. het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;
  1. het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;
  1. het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;
  1. het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;
  1. de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

NOW

Als gevolg van de coronacrisis is de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) ingesteld. De regeling heeft als doel om getroffen ondernemingen te ondersteunen zodat werk zoveel mogelijk behouden kan blijven. De regeling voorziet in een tegemoetkoming in de loonkosten. In 2021 zijn voor vier tranches aanvraagloketten opengesteld (NOW-3.2, NOW-3.3, NOW-4 en NOW-5). Bij elke nieuwe tranche is een aantal voorwaarden en parameters aangepast. Zo is het vergoedingspercentage gedaald van 90% naar 80% (NOW-3.1), en later wederom verhoogd naar 85% (NOW-3.2 en verder). Ook is de loonsomvrijstelling gehandhaafd en vanaf de NOW-5 verhoogd naar 15%, zodat werkgevers zich kunnen aanpassen aan de nieuwe economische realiteit. Verder is vanaf de NOW-4 een omzetverliesplafond toegevoegd om werkgevers te stimuleren omzet te genereren.

Op 7 oktober 2020 is UWV gestart met het definitief vaststellen van de subsidie van de eerste NOW-tranche, de NOW-1. Inmiddels zijn ook de vaststellingsloketten voor de NOW-2 en de NOW-3.1 geopend. Op 31 oktober 2021 sloot het vaststellingsloket van de NOW-1. Veruit de meeste werkgevers hebben hun vaststellingsaanvraag op tijd ingediend. Werkgevers die dat nog niet hadden gedaan toen de deadline verstreek, zijn individueel door UWV benaderd alvorens zij een laatste herinnering hebben gekregen van UWV. De overgrote meerderheid van de werkgevers heeft uiteindelijk een (gedeeltelijke) vaststellingsaanvraag gedaan. In de loop van 2022 zullen ook voor de overige NOW-regelingen de vaststellingsloketten openen.

Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN

De in 2020 vanwege COVID-19 in het leven geroepen Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN, liep tot 13 oktober 2021 door. Deze regeling had tot doel het ondersteunen van bedrijven en (gewezen) werknemers in Caribisch Nederland om de moeilijke periode als gevolg van de coronacrisis door te komen en om ontslagen als gevolg van de crisis te voorkomen. Anticiperend op het weer op gang komen van de toeristenstroom is de subsidieregeling gedurende 2021 gewijzigd om (meer) ruimte te bieden aan de meest getroffen werkgevers om personeel binnen de regeling te laten werken (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 326).

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

De Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU), een afspraak uit het pensioenakkoord, is in februari 2021 in werking getreden en kent een looptijd tot eind 2025. Sectorale samenwerkingsverbanden van sociale partners die investeren in maatregelen om gezond werkend het pensioen te bereiken, kunnen daarvoor subsidie aanvragen. Ook regelingen voor eerder uittreden zijn onder bepaalde voorwaarden subsidiabel. In 2021 zijn verdeeld over enkele tijdvakken 104 subsidies voor sectoranalyses verstrekt en 13 subsidies voor activiteitenplannen. De Tweede Kamer is in het najaar over de voortgang van de subsidieregeling geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 25 883, nr. 422).

Wet tegemoetkomingen loondomein

Ter uitwerking van de afspraak uit het pensioenakkoord om te komen tot een effectievere invulling van de instrumenten van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) is voorafgaand onderzoek gedaan naar de mogelijke vormgeving van het voorgenomen loonkostenvoordeel voor jongeren (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 224). Definitieve besluitvorming is door het kabinet Rutte III overgelaten aan het nieuwe kabinet. In het coalitieakkoord is inmiddels besloten het loonkostenvoordeel voor jongeren niet in te voeren (Kamerstukken II 2021/22, 35 788, nr. 77).

Ter dekking van de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd is in het pensioenakkoord met werkgevers onder meer1 een taakstelling op de Wtl afgesproken van cumulatief € 200 miljoen. Deze taakstelling is vanaf 2022 ingeboekt als structurele besparing van € 14,3 miljoen op het lage-inkomensvoordeel (LIV). Hieraan is invulling gegeven door het bedrag per verloond uur vanaf 1 januari 2021 (uitbetaling in 2022) te verlagen van € 0,51 naar € 0,49. Het maximumbedrag van € 1.000 per jaar is evenredig verlaagd naar € 960.

Compensatie Transitievergoeding Bedrijfsbeëindiging

De compensatieregeling transitievergoeding bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever is per 1 januari 2021 in werking getreden. Inwerkingtreding per 1 januari 2021 bleek nog niet mogelijk voor het onderdeel ‘ziekte of gebreken van de werkgever’. Voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid is een sociaal-medische beoordeling nodig. Het is zeer ingewikkeld gebleken om voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid een werkbaar beoordelingskader op te stellen. Momenteel worden de gesprekken met de betrokken partijen hierover voortgezet. Het is echter nog niet duidelijk of en wanneer tot een werkbaar beoordelingskader kan worden gekomen (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 13).

Wijziging Wet arbeid vreemdelingen en Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen

Per 1 januari 2022 is de Wet arbeid vreemdelingen 2022 (Wav) in werking getreden om de wet flexibeler en toekomstbestendiger te maken. In 2021 hebben de Tweede en Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel. Met deze wijziging wordt de duur van de tewerkstellingsvergunning (twv) verruimd van één naar drie jaar. In de wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (BuWav) wordt, in afwijking van deze hoofdregel, geregeld dat een twv voor ten hoogste twee jaar kan worden verleend bij aanvragen waarbij door UWV wordt getoetst of er prioriteitgenietend aanbod beschikbaar is en of de vacature voldoende kenbaar is gemaakt (volledige arbeidsmarkttoets). Daarnaast is er een aantal maatregelen om de positie van de werknemer te versterken, zoals de verplichting tot een periodieke girale betaling van het loon en de facultatieve weigeringsgrond als er geen sprake is van economische activiteiten. Verder bevat het wetsvoorstel een door Kamerlid Wiersma ingediend amendement (Kamerstukken II 2020/21, 35 680, nr. 7) waardoor de werkgever in bepaalde gevallen een inspanningsverplichting krijgt om scholing op het gebied van de Nederlandse taal aan te bieden aan de vreemdeling. Dit amendement treedt later in werking en wordt in lagere regelgeving uitgewerkt.

Daarnaast is per 1 juni 2021 in het BuWav de pilot startende innovatieve ondernemingen in werking getreden. Deze regeling maakt het voor startende, innovatieve bedrijven mogelijk om essentieel personeel uit derdelanden aan te nemen tegen een verlaagd salariscriterium in ruil voor een aandeel in het bedrijf. De pilot loopt vier jaar en zal tussentijds worden geëvalueerd.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

Het Meerjarig Investeringsprogramma is van start gegaan met een quick scan naar beschikbare interventies op het terrein van duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen. Praktijkvoorbeelden en succesfactoren worden via het platform duurzameinzetbaarheid.nl gedeeld. Als gevolg van de coronacrisis is de publicatie en uitvoering van de subsidieregeling om te experimenteren of pilots uit te voeren, alsmede de communicatiecampagne, aangehouden tot 2022.

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

Als gevolg van de door de coronacrisis ontstane extra behoefte aan scholing en begeleiding, zouden aanvankelijk extra middelen toegevoegd worden aan de al bestaande stimuleringsregeling voor scholing en ontwikkeling van werknemers in MKB bedrijven in 2021. In plaats hiervan is voor een nieuwe regeling gekozen, Nederland leert door met inzet van sectoraal maatwerk, waarvoor € 71,5 miljoen beschikbaar is gesteld.

NL leert door

NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk is de derde regeling in het crisispakket NL leert door. De regeling is in maart 2021 in werking getreden. Sectorale samenwerkingsverbanden kunnen subsidie aanvragen voor het verzorgen van maatwerktrajecten die kunnen bestaan uit ontwikkeladvies, scholing, EVC en begeleiding naar ander werk in beroepen en sectoren waar kansen liggen. In het voorjaar van 2021 zijn 30 aanvragen toegekend. De uitvoering van de regeling loopt nog door in 2022.

De overige twee regelingen in het crisispakket NL leert door betroffen subsidieregelingen voor scholing en voor ontwikkeladviezen. In 2021 is volledige subsidie voor NL leert door met inzet van ontwikkeladvies (€ 37 miljoen) ingezet en de regeling is in september 2021 gesloten. We hebben daarmee 70.000 werkenden kunnen ondersteunen door het bekostigen van ontwikkeladviezen.

De uitvoering van de crisisregeling NL leert door met inzet van scholing is in 2020 opgestart met twee aanvraagtijdvakken die nog doorliepen tot eind december 2021. Voor deze twee tijdvakken stond voor 2021 € 30 miljoen gereserveerd. Op dit moment kunnen aanvragers tot eind maart 2022 hun einddeclaratie indienen. Vanaf dat moment kunnen we met zekerheid zeggen of de beleidsdoelstellingen van de regelingen behaald zijn. Uit de tussentijdse monitor van oktober 2021 blijkt dat ongeveer 60 procent van de beoogde 70.000 onderwijstrajecten is afgerond. Daarnaast stond de regeling in 2021 ook open voor een derde tijdvak van nog eens € 30 miljoen. Hierdoor komen nog eens 80.000 scholingstrajecten beschikbaar vanaf begin maart 2022.

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

In 2021 werden er voorbereidingen getroffen door UWV en DUO voor de uitvoering van het STAP-budget. Het STAP-budget is een uitgavenregeling, ter vervanging van de fiscale aftrek scholingsuitgaven, waarmee het individu in staat wordt gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. De verwachting was dat het STAP-budget per 1 januari 2022 van start zou gaan.

In het najaar van 2021 heeft het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) een advies uitgebracht over de voortgang van het programma STAP-budget. Een deel van de aanbevelingen uit het advies kon in 2021 al worden overgenomen. Om de aansluiting van ICT-systemen in de keten tussen UWV en DUO te kunnen testen, is de openstelling van STAP vertraagd tot 1 maart 2022.

Gezond en veilig werken

Afgelopen jaar is de hoofdlijnennotitie van de Arbovisie 2040 aan de Tweede Kamer en tevens voor advies aan de SER aangeboden. De notitie bevat zeven hoofdlijnen voor het verbeteren van de veiligheid en gezondheid van werkenden. Mede op basis van het te ontvangen advies van de SER zal de definitieve Arbovisie 2040 worden vastgesteld en een beleidsagenda voor de komende jaren worden opgesteld.

Om uitvoering te geven aan de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Heerts is de interventiemix op het gebied van gevaarlijke stoffen samen met de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) tegen het licht gehouden. Voorts is in het kader van het meerjarenprogramma Verbetering naleving Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) de ondersteuning van werkgevers bij het opstellen van een verplichte RI&E verder verbeterd via de 'Route naar RI&E', met expliciete aandacht voor voorlichting over gevaarlijke stoffen. Tevens is via een multimediale campagne ingezet op verbetering van de bewustwording bij werkgevers.

Om het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen te verbeteren is in 2021 begonnen met de inrichting van een Landelijk Expertisecentrum ter verbetering van de kennisinfrastructuur op het gebied van stoffengerelateerde beroepsziekten. Het Expertisecentrum is naar verwachting 1 juli 2022 operationeel.

Op het terrein van asbest is verder gebouwd aan de in 2018 gestarte meerjarenaanpak om een aantal fundamentele verbeteringen door te voeren in het asbeststelsel op het gebied van arbeidsomstandigheden. Een groot aantal van de in 2018 aangekondigde maatregelen komt samen in een in 2021 in consultatie gebrachte wijziging van het Arbobesluit en de Arboregeling, die beoogt het asbestbeleid risicogerichter en eenduidiger te maken.

In 2021 is binnen het Programma Preventie Beroepsziekten zowel aandacht besteed aan fysieke overbelasting op de werkvloer als onderbelasting vanwege het vele thuiswerken, onder andere met de campagne 'Elk half uur even bewegen. Zet ook de stap!'.

Met de motie van de leden van Weyenberg en Smeulders (Kamerstukken II 2020/21, 35 669, nr 36) zijn middelen vrijgemaakt om vitaal thuiswerken te bevorderen. Dat heeft in 2021 onder andere geleid tot de inrichting van de websites slimwerkgeven.nl en hoewerktnederland.nl met daarop informatie, tools en tips over thuiswerken voor werkgevers en werkenden. Tevens zijn er diverse communicatiecampagnes gevoerd om te wijzen op het thuiswerkadvies.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 20.064 486.041 816.502 14.053.826 10.544.115 7.207.349 3.336.766
Uitgaven 15.854 486.149 813.555 14.014.042 10.377.403 7.237.680 3.139.723
Inkomensoverdrachten
Vakantiedagen 1.805 21 7 0 0 0 0
Lage-inkomensvoordeel 0 473.561 509.639 528.567 388.259 391.198 ‒ 2.939
Minimumjeugdloonvoordeel 0 0 123.754 63.325 19.688 18.767 921
Loonkostenvoordelen 0 0 165.404 150.823 129.905 168.707 ‒ 38.802
Subsidies
Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen 0 0 0 1.292 0 9.870 ‒ 9.870
Stimuleringsregeling LLO in MKB 0 0 0 0 2.514 28.356 ‒ 25.842
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid 0 0 0 13.183.600 9.669.471 6.063.678 3.605.793
Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN 0 0 0 28.735 15.580 16.500 ‒ 920
Nederland leert door 0 0 0 14.400 95.335 164.653 ‒ 69.318
Tofa 0 0 0 20.100 0 0 0
Maatwerkregeling DI en eerder uittreden 0 0 0 140 27.270 350.000 ‒ 322.730
Overige subsidies algemeen 3.173 1.712 1.877 2.921 2.566 2.893 ‒ 327
Opdrachten
Opdrachten 6.807 6.716 7.642 14.384 21.405 17.532 3.873
Bekostiging
Bekostiging 125 100 675 525 550 550 0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Ministerie van EZK 0 0 0 0 0 100 ‒ 100
Overige hoofdstukken 0 0 0 100 94 692 ‒ 598
Bijdrage aan agentschappen
RIVM 3.944 4.039 4.557 5.078 4.713 4.017 696
CJIB 0 0 0 52 53 167 ‒ 114
Ontvangsten 29.240 16.717 10.904 11.195 995.736 24.975 970.761
Ontvangsten
Algemene ontvangsten 28 39 31 1.252 3.546 975 2.571
Boeten 29.212 16.678 10.873 9.943 9.023 24.000 ‒ 14.977
Terugontvangsten NOW 0 0 0 0 983.167 0 983.167
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.
Uitgaven 0 0 0 1.014.824 724.102 469.873 254.229
Inkomensoverdrachten
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte 0 0 0 1.014.824 717.885 412.570 305.315
Compensatieregeling transitievergoeding MKB 0 0 0 0 6.217 35.000 ‒ 28.783
Nominaal 0 0 0 0 0 22.303 ‒ 22.303
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Er is in 2021 (over 2020) in totaal € 388 miljoen uitgekeerd aan circa 98.000 werkgevers en circa 443.000 werknemers. Dit is € 2,9 miljoen minder dan waar rekening mee is gehouden ten tijde van de begrotingsopstelling. Dit komt doordat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht.

Minimumjeugdloonvoordeel

De uitgaven aan het minimumjeugdloonvoordeel zijn € 0,9 miljoen hoger dan in de begroting was opgenomen. Dit komt doordat er meer banen onder de regeling vielen dan verwacht. Er is in 2021 (over 2020) in totaal € 19,7 miljoen uitgekeerd aan ruim 67.000 werkgevers en circa 247.000 werknemers.

Loonkostenvoordelen (LKV)

Er is in 2021 (over 2020) in totaal € 130 miljoen uitgekeerd. Dit is € 38,8 miljoen lager dan begroot. Dit komt doordat het gebruik van de LKV’s achterbleef bij de verwachting. Onder het LKV vielen ruim 14.000 werkgevers onder het LKV ouderen, ruim 7.000 onder het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 500 onder het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en circa 9.000 onder het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Bij de LKV's waren ruim 81.500 werknemers betrokken.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

De uitgaven komen hoger uit dan ten tijde van het opstellen van de begroting verwacht. De regeling was bij opstellen van de begroting pas enkele maanden in werking getreden. Zowel het volume als de gemiddelde compensatie zijn hoger uitgekomen. Het volume komt deels hoger uit door het doorschuiven van uitbetalingen van 2020 naar 2021. Ook komt het aantal aanvragen hoger uit. De gemiddelde hoogte van de compensatie komt met name hoger uit door langere dienstverbanden dan eerder geraamd.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

De uitgaven zijn lager uitgekomen dan ten tijde van de begroting geraamd. De regeling is per 1 januari 2021 in werking getreden voor de onderdelen bedrijfsbeëindiging wegens overlijden of pensionering. Omdat het over een heel specifieke groep gaat die vooraf niet precies in beeld kon worden gebracht, was de raming die vóór inwerkingtreding van de regeling is opgesteld erg onzeker.

Het volume komt lager uit dan verwacht. In 2021 is voor circa 475 werknemers compensatie verstrekt, waar van 4.600 was uitgegaan voor beide bovengenoemde onderdelen tezamen. Het aantal werkgevers dat aanvraag doet komt lager uit. Daarnaast groeit het gebruik van de regeling gedurende 2021 nog in. De gemiddelde hoogte van de verstrekte compensatie per werknemer (circa € 13.250) is juist hoger uitgekomen dan verwacht (€ 5.000). Per saldo komen de uitgaven aan compensatie transitievergoeding wegens bedrijfsbeëindiging bij overlijden of pensionering ruim € 16 miljoen lager uit dan bij de begroting 2021 werd verwacht.

Het onderdeel bedrijfsbeëindiging wegens ziekte is nog niet in werking getreden in 2021, zoals bij het onderdeel beleidsconclusies toegelicht. Dit verklaart ook een deel van het lager uitgekomen volume. De uitgaven komen hierdoor in 2021 € 12 miljoen lager uit.

Subsidies

Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN

De uitgaven voor de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN zijn € 0,9 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit komt mede doordat het beroep op de regeling gedurende 2021 afnam als gevolg van een verbeterende corona-situatie.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

Voor het programma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen is via een kasschuif € 8 miljoen naar toekomstige jaren geschoven. Tevens is er ruim € 1,4 miljoen overgeboekt naar het opdrachtenbudget voor de campagne vitaliteit, kennisplatform Duurzame Inzetbaarheid en communicatie. De rest van het verschil betreft de reservering voor uitgaven voor subsidies van de Expeditieregeling. Er zijn echter geen subsidies uitbetaald in 2021 in verband met vertraging van de regeling. 

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

De budgetrealisatie van de subsidieregeling Stimulering LLO in het MKB is € 26 miljoen lager uitgevallen, voornamelijk doordat het kasritme anders uitpakt dan verwacht. Om bij het kasritme aan te sluiten is kasbudget via een kasschuif naar toekomstige jaren geschoven. Tevens is er budget overgeboekt voor de uitvoeringskosten.

Nederland leert door

Voor de subsidieregelingen Nederland Leert door is de budgetrealisatie € 69 miljoen lager uitgevallen. Vanwege een verbeterd inzicht in het kasritme is kasbudget naar toekomstige jaren geschoven. Daarnaast zijn er middelen overgeboekt voor uitvoeringskosten en voor opdrachten en communicatie.

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU)

Voor de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU) is meerjarig in totaal € 1 miljard beschikbaar. In het 1e tijdvak voor activiteitenplannen, dat in juli 2021 is gesloten, is voor in totaal € 118 miljoen aan subsidies beschikt. Voor sectoranalyses is in 2021 voor in totaal € 2 miljoen aan subsidies beschikt. In 2021 is in totaal voor € 27 miljoen uitbetaald in de vorm van subsidiebevoorschotting (€ 25 miljoen) en tegemoetkoming aan sociale partners voor ondersteuning uitvoering MDI&EU en uitwerking pensioenakkoord (€ 2 miljoen). Daarnaast is er voor € 3 miljoen uitbetaald aan enkele kleinere uitgaven zoals de uitvoering van de regeling, deze zijn verantwoord onder opdrachten bij artikel 1. Zowel het beschikte bedrag aan subsidies als de kasuitgaven liggen lager dan bij begroting 2021 werd verwacht. Veel sectoren hebben aangegeven dat zij meer tijd nodig hebben en in het volgende tijdvak begin 2022 een aanvraag zullen doen, zodat er vooral sprake is van verschuiving van de aanvragen in tijd. Daarnaast liggen de kasuitgaven van de subsidies die nu worden toegekend grotendeels in latere jaren, gezien de regels rond bevoorschotting. Ten tijde van het opstellen van de begroting 2021 werd hier geen rekening mee gehouden.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)

In 2021 is € 9,699 miljard aan UWV beschikbaar gesteld voor de bevoorschotting van de NOW- 3.1, 3.2, 3.3, 4 en 5. De subsidie-uitgaven aan de NOW zijn hoger uitgevallen dan ten tijde van de begroting 2021 werd verwacht. Na het opstellen van de begroting 2021 is vanwege de ontwikkelingen van het coronavirus besloten om nieuwe, aangescherpte contactbeperkende maatregelen te treffen. Daarop heeft het kabinet de NOW-3.2 en NOW-3.3 geïntensiveerd en is besloten tot openstelling van nieuwe NOW-tranches in 2021, de NOW-4 en de NOW-5.

Opdrachten

Van het budget van € 17,5 miljoen was € 10,6 miljoen bestemd voor opdrachten op het terrein van het directoraat-generaal Werk. De realisatie hiervan bedraagt € 8,4 miljoen. De onderuitputting is onder meer veroorzaakt door vertraging in de uitvoering van de Motie Vitaal Thuiswerken (vitaal thuiswerken stimuleren en ondersteunen) voor een bedrag van circa € 1,2 miljoen en door een onjuiste (te hoge) prognose van de uitgaven voor extra releases Meldloket. 

€ 6,9 miljoen budget was bestemd voor de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA). Ten aanzien van het NLA-opdrachtenbudget is sprake van € 9,4 miljoen realisatie en daarmee € 2,5 miljoen overschrijding. Dit kan worden verklaard door extra uitgaven voor elektrische dienstwagens. Hiermee wordt de achterstand in de gestelde klimaatdoelstelling ingelopen (50% van het wagenpark elektrisch in 2025).

De verdere € 3,6 miljoen extra budgetrealisatie is afkomstig van verscheidene campagnes die de directie Communicatie uitvoert ten behoeve van verschillende doeleinden.

Bekostiging

Het budget bekostiging is ingezet voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en voor het programma Pensioen van Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

In totaal is € 1,4 miljoen bijgedragen aan andere begrotingshoofdstukken. Bij de tweede suppletoire begroting is € 1,3 miljoen naar VWS overgeboekt ten behoeve van de Gezondheidsraad. Daarnaast is € 0,1 miljoen bijgedragen aan I&W (Rijkswaterstaat) ten behoeve van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). De LAVS-bijdrage is terug te vinden in de budgettaire tabel als kasrealisatie, omdat het een directe betaling vanuit de SZW-begroting betreft.

Bijdrage aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De bijdrage is in 2021 € 0,7 miljoen hoger uitgevallen door additionele opdrachten voor het programma preventie beroepsziekten, Asbest Validatie- en Innovatiepunt (VIP) en het onderzoek van de Aanvullende Risico-Inventarisatie en -Evaluatie met betrekking tot de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen (ARIE) regeling.

Ontvangsten

Boeteontvangsten

De boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie waren met € 9,0 miljoen € 15 miljoen lager dan verwacht. Lagere boeteontvangsten zijn hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat de afgelopen jaren de boete-opbrengsten teruglopen als gevolg van een afname van het aantal boeterapporten. Daarnaast heeft de coronacrisis ervoor gezorgd dat er minder boetes zijn opgelegd en geïnd.

De raming van de boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie is met aanzienlijke onzekerheid omgeven. Zij hangen onder andere af van het type en aantal bedrijven dat wordt bezocht en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Nederlandse Arbeidsinspectie, waardoor niet wordt gestuurd op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Terugontvangsten NOW

De subsidieuitgaven aan de NOW 1 en de NOW 2 zijn lager uitgevallen dan het bedrag dat in 2020 aan UWV beschikbaar is gesteld voor de uitbetaling van NOW-subsidies. Daarom heeft UWV in 2021 een bedrag van € 983 miljoen teruggestort aan SZW in het kader van de NOW.

Kerncijfers

Arbeidsmarkt

De Nederlandse arbeidsmarkt heeft veerkracht getoond in 2021, het jaar dat werd getekend door wisselende periodes van lockdown en herstel. De werkloosheid is in 2021 verder hersteld en bereikte een laagterecord. De coronacrisis legde wel kwetsbaarheden bloot, bepaalde groepen en sectoren kregen de zwaarste klappen. De steunmaatregelen vingen deze klappen ten dele op. Door het steunpakket lieten de arbeidsmarktcijfers maar een kleine verstoring zien. Sinds de zomer is er weer sprake van krapte. Voor het eerst sinds het begin van de meting in 2003 waren er meer vacatures dan werklozen.

Beroepsbevolking (x 1.000) 9.290 9.398 9.540 9.581 9.663
Werkzame beroepsbevolking (x 1.000) 8.744 8.939 9.117 9.116 9.255
Werkloze beroepsbevolking (x 1.000) 546 459 423 465 408
Werkloosheidspercentage 5,9 4,9 4,4 4,8 4,2
15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid) 10,4 8,9 8,5 10,6 9,3
25 tot 45 jaar 4,4 3,5 3,5 3,9 3,3
45 tot 75 jaar 5,4 4,6 3,7 3,4 3,0
  1. Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is er een revisie van de cijfers doorgevoerd voor de verslagjaren 2003 tot en met 2021. Dat betekent dat de realisatiecijfers van voorgaande jaren in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers opgenomen in eerdere jaarverslagen. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

Sinds het begin van 2021 liep het aantal werkenden op met 237 duizend tot 9.380 duizend in december 2021. Alleen in de maand maart daalde het aantal werkenden met 23 duizend. Vanaf de maand juni lag het aantal werkenden weer boven het niveau van voor de coronacrisis. Ook daalde het aantal werklozen gestaag van 448 duizend in januari naar 369 duizend in december. Alleen in de maand augustus en december steeg het aantal werklozen met 13 duizend en 10 duizend respectievelijk. Het werkloosheidspercentage liep af van 4,7% naar 3,8%, en ligt nu onder het niveau van 2019. Deze ontwikkelingen tezamen zorgen ervoor dat de jaargemiddelden gunstiger zijn dan vorig jaar. Hoewel het aantal werkzame personen volledig hersteld is, verliep het herstel van het aantal uren trager. In het derde kwartaal was het aantal gewerkte uren voor het eerst weer op het niveau van voor de coronacrisis. Het stijgende aantal werkenden vertaalt zich in een toename van contracten binnen alle contractvormen (tabel 14).

2019 4.996 2.765 1.356 9.117
2020 5.158 2.545 1.413 9.116
2021 5.230 2.580 1.445 9.255
  1. Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is er een revisie van de cijfers doorgevoerd voor de verslagjaren 2013 tot en met 2021. Dat betekent dat de realisatiecijfers in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers opgenomen in de jaarverslagen van voorgaande jaren. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

Vanuit macro-perspectief vallen de effecten van de coronacrisis op de arbeidsmarkt mee, mede dankzij de steunpakketten. Helaas zijn met name kwetsbare groepen geraakt, dat geldt onder andere voor jongeren, laagopgeleiden, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een beperking. Zij werkten relatief vaker in de sectoren die harder zijn geraakt en/of in flexibele contracten. Laagopgeleiden hebben relatief vaker een flexibel contract dan midden- en hoogopgeleiden (tabel 15). Hetzelfde geldt voor jongeren. Wel is de jeugdwerkloosheid aan het eind van 2021 weer gedaald en bereikte het een laagterecord, ondanks dat het jaargemiddelde van het werkloosheidspercentage van de groep 15-25 jaar nog boven het gemiddelde van 2019 ligt.

Laag (x 1.000) 2021 848 714 231 1.792
Midden (x 1.000) 2021 2.058 1.020 552 3.631
Hoog (x 1.000) 2021 2.296 831 653 3.779
Totaal (x 1.000)2 2021 5.202 2.565 1.436 9.202
  1. Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn cijfers van voorgaande jaren niet vergelijkbaar met de cijfers van 2021. Daarom zijn alleen de realisatiecijfers voor 2021 opgenomen in deze tabel. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.
  2. Deze totaaltelling is exclusief het aantal werknemers waarvan het opleidingsniveau onbekend is.

Sinds de zomer is de krapte op de arbeidsmarkt toegenomen. In het vierde kwartaal van 2021 waren er 105 vacatures per 100 werklozen. Het steunpakket speelt hierbij een rol, het houdt bedrijvigheid en banen in stand. Tegelijkertijd bestaan er ook economische nadelen aan deze vorm en omvang van steun. Het steunpakket belemmert bijvoorbeeld dat mensen de overstap maken naar nieuw werk in een kraptesector.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is licht gestegen (van 4,7% naar 4,9%). Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval met ten minste één dag verzuim ligt sinds 2020 op een iets lager niveau ten opzichte van de jaren daarvoor. Het beeld voor 2021 is daarmee in lijn. Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt de laatste jaren op 0 tot 3 incidenten op jaarbasis. In 2021 zijn 2 incidenten met gevaarlijke stoffen gemeld.

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1 1,6 1,5 1,5 1,2 1,3
Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2 1,3 1,1
Ziekteverzuim (%)3 4,0 4,3 4,4 4,7 4,9
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4 3 1 3 0 2
Naleving zorgplicht Arbowet (%)5 81,4 81,9
Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6 3,8 3,2
Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2 1,8 1,8
  1. Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
  2. Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.
  3. Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim. Realisatie 2021 betreft een voorlopig cijfer.
  4. Bron: Inspectie SZW, administratie.
  5. Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, monitor Arbo in bedrijf. Het onderzoek wordt vanaf 2019 eens in de twee jaar uitgevoerd. Ten tijde van het opstellen van het jaarverslag was het cijfer voor 2021 nog niet beschikbaar.
  6. Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Tussen 2020 en 2021 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Het vervallen van de coronamaatregelen waaronder het opheffen van reisbeperkingen heeft geleid tot meer aanvragen. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een toename van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten (van 4.215 in 2020 naar 6.115 in 2021). Daarnaast dienen werkgevers voor Britten als gevolg van Brexit vanaf 1 januari 2021 ook een tewerkstellingsvergunning dan wel gecombineerde vergunning aan te vragen. In totaal zijn er 555 tewerkstellingsvergunningen dan wel positieve adviezen afgegeven door UWV in 2021.

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1 5.518 5.615 5.654 5.764 5.679
bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers 4.714 4.790 4.813 4.873 4.799
bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers 804 825 841 891 880
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2 8,9 10,1 13,3 9,2 11,6
  1. Bron: SZW, administratie. Realisatie 2021 betreft voorlopige cijfers.
  2. Bron: UWV, jaarverslag. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) is toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Nederlandse Arbeidsinspectie bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook werkt de Nederlandse Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft in 2018 structureel extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Nederlandse Arbeidsinspectie (oplopend tot € 50 miljoen in 2021). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie bij werving en selectie. Hiermee wordt het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid bevestigd.

Conform de meerjarenprogrammering 2019–2022 en de brief aan de Tweede Kamer over de uitbreiding van de handhavingsketen Inspectie SZW (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846) worden de middelen in de periode 2019-2022 vooral benut om extra inspecteurs en rechercheurs te werven en overige benodigde disciplines overeenkomstig te laten groeien. De extra capaciteit wordt ingezet op de thema’s waarop de komende jaren prioriteit ligt: de bevordering van eerlijk werk, waaronder het voorkomen van arbeidsuitbuiting en onderbetaling, de borging van de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s aan gevaarlijke stoffen bij zowel Brzo bedrijven als overige (chemische) bedrijven. Ook zal de extra capaciteit bijdragen aan het herstellen van de balans tussen ongevalsonderzoeken en preventieve inspecties op het terrein van gezond en veilig werken. Ten slotte wordt intensiever ingezet op de aanpak van arbeids(markt)discriminatie.

Nederland wordt nog steeds door de uitbraak van het coronavirus en de daarmee verband houdende overheidsmaatregelen geconfronteerd met buitengewone omstandigheden die een enorme impact hebben op het maatschappelijk leven in het algemeen en die ook ingrijpende gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt en daarmee voor het werkterrein en de werkwijze van de Nederlandse Arbeidsinspectie. De impact van corona geeft een extra lading aan die risico’s, die we verwerken in onze programma’s.

De Nederlandse Arbeidsinspectie organiseert haar activiteiten in 17 programma’s, overeenkomstig de meerjarenprogrammering. In deze programma’s wordt gewerkt met een mix aan interventies. In de uitvoering wordt de samenwerking gezocht met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. De resultaten en effecten die in 2021 zijn bereikt, beschrijft de Nederlandse Arbeidsinspectie in haar jaarverslag 2021.

Inspectie Control Framework

Naast het benoemen van de resultaten en effecten van de toezichtprogramma’s, hanteert de Nederlandse Arbeidsinspectie een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 18. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het Inspectie Control Framework (ICF) genoemde punten weer en de bijdrage van de Nederlandse Arbeidsinspectie aan de realisatie van maatschappelijk effect, zie tabel 18.

Inspectie Control Framework
Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)1 25:75 44:56 45:55 50:50 ‒ 5:5
Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%) 70 98 97 >90 02
Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)3 4
Inspectiedekking Eerlijk werk (%)5 4
Capaciteitsinzet6
Gezond en Veilig ( %) 42 39 37 4
Gevaarlijke Stoffen (%)7 13 14 13 4
Arbeidsdiscriminatie (%)8 3 3 3 4
Eerlijk (%) 40 42 46 4
Werk en Inkomen (%) 2 2 1 4
Effect
Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) 46 33 37 >50 ‒ 13
Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) 16 20 23 <50 02
Handhavingspercentage Brzo9 43 41 44 40 4
Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk 47 49 47 >50 ‒ 3
Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk 42 42 29 <50 02
  1. In 2019 betreft de realisatie het jaargemiddelde. 2020 en 2021 betreffen de realisatiecijfers ultimo 2020 en ultimo 2021. In 2020 en 2021 zijn coronameldingen als «actief» meegenomen. Om meer recht te doen aan het werk van de Arbeidsinspectie is vanaf 2021 de definitie van de indicator bijgesteld. Door deze wijzigingen is de realisatie niet vergelijkbaar met voorgaande jaren. De wijzigingen worden toegelicht in het jaarverslag van de Arbeidsinspectie.
  2. Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.
  3. Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer. In het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten om het doel in 2023 te realiseren.
  4. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen tussentijdse doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.
  5. Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Nederlandse Arbeidsinspectie toezicht heeft gehouden. Voor 2019, 2020 en 2021 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen. In het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt over de stand van zaken gerapporteerd.
  6. Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.
  7. Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS).
  8. Aangezien het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie vijf categorieën hanteert, is daarom (in lijn met het jaarverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie) het realisatiecijfer 2019 toegevoegd. Deze wijziging is gedaan om de inzet op arbeidsdiscriminatie apart zichtbaar te maken.
  9. Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

De indicator actief/reactief in Gezond en Veilig is gericht op een balans tussen reactieve onderzoeken en actieve op preventieve gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig. Eind 2021 komt deze balans uit op 45:55. Hiermee beweegt de indicator zich naar de gestelde ambitie 50:50. De realisatie kan worden verklaard door achterblijvende actieve activiteiten, onder andere als gevolg van corona en ongeplande uitstroom. Onderdelen van de sturing zijn gericht op het tempo en de realisatie van de geprognosticeerde personeelsuitbreiding. Het afgelopen jaar is gewerkt aan verbeterd inzicht in de opbouw van de indicator en hierbij het systeem van planning en verantwoording. In de realisatie zijn net als in 2020 meldingen gerelateerd aan corona bestempeld als actieve activiteiten. Daarnaast zijn de programma- en projectactiviteiten eveneens meegenomen ten behoeve van de vergelijking tussen planning en verantwoording.

In 2021 heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie in vrijwel alle gevallen deelgenomen aan de gezamenlijke Brzo-inspecties. Op de gebieden «informatie gestuurd werken» en «de inspectiedekking eerlijk werk» zijn de nodige stappen gezet, zijnde het uitvoeren van diverse pilots IGW zodat de beoogde doelstellingen in 2023 worden gerealiseerd.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers ‘Capaciteitsinzet’ geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is naar aanleiding van de beschikbaar gestelde ICF middelen een wervingsmodel met tijdpad voor de werving van de capaciteit per domein opgesteld. Dit model wordt gehanteerd om de capaciteitsinzet naar de gewenste inzet op de diverse domeinen te laten groeien.

Effect

Een indicatie op het behalen van het beoogde maatschappelijk effect is de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin de Nederlandse Arbeidsinspectie erin slaagt risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als bij meer dan de helft bij eerste inspectie bezochte bedrijven sprake is van het overtreden van de wet. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Nederlandse Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleven.

De handhavingspercentages eerste inspectie op de domeinen Gezond en Veilig en Eerlijk laten een lagere realisatie zien dan beoogd. Dit kan worden verklaard door de inzet van andere gedragsinterventies en een andere wijze van werken (bijvoorbeeld telefonisch/digitaal inspecteren) wat onder andere veroorzaakt werd door corona. Dit leidde veelal wel tot effect, maar niet tot het inzetten van handhavingsinstrumenten. Een nadere duiding zal worden opgenomen in het jaarverslag 2021 van de Inspectie.

4.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert zij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
  1. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;
  1. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
  1. het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
  1. de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Hierbij is ook aandacht voor de gevolgen van corona voor het beroep op de bijstand. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidsconclusies

Breed offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het breed offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Het daartoe strekkende wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). De Tweede Kamer heeft in april 2021 het wetsvoorstel controversieel verklaard.

Twee wijzigingen uit het wetsvoorstel zijn inmiddels via de Verzamelwet SZW 2022 gerealiseerd. Het betreft het wegnemen van belemmeringen bij de no-riskpolis en harmonisering van de studietoeslag.

In verband met het voorstel om een gedeelte van de inkomsten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken vrij te laten, is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld.

Onderdeel van Breed Offensief zijn ook wijzigingen in lagere regelgeving en tot verbetering van de uitvoering. Per 1 januari 2021 is de Suwi-regelgeving inzake versterking van de werkgeversdienstverlening in werking getreden. Per 1 juli 2021 zijn het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 en de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021 in werking getreden. Hierin zijn de uniforme loonwaardemethode en kwaliteitseisen voor professionals terzake geregeld. Vanaf 2022 ontvangen gemeenten voorts de middelen voor loonkostensubsidies op basis van realisaties. Hiermee stimuleert het kabinet gemeenten mensen aan het werk te helpen met loonkostensubsidie.

Armoede en schulden

Met de aanpak voor schulden en kinderarmoede is een stevige basis gelegd voor een duurzame en integrale aanpak van de armoede- en schuldenproblematiek. In 2021 heeft het kabinet uitvoering gegeven aan de wens om vanwege de coronacrisis te komen tot een versnelling en intensivering van de armoede- en schuldenaanpak. Deze is in 2020 in korte tijd en in samenwerking met veel betrokken partijen tot stand gekomen. In 2021 werden de diverse in 2020 gesubsidieerde projecten uitgevoerd, gericht op het vroegtijdig in beeld krijgen van en snel en adequaat hulp bieden aan kwetsbare groepen die als gevolg van de coronacrisis financieel (harder) zijn of worden geraakt. In februari 2021 is tevens de campagne ‘De eerste stap helpt je verder' gelanceerd. Doel van deze campagne is dat particulieren en ondernemers snel aan de bel trekken als ze geldzorgen hebben en weten waar ze welke ondersteuning kunnen krijgen. De Tweede Kamer is in maart 2021 over de voortgang geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 600). De projecten die voortkomen uit de intensivering worden gemonitord en geëvalueerd. De eindresultaten worden begin 2023 verwacht.

In 2021 heeft het kabinet voor het eerst gerapporteerd over de voortgang van de ambities kinderarmoede (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 608 en 2021Z17736). Op de gestelde ambities op kinderarmoede (Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 484) is vooruitgang geboekt. Er is meer aandacht binnen gemeenten voor kinderarmoedebeleid en het bereik van kinderen in armoede is bovendien flink gestegen (netto bereik nam toe van 43% in 2017 naar 81% in 2020). Ook is het aantal huishoudens met kinderen dat te maken heeft met een laag inkomen gedaald. Evenwel blijft een verdergaande inzet nodig om de ambities kinderarmoede te realiseren. Daarom is in 2021 besloten om de subsidie aan de armoedepartijen verenigd onder SAM& te verlengen tot ten minste eind 2022 zodat extra kinderen mee kunnen doen op school, aan sport, aan cultuur en sociale activiteiten.

De SER heeft in september 2021 de verkenning ‘Werken zonder armoede’ gepresenteerd. Deze verkenning gaat over werkende mensen met een laag inkomen. Deze verkenning is in oktober 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2021/22, 24 515, nr. 611).

Op 1 januari 2021 is de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden en worden signalen van problematische betalingsachterstanden op de vaste lasten met gemeenten gewisseld. Het aantal signalen vroegsignalering bedroeg ruim 250.000 signalen (bron: monitor Vroegsignalering van Divosa).

Op dezelfde datum is de Wet adviesrecht gemeenten rond schuldenbewind in werking getreden. SZW zal de werking hiervan monitoren.

Op 1 januari 2021 is de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in werking getreden. In aanvulling op de vereenvoudigde beslagvrije voet is verbeterde informatie-uitwisseling tussen beslagleggende partijen in de keten noodzakelijk om het bestaansminimum te borgen. Daarom hebben het Ministerie van SZW en ketenpartijen de inzet op het project Stroomlijning Keten voor Derdenbeslag (voorheen: Verbreding beslagregister) in 2021 voortgezet. Naar verwachting kan rond de zomer het wetsvoorstel dat de grondslag geeft voor de beoogde informatie-uitwisseling bij de Tweede Kamer worden ingediend en de bouw van de benodigde ICT-voorziening starten.

Handhaving

Per brief van 16 november 2021 heeft de Staatssecretaris van SZW de Eerste Kamer geïnformeerd over het voornemen om het wetsvoorstel inzake wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (Kamerstukken I 2021/22, 35 374) in te trekken. Vanuit verschillende trajecten wordt gewerkt aan de stappen die nodig zijn om te komen tot meer menselijke maat en vertrouwen in de Participatiewet en daarnaast om de handhaving in de sociale zekerheid beter in balans te brengen. De wijzigingen met betrekking tot de vermogenstoets uit het in te trekken wetsvoorstel worden betrokken bij deze bredere trajecten.

Het wetsvoorstel bevat ook een Kamerbreed gesteund amendement (Kamerstukken I 2021/22, 35 897/ 35 374, C). Dit amendement regelt voor UWV, de SVB en gemeenten een beperking van het medewerkingsverbod voor minnelijke schuldregelingen bij vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht tot gevallen van opzet en grove schuld. Hiermee wordt een zwaarwegend maatschappelijk belang gediend. Daarom is de inhoud van het genoemde amendement via een nota van wijziging opgenomen in de Verzamelwet SZW 2022 (Kamerstukken II 2020/21, 35 374, nr. 11). 

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Het kabinet heeft met de sociale partners afgesproken eind 2025 125.000 extra banen voor de doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid samen voor 2020 was om 67.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 50.000 in de sector markt en 17.500 in de sector overheid. De doelstelling van 67.500 banen is met 66.097 extra banen net niet gehaald (Kamerstukken II 2020/21, 34 352, nr. 219). Met 53.799 banen heeft de sector markt de doelstelling van 50.000 banen overtroffen. De overheidswerkgevers hebben het afgesproken aantal banen voor 2020 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 12.298 extra banen gerealiseerd. Het is positief dat juist in dit coronajaar de overheidswerkgevers iets meer dan de afgesproken toename van 2.500 banen over 2020 hebben gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2020 geeft desondanks geen aanleiding om de geactiveerde quotumregeling voor de overheid te deactiveren. In juli 2022 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de realisatiecijfers van 2021.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) als onderdeel van het Breed Offensief een vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. In maart 2021 heeft de Minister van SZW de Tweede Kamer laten weten het wetsvoorstel waarin de vereenvoudiging van de banenafspraak is uitgewerkt vanwege de demissionaire status van het kabinet niet aan te bieden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2020/21, 34 394, nr. 19). De Minister van SZW heeft de Belastingdienst en UWV in juli 2021 vervolgens toestemming gegeven om de quotumheffing niet uit te voeren tot in elk geval 1 januari 2024, en daarmee te anticiperen op een door het nieuwe kabinet te creëren wettelijke grondslag waarin de uitvoering van de quotumheffing verder wordt opgeschort (Kamerstukken II 2020/21, 34 352, nr. 219). Dit was nodig om te voorkomen dat de opschorting per 1 januari 2022 afloopt terwijl de heffing niet kan worden uitgevoerd. Als gevolg van de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 126) was met de Wet deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022 (Stb. 2019, 440). Het kabinet zal een afweging maken over het vervolg van het wetsvoorstel tot vereenvoudiging van de banenafspraak.

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket heeft het kabinet in totaal € 36 miljoen beschikbaar gesteld in 2020, 2021 en 2022 voor mensen uit de doelgroep banenafspraak (Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 105). Het gaat voor 2020 om € 2 miljoen, voor 2021 om € 21 miljoen en voor 2022 om € 13 miljoen. Met dit geld kunnen mensen uit de doelgroep banenafspraak van werk naar werk worden begeleid en, als dat niet mogelijk blijkt te zijn, zoveel mogelijk werkfit worden gehouden. Dit gebeurt via de regionale mobiliteitsteams die in 2021 zijn gestart. Het aanbod van de regionale mobiliteitsteams kan bestaan uit aanvullende crisisdienstverlening, instrumenten voor werkfitbehoud via de impuls banenafspraak, en scholing via praktijkleren in het mbo.

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 30.432 44.017 51.829 53.799 60.000
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 6.471 7.940 9.786 12.298 20.000
  1. Berekening SZW op basis van metingen UWV.
  2. Realisatiecijfers komen in juni 2022 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2023.
  3. Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Kamerstukken II, 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Verruiming toeslag AOV-gerechtigden in de onderstand Caribisch Nederland

Per 1 januari 2021 is een onderdeel van de onderstand, de toeslag algemene ouderdomsverzekering (AOV), verruimd. Deze verruiming heeft betrekking op de vermogensvrijlating, de introductie van een pensioenvrijlating en het verschuiven van de toeslag zelfstandig wonen naar de toeslag voor AOV-gerechtigden. Met deze aanpassing is de inkomenspositie van alleenstaande AOV-gerechtigden en gehuwden met AOV en een (gezamenlijk) inkomen onder het wettelijk minimumloon in Caribisch Nederland verbeterd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 6.751.201 7.009.665 6.898.061 10.474.111 8.469.221 8.245.719 223.502
Uitgaven 6.809.474 7.089.379 6.927.241 10.478.338 8.458.560 8.261.204 197.356
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming 5.900.666 6.215.974 6.084.680 6.378.336 6.436.262 6.845.226 ‒ 408.964
Participatiebudget 1.800 0 700 0 0 0 0
TW 456.000 448.000 442.200 478.000 461.000 496.673 ‒ 35.673
AIO 268.134 295.480 309.006 332.007 352.009 365.962 ‒ 13.953
Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet 42.866 38.877 35.027 3.210.858 1.136.165 475.029 661.136
Bijstand overig 1.500 1.200 1.168 1.000 900 960 ‒ 60
Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland) 2.729 2.736 3.179 4.015 4.347 6.298 ‒ 1.951
Garanties
Garanties 5 0 0 0 0 0 0
Subsidies
Sectorplannen 72.251 37.937 2.745 1.131 0 0 0
Armoede en schulden 4.181 4.436 4.335 2.507 1.044 1.140 ‒ 96
Cofinanciering dienstverlening 4.747 3.924 6.061 6.212 0 0 0
Europees fonds meestbehoeftigen 103 117 90 104 98 100 ‒ 2
Scholing richting een kansberoep 34.573 6.474 0 0 0 0 0
Regionale kansen kinderen 1609 2.615 1.635 184 83 0 83
Alle kinderen doen mee 6437 8.880 10.904 9.842 9.694 13.431 ‒ 3.737
Overige subsidies algemeen 5.778 5.920 7.447 25.726 22.622 8.704 13.918
SBCM 2.875 2.280 2.810 2.800 2.800 2.800 0
NIBUD 304 304 251 375 275 314 ‒ 39
Waarborgfonds saneringskredieten 0 0 0 0 6.000 0 6.000
Opdrachten
Opdrachten 1.553 1.509 3.125 13.628 12.827 33.089 ‒ 20.262
Bekostiging
ZonMw 1.064 2.403 1.655 1.435 1.155 1.297 ‒ 142
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
ZonMw 299 313 223 170 172 172 0
Bijdrage aan sociale fondsen
Pensioenfonds Wsw 0 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 0
Bijdrage aan medeoverheden
SPUK preventie ondermijning 0 0 0 0 1.100 0 1.100
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Contributie CASS 0 0 0 8 7 9 ‒ 2
Ontvangsten 48.492 26.622 28.393 25.190 958.115 4.415 953.700
Ontvangsten
Algemene ontvangsten 48.492 26.622 28.393 25.190 28.422 4.415 24.007
Tozo retour kapitaal verstrekkingen 0 0 0 0 929.693 0 929.693
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.
Verplichtingen 6.751.201 7.009.665 6.898.061 10.474.111 8.469.221 8.245.719 223.502
waarvan garantieverplichtingen ‒ 55 ‒ 5 0 0 0 0 0
waarvan overige verplichtingen 6.751.256 7.009.670 6.898.061 10.474.111 8.469.221 8.245.719 223.502
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Macrobudget participatiewetuitkeringen

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming 5.900.666 6.215.974 6.084.680 6.378.336 6.436.262 6.845.226 ‒ 408.964
Macrobudget participatiewetuitkeringen1 5.889.610 6.215.974 6.084.680 6.378.336 6.436.262 6.845.226 ‒ 408.964
Algemene bijstand en loonkostensubsidies 5.466.450 5.774.163 5.658.801 5.968.729 5.930.527 6.424.094 ‒ 493.567
IOAW 361.723 377.614 350.537 328.387 295.515 316.248 ‒ 20.733
IOAZ 30.493 31.670 31.838 30.719 29.148 30.999 ‒ 1.851
BBZ2 30.944 32.527 31.429 47.125 130.157 73.885 56.272
Correctie verdeelmodel 12.075 3.376 50.915 50.915
Intertemporele tegemoetkoming3 11.056
  1. Toelichting definitief macrobudget 2021; berekening SZW.
  2. Tot 2019 betreft dit enkel het budget voor levensonderhoud voor startende ondernemers (BBZ). Vanaf 2020 is het budget voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers hieraan toegevoegd.
  3. Bron: SZW, financiële administratie. De terugbetalingen intertemporele tegemoetkoming zijn conform administratieve voorschriften onder de ontvangsten verantwoord en niet in mindering gebracht op de uitgaven.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud onder de gemeenten verdeeld. Tot 2019 maakte alleen Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers onderdeel uit van het macrobudget participatiewetuitkeringen. Vanaf 2020 is ook Bijstand voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers toegevoegd aan het macrobudget participatiewetuitkeringen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2021 € 409 miljoen lager uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies en de compensatie verdeelmodel. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud volgt verderop in het artikel.

In 2021 is het definitieve budget aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies € 494 miljoen lager uitgekomen dan begroot. De daling is met name het gevolg van de lagere werkloosheid (- € 449 miljoen), de meegevallen effecten van de coronacrisis op de bijstand (- € 61 miljoen) en de verwerking van realisaties in 2020 (- € 56 miljoen). Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2020 volledig door in het budget van uitvoeringsjaar 2021. Ook is er een neerwaartse bijstelling ingeboekt als gevolg van Rijksbeleid (- € 11 miljoen). Hier staat tegenover dat het budget opwaarts is bijgesteld door de doorwerking van lonen en prijzen (€ 82 miljoen).

In 2021 zijn enkele gemeenten gecompenseerd omdat zij zijn benadeeld bij de verdeling van het macrobudget. In 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat in de verdeling van 2015 en 2016 onvoldoende rekening is gehouden met centrumgemeenten. Vier gemeenten hebben hiervoor in 2021 compensatie ontvangen (€ 39 miljoen). Door herstel van een fout in de verdeling van 2021 zouden vier gemeenten in het lopende jaar te maken hebben met een aanzienlijke daling van het budget. Deze gemeenten zijn hiervoor gecompenseerd (€ 12 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de verbeterde conjunctuur gedaald ten opzichte van het volume in 2020.

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 398 379 361 362 359 412 ‒ 53
  1. Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2021 zijn geraamd.

Tabel 24 bevat informatie over re-integratie- en participatie-inspanningen van gemeenten op grond van de Participatiewet. De voorzieningen die gemeenten aanbieden variëren van sociale activering en vrijwilligerswerk tot training, opleiding en proefplaatsingen op weg naar werk en begeleiding en jobcoaching eenmaal aan het werk. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Vanaf 2015 is geen nieuwe instroom meer mogelijk in de Wsw. De tabel bevat tevens informatie over het werknemersbestand van de Wsw.

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 256 270 231 223 225
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 190 198 175 171 173
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2 45 46 49 32 213
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 44 52 49 48 564
waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet 9,1 13 18 21 244
Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)5 87 83 78 72 703
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 37 38 37 37 373
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 6,6 6,4 6,7 6,8 6,93
  1. Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.
  2. Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.
  3. Betreft de stand medio 2021.
  4. Stand ultimo derde kwartaal 2021
  5. Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 25 bevat informatie over mensen met een arbeidsbeperking die werken onder de Banenafspraak, op een interne plaatsing onder de Wsw of op een beschut werkplek onder de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Per saldo over de drie wettelijke kaders nam het aantal mensen tussen 2017 en eind 2019 toe. In 2020 nam dit aantal af en in het begin van 2021 weer toe tot boven het niveau van 2019.

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo) 149 162 167 165 168
waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)2 99 113 120 119 123
waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)3 49 47 43 41 39
waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)4 1,2 2,5 4,0 5,2 5,9
  1. Betreft de stand medio 2021. De realisatiecijfers van geheel 2021 worden opgenomen in de begroting 2023.
  2. Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.
  3. Bron: Panteia, Tussentijdse rapportage Wsw-statistiek. Onder «interne plaatsing» valt ook «werken op locatie» (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.
  4. Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan IOAW en IOAZ zijn samen € 22,6 miljoen lager dan begroot. Aan de IOAW is per saldo € 20,7 miljoen minder uitgegeven. Dit bestaat uit de verwerking van de volumerealisaties (- € 17 miljoen), de verwerking van de uitgavenrealisaties (€ 5 miljoen), de loon- en prijsbijstelling (€ 2 miljoen) en bijstellingen van de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (- € 10 miljoen).

De IOAZ is met € 1,9 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2021. Dat is het gevolg van de verwerking van de volumerealisaties voor 2020 (- € 2 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,2 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 24 24 23 21 19 21 ‒ 2
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 1,9 1,9 1,9 1,8 1,6 1,9 ‒ 0,3
  1. Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2021 zijn geraamd.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten. Tot en met 2019 werden middelen voor levensonderhoud voor gevestigde zelfstandigen buiten het macrobudget verstrekt. De uitgaven voor bedrijfskredieten worden verderop in het artikel toegelicht.

Voor zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis met hun inkomen onder het sociaal minimum uitkomen, bestond tot 1 oktober 2021 de Tozo. Vanaf 1 oktober kan deze groep zelfstandigen een beroep doen op het Bbz. Het Bbz is tijdelijk vereenvoudigd om deze overgang soepel te laten verlopen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het Bbz is in 2021 opwaarts bijgesteld met € 56 miljoen. Dit is met name het gevolg van de verhoogde instroom van zelfstandigen door het stopzetten van de Tozo (€ 63 miljoen). De verwerking van de realisaties voor 2020 heeft geleid tot een neerwaartse bijstelling (- € 7,8 miljoen). De loon- en prijsbijstelling leidt tot een opwaartse bijstelling (€ 1,8 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 3,8 3,5 3,1 2,5 4,4
  1. In verband met het versoepelde Bbz kon het laatste kwartaal van 2021 niet worden geraamd, waardoor het jaargemiddelde van 2021 voor Bbz levensonderhoud niet berekend kon worden.

Handhaving

De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren een stabiel beeld zien. Sinds 2020 maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en fraudestatistiek van het CBS. De ultimo stand van het 3e kwartaal 2021 is, net als in 2020, iets lager dan de ultimo stand van het 3e kwartaal in voorgaande jaren. Dit is mogelijk te verklaren door de coronacrisis. De incassoratio van gemeenten blijft net als voorgaande jaren iets achter bij UWV en SVB. Dit is te verklaren door het vangnetkarakter van de Participatiewet.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 752 722 732 663 57
Kennis van de verplichtingen (%) 882 862 862 803 87
Opsporing4 Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 31 33 31 25 186
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 69 70 67 59 426
Sanctionering4 Aantal boetes (x 1.000) 11 14 12 9,2 5,36
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 8,8 8,7 7,9 5,6 36
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering7 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 41 34 27 21 12
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  4. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  5. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.
  6. Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2021. De handhavingscijfers over het 4e kwartaal 2021 met betrekking tot opsporing en sanctionering zijn nog niet beschikbaar.
  7. Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven komen € 36 miljoen lager uit dan begroot. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2020. Indien rekening gehouden wordt met de loon- en prijsbijstelling (€ 7 miljoen) is de realisatie € 43 miljoen lager dan begroot. Dit komt grotendeels door een lager aantal TW-aanvullingen dan verwacht, hoofdzakelijk omdat de verwachte toename van de werkloosheid uitbleef. Hierdoor zijn er veel minder TW-aanvullingen voor de WW dan begroot. De gemiddelde uitkeringshoogte binnen de TW is wel hoger uitgevallen dan begroot. Dit komt doordat het aandeel WW-aanvullingen in de TW is afgenomen. De gemiddelde aanvulling bij een WW-uitkering is lager dan de gemiddelde TW-aanvulling bij andere moederwetten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) 103 108 106 114 109 118 ‒ 9
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) 3.703 3.456 3.489 3.388 3.419 3.502 ‒ 83

Handhaving

Het aantal meldingen voor de Toeslagenwet is gedaald, omdat TW-gerechtigden met een WW-uitkering niet langer zelf het sociale verzekeringsloon van hun partner hoeven door te geven. Dit type partnerinkomen komt sinds 2021 automatisch binnen via de Polisadministratie, waardoor er minder meldingen ontstaan van het niet doorgeven van partnerinkomsten.

Opsporing1 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,7 1,8 2,0 2,1 1,5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 2,0 1,2 1,4 1,5 1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 6,7 4,5 4,7 5,9 4,2
Sanctionering1 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,1 0,4 0,5 0,4 0,3
Aantal boetes (x 1.000) 1,3 0,8 0,8 0,9 0,6
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,9 0,7 0,6 0,7 0,6
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering1 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 52 40 40 28 16
  1. Bron: UWV, jaarverslag.
  2. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand in de vorm van AIO. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AIO zijn in 2021 in totaal circa € 14 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2021 werd verwacht. In de begroting 2021 zijn de uitgaven aan de AIO geraamd in prijzen 2020. Wanneer wordt gecorrigeerd voor de loon- en prijsbijstelling (circa € 5 miljoen) zijn de gerealiseerde uitgaven aan de AIO ongeveer € 18 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat het aantal AIO-gerechtigden minder hard is gestegen ten opzichte van 2020 dan verwacht. In 2021 hebben minder personen de AIO toegekend gekregen dan verwacht en zijn er meer AIO-gerechtigden uitgestroomd.

Repatriantenregeling

In 2021 gaf de SVB uitvoering aan de zogeheten repatriantenregeling, die door het kabinet werd afgekondigd voor Nederlanders en hun familieleden die vanuit Afghanistan werden gerepatrieerd vanwege de ontwikkelingen aldaar. De regeling is in 2021 door de SVB bekostigd uit het voorschot op de AIO. Op grond van de regeling hadden de repatrianten recht op tijdelijke voorzieningen als een toelage voor de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud, een vergoedingsregeling voor zorgkosten en een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) 44 46 47 49 51 54 ‒ 3
  1. Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2021 zijn geraamd.

Handhaving

In 2021 is het handhavingsbeeld vergelijkbaar met 2020. Vanwege de coronacrisis zijn minder fraudesignalen onderzocht dan in eerdere jaren. Dat heeft ook doorgewerkt naar het aantal geconstateerde overtredingen en afgegeven waarschuwingen en boetes. Veel vorderingen worden over een periode van meerdere jaren geïncasseerd. De incassoratio neemt daardoor toe naarmate het ontstaansjaar van de vordering ouder is. De incassoratio van in 2021 ontstane vorderingen is 21%, dat wil zeggen dat van de in 2021 ontstane vorderingen ongeveer 21% in hetzelfde jaar is geïncasseerd.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 772 732 672 3 564
Kennis van de verplichtingen (%) 892 872 852 3 954
Opsporing5 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 1,0 0,9 0,6 0,5 0,5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6 1,2 0,9 0,8 0,4 0,4
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 2,3 2,0 1,7 1,3 1,1
Sanctionering5 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,3 1,4 1,0 0,3 0,3
Aantal boetes (x 1.000) 0,4 0,3 0,3 0,2 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,5 0,3 0,2 0,2 0,2
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering5 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 38 29 27 26 21
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  4. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  5. Bron: SVB, Jaarverslag.
  6. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten. Kosten voor levensonderhoud worden toegelicht onder het macrobudget participatiewetuitkeringen.

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht, uitgaven aan levensonderhoud zijn eerder in dit artikel over het macrobudget toegelicht. Per 1 januari 2020 is de financieringssystematiek van het Bbz vereenvoudigd. In 2021 zijn daardoor alleen uitgaven gedaan voor verrekeningen over 2019 en de aanvullende uitkering (€ 2,9 miljoen). Onder de ontvangsten worden de terugvorderingen over 2019 toegelicht.

Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten hebben in 2020 en 2021 uitvoering gegeven aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). Ondernemers van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt, hebben een beroep kunnen doen op ondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van aanvullende bijstand. Daarnaast was het mogelijk voor zelfstandigen met een liquiditeitsprobleem om een lening voor bedrijfskapitaal aan te vragen. De Tozo betrof een tijdelijke regeling; vanaf 1 oktober 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud zijn 1 oktober 2021 afgelopen.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2021 hebben gemeenten voorschotten ontvangen voor de uitgaven aan de Tozo (€ 900 miljoen). Op basis van declaratie worden uiteindelijk de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag.

Uit de voorlopige realisaties over 2020 is gebleken dat verschillende gemeenten meer aan de Tozo hebben uitgegeven dan is bevoorschot. Deze gemeenten hebben in 2021 via een tussentijdse verrekening een nabetaling ontvangen (€ 233,3 miljoen).

Bijstand overig

Onder de post bijstand overig worden de uitgaven aan de bijstand buitenland verantwoord. In 2021 is een voorschot betaald aan de SVB van € 900.000. Die lasten zijn € 60.000 lager dan begroot. De bevoorschotting is neerwaarts bijgesteld, omdat het aantal gerechtigden lager lag dan in de raming voor de begroting werd voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0

Onderstand Caribisch Nederland

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Onderstand zijn € 2,0 miljoen lager uitgevallen dan begroot. De verwachte uitgaven zoals opgenomen in de begroting waren te hoog ingeschat.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) 0,6 0,5 0,5 0,7 0,8 0,6 0,2

Subsidies

De uitgaven aan subsidies zijn in 2021 per saldo € 16,9 miljoen hoger uitgevallen dan begroot.

Binnen dit artikel zijn verschillende subsidiebudgetten te onderscheiden. Voor de subsidieregeling armoede en schulden is de realisatie lager dan begroot doordat mede in verband met de corona-beperkende maatregelen er vertraging van de projecten plaatsvond. De projectduur daarvan is verlengd. Voor de subsidieregeling kans voor kinderen geldt dat in 2021 betalingen hebben plaatsgevonden van vast te stellen subsidies waarvan de vaststelling oorspronkelijk voorzien was in 2020.

Voor het subsidiebudget alle kinderen doen mee geldt dat vanuit dat budget € 1,7 miljoen is overgeboekt naar het budget overige subsidies algemeen voor het toekennen van projectsubsidies op het terrein van armoede en schulden. Daarnaast zijn er op dit budget in 2021 nieuwe subsidies toegekend.

Voor het budget overige subsidies algemeen geldt dat, indien er in de loop van een uitvoeringsjaar nieuwe toekenningen plaatsvinden, de financiering daarvan plaatsvindt door overboekingen uit opdrachtbudgetten binnen het artikel of vanuit andere artikelen binnen de SZW-begroting. De realisatie van € 22,6 miljoen houdt mede verband met voor een aantal toekenningen lager uitgevallen kaseffect in 2021 ten opzichte van de overgeboekte middelen ter financiering van deze subsidietoekenningen, het geen doorgang vinden van een aantal subsidietoekenningen waar al wel middelen voor waren overgeboekt en het doorschuiven van voorschotbetalingen van 2021 naar 2022 door het verlengen van de projectduur.

Voor het NIBUD is sprake van een lagere realisatie doordat een in 2021 beoogde voorschotbetaling doorgeschoven is van 2021 naar 2022.

Voor het Waarborgfonds saneringskredieten geldt dat de middelen daarvoor deel uit maakten van het corona steun- en herstelpakket, waarin voor een waarborgfonds € 30,0 miljoen is vrijgemaakt. In de loop van 2021 zijn deze middelen toegedeeld en is het bedrag verdeeld over een periode van 5 jaar (2021-2025) met een bedrag van jaarlijks € 6,0 miljoen.

Opdrachten

De realisatie op het opdrachtenbudget is circa € 20 miljoen lager ten opzichte van de stand begroting. Voor een groot deel heeft dit te maken met subsidieverstrekkingen waarvoor circa € 17,1 miljoen aan middelen is verschoven van het opdrachtenbudget naar het subsidiebudget. Deze middelen bestaan uit € 10,6 miljoen aan subsidies op het terrein van Armoede en Schulden en € 6,5 miljoen aan subsidies op het terrein van bevordering arbeidsparticipatie, waaronder het Programma Verbetering Uitwisseling Matchingsgegevens, Vakmanschap, Simpel Switchen, Uniformering Loonwaardebepaling en Baancreatie. Ook zijn er overboekingen naar andere departementen verwerkt (circa € 3 miljoen). Daarnaast is er sprake geweest van herschikkingen binnen de SZW-begroting tussen verschillende begrotingsartikelen (per saldo circa € 1 miljoen).

Bekostiging

Aan het meerjarig kennisprogramma vakkundig aan het werk dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is in 2021 € 1,2 miljoen uitgegeven.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de meerjarige uitvoering van het kennisprogramma door ZonMw is in 2021, zoals begroot, bijna € 0,2 miljoen uitgegeven.

Bijdrage aan sociale fondsen

Sinds 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI. Voorwaarde hierbij is dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan medeoverheden

Om jongeren in kwetsbare wijken een alternatief te bieden voor criminaliteit en anderzijds jongeren die buiten beeld zijn in beeld te krijgen, is met een specifieke uitkering samen met de gemeente Amsterdam het project ‘Van onzichtbaar naar perspectief. Onzichtbare jongeren in beeld’ opgestart om beide groepen te begeleiden naar werk, opleiding of een combinatie daarvan. Hieraan is € 1,1 miljoen uitgegeven. Dit budget is overgeheveld van budget op Artikel 98, de post handhaving en sluit aan bij de doelstelling van Artikel 2.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

De uitgaven aan de contributie van het Administratie Centrum voor sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) bedroegen circa € 7.000 in 2021. Dit is € 2.000 minder dan begroot.

Ontvangsten

De ontvangsten bedragen in 2021 circa € 958 miljoen. Een deel van de gemeenten heeft in 2020 minder aan de Tozo uitgegeven dan bevoorschot. Dit geld is in 2021 teruggevorderd (€ 930 miljoen). Daarnaast heeft € 3,8 miljoen van de ontvangsten betrekking op de terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen, zoals afgesproken in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom. Verder waren er in 2021 ontvangsten vanwege terugvorderingen van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (€ 0,6 miljoen), de Toeslagenwet (€ 21 miljoen), AIO (€ 2,3 miljoen) en subsidies (€ 0,8 miljoen).

4.3 Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsongeschiktheidsbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie

Het wetsvoorstel waarmee het WIA-claimcriterium wordt aangepast voor mensen die met loonkostensubsidie werken in de Participatiewet is uitgesteld en zal op zijn vroegst per 1 januari 2023 in werking kunnen treden, een jaar later dan in de begroting 2021 is gemeld. In de Stand van de uitvoering sociale zekerheid van december 2021 (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 666) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken op dit dossier.

Maatregelen loondoorbetaling bij ziekte

In 2021 is op de volgende manieren doorgewerkt aan afspraken uit het pakket loondoorbetaling bij ziekte van eind 2018. In 2021 is het ZonMw programma Verbetering re-integratie 2e spoor gestart, naast het programma Verbetering kwaliteit poortwachtersproces dat in 2020 van start is gegaan. Het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om de Aof-premie voor kleine werkgevers te verlagen per 2022 is behandeld en aangenomen door het parlement. Het wetsvoorstel «RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen» is vanwege de demissionaire status van het kabinet Rutte III in 2021 controversieel verklaard en is doorgeschoven naar het nieuw aangetreden kabinet.

Scholingsexperiment bij WGA-gerechtigden

Op basis van het regeerakkoord (2017–2021) is het scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden ingericht. Doel van het experiment is te beproeven op welke wijze UWV door inzet van scholing de werkhervattingskansen van WGA-gerechtigden kan vergroten. UWV heeft afgelopen jaar de pilots voorbereid die in vier regio’s in 2022 van start gaan om leerwerktrajecten, al dan niet gecombineerd met functionele taaltrainingen en intensieve begeleiding, in de praktijk te beproeven. Dit experiment wordt aan de hand van een implementatiestudie geëvalueerd. Daarnaast is gewerkt aan deskundigheidsbevordering van UWV-professionals om scholing binnen de re-integratie van WGA-gerechtigden gerichter in te zetten. Met de Stichting van de Arbeid is in 2021 afgesproken om gezamenlijk op basis van ervaringen uit het scholingsexperiment WGA de communicatie over scholing vorm te geven.

Aanpassing AO tegemoetkoming

Met ingang van 1 januari 2021 is de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten op basis van de wettelijk voorgeschreven indexering gewijzigd van € 182,69 naar € 185,61 (Stcrt. 2020, 61666). Aansluitend is de AO-tegemoetkoming bij besluit verlaagd met € 2 netto per jaar naar € 183,61 netto per jaar (Stb. 2021, 259). Deze verlaging is gebruikt ter dekking van een toezegging aan de Eerste Kamer om het overgangsrecht voor een specifieke groep werkende Wajongers aan te passen (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. Q).

Kwijtschelding WIA-voorschotten

In 2021 is het aantal voorschotten gestegen van mensen die wachten op de UWV-beoordeling van hun WIA-aanvraag. Deze toename is het gevolg van de maatregelen als gevolg van het coronavirus en de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Als bij de verlate claimbeoordeling alsnog blijkt dat er geen recht is op een WIA-uitkering, is het voorschot onverschuldigd betaald. Dit kan leiden tot hoge terugvorderingen. In de brief van 31 augustus is de Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit om niet tot terugvordering over te gaan en de onverschuldigd verstrekte voorschotten kwijt te schelden (Kamerstukken II 2020/21, 32 716, nr. 44). Dit beleid geldt tot 31 december 2022 en wordt in de zomer van 2022 geëvalueerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 804 813 943 690 668 10.722 ‒ 10.054
Uitgaven 804 813 943 690 668 10.722 ‒ 10.054
Inkomensoverdrachten
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland) 804 813 643 690 668 722 ‒ 54
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Individuele plaatsing & steun CMD 0 0 300 0 0 0 0
Scholingsexperiment WGA 0 0 0 0 0 10.000 ‒ 10.000
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.
Uitgaven 9.455.806 9.701.073 10.143.785 10.459.318 10.685.608 10.746.341 ‒ 60.733
Inkomensoverdrachten
IVA 2.036.404 2.425.658 2.863.571 3.174.480 3.463.953 3.505.081 ‒ 41.128
WGA 2.492.840 2.646.644 2.838.210 3.091.141 3.301.225 3.203.380 97.845
WGA eigen-risicodragers 360.864 310.932 313.001 330.000 357.707 355.793 1.914
WAO 4.365.460 4.116.660 3.935.120 3.677.536 3.374.283 3.334.925 39.358
WAZ 139.221 125.521 114.408 102.447 88.349 88.220 129
Bijdragen aan ZBO's/RWT's
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW 61.017 75.658 79.475 83.714 100.001 110.911 ‒ 10.910
Scholingsexperiment WGA 0 0 0 0 90 0 90
Nominaal 0 0 0 0 0 148.031 ‒ 148.031
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Ongevallenverzekering (OV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Ongevallenverzekering zijn € 0,05 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo) 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten IVA komen € 41 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 49 miljoen, in tabel 36 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 90 miljoen lager dan begroot. De voornaamste oorzaak hiervoor is een lagere gemiddelde uitkeringshoogte.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal uitkeringen in de IVA komt lager uit dan begroot. Dit komt door een lichte daling van de instroom en een stijging van de uitstroom ten opzichte van de begroting. De doorstroom van de WGA naar de IVA is wel licht gestegen.

Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) inclusief WGA eigenrisicodragers

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WGA komen € 100 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 49 miljoen, in tabel 36 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 50 miljoen hoger dan begroot. Dit resultaat is een saldo van een hoger aantal uitkeringen en een lagere gemiddelde uitkeringshoogte. De voornaamste oorzaak voor hogere lasten is een hogere instroom. Deze toename is het gevolg van de maatregelen als gevolg van het coronavirus en de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Dit leidt tot een stijging van het aantal voorschotten. Wanneer keuringen niet tijdig kunnen plaatsvinden, wordt een voorschot verstrekt. Dit voorschot wordt geregistreerd als instroom in de WGA.

Beleidsrelevante kerncijfers

De instroom in de WGA is duidelijk hoger dan verwacht. Zoals hierboven beschreven is de grootste oorzaak daarvoor corona. Wanneer de uitgestelde keuringen plaatsvinden zorgt dit ook voor een grotere uitstroom en doorstroom van de WGA naar de IVA. Door de stijgende instroom is het aantal uitkeringen in de WGA ook hoger dan verwacht.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WAO komen € 39 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 46 miljoen, in tabel 36 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 7 miljoen lager dan begroot. Zowel het aantal uitkeringen als de gemiddelde uitkeringshoogte komt ongeveer uit zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

IVA, WGA en WAO
Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo) 550 556 564 564 568 564 4
waarvan IVA 98 113 127 137 146 148 ‒ 2
waarvan WGA 179 190 200 213 227 219 8
waarvan WAO 273 254 237 215 194 196 ‒ 2
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%) 7,9 7,8 7,7 7,5 7,4 7,4 0
Instroom in uitkeringen (x 1.000) 42 44 46 50 56,1 46,5 9,6
waarvan IVA 11 12 12 11,6 11,6 12,3 ‒ 0,7
waarvan WGA 31 32 34 38,0 43,8 33,7 10,1
waarvan WAO 0,7 0,7 0,6 0,6 0,7 0,5 0,2
Instroomkans (%) 0,6 0,6 0,6 0,7 0,7 0,6 0,1
Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000) 39 39 38 49,1 49,7 46,5 3,2
waarvan IVA 7,2 8,6 8,9 12,9 14,5 13,9 0,6
waarvan WGA 11 10 11 13,7 14,5 13,0 1,5
waarvan WAO 21 20 17,6 22,5 20,7 19,6 1,1
Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000) 10,1 11,7 12,4 11,1 12,4 11,1 1,3
Uitstroomkans WAO + WIA (%) 6,7 6,5 6,2 8,0 8,0 8,2 ‒ 0,2
WGA
Aandeel werkend WGA (%, ultimo) 20 21 20 20 1
Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%) 44 46 48 47 49 1
  1. Dit aandeel wordt niet geraamd.

Handhaving

Het aantal fraudemeldingen bij UWV is evenals vorig jaar gedaald. De oorzaak daarvan is tweeledig. Enerzijds zijn er nog effecten als gevolg van coronamaatregelen, waardoor de onderzoeksmogelijkheden beperkt waren. Anderzijds zijn er wijzigingen in de systemen ingevoerd waardoor wijzigingen in de uitkeringssituatie eerder worden gesignaleerd en de uitkering daarop wordt aangepast, hetgeen resulteert in minder interne meldingen.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 792 742 712 3 564
Kennis van de verplichtingen (%) 892 882 902 3 934
Opsporing5 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,7 4,2 4,6 3,4 3,4
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6 1,2 1,2 1,7 1,1 0,5
Totaal benadelingsbedrag 7,4 7,2 7,0 6,2 5,1
Sanctionering5 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,7 1,4 1,8 1,2 0,9
Aantal boetes (x 1.000) 0,8 0,8 1,0 0,7 0,4
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,8 1,0 1,1 0,9 0,5
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering5 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 64 56 49 38 24
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  4. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  5. Bron: UWV, jaarverslag.
  6. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

Beleidsrelevante kerncijfers

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo) 12 11 9,7 8,4 7,3 7,3 0

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden

Op basis van het regeerakkoord (2017–2021) is het scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden ingericht. Doel van het experiment is te beproeven op welke wijze UWV door inzet van scholing de werkhervattingskansen van WGA-gerechtigden kan vergroten. In 2021 zijn met name voorbereidingen getroffen om in 2022 van start te gaan met de pilots in vier regio’s.

Budgettaire ontwikkelingen

De beschikbare middelen voor het scholingsexperiment WGA van 2021 zijn bij de 2e suppletoire begroting van dit jaar op de volgende manieren verplaatst binnen de SZW begroting. De middelen voor het inkopen van functionele taaltrainingen en leerwerktrajecten worden vanaf nu verantwoord onder de premiegefinancierde middelen van beleidsartikel 3. Daarnaast zijn middelen naar beleidsartikel 11 overgeboekt om de uitvoeringskosten te financieren. Ten slotte zijn de resterende middelen van 2021 afgeboekt vanwege de kleinschaligere opzet van het scholingsexperiment.

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zet UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.

UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De premiegefinancierde uitgaven aan re-integratietrajecten zijn op basis van de realisatiegegevens van UWV circa € 11 miljoen lager uitgevallen dan bij begroting beschikbaar is gesteld. De voornaamste reden hiervoor is dat het initiële bedrag uit de begroting 2021 naar beneden is bijgesteld naar aanleiding van ramingen van UWV. Circa € 5 miljoen van de lager uitgevallen € 11 miljoen wordt verklaard door de subsidieregeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS). Voor IPS is er in 2021 namelijk voor de gemeentelijke doelgroep nog geen regeling opgesteld. Een oorzaak hiervoor was dat er nog geen uitvoerder was gevonden.

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW) 61.017 75.658 79.475 83.714 100.001 110.911 ‒ 10.910
Begrotingsgefinancierd (Wajong) 27.800 99.500 91.100 86.000 67.100 96.407 ‒ 29.307
waarvan ESB 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000 14.000 ‒ 1.000
Totaal beschikbaar budget voor inkoop 75.8171 162.158 157.575 156.714 154.101 193.318 ‒ 39.217
  1. In 2017 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2017 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 36 miljoen). Daarnaast is in 2016 een deel van het re-integratiebudget 2017 (€ 45 miljoen) aan UWV betaald.

4.4 Artikel 4 Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: Wajongers met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en Wajongers die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het via arbeidsondersteuning vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een Wajonger en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;
  1. het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Wet vereenvoudiging Wajong

Met de Wet vereenvoudiging Wajong zijn per 1 januari 2021 de verschillende Wajong-regimes geharmoniseerd. Daarnaast zijn voor mensen met een Wajong-uitkering belemmeringen om te gaan werken weggenomen. Concreet betekent dit het volgende:

  1. Er geldt voor alle Wajongers een inkomensregeling waarbij (meer) gaan werken bruto loont.
  2. De regels voor het eindigen en herleven van het recht op Wajong zijn versoepeld waardoor Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong.
  3. De regels omtrent het passend werkaanbod zijn voor de oude Wajong en Wajong2010 gelijk.
  4. De instroom in de oude Wajong is afgesloten en er is een mogelijkheid gecreëerd om af te zien van het recht op oude Wajong.

Het amendement Renkema/Gijs van Dijk (Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr. 28) regelt dat de Wajong-uitkering van personen die werken met loondispensatie altijd wordt aangevuld tot het loon dat zou zijn ontvangen zonder loondispensatie.

In september 2020 gingen in het kader van de Wet vereenvoudiging Wajong al maatregelen in die ervoor zorgden dat mensen met een Wajong-uitkering onderwijs kunnen volgen met behoud van de uitkering. Na de harmonisatie spreken we in de Wajong over een groep mensen met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en een groep die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Implementatie

Tijdens de implementatie in 2021 ontving het Ministerie van SZW signalen dat enkele personen onbedoeld een te lage uitkering kregen en anderen een te hoge. Hierop hebben SZW en UWV met urgentie een analyse gedaan naar financiële achteruitgang ondanks het garantiebedrag. De Minister van SZW heeft de Kamers op 5 juli geïnformeerd over de uitkomsten van die analyse en de te nemen vervolgstappen (Kamerstukken II 2020/21, 35 213, nr. 39). Het bleek dat enkele honderden personen een hogere of lagere Wajong-uitkering kregen dan bedoeld door onvoorziene samenloop met andere inkomensregels. Hierop is bij de Verzamelwet SZW 2022 en het Verzamelbesluit SZW 2022 de wet en relevante regelgeving aangepast om deze omissie te herstellen opdat alle personen de uitkering krijgen waar zij recht op hebben.

De motie Nijkerken-de Haan c.s. (Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr. 20) roept de regering op te komen tot heldere en goede voorlichting over de harmonisatie en de gevolgen daarvan voor de doelgroep en daarbij cliëntenorganisaties en UWV te betrekken. SZW heeft samen met UWV ingezet op heldere communicatie richting de doelgroep. SZW heeft daarnaast aan een cliëntenorganisatie subsidie verleend voor een laagdrempelig informatiepunt tijdens de implementatie van de wet in 2021 om mensen met een Wajong-uitkering extra te ondersteunen in hun informatiebehoefte. Omdat de implementatie van de wet met het berekenen van garantiebedragen voor zelfstandigen nog doorloopt in 2022 is dit informatiepunt met één jaar verlengd. Hiertoe riep ook de motie Kat op (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 52).

Eind 2021 heeft de Staatssecretaris van SZW de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit de termijn waarbinnen het garantiebedrag kan herleven te verlengen met één jaar naar twee jaar voor heel 2022 (Kamerstukken I 2021/22, 35 213, nr. W). Uit de door UWV voor SZW verzamelde gegevens bleek dat de coronacrisis ervoor gezorgd heeft dat alle Wajongers te maken hebben met een lagere baanvindkans. Personen met een garantiebedrag lopen met een lagere baanvindkans echter ook een groter risico hun garantiebedrag kwijt te raken. De regering heeft dit grotere risico willen compenseren. De verlenging is in lijn met de motie Schalk (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. M) die de regering opriep de termijn te verlengen tot 2 jaar voor de fase waarin de coronacrisis voor deze doelgroep doorwerkt op de arbeidsmarkt.

In dezelfde brief van eind 2021 heeft de Staatssecretaris van SZW beide Kamers de eerste jaarlijkse monitorrapportage Wajong toegestuurd. De monitorrapportage maakt in lijn met de motie Ester (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. K) inzichtelijk hoe het personen met een Wajong-uitkering vergaat na het ingaan van de Wet vereenvoudiging Wajong en houdt daarbij rekening met inkomenseffecten, baankansen, scholing en maatschappelijke deelname. Deze eerste monitorrapportage maakt wegens het gebrek aan beschikbaarheid van data nog geen eerste effecten van de wet inzichtelijk maar geeft de stand van zaken voor het ingaan weer. De eerste mogelijke effecten van de wet worden inzichtelijk gemaakt in de monitorrapportage die na de zomer van 2022 naar de Kamers wordt gestuurd.

Activering Wajongers met arbeidsvermogen

UWV heeft in 2021 in totaal 7.100 personen met een Wajong-uitkering aan het werk geholpen. Daarmee heeft UWV de doelstelling van 8.000 personen niet gehaald.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.202.010 3.280.192 3.329.000 3.430.369 3.567.679 3.484.285 83.394
Uitgaven 3.202.010 3.280.192 3.329.000 3.430.369 3.567.679 3.484.285 83.394
Inkomensoverdrachten
Wajong 3.174.210 3.180.692 3.237.900 3.344.369 3.500.579 3.387.878 112.701
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Re-integratie Wajong 27.800 99.500 91.100 86.000 67.100 96.407 ‒ 29.307
Ontvangsten 18.151 25.626 24.026 22.340 28.494 0 28.494
Ontvangsten
Restituties 18.151 25.626 24.026 22.340 28.494 0 28.494
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten zijn circa € 113 miljoen hoger dan begroot. De hogere uitgaven kunnen worden verklaard door de loon- en prijsbijstelling 2021 (circa € 51 miljoen). Daarnaast zijn de uitkeringslasten van de Wajong verhoogd bij de 2e suppletoire begroting (circa € 51 miljoen) op basis van realisatiegegevens van UWV.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal Wajonguitkeringen komt overeen met de begroting 2021. Wat opvalt is dat het aandeel werkende personen in de Wajong met arbeidsvermogen sterk is toegenomen. Het lijkt erop dat krapte op de arbeidsmarkt hierbij een rol heeft gespeeld. Daarnaast is de in- en uitstroom in de Wajong lager door een meetwijziging.

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo) 245 245 244 243 243 243 0
waarvan oude Wajong (tot 2010) 174 172 168 164 160
waarvan met arbeidsvermogen (%) 41 41 41 41 41
waarvan Wajong2010 (2010 tot 2015) 65 64 64 63 62
waarvan werkregeling (%) 68 68 68 71 73
waarvan studieregeling (%) 7,3 5,8 4,4 0,2 0,0
waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%) 25 27 27 28 27
waarvan Wajong2015 6,2 9,1 12,4 16,3 22
Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) 4,7 5,2 5,8 6,4 6,62 8,0 ‒ 1,4
Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) 6,1 6,5 6,8 7,5 5,73 7,0 ‒ 1,3
Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%) 50 50 51 48,54 545 51 3
  1. door de implementatie van de Wet vereenvoudiging Wajong wordt in het jaarverslag UWV geen onderscheid meer gemaakt tussen de verschillende Wajongregelingen.
  2. interne verschuivingen tussen de drie Wajong regelingen tellen vanaf 2021 niet meer mee als nieuwe toekenning; alleen nieuwe instroom in de Wajong telt vanaf 2021 mee.
  3. nterne verschuivingen tussen de drie Wajong regelingen tellen vanaf 2021 niet meer mee; alleen nieuwe uitstroom uit de Wajong telt vanaf 2021 mee.
  4. peildatum december 2020.
  5. peildatum augustus 2021.

Handhaving

Het aantal onderzochte en geconstateerde overtredingen is in 2021 fors gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Het totale benadelingsbedrag is daarom tevens lager. UWV is gestart om de benodigde gegevens voor een Wajong-uitkering die UWV al eerder van een persoon heeft geregistreerd automatisch in te vullen. Hierdoor kan een uitkeringsgerechtigde minder fouten maken. UWV kan zich nu richten op de grotere overtredingen, omdat kleine fouten niet meer worden gemaakt. Hierdoor komt ook het gemiddelde benadelingsbedrag per overtreding hoger uit.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%)2 681 611 721 3 554
Kennis van de verplichtingen (%)2 821 791 851 3 884
Opsporing5 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,7 3,6 3,6 2,3 0,5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6 2,4 2,2 2,3 1,4 0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 7,5 5,6 5,6 4,4 1,8
Sanctionering5 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,0 0,8 0,7 0,5 0,1
Aantal boetes (x 1.000) 1,1 1,1 1,0 0,7 0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,8 0,8 0,7 0,6 0,2
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering5 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 58 49 38 24 16
  1. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  4. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  5. Bron: UWV, jaarverslag.
  6. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 41 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan re-integratie Wajong zijn in 2021 circa € 29 miljoen lager uitgevallen dan begroot, omdat het initiële bedrag uit de begroting 2021 naar beneden is bijgesteld naar aanleiding van ramingen van het UWV.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen een terugbetaling van UWV aan te veel ontvangen middelen in 2020. Het voorschot dat in 2020 aan UWV is overgemaakt ten behoeve van de Wajong en re-integratie Wajong bleek op basis van het jaarverslag circa € 28,5 miljoen hoger dan de daadwerkelijke uitgaven in 2020. Dit bedrag is in 2021 terugbetaald.

4.5 Artikel 5 Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Verlenging regeling Tijdelijk Scholingsbudget UWV 2020

De regeling Tijdelijk Scholingsbudget UWV 2020 is in 2021 met één jaar verlengd. Het scholingsbudget WW is verhoogd van € 9 miljoen in 2020 naar € 26 miljoen in 2021. Dit kwam voort uit het bredere steunpakket in het kader van de coronacrisis (Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 105). De verwachting was dat een stijging in het aantal werklozen in 2021 en de veranderde situatie op de arbeidsmarkt zou leiden tot een grotere behoefte aan scholing voor WW-gerechtigden. Hoewel er een duidelijke toename van het aantal scholingstrajecten in 2021 te zien was, ruim 5.850, is het aantal werklozen niet naar verwachting gestegen. Dit heeft geleid tot een realisatie van € 21,1 miljoen aan scholingstrajecten in 2021.

Crisisdienstverlening

Het kabinet heeft het afgelopen jaar ingezet op het voorkomen van werkloosheid als gevolg van COVID-19 met de inzet van aanvullende crisisdienstverlening. Deze aanvullende dienstverlening wordt uitgevoerd door 35 regionale mobiliteitsteams die in 2021 zijn opgericht waarin gemeenten, UWV en sociale partners samenwerken. De regionale mobiliteitsteams helpen mensen die sinds 12 maart 2020 hun baan zijn kwijtgeraakt of dreigen kwijt te raken, met extra aandacht voor kwetsbare groepen. Ook bieden ze bedrijven c.q. sectoren ondersteuning bij het vinden van voldoende gekwalificeerd personeel. Binnen de teams bundelen de professionals van onder andere gemeenten, UWV en de vakbonden hun expertise en delen ze dienstverleningsinstrumenten. Zo komt een breed palet aan ontschotte dienstverlening beschikbaar en meer mogelijkheden om de passende hulp te bieden aan mensen.

Na een periode van opstarten en implementeren zijn sinds september alle 35 regionale mobiliteitsteams actief. Door de verschillende startdata van de regionale mobiliteitsteams in het afgelopen jaar kan momenteel nog geen compleet beeld worden gegeven over hoeveel mensen exact geholpen zijn door de regionale mobiliteitsteams, een dashboard met kwantitatieve informatie over de instroom, uitstroom en ingezette dienstverlening is in ontwikkeling. De vraag naar dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams lijkt echter mee te vallen. Dit komt vermoedelijk door de gefaseerde opstart in het jaar en de krapte op de arbeidsmarkt. In 2021 hebben de regionale mobiliteitsteams veel ingezet op persoonlijke dienstverlening aan het loket. Er is echter zeer beperkt gebruik gemaakt van de dienstverleningsbudgetten door de regionale mobiliteitsteams. Het kabinet zag eind 2021 een stijgende lijn van de inzet van crisisdienstverlening.

Uitstel Business Case Verwijtbare Werkloosheid

De implementatie van het risicomodel verwijtbare werkloosheid (als uitvloeisel van het onderzoek naar de effectiviteit van de controle op verwijtbare werkloosheid) is door aanvullende werkzaamheden wegens de coronapandemie met één jaar vertraagd, ten opzichte van de oorspronkelijk geplande implementatie in 2021. Gedurende die periode van vertraging is de reeds bestaande controle op verwijtbare werkloosheid door UWV gecontinueerd. De vertraging in het implementatieproces heeft geleid tot een temporisering van de ingeboekte netto besparing van structureel € 21 miljoen. De implementatie is naar verwachting aan het einde van 2022 afgerond.

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW heeft een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar gesteld voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan zijn kwijtgeraakt en daardoor inkomensverlies lijden. De regeling is op 20 mei 2020 in werking getreden. De aanvraagtermijn is inmiddels gesloten; er zijn 8 aanvragen gehonoreerd. Het gebruik is daarmee minder dan verwacht.

Herleving beleidsregels werktijdverkorting

Op 1 oktober 2021 herleefden de beleidsregels werktijdverkorting 2004. De Minister van SZW kan aan de hand van die beleidsregels bedrijven die te maken hadden met buitengewone omstandigheden, weer een ontheffing van het verbod op werktijdverkorting voor kortdurende verminderde inzet van arbeidscapaciteit verlenen. De mogelijkheid tot het verlenen van ontheffingen was stopgezet in maart 2020, vanwege de explosieve toename van het aantal verzoeken om ontheffing in verband met corona-gerelateerde omstandigheden. De Minister van SZW kondigde bij de herleving van de beleidsregels aan - in het verlengde van de aanleiding voor het intrekken van de NOW - geen ontheffing van het verbod op werktijdverkorting te verlenen indien de aanvraag daarvoor verband houdt met corona. Sinds 1 oktober zijn er 49 aanvragen voor ontheffing van het verbod op werktijdverkorting ingediend, waarvan geen enkele is goedgekeurd. Veruit meest voorkomende reden voor afwijzing is dat de aanvraag corona-gerelateerd bleek.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 173.025 104.008 126.669 129.951 174.212 253.616 ‒ 79.404
Uitgaven 166.729 108.108 124.430 131.300 163.923 255.146 ‒ 91.223
Inkomensoverdrachten
IOW 65.037 69.600 102.626 116.469 115.352 114.418 934
Cessantiawet (Caribisch Nederland) 24 20 46 36 294 107 187
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit 92.900 28.500 0 35 0 0 0
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven 0 0 0 9 71 314 ‒ 243
Subsidies
Experimenten 50+ 703 2.108 0 332 0 0 0
Scholing en plaatsing oudere werklozen 5.000 331 6 0 0 0 0
Ontwikkeladvies 45+ 0 636 10.707 4.733 0 0 0
Overige subsidies algemeen 1.803 1.872 793 568 754 1.530 ‒ 776
Coördinatie crisisdienstverlening 0 0 0 0 6.565 6.500 65
Opdrachten
Opdrachten 1.262 1.041 272 118 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Scholing WW 0 4.000 9.980 9.000 21.122 26.000 ‒ 4.878
Crisisdienstverlening 0 0 0 0 19.460 106.277 ‒ 86.817
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 0 0 0 0 305 0 305
Ontvangsten 1.171 3.398 10.789 1.300 1 0 1
Ontvangsten
Restituties 1.171 3.398 10.789 1.300 1 0 1
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.
Uitgaven 5.139.206 4.402.744 3.916.464 4.288.372 3.786.240 6.540.477 ‒ 2.754.237
Inkomensoverdrachten
WW 5.139.206 4.402.744 3.916.464 4.288.372 3.786.240 6.449.130 ‒ 2.662.890
Nominaal 0 0 0 0 0 91.347 ‒ 91.347
Ontvangsten 329.026 301.000 260.000 226.961 189.830 309.423 ‒ 119.593
Ontvangsten
Ufo 329.026 301.000 260.000 226.961 189.830 305.149 ‒ 115.319
Nominaal 0 0 0 0 0 4.274 ‒ 4.274

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.

De IOW is een tijdelijke regeling. Oudere WW’ers en WGA’ers kunnen in aanmerking komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2024 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De IOW-uitgaven zijn in 2021 zo'n € 1 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 2 miljoen) is de realisatie € 1 miljoen lager dan begroot. De voornaamste oorzaak hiervoor is een lager volume. De uitgaven stijgen doordat de uitkeringslasten voor 2020 te laag waren bevoorschot aan UWV. Als gevolg hiervan heeft in 2021 een nabetaling plaatsgevonden van € 4 miljoen. Door de lagere volumes is de besparing als gevolg van de private aanvulling WW (PAWW) € 4 miljoen lager dan verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal IOW-uitkeringen is in 2021 800 lager uitgevallen dan begroot. Dit is vermoedelijk het gevolg van een onderschatting van het effect van de hoogconjunctuur tussen 2017 en 2019 op het IOW-volume.

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren) 5 5,7 7,6 8,5 8,0 8,8 ‒ 0,8

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Cessantiawet zijn € 0,2 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. De Cessantia is een eenmalige uitkering bij beëindiging van de dienstbetrekking, die de overheid overneemt in het geval van faillissement. In 2021 is een groot overslagbedrijf failliet gegaan, met een hoger niveau van Cessantia uitkeringen tot gevolg.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen) <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0,0

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW stelt een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan kwijtraken en daardoor inkomensverlies lijden. De subsidieregeling is op 20 mei 2020 in werking getreden. De termijn om een aanvraag te doen is inmiddels gesloten. Er zijn 8 aanvragen gehonoreerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven over 2021 zijn uitgekomen op € 71.000. Dat is € 243.000 lager dan begroot. Er zijn uiteindelijk minder aanvragen ingediend dan vooraf werd verwacht.

Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. De maximale duur is vanaf 2016 stapsgewijs – met één maand per kwartaal – teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden per 1 april 2019. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.

Budgettaire ontwikkelingen

De WW-uitgaven komen € 2.663 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 91 miljoen, de post nominaal in tabel 46) is de realisatie € 2.754 miljoen lager dan begroot.

Ten tijde van het opstellen van begroting 2021 was de verwachting dat de werkloosheid in 2021 flink zou oplopen als gevolg van de pandemie en de daarbij horende contact-beperkende maatregelen. Deze stijging heeft zich niet voorgedaan, mede door de loonsteun die de overheid heeft geboden aan werkgevers. De werkloosheid in 2021 is mede daardoor zelfs gedaald, hetgeen een daling van de WW-lasten ten opzichte van 2020 tot gevolg heeft gehad.

Beleidsrelevante kerncijfers

Conform de hierboven gegeven uitleg is in tabel 49 te zien dat het aantal WW-uitkeringen in 2021 fors lager is uitgevallen dan verwacht. De instroom is zo'n 273 duizend uitkeringen lager uitgevallen dan verwacht. Ook het aantal beëindigen is lager uitgevallen dan verwacht, met zo'n 104 duizend. Het lager uitgevallen aantal beëindigingen is vooral het gevolg van de lagere instroom.

In tabel 50 is te zien dat de werkhervatting binnen 12 maanden na instroom in 2021 behoorlijk is gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt in 2021 zou men eerder een stijging verwachten. De reden dat er toch een daling te zien is, is dat het cohort waarbinnen het aandeel uitstroom naar werk is bepaald, alle mensen zijn die in 2020 de WW zijn ingestroomd. Daar zaten relatief veel jonge mensen met korte rechten tussen. Deze mensen stromen relatief vaker uit wegens einde duur, in plaats van naar werk.

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) 291 241 201 221 196 314 ‒ 118
Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) 330 263 223 286 192 415 ‒ 223
Aantal WW-instromers (x 1.000) 390 336 330 479 292 565 ‒ 273
waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000) 294 296 443 262 1
waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)2 42 29 36 30 1
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) 472 403 369 417 386 490 ‒ 104
  1. Dit getal wordt niet geraamd.
  2. Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.
Aandeel werkhervatting binnen 12 maanden na instroom 27 31 30 26 22
waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar 28 32 32 27 22
waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder 21 24 24 20 19
Aandeel werkhervatting binnen 3 maanden na instroom 9 12 13 11 10

Handhaving

In de afgelopen jaren is een fors aantal maatregelen aangekondigd en uitgevoerd om misbruik met WW-uitkeringen op te sporen en tegen te gaan. Het betroffen maatregelen om actief overtredingen aan te pakken als ook om het risicomanagement structureel en in gezamenlijkheid tussen UWV en SZW te verbeteren en te borgen. Na de doorlichting van de WW in 2019 is – met enige vertraging als gevolg van de coronacrisis – door UWV gewerkt aan het in kaart brengen van de (netto)risico’s en de daarbij behorende vervolgacties (zie kopje ‘handhaving UWV’ artikel 11).

UWV ontwikkelt verschillende risicomodellen teneinde het opsporen van overtredingen in de WW te optimaliseren. Het risicomodel ´sollicitatie-activiteiten’ bevindt zich daarbij in een minder ver gevorderd stadium dan de risicomodellen op het gebied van verwijtbare werkloosheid en verblijf buiten Nederland. Over deze laatste twee modellen heeft UWV in 2021 een uitvoeringstoets uitgebracht teneinde deze modellen structureel te implementeren, evenals het Model Risk Management (MRM) raamwerk dat aan de risicomodellen ten grondslag ligt. De toets was positief en vormde de basis voor de geactualiseerde kostenraming en de opdracht voor de implementatie die naar verwachting in 2022 zal starten.

De kerncijfers op het gebied van preventie tonen een wat grillig beeld in de afgelopen jaren. Zowel voor 2020 als voor 2021 geldt dat het onderzoek op een andere wijze is vormgegeven, waardoor er geen vergelijking gemaakt kan worden tussen de jaren (zie kopje ‘handhaving’ in de beleidsprioriteiten voor meer toelichting). De detectiekans die uitkeringsgerechtigden ervaren lag in 2021 op 79% en de kennis van de verplichtingen is opnieuw hoog met 93%.

In het eerste jaar van de coronacrisis was een daling te zien van het aantal overtredingen, onder meer als gevolg van het afgenomen aantal onderzochte meldingen. In 2021 is met name bij het aantal afgegeven waarschuwingen een stijging waar te nemen. UWV gaf in 2020, als een van de maatregelen om de werkdruk als gevolg van de coronacrisis te verminderen, intern geen te late ziek- en hersteldmeldingen door en in 2021 wel weer. Deze meldingen leiden relatief vaak tot een waarschuwing. De overige cijfers zijn redelijk stabiel in vergelijking met het voorgaand jaar.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 792 782 772 613 793
Kennis van de verplichtingen (%) 972 962 962 913 933
Opsporing4 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 15 3,7 3,4 2,8 4,5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 10 1,0 1,0 0,8 0,8
Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln) 21 5,5 4,5 3,6 3,7
Sanctionering4 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 4,5 1,7 1,4 1 1,6
Aantal boetes (x 1.000) 7,8 0,8 0,8 0,6 0,7
Totaal boetebedrag ( x 1 mln) 4,2 1,2 1,1 0,8 1
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering4 Incassoratio boete + benadelingsbedrag ultimo 2021 (%) 73 52 45 38 24
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  4. Bron: UWV, jaarverslag.
  5. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

Deze subsidies bestaan uit een centraal aanspreekpunt voor werkgevers en de Ambachtsacademie. Het oorspronkelijke budget voor 2021 is met € 0,8 miljoen verlaagd. Dit bedrag is deels door middel van een kasschuif van € 0,6 miljoen naar 2022 geschoven. De reden hiervoor is dat de subsidieprojecten vertraging hebben opgelopen. De overige € 0,2 miljoen is in mindering gebracht aangezien er minder is uitgegeven dan oorspronkelijk begroot.

Coördinatie crisisdienstverlening

De projectsubsidies zijn opgezet om het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties te versterken om zo mee te doen met de aanpak voor de aanvullende crisisdienstverlening door regionale mobiliteitsteams. Deze subsidies hebben werknemers en werkgeversorganisaties in staat gesteld een landelijke structuur in te richten voor de aansturing en het bieden van ondersteuning aan de desbetreffende organisaties die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams in de regio’s. Waar de publieke partijen al een landelijke en/of regionale inrichting kennen, diende deze bij de sociale partners nog te worden ingericht. In 2021 was de uitputting in totaal circa € 6,6 miljoen.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Scholing WW

Zoals toegelicht onder de beleidsconclusies, bedroeg de realisatie aan scholingstrajecten € 21,1 miljoen in 2021.

Crisisdienstverlening

Het kabinet zet met aanvullende crisisdienstverlening in op het voorkomen van werkloosheid als gevolg van de coronacrisis. Deze aanvullende dienstverlening wordt uitgevoerd door 35 regionale mobiliteitsteams die in 2021 zijn opgericht waarin gemeenten, UWV en sociale partners samenwerken. Vanuit dit budget worden de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams en de dienstverleningsbudgetten gefinancieerd.

Gedurende 2021 is € 3,5 miljoen vanuit het budget crisisdienstverlening overgeboekt van begrotingsartikel 5 naar begrotingsartikel 11 als bijdrage aan de uitvoeringskosten UWV. Tevens is circa € 40 miljoen aan middelen uit dit budget op de begroting verschoven naar 2022. Dit is enerzijds vanwege de financieringssystematiek van de regionale mobiliteitsteams en anderzijds om ook in 2022 over budget voor mbo praktijkleren te beschikken.

Van het resterende budget is in 2021 totaal circa € 19,5 miljoen besteed. Het budget is grotendeels besteed aan de financiering van de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams. De vraag naar dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams is door de gefaseerde opstart en vanwege de steunmaatregelen en de krapte op de arbeidsmarkt meegevallen. Hierdoor is in het afgelopen jaar zeer beperkt gebruik gemaakt van de dienstverleningsbudgetten. Het kabinet zag eind 2021 een stijgende lijn van de inzet van crisisdienstverlening.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert de Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg uit. Hier hebben zij in 2021 € 305.000 voor ontvangen. Ten tijde van het opstellen van de Begroting 2021 was van deze subsidieregeling nog geen sprake.

Ontvangsten

Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel en zijn in 2021 € 115 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 4 miljoen, de post nominaal in tabel 46) is de realisatie € 119 miljoen lager dan begroot. De verwachting was dat als gevolg van de coronacrisis ook bij overheidswerkgevers meer mensen ontslagen zouden worden en dus dat de WW-lasten voor deze groep zouden oplopen. Deze stijging heeft zich niet voorgedaan. Hierdoor zijn de ontvangsten Ufo lager uitgevallen dan verwacht.

4.6 Artikel 6 Ziekte en zwangerschap

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte van een kind, adoptie of opname van een pleegkind.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof en aanvullend geboorteverlof.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Slachtoffers van het organo psycho syndroom (OPS), ook wel «schildersziekte» genoemd, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming.

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Wet arbeid en zorg

In 2021 is het wetgevingsproces in het kader van de implementatie van Richtlijn (EU)2019/1158 afgerond. Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer hebben in dit jaar het Wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof (Wbo) aanvaard. De Wbo wijzigt de Wet arbeid en zorg en regelt dat werknemers met een kind jonger dan één jaar recht krijgen op een uitkering tijdens ouderschapsverlof. De uitkeringsduur bedraagt ten hoogste 9 weken. Tevens vindt een beperkte uitbreiding plaats van de doelgroep van het aanvullend geboorteverlof; ook niet-verzekerde werknemers komen straks in aanmerking voor een uitkering bij opname van aanvullend geboorteverlof. De Wbo treedt in werking op 2 augustus 2022.

Onderzoek instroom Ziektewet bij zwangerschap

In 2021 is door UWV onderzoek verricht naar het stijgende beroep op de Ziektewet (ZW) door mensen die ziek zijn door zwangerschap of bevalling. Zoals gemeld in de Kamerbrief biedt het onderzoek zicht op een aantal factoren die de stijging van het beroep op de ZW door zwangere mensen kunnen verklaren, maar maakt niet inzichtelijk in welke mate deze factoren invloed hebben op de stijging (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1082). UWV gaat daarom aanvullend onderzoek doen naar de invloed van achtergrondkenmerken van de populatie en de invloed van het al dan niet hebben van een werkgever op het beroep op de ZW. Over de uitkomsten van deze analyse zal de Tweede Kamer op een later moment worden geïnformeerd. Het onderzoek laat daarnaast zien dat veranderingen in de uitvoering, zoals verandering in de causaliteitsvraagstelling en de vermindering van het aantal spreekuren bij de verzekeringsarts, hebben bijgedragen aan het stijgende beroep op de ZW.

Onderzoeken no-riskpolis

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de no-riskpolis. Er is onderzocht hoe de bekendheid van de no-riskpolis vergroot kan worden. Ook is onderzocht of er mogelijkheden zijn om de no-riskpolis eventueel uit te breiden naar een groep chronisch zieken. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de effecten van de no-riskpolis. De Tweede Kamer is over de uitkomsten van deze onderzoeken geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1066) en ook over de verkenning van kosten en baten van een no-riskpolis voor langdurig bijstandsgerechtigden (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1069). In deze Kamerbrieven zijn de aandachtspunten geschetst waarmee bij een eventuele uitbreiding van de no-riskpolis rekening moet worden gehouden.

Herijking en vereenvoudiging no-riskpolis

De raming van de ZW-uitgaven en respectievelijke uitname bij gemeenten voor de no-riskpolis is herijkt op basis van realisaties 2019 en 2020 (Kamerstukken II 2016/17, 34 514, nr. 8). Dit heeft geleid tot verschuiving van middelen van gemeenten naar UWV voor bekostiging van de no-riskpolis. Daarnaast is een wetsvoorstel om administratieve knelpunten rondom de no-riskpolis weg te nemen aangenomen. Gemeenten hoeven hierdoor de loonkostensubsidie aan de werkgever niet meer stop te zetten bij ziekte en te hervatten bij herstel. De middelen die hierop betrekking hebben verschuiven terug van UWV naar gemeenten. In aanvulling hierop baseert UWV de uitbetaling no-riskpolis op de loonwaarde van betrokkene, zoals vastgesteld door de gemeente. Voor werkgevers en gemeenten is dit een aanzienlijke verbetering. Dit voorstel maakte oorspronkelijk onderdeel uit van het wetsvoorstel wijziging van de Participatiewet uitvoeren Breed Offensief (Kamerstukken II 2019/20, 34 352, nr. 192), maar is na het controversieel verklaren van dit wetsvoorstel meegenomen in de Verzamelwet SZW 2022 (Kamerstukken II 2020/21, 35 897, nr. 5). Deze Verzamelwet is op 1 januari 2022 in werking getreden.

Subsidieregeling kanker en werkzoekenden

In 2018 is de subsidieregeling kanker en werkzoekenden getroffen om maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die erop zijn gericht om (ex-) kankerpatiënten zonder werk meer kans te geven op het vinden van werk. Deze subsidieregeling is een uitwerking van het door de Tweede Kamer aangenomen amendement van Van Weyenberg (Kamerstukken II 2017/18, 34 775, nr. 18). In 2019 zijn met deze regeling vijf projecten gestart, die allen in 2020 zijn afgerond. In het najaar van 2021 is de evaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1083). De gemeenschappelijke uitkomst van de verschillende projecten is dat het aannemelijk is dat de activiteiten een bijdrage hebben geleverd aan het bevorderen van de arbeidsparticipatie van mensen die kanker hebben of hebben gehad. Ook laten de projecten zien dat maatwerk het sleutelwoord is om deze mensen te begeleiden naar werk.

Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde beroepsziekten

Het kabinet heeft in 2021 in lijn met het advies van de commissie Heerts de Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) aangekondigd (Kamerstukken II 2020/21, 25 883, nr. 417). Het doel van de regeling is om deze doelgroep op een laagdrempelige manier erkenning te bieden voor hun beroepsziekte en niet om te voorzien in een schadevergoeding. Op 9 november 2021 is de openbare internetconsultatie van de tegemoetkomingsregeling van start gegaan. Zoals aan de Tweede Kamer gemeld, zal begin 2022 naar aanleiding van de uitkomsten van de internetconsultatie en uitvoeringstoetsen een nieuwe versie van de tegemoetkomingsregeling worden gepresenteerd. De streefdatum waarop de tegemoetkomingsregeling in werking treedt is vooralsnog 1 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 25 883, nr. 423).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 7.578 7.904 7.895 13.108 14.105 12.612 1.493
Uitgaven 7.578 7.904 7.652 13.350 14.105 12.612 1.493
Inkomensoverdrachten
TAS 4.508 4.716 4.296 5.520 6.198 4.706 1.492
Ziekteverzekering (Caribisch Nederland) 3.070 3.188 3.099 2.963 4.958 3.406 1.552
OPS-voorzieningsfonds 0 0 0 4.700 2.949 4.500 ‒ 1.551
Subsidies
Kanker en werken 0 0 257 167 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.
Uitgaven 2.682.956 2.806.325 3.060.903 3.281.109 3.643.640 3.378.667 264.973
Inkomensoverdrachten
ZW 1.545.151 1.627.534 1.725.947 1.939.940 1.978.911 1.848.386 130.525
WAZO 1.137.805 1.178.791 1.334.956 1.285.497 1.452.050 1.310.304 141.746
WAZO aanvullend geboorteverlof partners 0 0 0 55.672 212.679 173.313 39.366
Nominaal 0 0 0 0 0 46.664 ‒ 46.664
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van arbeidsgerelateerde blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot op de schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De laatste bevoorschotting van TAS-uitgaven in 2021 aan de SVB heeft in het vierde kwartaal van 2021 plaatsgevonden. Op basis van de toen meest actuele realisatiecijfers, ging deze bevoorschotting uit van een stijging in de uitkeringslasten voor de TAS in 2021 van € 1,5 miljoen en totale uitkeringslasten in 2021 van € 6,2 miljoen. Het verschil ten opzichte van de begroting 2021 wordt onder meer verklaard doordat er meer toekenningen verwacht werden (+ € 0,2 miljoen). Tevens werd het verwachte terugvorderingspercentage naar beneden bijgesteld van 41% naar 28% (+ € 1,1 miljoen). Verder wordt de mutatie verklaard doordat er een nabetaling van € 0,1 miljoen aan de SVB heeft plaatsgevonden over de uitkeringslasten voor 2020. Tot slot heeft de indexatie van het uitkeringsbedrag een opwaarts effect op de geprognosticeerde uitkeringslasten van € 0,1 miljoen.

Inmiddels is uit het jaarverslag van de SVB gebleken dat het aantal toekenningen met 11 is gedaald ten opzichte van de oorspronkelijke raming in de begroting, alsmede dat het terugvorderingspercentage één procentpunt hoger is uitgevallen dan bij bevoorschotting geprognosticeerd. Deze nieuwe cijfers zijn zichtbaar in de kerncijfers in tabel 54. Deze cijfers worden meegenomen in de definitieve afrekening met de SVB over 2021 die medio 2022 plaats zal vinden en worden verwerkt in de Voorjaarsnota 2022.

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,4 0,4 0,3 0,4 0,4 0,4 0
waarvan toekenning i.v.m. maligne mesothelioom 0,3 0,4 0,3 0,3 0,3 0,3 0
waarvan toekenning i.v.m. asbestose <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0
Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,2 ‒ 0,1
Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%) 85 85 86 80 82 1
  1. Dit cijfer wordt niet geraamd.

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Ziekteverzekering zijn € 1,6 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Door de coronapandemie waren er in 2021 meer rechthebbenden op de Ziekteverzekering dan gewoonlijk. Werknemers die uit voorzorg in quarantaine moesten vanwege corona, stroomden tijdelijk in de Ziekteverzekering gedurende de quarantaineplicht. Daarnaast zijn er in 2021 betalingen gedaan die nog betrekking hadden op 2020. Door de coronapandemie was er een achterstand in de behandeling van aanvragen en dienden rechthebbenden ook verlaat een aanvraag in.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen) 61 63 66 64 114 69 45

OPS-fonds

De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. De regeling is in maart 2020 in werking getreden. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De aanvragen en toekenningen van tegemoetkomingen uit het OPS-fonds in 2021 vallen lager uit dan geraamd. Dat is een gevolg van het feit dat in 2020 meer aanvragen zijn afgehandeld dan was voorzien. De afnemende uitgaventrend in de uitkering van deze tegemoetkoming verloopt hierdoor sneller dan verwacht.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten ZW komen € 131 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 33 miljoen, in tabel 53 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 97 miljoen hoger dan begroot. Een belangrijke verklaring voor de hogere ZW-uitgaven is de aanhoudende gevolgen van het coronavirus, waardoor het beroep op de ZW ook in 2021 hoger is uitgevallen dan van tevoren werd verwacht. Zogeheten vangnetters die vanwege quarantaine niet kunnen werken konden ook in 2021 aanspraak maken op een ZW-uitkering. Ook viel het beroep van zwangere vrouwen op de ZW in 2021 hoger uit dan verwacht, dat mogelijk voor een deel te maken heeft met een toename van het aantal geboorten. Daarentegen is het beroep van eindedienstverbanders op de ZW juist afgenomen, wat mogelijk komt doordat het aantal mensen dat werkzaam is met een tijdelijk dienstverband in 2021 sterk is afgenomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddeld aantal ZW-uitkeringen is ongeveer 4.000 hoger uitgekomen dan verwacht. Dit verschil wordt vooral verklaard door een hoger aantal ZW uitkeringen in verband met zwangerschappen en een hoger beroep van uitzendkrachten op de ZW. Daarentegen viel het beroep van eindedienstverbanders juist lager uit.

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde) 90 95 98 107 107 103 4
Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 252 283 298 325 346 1
Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 300 322 335 365 414 1
  1. In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van fraude en handhaving toonden in 2020 een wisselend beeld ten opzichte van de voorgaande jaren. In 2021 zijn de cijfers grotendeels terug op het oude niveau. Opvallend is dat het aantal onderzochte fraudesignalen in 2021 hoger ligt dan in de voorgaande jaren. Ook opvallend is dat het aantal waarschuwingen sterk is toegenomen en dat het aantal boetes juist sterk is afgenomen.

In 2020 heeft onderzoek plaatsgevonden door KPMG naar misbruikrisico’s in de ZW. Op basis hiervan wordt door UWV, met betrokkenheid van SZW, een nadere analyse naar deze misbruikrisico’s gedaan, waarbij ook wordt ingegaan op de beheersmaatregelen die door UWV worden ingezet. De verwachting is dat deze nadere analyse in de loop van 2022 wordt afgerond.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 802 772 772 573 783
Kennis van de verplichtingen (%) 952 932 932 873 933
Opsporing4 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,6 3,5 3,9 3,3 4,8
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 2,8 2,6 2,6 2,0 2,4
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 3,4 2,9 3,5 2,9 2,9
Sanctionering4 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,4 1,4 2,1 1,9 3,6
Aantal boetes (x 1.000) 1,6 1,4 1,1 0,8 0,3
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 1 0,8 0,7 0,6 0,3
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering4 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 68 58 55 35 16
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  4. Bron: UWV, jaarverslag.
  5. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, aanvullend geboorteverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering (zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering). Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WAZO komen circa € 142 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (circa € 18 miljoen, in tabel 53 onderdeel van de post nominaal) komt de realisatie ongeveer € 123 miljoen hoger uit dan werd geraamd bij de begroting. Dit wordt verklaard door zowel een hoger aantal geboortes als een hogere gemiddelde WAZO-uitkering.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal toekenningen op grond van zwangerschaps- en bevallingsverlof is vanwege een hoger geboortecijfer circa 7.000 uitkeringen hoger uitgevallen dan bij de begroting werd geraamd.

Totaal aantal toekenningen zwangerschap- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen) 134 140 142 142 153 146 7
Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen) 124 129 130 130 140 134 7
Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen) 10,4 11,4 11,5 12,3 12,9 12,4 0,5
  1. SZW, berekening.

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Het aanvullend geboorteverlof is per 1 juli 2020 ingevoerd. Het verlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten aan aanvullend geboorteverlof komen circa € 39 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (circa € 2 miljoen, in tabel 53 onderdeel van de post nominaal) komt de realisatie circa € 37 miljoen hoger uit. Hoewel het aantal toekenningen lager uitkwam dan geraamd, kwam de gemiddelde duur van de uitkering en de uitkeringshoogte hoger uit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal toekenningen komt lager uit dan werd geraamd en het gemiddeld aantal opgenomen dagen is hoger uitgevallen dan geraamd.

Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen) 24 81 96 ‒ 15
Gemiddeld aantal opgenomen dagen 22 22 17,5 5
  1. SZW, berekening.

4.7 Artikel 7 Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
  1. het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
  1. het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
  1. het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;
  1. het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidsconclusies

Verzamelwet Kinderopvang

Met de Verzamelwet Kinderopvang (Stb. 2020, 518) van december 2020 is het recht op kinderopvangtoeslag uitgebreid. Per 1 januari 2021 hebben huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een permanente Wet langdurige zorg (Wlz)-indicatie heeft ook recht op kinderopvangtoeslag. Dit wordt per 1 januari 2023 uitgebreid voor partners met een tijdelijke Wlz-indicatie. Ook is de werkloosheidstermijn van de kinderopvangtoeslag voor zwangere vrouwen per 1 januari 2021 verlengd. Als de vrouw werkloos raakt of stopt met werken rondom de uitgerekende datum van bevalling, houdt het huishouden langer recht op kinderopvangtoeslag.

Proportioneel vaststellen

Op 23 december 2020 is de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen gepubliceerd (Stb. 2020, 543). Hiermee is onder andere proportioneel vaststellen van de kinderopvangtoeslag expliciet in de Wet kinderopvang geregeld. Dit geeft ouders recht op kinderopvangtoeslag naar rato van het bedrag aan kosten dat de ouder tijdig heeft betaald aan de kinderopvangorganisatie. Toeslagen gaf reeds uitvoering aan proportioneel vaststellen vanaf 23 oktober 2019, zoals in het Verzamelbesluit Toeslagen was geregeld (Stcrt. 2019, 70486).

Indexeren inkomensgrenzen kinderopvangtoeslag

Zoals in de begroting van 2021 is aangekondigd, zijn de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen eenmalig met 0,60%-punt minder geïndexeerd dan bij volledige indexering het geval zou zijn geweest (Stb. 2020, 376). Hiermee zijn enkele structurele maatregelen ter verbetering van het toeslagenstelsel van € 12 miljoen van dekking voorzien.

Verbetertraject kinderopvangtoeslag

Het kabinet heeft in 2021 aangekondigd een vervolg te geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag om ouders meer zekerheid te laten ervaren door een verbeterde dienstverlening (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 871). In 2021 is onder andere gestart met eerder signaleren, waarbij ouders op basis van actuele opvanggegevens eerder worden geattendeerd op mogelijke afwijkingen die kunnen leiden tot (hoge) terugvorderingen. Om eerder signaleren voor alle ouders mogelijk te maken is in 2021 een wetsvoorstel ingediend om maandelijkse levering van opvanggegevens door kinderopvangorganisaties aan Toeslagen per 1 januari 2022 wettelijk te verplichten. Dit voorstel is in december 2021 aangenomen door het parlement (Stb. 2021, 652).

Verruiming koppeling gewerkte uren (KGU)

Zoals door het vorige kabinet is aangekondigd, is er op 17 september 2021 een besluit gepubliceerd waarmee de koppeling gewerkte uren (KGU) voor de BSO per 1 januari 2022 verruimd is (Stb. 2021, 434). Ouders hebben voor de BSO nu recht op kinderopvangtoeslag voor maximaal 140% van het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner. De maatregel is van dekking voorzien door de toeslagpercentages in 2022 te verlagen (Stb. 2021, 434).

Ouderparticipatiecrèches

Per 1 juli 2021 is de Wet kinderopvang gewijzigd en zijn ouderparticipatiecrèches (opc’s) onder de wet gebracht en daarmee geformaliseerd (Stb. 2021, 101). De wetswijziging is volgens planning gerealiseerd. Voor bestaande opc’s (zeven locaties) brengt de wijziging geen gevolgen voor de praktijk met zich mee. Er zijn sinds de wetswijziging – volgens verwachting ‑ geen nieuwe opc’s opgericht. Er is geen aanleiding tot aanpassing van beleid.

Verbetering kwaliteit en toegankelijkeid CN

De Tweede Kamer is in november 2021 over de voortgang van het programma BES(t) 4 kids (Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 436) geïnformeerd. Daarin is toegelicht dat het wetsvoorstel niet in 2021 zoals was voorzien, maar in de loop van 2022 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Deze vertraging werd mede veroorzaakt door de beperkingen die COVID-19 met zich meebracht. Voorziene inwerkingtreding is voor het deel van de wet dat het toezicht en de kwaliteit van de kinderopvang regelt in de loop van 2023 en voor het financiële gedeelte op zijn vroegst op 1 januari 2024.

In 2021 is vooruitlopend op invoering van de nieuwe wet door voortzetting van het programma BES(t) 4 Kids verder gewerkt om de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. De eilanden hebben daarvoor een bijzondere uitkering ontvangen.

Sluiting kinderopvang en tegemoetkomingsregelingen

Vanwege de coronacrisis is de kinderopvangsector twee keer gesloten geweest in 2021. De eerste sluitingsperiode van de kinderopvang was vanaf 16 maart tot 11 mei 2020, en voor de bso liep dit door tot 8 juni. De tweede sluitingsperiode betrof de periode van 16 december 2020 tot 8 februari 2021, en voor de bso tot 19 april 2021. De derde sluitingsperiode startte op 21 december en liep door tot 10 januari 2022 en betrof enkel de buitenschoolse opvang. Ouders in cruciale beroepen en kwetsbare kinderen konden gedurende de drie sluitingen gebruikmaken van de noodopvang.

Ouders met kinderopvangtoeslag, personen zonder overheidsvergoeding en ouders met gemeentelijke subsidiëring die de factuur hebben doorbetaald tijdens de tweede sluitingsperiode hebben in 2021 een tegemoetkoming ontvangen. Voor de derde sluitingsperiode kunnen deze drie groepen in 2022 voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Tevens is in 2021 besloten tot een additionele tegemoetkomingsregeling voor ouders met kinderopvangtoeslag die in de eerste (voorjaar 2020) en/of tweede (eind 2020/voorjaar 2021) sluitingsperiodes een substantieel nadeel hebben ondervonden.

Ook is in 2021 de koppeling gewerkte uren binnen de kinderopvangtoeslag tijdelijk verruimd. Voor ouders die vanwege de coronacrisis minder uren konden werken, maar tijdens de sluiting van de kinderopvang wel de reguliere factuur doorbetaalden, blijft hierdoor het aantal uren waarvoor zij aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag in stand.

Aanpak werkdruk en personeelstekort kinderopvang

In verband met de hoge werkdruk en het personeelstekort in de kinderopvang heeft het kabinet in 2021 besloten tot een aantal maatregelen (Kamerstukken II 2020/21, 31 322, nr. 437). Op de korte termijn betreft dit een tijdelijke verruiming van de inzetbaarheid van medewerkers in opleiding (per 1 januari 2022) en ook in het toezicht en handhaving wordt rekening gehouden met de omstandigheden ten gevolge van het personeelstekort. Daarnaast is in november 2021 de evaluatie van de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) gestart. Daarbij worden de onbedoelde neveneffecten van deze kwaliteitseisen op de werkdruk en de arbeidsmarkt in kaart gebracht. Ten slotte wordt in de brief ondersteunend arbeidsmarktbeleid aangekondigd voor 2022.

Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag

In 2021 heeft het demissionaire kabinet een fors pakket aan maatregelen aangekondigd naar aanleiding van de pijnlijke conclusies in het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 4). Gedupeerde ouders kregen een aanbod om alvast een bedrag van € 30.000 te ontvangen. Hiervoor is de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag op 19 maart 2021 gepubliceerd (Stcrt. 2021, 14691). Het uitkeren na een eerste toets is in 2021 gestart. Tot eind december 2021 hebben ruim 19.000 ouders een betaling op basis van de Catshuisregeling ontvangen.

Als ouders meer schade hebben geleden of aanvullende hulp wensen, worden zij integraal beoordeeld. Ook dit is in 2021 voortgezet. Omdat ouders die gedupeerd zijn door hardheid van het stelsel vergelijkbare gevolgen hebben ondervonden als ouders die gedupeerd zijn door vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen is besloten dat zij dezelfde regeling verdienen. Daarom wordt sinds 2021 de tegemoetkoming naar aanleiding van hardheid – met terugwerkende kracht – op dezelfde wijze berekend als de compensatie bij de compensatieregeling (Stcrt. 2021, 14691).

Om de gedupeerde ouders te helpen met het maken van een nieuwe start, worden zij door de gemeenten geholpen met bijkomende problematiek (onder andere op het gebied van wonen, zorg, gezin en werk). Publieke schulden worden kwijtgescholden. Voor de toeslagschulden – waaronder eventueel nog openstaande terugvorderingen kinderopvangtoeslag – is dit goedgekeurd in het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. Dit besluit is op 1 juni 2021 gepubliceerd (Stcrt. 2021, 28304).

Met de Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag wordt regulier een update gegeven van de hersteloperatie. Zo ook over de herijking van de hersteloperatie (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 933) en de aanvullende regelingen voor herstel van kinderen van gedupeerde ouders, ex-partners, en gedupeerden van andere toeslagen (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 912).

Evaluatie subsidieregeling taal- en interactievaardigheden kinderopvang

Op 11 november 2021 is de evaluatie van de Subsidieregeling taal- en interactievaardigheden kinderopvang naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 435). Conclusie is dat de regeling gericht heeft bijgedragen aan de versterking van taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers en gastouders. Door de forse subsidiëring van trainingen is het bereik behoorlijk geweest en het wordt voor waarschijnlijk gehouden dat effecten van de training nog doorwerken. Leerpunten uit de evaluatie zijn aandacht voor het bereik van medewerkers in de buitenschoolse opvang en gastouders, voor de borging van tijdens de training opgedane kennis en voor betere effectmeting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 2.610.668 2.955.372 3.366.289 3.913.026 4.115.024 3.558.509 556.515
Uitgaven 2.610.681 2.958.302 3.366.184 3.912.442 4.108.446 3.558.509 549.937
Inkomensoverdrachten
Kinderopvangtoeslag 2.585.976 2.933.211 3.353.362 3.596.605 3.813.334 3.513.295 300.039
Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO 0 0 0 296.200 275.578 10.500 265.078
Subsidies
Kinderopvang 2.307 1.898 1.693 1.248 1.411 1.850 ‒ 439
Subsidies Caribisch Nederland 0 0 0 0 5.221 200 5.021
Versterking T&I vaardigheden kinderopvang 3.317 2.914 4 1 0 0 0
Opdrachten
Opdrachten Caribisch Nederland 0 91 67 953 73 18.227 ‒ 18.154
Overige opdrachten 4.563 4.417 3.426 2.048 1.524 4.576 ‒ 3.052
Bekostiging
Projectbureau PGV 0 0 0 980 1.394 0 1.394
Bijdrage aan agentschappen
DUO 14.415 15.559 7.631 6.827 7.275 9.861 ‒ 2.586
Justis 103 212 1 0 0 0 0
Bijdrage aan medeoverheden
Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN 0 0 0 7.580 2.636 0 2.636
Ontvangsten 1.464.185 1.510.526 1.522.517 1.483.420 1.498.566 1.543.876 ‒ 45.310
Ontvangsten
Werkgeversbijdrage kinderopvang 1.150.719 1.203.577 1.257.158 1.237.337 1.321.216 1.279.633 41.583
Restituties en overige ontvangsten 313.466 306.949 265.359 246.083 177.350 264.243 ‒ 86.893
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag (KOT). Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven Kinderopvangtoeslag zijn in 2021 € 300 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2021 werd verwacht. In de begroting 2021 was nog gerekend in prijsniveau 2020. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsontwikkeling, is er € 176 miljoen meer aan kinderopvangtoeslag uitgegeven dan was geraamd. Dit komt vooral doordat het gebruik van kinderopvang in 2021 hoger is uitgekomen. Met name gingen kinderen gemiddeld meer uren naar de opvang dan was verwacht, zowel in de dagopvang als in de buitenschoolse opvang. Het totale aantal kinderen dat in 2021 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang kwam licht hoger uit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens met kinderopvangtoeslag en het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang zijn in 2021 beide licht hoger uitgekomen dan in de begroting was geraamd. Er gingen met name meer kinderen naar de dagopvang (+3,4%). Het aantal kinderen op de buitenschoolse opvang kwam juist 1,8% lager uit dan was verwacht en ook lager dan in 2020. De afname hangt mede samen met de coronacrisis waardoor de bso langer gesloten bleef. In de laatste maanden van 2021 is het aantal kinderen op de buitenschoolse opvang weer gestegen. Het gemiddelde urengebruik per kind is zowel in de dagopvang als in de buitenschoolse opvang circa 4% hoger uitgekomen.

De tarieven van kinderopvanginstellingen waren in de dagopvang gemiddeld genomen € 0,09 hoger dan was verwacht en in de buitenschoolse opvang en gastouderopvang vrijwel in lijn met de begroting.

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000) 482 524 547 554 557 554 3
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)
0-12 jaar 726 785 818 830 833 828 5
0-4 jaar (dagopvang) 344 375 387 391 400 387 13
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 382 410 431 439 433 441 ‒ 8
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)
0-12 jaar 33 36 38 39 39 38 1
0-4 jaar (dagopvang) 50 54 56 57 58 56 2
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 26 28 29 30 30 30 0
Aantal uren per kind per maand
0-12 jaar 57,4 58,1 59,2 61,4 62,9 59,9 3,0
0-4 jaar (dagopvang) 80,0 80,5 82,6 85,7 87,6 84,2 3,4
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 37,1 37,7 38,3 39,7 40,1 38,5 1,6
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)
Tot 130% Wml 70 77 81 79 70 73 ‒ 3
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 179 189 193 187 165 181 ‒ 16
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 368 401 420 435 460 444 16
3 x modaal en hoger 109 117 124 129 137 130 7
Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag
Tot 130% Wml 70 71 72 76 81 79 2
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 54 56 57 60 61 57 4
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 54 55 56 58 59 56 3
3 x modaal en hoger 64 65 66 67 69 65 4
  1. De cijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2020 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2019 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
Bijdragen sectoren (in %)
Collectief 69 70 73 73 71 72 ‒ 1
waarvan Overheid 34 38 43 46 45 44 1
waarvan Werkgevers 35 32 30 27 26 28 ‒ 2
Ouders 31 30 27 27 29 28 1
Wettelijke maximum uurprijs (in €)
Dagopvang 7,18 7,45 8,02 8,17 8,46 8,46 0
Buitenschoolse opvang 6,69 6,95 6,89 7,02 7,27 7,27 0
Gastouderopvang 5,75 5,91 6,15 6,27 6,49 6,49 0
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)2
Dagopvang 7,19 7,46 8,12 8,39 8,60 8,51 0,09
Buitenschoolse opvang 7,00 7,22 7,40 7,61 7,74 7,72 0,02
Gastouderopvang 5,84 6,00 6,24 6,39 6,44 6,44 0
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen3
130% Wml 0,45 0,46 0,35 0,36 0,37 0,37 0
1 1/2 x modaal 1,70 1,77 1,60 1,63 1,68 1,68 0
3 x modaal 4,79 4,97 4,70 4,79 4,96 4,96 0
Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen
130% Wml 0,37 0,38 0,34 0,35 0,36 0,36 0
1 1/2 x modaal 0,47 0,48 0,47 0,47 0,49 0,49 0
3 x modaal 1,19 1,24 1,19 1,22 1,26 1,26 0
  1. De cijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van uurtarieven. Voor 2020 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2019 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
  2. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.
  3. Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen.

Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO

In 2021 is een tegemoetkoming verstrekt (via de TTKO) aan ouders met kinderopvangtoeslag die, in de periode waarin kinderopvang wegens de kabinetsmaatregelen rondom corona gesloten was, hun eigen bijdrage hebben doorbetaald. Daarnaast hebben ook ouders die geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming ontvangen over diezelfde periode (via de TTKZO). De tegemoetkoming heeft betrekking op de periode 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021 voor de dagopvang. Voor de buitenschoolse opvang is dit 16 december 2020 tot en met 18 april 2021. De SVB heeft de tegemoetkoming uitgekeerd.

In de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022 is de buitenschoolse opvang wederom gesloten geweest wegens kabinetsmaatregelen. De tegemoetkoming voor deze periode wordt in 2022 verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2021 is € 275,6 miljoen uitgegeven aan de tegemoetkoming van de eigen bijdrage voor de periode waarin de kinderopvang was gesloten. Ten tijde van het opstellen van de begroting 2021 was het nog niet bekend dat de kinderopvang wederom voor een periode gesloten zou worden in 2021. Destijds waren alleen middelen (€ 10,5 miljoen) gereserveerd voor de afronding van de tegemoetkoming voor de sluitingsperiode van 2020. Doordat de kinderopvang in 2021 wederom periodes is gesloten, zijn de uitgaven fors hoger uitgevallen.

Subsidies

De uitgaven voor subsidies zijn hoger dan begroot. Voor de tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland is een bedrag van circa € 5,2 miljoen uitgegeven. Het budget is daartoe verhoogd vanuit het budget voor Opdrachten Caribisch Nederland. Voor projectsubsidies kinderopvang in Nederland is € 1,4 miljoen uitgegeven. Niet alle subsidieaanvragen zijn toegekend doordat een aantal aanvragen niet voldeed aan de subsidieregels. Hierdoor is de realisatie € 0,4 miljoen lager uitgevallen dan het budget hiervoor.

Opdrachten

Van het budget voor opdrachten Caribisch Nederland van € 18,2 miljoen bij Begroting 2021 is € 6 miljoen overgeboekt naar een apart budget voor bijdrage aan medeoverheden, € 4,8 miljoen overgeboekt naar subsidies Caribisch Nederland voor de tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland, en € 5 miljoen met een kasschuif doorgeschoven naar 2023. Ongeveer € 0,4 miljoen is overgeboekt naar het Ministerie van OCW, onder andere voor toezichtstaken. Er is € 0,1 miljoen uitgegeven aan onderzoek en andere uitgaven voor Caribisch Nederland. Uiteindelijk is er op dit budget € 1,8 miljoen minder uitgegeven dan begroot.

Van de verwachte uitgaven aan ‘Overige opdrachten’ van € 4,6 miljoen is circa € 1,4 miljoen uitgegeven aan projectbureau PGV voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. Hiervoor is een apart instrument gemaakt (zie ‘bekostiging’), bij de begroting 2021 maakten deze middelen nog onderdeel uit van het opdrachtenbudget kinderopvang. Daarnaast is € 0,15 miljoen overgeboekt aan andere departementen voor onder andere onderzoek. Uiteindelijk is er circa € 1,5 miljoen minder uitgegeven aan onderzoek en opdrachten dan eerder was begroot.

Bekostiging

Er is circa € 1,4 miljoen uitgegeven aan projectbureau PGV voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak. Bij de begroting 2021 waren de middelen voor PGV nog onderdeel van het budget voor opdrachten.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan agentschappen is € 2,6 miljoen lager uitgekomen dan was begroot. De gerealiseerde uitgaven van € 7,3 miljoen zijn ingezet voor de uitvoering van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

De middelen bestemd voor versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland zijn overgeheveld naar een apart budget voor bijdrage aan medeoverheden. Bij de begroting 2021 waren deze middelen (€ 6 miljoen) nog onderdeel van het opdrachtenbudget voor Caribisch Nederland. Uiteindelijk is in 2021 voor versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland € 2,6 miljoen uitgegeven en € 2,5 miljoen met een kasschuif verschoven naar 2023 voor huisvesting.

Ontvangsten

De ontvangsten werkgeversbijdrage kinderopvang zijn € 42 miljoen hoger uitgekomen door een hogere premiegrondslag dan in de begroting 2021 was voorzien.

De restituties en overige ontvangsten bestaan vrijwel geheel uit terugontvangsten Kinderopvangtoeslag en zijn in 2021 € 87 miljoen lager uitgekomen dan verwacht. Dit is gedeeltelijk het gevolg van het voortzetten van de pauzering van (dwang)invorderingen in 2021 door Toeslagen. Bij begroting 2021 was er nog rekening mee gehouden dat de invorderingen in 2021 weer zouden zijn hervat. Het kabinet heeft daarnaast in 2021 besloten tot kwijtschelding van toeslagschulden in het kader van de Hersteloperatie Toeslagen. Ook dit heeft geleid tot minder ontvangsten in 2021. Tot slot sluit de kinderopvangtoeslag die ouders tijdens het jaar als voorschot ontvangen steeds beter aan bij hun rechten. Doordat dit effect sterker blijkt te zijn dan verwacht hoeft er minder teruggevorderd te worden. Als gevolg daarvan nemen ook de ontvangsten af.

Kerncijfers

Onder vrouwen is het aantal gewerkte uren per week in de eerste helft van 2021 stabiel gebleven ten opzichte van 2020. Moeders met jonge kinderen zijn in de eerste helft van 2021 gemiddeld iets meer uren gaan werken.

Vrouwen 15 tot 75 jaar 25,9 26,1 26,3 26,2 26,2
Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) 26,4 26,6 26,8 26,9 27,1
  1. Vanwege het herontwerp van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn er geen volledige jaarcijfers van 2021 beschikbaar. De realisatie 2021 is daarom een gemiddelde van Q1 en Q2. Voor meer informatie over het herontwerp zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

De netto arbeidsparticipatie van ouders is in de eerste helft van 2021 in alle categorieën gestegen ten opzichte van 2020. De toename was het sterkst onder alleenstaande moeders.

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar 66,7 67,8 68,8 68,4 68,6
Moeders (lid van ouderpaar) 78,5 79,0 80,4 80,5 81,2
Vaders (lid van ouderpaar) 91,2 91,7 92,1 91,7 92,3
Alleenstaande moeders 63,1 65,9 66,2 68,5 72,0
Alleenstaande vaders 73,8 76,6 80,4 79,8 80,0
Moeders met jonge kinderen (0-11) 77,2 77,8 79,4 80,1 81,6
Vaders met jonge kinderen (0-11) 93,5 94,0 94,2 93,9 94,6
  1. Vanwege het herontwerp van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn er geen volledige jaarcijfers van 2021 beschikbaar. De realisatie 2021 is daarom een gemiddelde van Q1 en Q2. Voor meer informatie over het herontwerp zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

4.8 Artikel 8 Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pen­sioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pen­sioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  1. de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Vernieuwing pensioenstelsel

Het kabinet heeft in 2021 gewerkt aan een toekomstbestendig pensioenstelsel. Met deze stelselherziening wordt het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker, zullen pensioenuitkeringen in de toekomst per saldo eerder jaarlijks kunnen stijgen en sluit het stelsel beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. De concept wet- en regelgeving is eind 2020 in internetconsultatie gegaan. De reacties op dit wetsvoorstel weerspiegelen de hoge mate van betrokkenheid van Nederlanders, maatschappelijke organisaties en bedrijven ten aanzien van pensioenen. Na de internetconsultatie is het wetsvoorstel in 2021 voor toetsen en adviezen voorgelegd aan verschillende instanties. Het wetsvoorstel is vervolgens in november 2021 voor advies naar de Raad van State gestuurd. Gedurende het gehele proces heeft er nauwe afstemming plaatsgevonden met sociale partners, uitvoerders en toezichthouders. Er wordt naar gestreefd om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2022 aan te bieden aan het parlement, gericht op inwerkingtreding per 1 januari 2023.

Naast de wijzigingen in het pensioenstelsel, zijn in het pensioenakkoord ook afspraken gemaakt met betrekking tot de tijdelijke subsidieregeling MDI&EU. Een toelichting op de subsidieregeling is te vinden onder artikel 1.

Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Op 12 januari 2021 is in de Eerste Kamer het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. De wet bestaat uit drie onderdelen en is – met uitzondering van het onderdeel bedrag ineens - per 1 januari 2021 in werking getreden. In lijn met de afspraken uit het pensioenakkoord is er een tijdelijke vrijstelling van de RVU-heffing geregeld die vervroegde uittreding mogelijk maakt voor werknemers die niet in staat zijn werkend de AOW-leeftijd te bereiken. Daarnaast is de bestaande regeling waarbij werknemers fiscaal gefaciliteerd vakantieverlof en compensatieverlof kunnen opsparen, verruimd van 50 naar 100 weken. Ten aanzien van het onderdeel bedrag ineens zijn tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer twijfels geuit over de uitvoerbaarheid van het tweede uitbetalingsmoment. Daarom is toegezegd de inwerkingtredingsdatum van dit specifieke onderdeel met een jaar op te schuiven naar 1 januari 2023. Daarnaast is samen met de (vertegenwoordigers van de) pensioenuitvoerders gezocht naar een beter uitvoerbaar alternatief voor het uitgestelde uitbetalingsmoment (Kamerstukken II 2021/22, 35 555, nr. 20). Het alternatief is uitgewerkt in het wetsvoorstel herziening bedrag ineens en zal naar verwachting in het voorjaar van 2022 worden ingediend bij de Tweede Kamer.

Herziening nabestaandenpensioen

In navolging van de initiatiefnota van de leden Omtzigt en Bruins en het advies van de Stichting van de Arbeid zal het nabestaandenpensioen meer worden gestandaardiseerd en adequater en begrijpelijker worden, waardoor financiële risico’s voor nabestaanden van deelnemers worden verkleind (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 520). De benodigde wijzigingen van wet- en regelgeving zijn meegenomen in het wetsvoorstel toekomst pensioenen.

Herziening waardeoverdracht kleine pensioenen

Het wetsvoorstel «Waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente» is in december 2021 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2021/22, 36 004, nr. 2). Met dit wetsvoorstel wordt hoofdzakelijk invulling gegeven aan de toezegging aan de Tweede Kamer van 15 april 2020 om de door de Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars gesignaleerde knelpunten bij de «Wet waardeoverdracht klein pensioen», weg te nemen (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 517).

Aanvalsplan beperken Witte vlek

Om het aantal werknemers dat geen pensioen opbouwt te reduceren, is de Stichting van de Arbeid samen met de sector (Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars) en SZW aan de slag gegaan met de acties en aanbevelingen uit het ‘Aanvalsplan witte vlek’. Eind 2021 heeft de Stichting van de Arbeid de voortgangsrapportage aangeboden. Eén van de aanbevelingen uit het aanvalsplan is het schrappen van de uitzonderingsbepaling voor de wachttijd voor pensioenopbouw in de uitzendsector, dit wordt wettelijk verankerd in het wetsvoorstel toekomst pensioenen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel hebben sociale partners in de uitzendsector de wachttijd vanaf 1 januari 2022 gereduceerd tot 8 weken. Daarnaast heeft het CBS in opdracht van SZW in 2021 onderzoek gedaan naar de omvang van de witte vlek in 2019. Begin 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgangsrapportage van de Stichting van de Arbeid en het onderzoek van het CBS (Kamerstukken II 2021/22, 32 043, nr. 573).

AOW-leeftijd

Met de Wet verandering koppeling AOW-leeftijd (Stb. 2020, 503) is geregeld dat per 1 januari 2025 de 1-op-1-koppeling van de AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd, wordt vervangen door een 2/3-koppeling. De gewijzigde koppeling betekent dat elk jaar levenswinst wordt vertaald in gemiddeld acht maanden langer doorwerken en gemiddeld vier maanden langer AOW-pensioen.

Op basis van deze 2/3-koppeling en op basis van de CBS-raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2027, is in 2021 de AOW-leeftijd voor 2027 vastgesteld op 67 jaar. Tussen 2024 en 2027 verandert de vastgestelde AOW-leeftijd niet.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 24.175 23.009 25.215 24.903 23.302 26.178 ‒ 2.876
Uitgaven 24.175 23.009 25.215 24.903 23.302 26.178 ‒ 2.876
Inkomensoverdrachten
Overbruggingsregeling AOW 4.363 4.006 3.509 1.904 1.293 1.084 209
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) 19.794 19.003 21.706 22.999 22.009 25.094 ‒ 3.085
Opdrachten
Opdrachten 18 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 174 50 0 50
Ontvangsten
Restituties 0 0 0 174 50 0 50
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.
Uitgaven 37.412.346 38.124.879 39.483.700 41.234.597 42.956.000 43.157.013 ‒ 201.013
Inkomensoverdrachten
AOW 36.466.225 37.195.249 38.538.717 40.257.440 41.944.000 41.181.169 762.831
Inkomensondersteuning AOW 946.121 929.630 944.983 977.157 1.012.000 1.003.931 8.069
Nominaal 0 0 0 0 0 971.913 ‒ 971.913
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De OBR overbrugt voor deze groep de periode tussen de 65-jarige leeftijd en de verhoogde AOW-leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal 1 jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd (de aanvraag moet wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de OBR komen € 0,2 miljoen hoger uit dan begroot. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2020. Indien gecorrigeerd wordt voor de loon- en prijsbestelling (€ 0,02 miljoen) is de realisatie € 0,19 miljoen hoger dan begroot. De hogere realisatie is het gevolg van verschillende ontwikkelingen. De instroom van personen die recht hebben vanaf 65 jaar (langere duur OBR) is in zowel 2020 en 2021 iets hoger uitgevallen dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting 2021 wat doorwerkt in de uitkeringslasten van 2021. Daarnaast hebben er in 2021 minder negatieve herzieningen plaatsgevonden dan verwacht, wat leidt tot hogere uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) 1,5 1,0 0,8 0,4 0,1 0,1 0

Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Algemene Ouderdomsverzekering zijn € 3,1 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat er minder AOV gerechtigden waren in 2021 dan begroot (zie tabel 68).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) 4,2 4,2 4,3 4,3 4,5 4,9 ‒ 0,4

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AOW komen in 2021 € 763 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 1.045 miljoen, in tabel 66 onderdeel van de post nominaal) zijn de gerealiseerde AOW-uitgaven € 282 miljoen lager dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard doordat het aantal AOW-gerechtigden minder sterk is gestegen dan verwacht vanwege hogere sterfte door corona. Hiernaast viel de gemiddelde AOW-uitkering lager uit dan verwacht doordat het percentage alleenstaanden (die recht hebben op een hogere AOW-uitkering dan gehuwden) lager uit is gekomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen met een AOW-uitkering is lager uitgekomen dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Het percentage personen met een onvolledige AOW-uitkering komt overeen met de verwachting.

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) 3.387 3.411 3.423 3.483 3.546 3.568 ‒ 22
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) 19 19 19 19 19 19 0

Handhaving

De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2021 op basis van een nieuwe onderzoeksopzet met betrekking tot de kennis der verplichtingen en de gepercipieerde detectiekans. Uit onderstaande tabel blijkt dat de cijfers ten opzichte van 2019 duidelijk verschillen. Tegenover een stijging van de kennis der verplichtingen staat een verlaging van de gepercipieerde detectiekans. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de nieuwe onderzoeks­opzet. Daarnaast hebben de beperkte interventiemogelijkheden door de coronamaatregelen in 2021 invloed gehad op de handhavingsactiviteiten van de SVB.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 612 522 572 3 384
Kennis van de verplichtingen (%) 842 822 672 3 924
Opsporing5 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 11 13 9,4 5,8 5,8
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6 0,9 0,7 0,6 0,4 0,4
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 3,3 3,1 3,0 2,0 2,0
Sanctionering5 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,5 0,4 0,6 0,3 0,4
Aantal boetes (x 1.000) 0,5 0,4 0,4 0,3 0,3
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,7 0,6 0,7 0,4 0,4
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering5 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 67 55 39 35 22
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  4. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  5. Bron: SVB, jaarverslag.
  6. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Inkomensondersteuning AOW

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de inkomensondersteuning AOW komen € 8 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 16 miljoen, in tabel 66 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie circa € 8 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW'ers lager uitviel dan verwacht vanwege hogere sterfte als gevolg van corona.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 8 over 2021 bedragen € 50.000. Dit bedrag heeft betrekking op de terugontvangst op de OBR over 2020 in 2021. De bevoorschotting aan de SVB voor de uitkeringslasten voor de OBR was in 2020 hoger dan benodigd, wat in 2021 heeft geleid tot een terugontvangst.

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% (het vereist eigen vermogen), alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat in het huidige pensioenstelsel een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. De afgelopen jaren hebben pen­sioenfondsen wegens bijzondere economische omstandigheden langer de tijd gekregen om het vereist eigen vermogen te herstellen.

Het aantal pensioenfondsen neemt af. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pen­sioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Totaal aantal pensioenfondsen1 219 208 203 196 188
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2 204 190 193 192 171
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) 5.362 5.555 5.705 5.8443 5.7414
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) 3.250 3.325 3.389 3.418 3.4544
  1. Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
  2. Beleidsdekkingsgraad
  3. dit cijfer wijkt af van de begroting 2022 omdat het cijfer na controles achteraf is gewijzigd
  4. betreft voorlopige cijfers. Definitieve cijfers komen 9 juni 2022 beschikbaar.

4.9 Artikel 9 Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  4. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

In 2021 is geen nieuw beleid gemaakt. Dit is conform de verwachting zoals opgenomen in de begroting. De stand van zaken over het nabestaandenpensioen in het kader van de uitwerking van het pensioenakkoord wordt toegelicht in de paragraaf beleidswijzigingen van artikel 8 van het jaarverslag.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1.111 1.020 1.194 1.172 1.209 1.370 ‒ 161
Uitgaven 1.111 1.020 1.194 1.172 1.209 1.370 ‒ 161
Inkomensoverdrachten
AWW (Caribisch Nederland) 1.111 1.020 1.194 1.172 1.209 1.370 ‒ 161
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.
Uitgaven 398.729 377.000 355.757 338.139 316.766 317.801 ‒ 1.035
Inkomensoverdrachten
Anw 391.797 370.478 349.507 332.268 311.233 309.502 1.731
Tegemoetkoming Anw 6.932 6.522 6.250 5.871 5.533 5.456 77
Nominaal 0 0 0 0 0 2.843 ‒ 2.843
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte ervan is leeftijdgerelateerd. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Algemene weduwen- en wezenverzekering zijn € 0,2 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo) 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0

Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner of een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Anw komen in 2021 circa € 1,7 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 2,8 miljoen, in tabel 73 de post nominaal) is de realisatie circa € 1,1 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het aantal Anw-gerechtigden lager uit is gekomen, door een iets lagere instroom in zowel 2020 als 2021. Daarnaast komt de gemiddelde Anw-uitkering in 2021 lager uit dan waarmee in de raming rekening is gehouden. Dit heeft vooral een technische verklaring; de gemiddelde Anw-uitkering werd niet op de juiste manier meegenomen in de raming wat heeft geleid tot een overschatting van de gemiddelde Anw-uitkering. Daartegenover staat dat er meer uitkeringen met terugwerkende kracht zijn verstrekt dan verwacht, wat leidt tot hogere uitkeringslasten. Per saldo zijn de neerwaartse effecten groter dan de opwaartse effecten, waardoor de uitkeringslasten over 2021 lager zijn uitgekomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal Anw-gerechtigden neemt van jaar op jaar af, met name omdat het aantal gerechtigden met een uitkering op grond van overgangsrecht sinds de invoering van de Anw in 1996 gestaag afneemt. Het aantal Anw-gerechtigden is eind 2021 lager uitgevallen dan in de begroting geraamd.

Volume Anw (x 1.000 personen, ultimo) 31 29 28 26 23 24 ‒ 1
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996 8,6 7,3 6,3 5,1 4 4,1 ‒ 0,1
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996 22 21 20 19 18 19 ‒ 1
waarvan met kind 8,9 8,7 8,3 7,8 7,4 7,4 0
waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid 13 12 12 12 11 12 ‒ 1
Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo) 1,2 1,1 1,1 1,1 1,0 1,1 ‒ 0,1

Handhaving

Door een gewijzigde onderzoeksopzet van «Kennis der verplichtingen en detectiekans» zijn er over 2020 geen preventiecijfers voor de ANW. Over 2021 zijn er echter wel cijfers beschikbaar die aansluiten bij de trend van voor 2020. De kerncijfers over opsporing zijn sinds 2020 significant lager dan voor 2020. Dit heeft potentieel te maken met de beperking van de interventiemogelijkheden en handhavingsactiviteiten door de coronamaatregelen. De kerncijfers over sanctionering vertonen een stabiel beeld waaruit een beperkt boetebeslag blijkt voor de ANW. De incassoratio is in recente jaren lager, omdat de terugvorderingsperiode voor de cohorten dichter bij 2021 nog niet zo lang loopt als die voor de jaren verder in het verleden.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 862 822 772 3 584
Kennis van de verplichtingen (%) 852 892 832 3 874
Opsporing5 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,4 0,9 0,8 0,2 0,3
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6 0,1 0,1 0,1 <0,1 <0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 1,2 1,3 0,9 0,3 0,3
Sanctionering5 Aantal waarschuwingen (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1
Aantal boetes (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,2 0,1 0,1 0,1 <0,1
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering5 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 47 32 14 8 7
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  3. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  4. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
  5. Bron: SVB, jaarverslag.
  6. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

4.10 Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidsconclusies

Verhoging maximumbedrag in het kindgebonden budget vanaf het derde kind

Met ingang van 1 januari 2021 is het maximumbedrag in het kindgebonden budget vanaf het derde kind verhoogd met € 617,- per jaar (Stb. 2020, 477). Deze verhoging leidt tot een intensivering van structureel € 150 miljoen. Door het inkomensafhankelijke karakter van het kindgebonden budget komt deze maatregel specifiek ten goede aan gezinnen met een laag of middeninkomen, mits zij voldoen aan de voorwaarden voor het kindgebonden budget. De maatregel maakt daarmee onderdeel uit van de ambitie om kinderen in armoede beter te bereiken en het verlagen van het aantal huishoudens met kinderen dat onder de armoedegrens leeft.

Verhoging maximumbedrag in het kindgebonden budget vanaf het tweede kind vanaf 1 januari 2022

In 2021 is de voorbereiding getroffen om per 1 januari 2022 het maximumbedrag in het kindgebonden budget vanaf het tweede kind te verhogen met € 70,- per jaar (Stb. 2021, 562). De eerste toeslag over januari 2022 is reeds in december 2021 uitgekeerd. Deze verhoging is onderdeel van een pakket koopkrachtmaatregelen om de koopkracht van kwetsbare groepen in 2022 te repareren (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 2). Zonder maatregelen zouden huishoudens met kinderen in doorsnee achterblijven bij huishoudens zonder kinderen.

Afronding WKB-herstelactie

Begin 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over een omissie in de uitvoering van het kindgebonden budget (Kamerstukken II 2018/19, 35 010, nr. 6). Dit betreft de toekenning aan ouders die recht hadden op kindgebonden budget, na dit recht eerder te hebben verloren. De aanvraag van deze ouders had automatisch moeten worden opgestart, maar hierin voorzag het systeem van Belastingdienst/Toeslagen destijds niet.

De omissie in de uitvoering is in 2019 opgelost en ouders hebben over de betreffende jaren kindgebonden budget nabetaald gekregen. Vanaf 2019 zijn nabetalingen gedaan aan ouders die daar recht op hadden. In totaal is tot op heden circa € 499 miljoen uitbetaald; in 2019 € 160 miljoen, in 2020 € 294 miljoen en in 2021 € 45 miljoen. In de afronding van de herstelactie en naar aanleiding van vragen van burgers bleken nog enkele groepen recht te hebben op een nabetaling die eerder niet een beeld waren. Ook deze groepen zijn in 2021 hersteld. Afrondend is er nog een bedrag van € 4 miljoen gereserveerd voor de laatste nog uit te voeren betalingen. Deze worden meegenomen in het reguliere proces van Toeslagen, waarmee de hersteloperatie vrijwel afgerond is. De financiële omvang van de herstelactie komt nagenoeg uit op het initieel geraamde bedrag. De Tweede Kamer is op 13 december 2021 geïnformeerd over de afronding van de WKB-herstelactie (Kamerstukken II 2021/22, 35 010, nr. 26).

Verhoging kinderbijslag BES

De kinderbijslag BES is per 1 januari 2021 verhoogd met 2,4% naar rato van de extra middelen voor de verhoging van het kindgebonden budget vanaf het derde kind in Europees Nederland. Aangezien er in Caribisch Nederland geen voorziening voor kindgebonden budget is, is de kinderbijslag verhoogd. Dit komt neer op 2 dollar per kind per maand.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 5.441.004 5.493.447 5.936.534 6.553.288 6.525.745 6.521.835 3.910
Uitgaven 5.441.004 5.493.447 5.936.534 6.553.288 6.525.745 6.521.835 3.910
Inkomensoverdrachten
AKW 3.320.400 3.360.989 3.635.727 3.648.851 3.678.956 3.638.806 40.150
Kinderbijslagvoorziening BES 2.050 1.857 3.239 4.486 4.433 4.373 60
WKB 2.118.554 2.130.601 2.297.568 2.899.951 2.842.356 2.878.656 ‒ 36.300
Ontvangsten 244.399 218.189 191.310 198.758 163.076 198.080 ‒ 35.004
Ontvangsten
Restituties 244.399 218.189 191.310 198.758 163.076 198.080 ‒ 35.004
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De AKW-uitgaven voor 2021 vallen € 40 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 52 miljoen), is de realisatie € 12 miljoen lager dan begroot. Deze bijstelling wordt verklaard door het lagere aantal kinderen in de realisatie ten opzichte van de begroting 2021.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal kinderen met kinderbijslag is lager uitgevallen dan bij de begroting 2021 geraamd. In de CBS-bevolkingsprognose waarop de begrotingsstand 2021 gebaseerd is, was het effect van de coronacrisis nog niet meegenomen. De coronacrisis had enerzijds een geboortegolf en anderzijds een afname van de migratiestroom als gevolg. Per saldo leidt de verwerking van de nieuwe CBS prognose tot een afname van het aantal kinderen in Nederland.

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 1.907 1.901 1.891 1.884 1.874 1.875 ‒ 1
Aantal telkinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)1 3.386 3.372 3.353 3.342 3.323 3.341 ‒ 18
Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, ultimo jaar):
Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen 1,5 1,3 1,1 1,0 0,9 2
Kind thuiswonend met intensieve zorg 26,3 29,0 31,0 32,2 32,0 2
Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap 1,2 1,1 1,1 1,0 1,1 2
Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000) 8,3 8,1 8,8 9,6 10,5 2
  1. Een administratieve teleenheid die gebruikt wordt bij het vaststellen van de hoogte van de kinderbijslag. Bijvoorbeeld: een gehandicapt kind geldt voor de kinderbijslag als twee telkinderen waardoor het in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag.
  2. Deze cijfers worden niet geraamd.

Handhaving

Door een gewijzigde onderzoeksopzet van «Kennis der verplichtingen en detectiekans» zijn er sinds 2020 geen preventiecijfers voor de AKW meer. De kerncijfers over opsporing en sanctionering zijn in 2019 gestegen ten opzichte van voorgaande jaren. In 2020 zijn de aantallen weer gedaald, wat zich in 2021 heeft doorgezet. Dit had te maken met de beperking van de interventiemogelijkheden en handhavingsactiviteiten door de coronamaatregelen. De incassoratio is in recente jaren lager, omdat de terugvorderingsperiode korter is.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 70 69 67 2 2
Kennis van de verplichtingen (%) 71 73 72 2 2
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 0,8 0,5 0,4 0,3 0,2
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 1,3 2,2 9 3,0 1,9
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 1,0 1,5 4,9 2,3 1,7
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 5,2 3,1 8,6 3,9 2,5
Aantal boetes (x 1.000) 1,4 1,0 1,6 0,6 0,4
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,4 0,3 0,4 0,2 0,1
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019 2020 2021
Terugvordering3 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%) 82 62 54 43 38
  1. Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. Dit cijfer is niet langer beschikbaar. De AKW zal niet langer deel uitmaken van het onderzoek kennis der verplichtingen omdat de wet na afschaffing van de bijverdiengrens voor 16/17 jarige te weinig verplichtingen kent om zinvol onderzoek naar te verrichten.
  3. Bron: SVB, jaarverslag.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW namens de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Wet kinderbijslagvoorziening zijn € 0,06 miljoen hoger uitgevallen dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo) 4,3 4,4 4,7 4,7 4,5 4,7 ‒ 0,2

Wet op het kindgebonden budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WKB komen € 36 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 58 miljoen), is de realisatie € 94 miljoen lager dan begroot.

Over 2021 zijn de uitgaven voor de WKB-herstelactie in totaal € 32 miljoen hoger uitgevallen. De hogere uitgaven komen voort uit groepen die eerder niet in beeld waren en betalingen die eerder zijn uitgevoerd dan verwacht. Deze hadden anders in 2022 plaatsgevonden.

Daarnaast zijn de nabetalingen over voorgaande toeslagjaren gestegen ten opzichte van de raming, met name voor 2020. Dit komt mogelijk voort uit de impact van de coronapandemie op de inkomens van huishoudens: er is meer spreiding in de vaststelling van de definitieve inkomens van huishoudens ten opzichte van het inkomen waarop het voorschot was gebaseerd. Dit resulteert in meer nabetalingen.

Ondanks bovenstaande twee opwaartse effecten, zijn de uitgaven in 2021 lager uitgekomen ten opzichte van de begroting. Dit komt voort uit lagere uitgaven over het lopende toeslagjaar 2021. Deze lagere uitkeringslasten komen met name doordat het aantal huishoudens met WKB lager is uitgekomen dan aanvankelijk verwacht. Waar in de raming rekening was gehouden met ongeveer 971.000 huishoudens met WKB, bedroeg het gemiddeld aantal huishoudens per maand met WKB in werkelijkheid 944.000. Dit lagere aantal huishoudens in de WKB komt naar verwachting met name door een lagere impact van corona op de huishoudinkomens. In de raming was rekening gehouden met een daling van de inkomens en daarmee hoger recht op WKB. Dit effect blijkt in werkelijkheid kleiner dan geraamd. Daarnaast kan deze daling mede voortkomen uit het feit dat meer huishoudens dan voorheen afzien van een voorschot. Deze huishoudens maken gebruik van de mogelijkheid om het volgende jaar in één keer het recht op WKB te ontvangen over het afgelopen toeslagjaar. Deze personen ontvangen hun toeslag over 2021 dus in 2022.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens en kinderen dat recht heeft op WKB is lager dan begroot. Dit is in lijn met de hierboven beschreven ontwikkelingen. Het definitieve totaal aantal huishoudens en kinderen neemt naar verwachting nog toe op het moment dat Toeslagen het definitieve recht gaat bepalen. Dit proces start vanaf medio 2022.

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 804 791 747 961 944 971 ‒ 27
Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 1.485 1.466 1.385 1.758 1.753 1.771 ‒ 18
Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 332 339 339 341 341 340 1
  1. De cijfers in de tabel over oude jaren kunnen afwijken van de cijfers uit het jaarverslag 2020. Dit komt doordat het definitieve recht op kindgebonden budget pas na afloop van het jaar wordt vastgesteld (dit kan meerdere jaren duren).

Ontvangsten

De ontvangsten komen per saldo € 35 miljoen lager uit dan begroot. Dit komt met name door lagere terugontvangsten WKB over de toeslagjaren 2018 en 2019 dan geraamd. Deze lagere ontvangsten zijn waarschijnlijk een gevolg van de pauzering van de invorderingen bij Toeslagen. Een aanzienlijk deel van deze ontvangsten wordt in de komende jaren nog verwacht. Tegelijkertijd zou de verwachte spreiding in inkomsten door de coronacrisis leiden tot meer terugontvangsten (en nabetalingen, zie ook hierboven). De verwachting is dat het effect van de pauzering van de invordering echter groter is dan deze stijging in terugontvangsten, wat per saldo resulteert in een daling in de ontvangsten.

4.11 Artikel 11 Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Zij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;
  1. de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;
  1. de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;
  1. de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget 96 100 100 96 95 ≤100 02
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 99,2 98,9 99,1 993 99,2 ≥99 02
Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden 7,2 7,1 7,1 7,4 7,5 ≥7,0 02
  1. Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2021 van UWV dat in december 2020 aan de Tweede Kamer is verstuurd.
  2. Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.
  3. In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW- subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van het UWV wordt dit nader toegelicht.
Doelmatigheid: Reële efficiency-groei ‒ 2,5 0,2 0,1 5,6 ‒ 3,0 1,52 ‒ 4,5
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 99,9 100 100 100 100 99 1,0
Klantgerichtheid: Cijfer klanten3 8,0 8,2 3 8,0
  1. Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2021 van de SVB dat in december 2020 aan de Tweede Kamer is verstuurd.
  2. Norm is 1,5% efficiëntiegroei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten, uitzonderingen op specifieke wetten.
  3. Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats.

In de jaarverslagen van UWV en de SVB kan een nader onderscheid per wet/regeling met betrekking tot het percentage rechtmatigheid worden teruggevonden.

C. Beleidsconclusies

Gevolgen coronacrisis

De uitvoering van de sociale zekerheid heeft ook het afgelopen jaar te maken gehad met de gevolgen van de coronacrisis. Veel aandacht was er voor de continuïteit van de dienstverlening bij UWV en de SVB. Daarnaast werd van UWV inzet gevraagd voor de uitvoering van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en van de SVB voor de uitvoering van de tegemoetkoming van de eigen bijdrage kinderopvangtoeslag.

Stand van de uitvoering

In december 2021 is de laatste ‘Stand van de uitvoering Sociale Zekerheid’ aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 666). In deze brief wordt toelichting gegeven op de ontwikkelingen, prestaties en de dilemma's van de uitvoeringsorganisaties UWV en de SVB. Onderwerpen zijn de gevolgen van de coronacrisis op de sociale zekerheid, het waarborgen van de dienstverlening in de toekomst en de ontwikkelingen in de dienstverlening nu, het belang van handhaving in deze dienstverlening en de kansen en risico’s in gegevensuitwisseling. Verder is er ook een stand van zaken gegeven op de knelpunten uit de knelpuntenbrieven van UWV en de SVB die in juli 2021 zijn meegestuurd met de Stand van de Uitvoering (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652).

Intensivering uitvoering Sociale Zekerheid

De coronacrisis heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe cruciaal het is om uitvoeringsorganisaties zoals UWV en de SVB goed toe te rusten om hun publieke waarden in de praktijk te brengen. Daarbij hoort ook ruimte voor investeringen in de randvoorwaarden voor betere dienstverlening aan burgers en werkgevers. In de SZW-begroting voor 2021 is vanaf 2022 structureel € 100 miljoen beschikbaar gemaakt om een aantal waarborgen van de continuïteit op orde te brengen. Deze middelen worden ingezet voor financiering van kerntaken zoals artsencapaciteit voor sociaal-medische beoordelingen en de dienstverlening aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten en voor het onderhoud en modernisering van de ICT. Naar aanleiding van de kabinetsreactie op het parlementair onderzoek naar de kinderopvangtoeslag heeft het kabinet nog eens € 110 miljoen in 2022 en € 150 miljoen vanaf 2023 beschikbaar gesteld om burgers in elke situatie te helpen met daarbij voldoende tijd voor een gedegen en passende aanpak bij de dienstverlening aan burgers en fraudesignalen en de verbetering van de informatiehuishouding van UWV en de SVB. UWV en de SVB hebben hiervoor bestedingsplannen ingediend. Deze plannen zijn in 2021 goedgekeurd, waardoor UWV en de SVB verder kunnen met de uitwerking. Concreet benutten UWV en de SVB deze middelen voor meer ruimte voor laagdrempelig contact met mensen, het investeren in vakmanschap van medewerkers en het leveren van maatwerk. 

Dienstverlening WW, WGA en Wajong

De in de begroting 2021 verwachte stijging van de WW-instroom heeft zich niet voorgedaan. UWV heeft voor de WW dienstverlening uiteindelijk minder opgeschaald dan begroot, maar door tijdelijke combinatie van opschaling van adviseurs en de achterblijvende WW-instroom was in 2021 toch sprake van tijdelijke overcapaciteit. De overcapaciteit is onder meer gebruikt om dossiers weg te werken, kwaliteitsaudits uit te voeren en klantcontacten te intensiveren.

In 2021 zijn de eerste twee delen van het effectiviteitsonderzoek persoonlijke WW-dienstverlening opgeleverd (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 651). Uit deze tussenbalans blijkt dat persoonlijke WW-dienstverlening leidt tot een hogere klanttevredenheid en het heeft ook een positieve invloed op kennis, houding en gedrag bij het zoeken naar werk. In het voorjaar 2022 wordt het eindrapport van de effectevaluatie met de Kamer gedeeld. Dit geeft inzicht in de langetermijneffecten van de WW-dienstverlening en de kosteneffectiviteit van het huidige WW-dienstverleningsmodel.

UWV is in 2019, in overleg met SZW, een effectenonderzoek gestart naar de WGA-dienstverlening. Op 1 mei 2021 is de periode waarin mensen zijn onderverdeeld in drie verschillende vormen van dienstverlening (reguliere dienstverlening, extra dienstverlening of dienstverlening op verzoek) afgesloten. De onderzoekspopulatie wordt drie jaar gevolgd en krijgt gedurende deze periode de dienstverlening die hoort bij de groep waarin zij zijn opgenomen. Door de coronacrisis is het aantal werkhervattingen van mensen met een arbeidsbeperking een stuk lager dan in de periode voor de coronacrisis. Hoewel de vraag naar arbeid is toegenomen, zijn werkgevers terughoudend bij het aannemen van werkzoekenden met een arbeidsbeperking. De arbeidsparticipatie van Wajongers is dan ook gedaald sinds de coronacrisis en herstelt in 2021 trager dan de arbeidsparticipatie van andere groepen op de arbeidsmarkt. In opdracht van UWV en SZW is in 2021 gestart met een kwalitatief onderzoek naar de Wajong-dienstverlening. Eind 2022 worden resultaten van deze en andere onderzoeken naar de Wajong-dienstverlening in een syntheserapport samengebracht.

Sociaal-medische beoordelingen

In 2021 zijn belangrijke stappen gezet inzake de toekomst van het sociaal-medisch beoordelen. In de Kamerbrief van 9 april 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 645) is aangegeven tot welke maatregelen is besloten om de toenemende mismatch tussen het aanbod van en de vraag naar sociaal-medische dienstverlening te verkleinen. De belangrijkste zijn ten eerste de omslag naar een regiemodel voor sociaal-medische dienstverlening en ten tweede effectievere inzet van de verzekeringsarts in de Ziektewet. UWV heeft een veranderprogramma ingericht om de implementatie van de vernieuwingen in goede banen te leiden. Bij elkaar is dit een groot traject dat de nodige tijd vergt.

Naast reeds in gang gezette maatregelen is meer nodig om de groeiende vraag naar sociaal-medische beoordelingen op te vangen. Het probleem van oplopende WIA-voorschotten, waarop in de zomer van 2021 is besloten niet tot terugvordering over te gaan en de onverschuldigd verstrekte voorschotten kwijt te schelden (Kamerstukken II 2020/21, 32 716, nr. 44), heeft de urgentie nogmaals onderstreept. Daar komt nog bij dat in 2021 de wachttijden voor WIA-claimbeoordelingen, herbeoordelingen en Ziektewet-beoordelingen verder zijn toegenomen. De urgentie is groter geworden. Aanvullende maatregelen kunnen forse implicaties met zich meebrengen. In het najaar van 2021 is SZW daarom het gesprek gestart met de sociale partners, samen met UWV en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde, om te bezien hoe we de consequenties van verschillende opties en maatregelen met elkaar wegen. De Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in het voorjaar 2022, over de uitkomsten geïnformeerd.

Handhaving UWV

Door de coronamaatregelen is het aantal meldingen door UWV-medewerkers over mogelijk misbruik of oneigenlijk gebruik van uitkeringsgelden lager.

UWV heeft eind 2021 een uitvoeringstoets uitgebracht over de risicomodellen verwijtbare verwijsbare werkloosheid, verblijf buiten Nederland en het Model Risk Management (MRM) raamwerk. Gebleken is dat UWV in staat is om deze te implementeren en de opdracht is inmiddels verleend (zie ook kopje ‘handhaving’ in artikel 5 onder WW).

UWV heeft samen met SZW een breed extern onderzoek naar misbruikrisico’s laten uitvoeren. In 2019 is de WW doorgelicht, in 2020 de ZW en WIA en in 2021 de WAO. Voor de WW zijn de (netto)risico’s in kaart gebracht, qua omvang en impact op basis van het ontwikkelde afwegingskader. UWV en SZW hebben gezamenlijk bekeken welke beheersmaatregelen aanvullend nodig zijn bij de belangrijkste nettorisico’s en welke nettorisico’s voor nu geaccepteerd worden. Een deel van de maatregelen kan geïntegreerd worden in de reguliere handhavingsactiviteiten van UWV. De aanvullende maatregelen krijgen een plek in het Meerjarenplan Handhaving 2022-2025 van UWV. Voor de ZW en WIA is er begonnen met het waarderen en wegen van de (netto)risico’s. De gesprekken over aanvullende beheersmaatregelen zullen aansluitend plaatsvinden.

Investeringen in ICT en personeelsbeleid bij de SVB

ICT is onmisbaar voor de primaire en ondersteunende processen van de SVB alsmede voor het bieden van bescherming tegen cyberrisico's. In de begroting 2021 is aangegeven dat de SVB werkt aan stabiliteit en wendbaarheid. Met de IV-strategie 2021-2025 wordt de komende drie jaar de basis op orde gebracht. Als dit volgens plan verloopt is er vanaf 2024 vervolgens ruimte voor grotere ICT-ontwikkelingen die voortkomen uit mogelijke wetswijzigingen. Daarnaast is operatie «Gezonde Dienstverlening» gestart. Hiermee zet de SVB in op het op orde krijgen van de basis door het wegwerken van achterstallige werkvoorraden en het opleiden van nieuwe medewerkers.

Beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering en evaluatie Wet SUWI

In 2021 is het onderzoeksrapport van de beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering, samen met de kabinetsreactie en het oordeel van de onafhankelijk deskundigen, naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2020/21, 30 982, nr. 62). Deze beleidsdoorlichting is gecombineerd met de evaluatie van de Wet SUWI en de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de zbo’s UWV en SVB conform artikel 39 van de Kaderwet zbo’s. In het rapport wordt geconcludeerd dat er veel goed gaat, maar dat er ook knelpunten zijn die afbreuk doen aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van het SUWI-stelsel. In de kabinetsreactie wordt aangegeven dat kabinet het van belang vindt dat deze knelpunten zo goed mogelijk weggenomen worden. Hier wordt de komende periode dan ook op ingezet. De kabinetsreactie benoemt ook de concrete acties daartoe. De acties vinden plaats in een kader dat sterk gevormd wordt door de acties die het kabinet aangekondigd heeft in het kader van de rapporten Werk aan Uitvoering, het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en het rapport van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) «Klem tussen balie en beleid».

Inlichtingenbureau (IB)

In 2021 heeft het IB gewerkt aan verschillende beleidsopgaven van SZW. Ter ondersteuning van de rechtmatigheidscontrole voor de Tozo door gemeenten heeft het IB een informatieproduct voor gemeenten ontwikkeld. In 2021 is deze opdracht verlengd tot 1 juli 2022. Tevens is in 2021 de opdracht aan het IB verstrekt om gemeenten te ondersteunen bij de gegevensuitwisseling voor de schuldhulpverlening. Daarnaast heeft het IB per 1 oktober 2021 het Platform Werk en Inkomen in beheer genomen. Dit platform wordt onder andere gebruikt voor het Programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM), waarbij gestandaardiseerde matchingsgegevens in het werkdomein kunnen worden uitgewisseld tussen gemeenten, UWV en andere partijen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 490.919 496.490 519.087 589.863 654.624 655.858 ‒ 1.234
Uitgaven 490.919 496.242 519.222 589.977 654.624 655.858 ‒ 1.234
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Uitvoeringskosten UWV 376.001 372.983 396.851 434.577 487.173 511.385 ‒ 24.212
Uitvoeringskosten SVB 107.544 116.267 112.726 139.415 149.116 135.727 13.389
Uitvoeringskosten IB 6.709 6.257 8.963 15.279 17.500 8.026 9.474
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Landelijke Cliëntenraad 665 735 682 706 835 720 115
Ontvangsten 15.649 11.638 52.252 173 88.058 0 88.058
Ontvangsten
Restituties 15.649 11.638 52.252 173 88.058 0 88.058
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.
Uitgaven 1.547.245 1.465.842 1.506.518 1.782.864 1.845.340 1.991.002 ‒ 145.662
Bijdragen aan ZBO's/RWT's2
Uitvoeringskosten UWV 1.423.525 1.326.271 1.359.118 1.629.664 1.670.751 1.809.466 ‒ 138.715
Uitvoeringskosten SVB 123.720 139.571 147.400 153.200 174.589 135.407 39.182
Nominaal 0 0 0 0 0 46.129 ‒ 46.129
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.
  2. Deze bedragen hebben alleen betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de zbo's.

E. Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV (inclusief BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde zbo’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting op de volumeontwikkelingen wordt naar de desbetreffende artikelen verwezen.

Budgettaire ontwikkelingen

De totale uitvoeringskosten UWV vallen lager uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de gerealiseerde volumes van de UWV-regelingen lager zijn dan geraamd. De totale uitvoeringskosten SVB vallen hoger uit dan begroot. Voor een beperkt deel wordt dit verklaard door hogere kosten voor de aansluiting van de SVB op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI). Met de afrekening van de begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten zal het grootste deel in 2022 worden terugontvangen.

In de tabellen 86 en 87 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.

UWV (incl. BKWI) 1.799.526 1.699.254 1.755.969 2.064.241 2.157.924
Begrotingsgefinancierd 376.001 372.983 396.851 434.577 487.173
IOW 2.000 2.068 2.586 2.547 2.580
Wajong 159.888 150.000 141.938 165.237 189.080
Re-integratie Wajong 85.000 96.000 123.860 110.340 95.777
Basisdienstverlening 84.627 91.640 93.778 83.050 91.932
Beoordeling gemeentelijke doelgroep 18.100 17.900 20.000 20.000 20.000
WSW-indicatiestelling 4.120 4.193 4.048 2.065 1.329
Uitvoeringskosten WW 50+ 240 0 0 0 0
Scholingsvouchers kansberoep 4.100 0 0 0 0
Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit 9.210 2.050 0 0 0
Scholingsexperiment WGA 0 0 0 500 0
Scholingsbudget WW 0 700 1.020 780 5.500
NOW 1 0 0 0 19.200 20.600
NOW 2 0 0 0 8.200 10.000
NOW 3 0 0 0 5.800 16.000
NOW 4 0 0 0 0 4.000
NOW 5 0 0 0 0 0
TOFA 0 0 0 3.100 2.591
MCKW 0 0 0 763 337
Uitvoering kassierstaak 0 0 0 0 3.300
Centrale uitvoering landelijke ondersteuning 0 0 0 0 3.000
Skills en mogelijkheden 0 0 0 0 1.498
Inzet doelgroep banenafspraak 0 0 0 0 3.100
BKWI 8.716 8.432 9.620 12.908 16.550
Premiegefinancierd 1.423.525 1.326.271 1.359.118 1.629.664 1.670.751
WAO 80.253 82.777 84.435 68.185 72.036
IVA 96.107 101.955 128.844 64.926 75.563
WGA 221.657 242.184 258.050 335.363 382.235
WAZ 3.713 3.081 2.931 3.070 2.944
WW 620.660 539.084 542.251 626.189 622.234
ZW 263.765 294.935 310.854 373.890 391.344
WAZO 11.950 9.848 11.103 10.521 12.874
Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW 54.320 87.908 126.805 106.626 131.981
Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve 71.100 ‒ 35.500 ‒ 106.155 40.981 ‒ 20.460
SVB 231.264 255.838 260.126 292.615 323.705
Begrotingsgefinancierd 107.544 116.267 112.726 139.415 149.116
AKW 74.344 84.088 71.216 97.326 101.565
TAS 1.023 1.023 1.278 2.980 2.349
KOT/WKB 5.527 4.333 8.333 5.634 9.0811
AIO 22.571 23.299 28.901 30.916 33.600
Bijstand buitenland 268 265 265 224 224
Overbruggingsregeling AOW 1.575 1.066 600 503 489
Remigratiewet 2.236 2.193 2.133 1.832 1.808
Premiegefinancierd 123.720 139.571 147.400 153.200 174.589
AOW 115.009 127.058 135.800 142.500 165.055
Anw 8.711 12.513 11.600 10.700 9.534
  1. Inclusief TTKO

Bijdrage aan nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

Ontvangsten

De ontvangsten bedragen in 2021 circa € 88 miljoen. Dit betreffen verrekeningen over rijksvergoedingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van UWV en de SVB over 2020.

4.12 Artikel 12 Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premie-inning. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. De Minister is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;
  1. het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidsconclusies

De beoogde resultaten, het waar gewenst aanvullen van de sociale fondsen via een rijksbijdrage, zijn gerealiseerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 12.420.196 13.852.630 17.426.873 20.184.827 23.151.182 22.756.024 395.158
Uitgaven 12.420.196 13.852.630 17.426.873 20.162.857 23.173.152 22.756.024 417.128
Bijdrage aan sociale fondsen
Kosten heffingskortingen AOW 2.114.100 2.165.400 2.209.900 2.029.300 2.337.200 2.300.400 36.800
Vermogenstekort Ouderdomsfonds 10.083.600 11.462.600 14.881.500 17.851.600 20.561.200 20.197.900 363.300
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten 147.471 154.140 160.212 160.161 160.349 156.131 4.218
Tegemoetkoming Anw-gerechtigden 6.643 0 0 0 0 0 0
Zwangere zelfstandigen 68.382 70.490 175.261 81.235 92.433 79.623 12.810
Transitievergoeding 0 0 0 40.561 21.970 21.970 0
Ontvangsten 423 2.472 8.410 2.052 2.085 0 2.085
Ontvangsten
Algemene ontvangsten 423 2.472 8.410 2.052 2.085 0 2.085
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdragen aan de sociale fondsen worden overgemaakt van de begroting van SZW aan verschillende fondsen bij SVB en UWV. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.

Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en aan wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW is gedurende het jaar iets naar boven bijgesteld. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de belasting- en premie-opbrengsten hoger uitgevallen dan verwacht. Daardoor stijgt ook het gebruik van de heffingskortingen, en daarmee ook de rijksbijdrage.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er, meerjarig, een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.

Budgettaire ontwikkelingen

Ook bij de rijksbijdrage in het vermogenstekort geldt dat, ten opzichte van de ontwerpbegroting, de geraamde premie-opbrengsten van het Ouderdomsfonds zijn gestegen. In principe kan de rijksbijdrage dan lager worden vastgesteld. Daar staat tegenover dat het Ouderdomsfonds over 2020 een tekort had. Dat tekort is in 2021 aangevuld via de rijksbijdrage, waardoor deze per saldo hoger uitviel dan in de begroting was geraamd.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De tegemoetkomingen arbeidsongeschikten voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage is licht naar boven bijgesteld in lijn met de geraamde uitgaven aan de tegemoetkoming arbeidsongeschikten.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage is gedurende het jaar naar boven bijgesteld op basis van een groter gebruik van de regeling ZEZ dan verwacht.

Rijksbijdrage transitievergoeding

De Wet transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid regelt vanaf 1 april 2020 compensatie voor werkgevers voor verstrekte transitievergoedingen aan werknemers van wie de dienstbetrekking is geëindigd na langdurige arbeidsongeschiktheid. Deze regeling werd in 2020 en 2021 gefinancierd uit de werkloosheidspremies van bedrijven, aangevuld met een rijksbijdrage. Vanaf 2022 wordt de regeling gefinancierd uit de arbeidsongeschiktheidspremie en komt deze rijksbijdrage te vervallen.

Budgettaire ontwikkelingen

Gedurende het jaar zijn er geen wijzigingen geweest.

Ontvangsten

Bij de rijksbijdragen is vaak sprake van een klein bedrag aan ontvangsten. De rijksbijdragen voor de tegemoetkoming arbeidsongeschikten en voor de ZEZ zijn bedoeld om de uitgaven aan die regelingen te financieren. Hierdoor blijft er altijd een klein verschil tussen de hoogte van de rijksbijdrage op het laatste moment dat deze wordt geraamd, en de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven. Als de uitgaven hoger uitvallen dan wordt dat via de rijksbijdrage van het jaar daarop gecompenseerd. Als de uitgaven lager uitvallen dan ontvangt SZW het teveel betaalde in het jaar daarop terug.

4.13 Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond en het doen accepteren van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  1. mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;
  1. zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;
  1. iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  1. het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;
  1. het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;
  1. het ervoor zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Zij financiert een uitkeringsregeling (Remigratiewet), een leenstelsel voor degenen die moeten inburgeren en voorinburgering en maatschappelijke begeleiding voor nieuwkomers. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;
  1. de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;
  1. het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;
  1. de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Voor personen die vóór 1 januari 2022 inburgeringsplichtig worden, ligt de uitvoering van het inburgerings (onder meer examens)- en leenstelsel bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Voor personen die na 1 januari 2022 inburgeringsplichtig worden krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA blijft voorinburgering aanbieden in nauw contact met gemeenten.

De Minister van OCW is eigenaar van DUO en de Minister van J&V van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.

C. Beleidsconclusies

Eind 2020 werd de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Wet inburgering 2021 uitgesteld naar 1 januari 2022. Daarmee heeft het jaar 2021 volledig in het teken gestaan van de voorbereidingen op en implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Hierbij is SZW ondersteund door de VNG en Divosa, die hiervoor een subsidie ontvingen. Daarnaast is in 2021, mede naar aanleiding van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag, een verkenning uitgevoerd naar verbetermogelijkheden binnen de Wet inburgering 2013. Daaruit zijn enkele voorstellen naar voren gekomen, die zijn opgenomen in een verbeterplan. Hiervoor zijn in 2021 middelen beschikbaar gesteld.

In het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) is in pilots onderzocht ‘wat werkt’ om de arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond te verbeteren. Effectief gebleken aanpakken worden opgeschaald bij gemeenten, werkgevers, UWV en in het onderwijs. Dit gebeurt onder meer via de Werkagenda VIA die in 2021 door 21 landelijke (koepel)organisaties is opgesteld. In 2021 is verder een monitor ontwikkeld die verdiepend inzicht geeft in de ontwikkelingen van de arbeidsmarktkansen en –posities van mensen met een migratieachtergrond. Een eerste meting van deze monitor is in 2021 uitgevoerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 309.023 278.398 221.009 179.789 203.252 236.697 ‒ 33.445
Uitgaven 328.040 290.084 220.838 181.996 190.131 237.197 ‒ 47.066
Inkomensoverdrachten
Remigratiewet 42.500 42.000 41.890 41.400 40.492 41.681 ‒ 1.189
Inburgering 51 11 3 3 0 0 0
Subsidies
Opbouw kennisfunctie integratie 2.841 2.644 2.746 2.763 2.882 2.736 146
Landelijk Overleg Minderheden 26 0 0 0 0 0 0
Vluchtelingenwerk Nederland 1.343 1.092 1.030 1.084 1.070 1.032 38
Vroege integratie en participatie 0 0 0 0 3.484 3.800 ‒ 316
Overige subsidies 7.721 4.661 8.727 9.658 10.531 7.750 2.781
Opdrachten
Inburgering en Integratie 10.522 7.748 8.675 9.031 7.221 10.771 ‒ 3.550
Remigratie 1.596 1.493 1.593 1.619 1.537 1.700 ‒ 163
Bijdrage aan agentschappen
DUO 14.661 17.771 18.280 22.976 26.321 11.873 14.448
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
COA 76.073 22.212 10.755 14.215 26.231 17.245 8.986
Bijdrage aan medeoverheden
Gemeenten maatschappelijke begeleiding 0 0 0 0 0 21.950 ‒ 21.950
Gemeenten inburgeringsvoorzieningen 0 0 0 0 0 38.183 ‒ 38.183
Leningen
DUO 170.706 190.452 127.139 79.247 70.362 78.476 ‒ 8.114
Ontvangsten 10.378 3.191 4.218 5.068 4.956 1.000 3.956
Ontvangsten
Ontvangsten algemeen 7.955 702 775 552 740 0 740
Leningen 2.423 2.489 3.443 4.516 4.216 1.000 3.216
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Het integratiebeleid, dat de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit bevordert, heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke maten hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs de hogere vormen (havo en vwo) volgt.

De figuren 5, 6 en 7 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school)jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

Figuur 5 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie (%)2

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking (%)3

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Remigratiewet

De Remigratiewet biedt een uitweg aan personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringssituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om personen die daarvoor in aanmerking komen in staat te stellen naar hun herkomstland terug te keren, kan een remigratie-uitkering worden aangevraagd. De SVB voert de Remigratiewet uit.

Budgettaire ontwikkelingen

De Remigratiewet is in 2014 aangescherpt op onder meer het leeftijdscriterium. Hierdoor komen minder personen in aanmerking voor een remigratie-uitkering. Vanaf 1 januari 2025 kunnen geen nieuwe aanvragen meer op grond van de Remigratiewet worden gedaan. Hierdoor dalen de jaarlijkse uitgaven aan uitkeringen. In 2021 bleek dat het bedrag aan uitkeringen in de begroting uiteindelijk te hoog is geraamd. De uitgaven vielen € 1,2 miljoen lager uit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)1 14 14 14 14 13 13 0
  1. inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

Op het artikelonderdeel Subsidies is € 2,6 miljoen meer uitgegeven dan in de begroting was opgenomen. Het verschil treedt met name op bij de post overige subsidies. Dit komt voornamelijk vanwege toekenning van een aantal nieuwe subsidies in het kader van inburgering en omdat een aantal subsidies verlengd en uitgebreid is vanwege de uitgestelde inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021. 

Opdrachten

Op het artikelonderdeel Opdrachten worden opdrachten aan derden ten behoeve van onder meer de ontwikkeling en het beheer van examens, onderzoeken in verband met de beleidsontwikkeling of -evaluatie, en communicatieactiviteiten verantwoord. De uitgaven zijn € 3,7 miljoen lager uitgevallen dan in de begroting werd aangenomen. De oorzaak hiervan is onder meer dat sommige aanbestedingstrajecten, waaronder een Europese, langer doorliepen, waardoor het grootste deel van de uitgaven pas vanaf 2022 zal plaatsvinden. Ook zijn enkele aanbestedingstrajecten en opdrachten uitgesteld omdat uitwerking van de opdrachtformuleringen meer tijd nodig had.

In 2021 is een reservering opgenomen van € 825.000 ten behoeve van de gemeente Tilburg, die hierdoor in staat was op korte termijn een tussenvoorziening voor asielstatushouders te realiseren, voor de gemeente Tilburg en omliggende gemeenten. De kaseffecten worden in 2022 zichtbaar.

Beleidsrelevante kerncijfers

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000 personen, ultimo)1 23 20 18 21 26 19,6 6,4
Inburgeraars die slagen voor het inburgeringsexamen of NT2-examen (x 1.000 personen, ultimo)1 13 24 32 18 24 24 0
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA (x 1.000 personen, ultimo)2 8,4 4,6 4,6 4,5 8 6,4 1,6
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000 personen, ultimo)2 26 11 7 9 15 10 5
  1. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering.
  2. Bron: COA, voortgangsrapportages.

Bijdrage aan agentschappen

Op dit artikelonderdeel is de bijdrage opgenomen die aan DUO wordt gegeven voor het uitvoeren van het leen- en examenstelsel inburgering. De bijdrage is in 2021 met circa € 14,4 miljoen naar boven bijgesteld. Dit wordt veroorzaakt door de verwachte implementatiekosten voor het nieuwe stelsel. Daarnaast heeft corona geleid tot de noodzaak om de examenlocaties gedurende extra uren open te houden en heeft corona eveneens geleid tot een vermindering van de exameninkomsten. Deze factoren samen hebben tot deze bijstelling geleid.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan het COA is bedoeld voor de Voorbereiding op de Inburgering, een programma dat statushouders kunnen volgen wanneer zij – in afwachting van huisvesting in de gemeente – in het azc verblijven. Als gevolg van een hoge instroom in 2021 was het aantal statushouders dat deelnam aan het programma Voorbereiding op de Inburgering bij het COA hoger dan begroot. Daarom is in 2021 de bijdrage voor dit programma met € 9 miljoen opwaarts bijgesteld.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen van het Rijk een decentralisatie-uitkering voor de maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders onder de Wet inburgering 2013. Deze uitkering ontvangen gemeenten ieder jaar op basis van het aantal gehuisveste statushouders in het jaar ervoor. In 2021 ontvingen gemeenten de bijdrage voor 2020 ter hoogte van € 20,8 miljoen. Dit bedrag is bij de 1e suppletoire begroting overgeheveld naar de begroting van het Gemeentefonds. De resterende € 1,1 miljoen is in de 1e suppletoire begroting afgeboekt.

Het budget voor inburgeringsvoorzieningen is bedoeld voor de taken van gemeenten onder de nieuwe inburgeringswet. Ten tijde van het opstellen van de begroting voor 2021 was de planning dat de nieuwe wet op 1 juli 2021 in werking zou treden. Eind 2020 is besloten dat inwerkingtreding werd uitgesteld tot 1 januari 2022 (Kamerstukken II 2020/21, 35 483, nr. 63). Om die reden is er in 2021 geen specifieke uitkering voor inburgeringsvoorzieningen aan gemeenten verstrekt. Het bedrag dat hierdoor vrijvalt is ingezet voor de financiële gevolgen van het langer doorlopen van het oude inburgeringsstelsel.

Leningen

Het Ministerie van SZW verleent — indien zij of hun partner niet over voldoende financiële middelen beschikken — via DUO leningen aan migranten met de plicht tot inburgering. Dit geldt voor asielmigranten onder de Wi2013 en asiel-, gezins- en overige migranten onder de Wi2013. In 2021 is door DUO circa € 8,1 miljoen minder uitgegeven dan in de begroting geraamd. De oorzaak hiervan ligt in belangrijke mate in de coronamaatregelen. Door corona is het gebruik van de DUO lening minder geweest dan voorzien. Dit komt doordat het in meerdere periodes in 2021 niet mogelijk was om fysiek les te volgen en ook de examenmogelijkheden vanwege corona beperkt waren.

Toegekende leningen
Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo) 23 14 11 11 17 9 8
Terugbetaalde leningen
Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo) 5 5 13 18 10 14 ‒ 4
Kwijtgescholden leningen
Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo) 5 10 21 18 12 11 1
Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln) 32 78 181 154 91 100 ‒ 9

Ontvangsten

Bij de ontvangsten ging het in 2021 om terugbetalingen van leningen en betalingen van boetes. Hierop is een bedrag ontvangen van circa € 5 miljoen. Dit is circa € 4 miljoen meer dan in de begroting geraamd was. Indien asielstatushouders binnen de wettelijke termijn aan de inburgeringsplicht voldoen dan hoeven ze de lening niet terug te betalen. Daarnaast vindt terugbetaling van de lening, als dat aan de orde is, naar draagkracht plaats.

5. Niet-beleidsartikelen

5.1 Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en bijbehorende ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan zbo's verder toegelicht.

Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 274.694 309.776 353.723 403.751 452.010 407.222 44.788
Uitgaven 265.018 302.402 351.632 387.486 423.274 407.222 16.052
Personele uitgaven
eigen personeel 198.259 230.573 262.756 293.498 318.847 317.862 985
inhuur externen 5.004 11.348 10.935 12.657 21.768 6.403 15.365
overige personele uitgaven 2.779 2.199 2.181 1.801 1.348 2.870 ‒ 1.522
Materiële uitgaven
ICT 5.556 6.962 15.178 22.832 16.430 15.018 1.412
bijdrage aan SSO's 38.187 41.254 45.478 42.801 51.500 48.132 3.368
overige materiële uitgaven 15.233 10.066 15.104 13.897 13.381 16.937 ‒ 3.556
Ontvangsten 22.300 26.216 41.730 52.986 64.920 58.761 6.159
Ontvangsten
Ontvangsten apparaat 22.300 26.216 41.730 52.986 64.920 58.761 6.159
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

Toelichting

Eigen personeel

De uitgaven voor eigen personeel vallen per saldo € 1,0 miljoen hoger uit. Aan de ene kant zien we hogere uitgaven door de nieuwe cao. Tevens heeft er uitbreiding van de capaciteit van SZW plaatsgevonden bij de Rijksschoonmaakorganisatie, voor ondersteunende werkzaamheden bij de uitvoering van het noodpakket en de invulling van de uitkomsten van de parlementaire ondervragingscommissie naar de kinderopvangtoeslag. Aan de andere kant zijn de uitgaven lager uitgevallen dan begroot vanwege de effecten van corona: minder reisbewegingen door thuiswerken en een uitstel van invulling van vacatures.

Inhuur externen

De uitgaven voor externen zijn € 15,4 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. De grootste verklaring hiervoor is de hoge inzet voor de uitvoering van het noodpakket met coronasteunmaatregelen (€ 8,2 miljoen). Daarnaast is er externe inhuur nodig geweest voor diverse automatiseringsprojecten (€ 4,5 miljoen). Ten slotte geldt dat er in de loop van het jaar voor diverse projecten externe inhuur heeft plaatsgevonden, wat ten tijde van het opstellen van de begroting nog niet bekend was (€ 2,7 miljoen).

Overige personele uitgaven

De uitgaven voor post-actieven komen € 1,5 miljoen lager uit dan begroot en zijn ook lager dan in de afgelopen jaren. Verklaringen hiervoor: lagere instroom in WW dan verwacht en kortere periodes van uitkering door snelle werkhervatting elders; wachtgelduitkeringen lopen af en nauwelijks instroom door gewijzigde regelgeving (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren); langere doorlooptijden tot ontslag na toekenning WIA, waardoor kosten pas later op het budget drukken.

ICT

De uitgaven voor automatisering komen € 1,4 miljoen hoger uit. Een belangrijke verklaring hiervoor zijn de extra uitgaven voor de beveiligde ICT-omgeving van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bijdrage aan SSO's

De bijdrage aan SSO's valt € 3,4 miljoen hoger uit dan begroot. De belangrijkste verklaring hiervoor zijn extra uitgaven voor huisvesting en overhead wegens de groei van het departement. Daarnaast zijn er uitgaven voor een digitale aansluiting van de schoonmakers bij de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) die waren begroot onder overige materiële uitgaven.

Overige materiële uitgaven

Deze uitgaven komen € 3,6 miljoen lager uit dan begroot. De voornaamste verklaring hiervoor is het effect van de coronamaatregelen op het inspectiewerk. Hierdoor vallen uitgaven voor huisvesting en recherche lager uit. Daarnaast zijn er lagere uitgaven voor de RSO, zie onder bijdrage aan SSO's.

Ontvangsten

De ontvangsten op apparaat komen € 6,2 miljoen hoger uit dan begroot. De voornaamste verklaringen zijn de aanpassing van de begroting van de RSO (€ 9,9 miljoen) en lagere ontvangsten bij de uitvoering van Europese subsidies (- € 3,5 miljoen).

Rijksschoonmaakorganisatie

In 2016 is begonnen met het uitvoeren van schoonmaakactiviteiten. De deelnemende departementen betalen voor het schoonmaken een vergoeding aan het Ministerie van SZW. De uitgaven van de RSO komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW. Ter financiering van aanloopkosten van de RSO is voor de eerste jaren een transitiebudget voorzien, omdat de inkomsten in de eerste jaren onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken.

Tabel 94 laat de apparaatsuitgaven van RSO afzonderlijk zien. Vanaf 2017 nemen de jaarlijkse uitgaven toe doordat opdrachtgevers conform planning worden aangesloten op de dienstverlening van de RSO. Deze geplande aansluitingen zijn afgerond in 2020. Op het gebied van de bedrijfsvoering is de RSO nog aan het investeren waarvoor ook nog een resterend deel van het transitiebudget beschikbaar is.

Per 2021 werkt de RSO volgens een gestandaardiseerde dienstverlening met uniforme tarieven voor opdrachtgevers gebaseerd op de uitgaven. De begrote ontvangsten zijn daardoor veelal in lijn met de begrote uitgaven. De gerealiseerde uitgaven zijn hoger uitgevallen dan begroot naar aanleiding van een herijking van vierkante meters bij de opdrachtgevers. Tevens bleken een aantal nieuwe aansluitingen een grotere impact te hebben dan voorzien. Deze factoren hebben geleid tot een toename van de dienstverlening.

Kerndepartement exclusief RSO
Uitgaven 243.805 274.118 313.209 339.405 364.375 355.454 8.921
Ontvangsten 2.396 4.126 7.006 5.830 4.513 8.295 ‒ 3.782
Rijksschoonmaakorganisatie
Uitgaven 21.213 28.284 38.423 48.081 58.899 51.768 7.131
Ontvangsten 19.904 22.090 34.724 47.156 60.407 50.466 9.941

Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 is een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks gehouden.

Tevredenheid medewerkers RSO 8,5 8,6 8,7

Totaaloverzicht

Tabel 96 geeft een samenvatting van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, het (voormalig) Agentschap SZW en van de zbo’s en rwt’s van het ministerie. De toelichting op de ontwikkeling bij het kerndepartement is te vinden bij tabel 93. Zie beleidsartikel 11 en bijlage 1 voor een toelichting op de zbo’s/rwt’s.

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie 265.018 302.402 351.632 387.486 430.262 407.222 23.040
Totaal apparaatskosten agentschap 15.332 47 0 0 0 0 0
Agentschap SZW 15.332 47 0 0 0 0 0
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt’s1 2.021.872 1.949.782 1.972.820 2.371.962 2.411.149 2.646.140 ‒ 234.991
UWV (inclusief BKWI) 1.784.939 1.695.784 1.746.661 2.064.241 2.110.758 2.364.610 ‒ 253.852
SVB 230.224 247.718 217.196 292.615 283.868 273.504 10.364
IB 6.709 6.280 8.963 15.106 16.523 8.026 8.497
  1. Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde kosten. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

Bezetting

De grootste stijging in bezetting heeft zich in 2021 voorgedaan bij de RSO. Dit houdt verband met de recente aansluiting van een aantal departementen op de RSO. Daarnaast zijn er uitbreidingen bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (inspectie control framework), bij de uitvoering van subsidieregelingen (noodpakket) en beleid (uitwerking maatregelen parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag).

Kerndepartement exclusief RSO 2.227 2.429 2.558 2.691 2.934
RSO 398 616 755 1.047 1.192
Bezetting totaal ultimo 2.625 3.045 3.313 3.738 4.126

5 5.2 Artikel 98 Algemeen

Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen budgetten verantwoord.

Verplichtingen 35.474 28.335 33.528 16.578 18.403 25.997 ‒ 7.594
Uitgaven 32.974 22.559 25.081 20.195 20.633 27.851 ‒ 7.218
Subsidies
Artikel 98 2.367 2.582 3.626 2.542 2.764 2.000 764
Opdrachten
Handhaving 641 478 369 229 922 3.178 ‒ 2.256
Opdrachten overig 8.399 13.952 14.924 9.681 9.199 13.202 ‒ 4.003
Bekostiging
Uitvoeringskosten Caribisch Nederland 4.010 4.158 4.851 7.234 7.056 7.442 ‒ 386
Bijdrage aan agentschappen
Agentschap SZW 16.234 47 0 0 0 0 0
Rijksdienst Ondernemend Nederland 286 144 171 120 0 329 ‒ 329
Agentschap CJIB 111 96 65 0 0 0 0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Ministerie van Financiën 926 1.102 1.075 389 692 1.700 ‒ 1.008
Ontvangsten 1.460 745 1.632 171 305 0 305
Ontvangsten
Algemeen 1.460 745 1.632 171 305 0 305
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

Subsidies

De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op subsidies aan de VNG voor ondersteuning LSI-structuur, gegevensuitwisseling W&I en handreiking taakdelegatie. Ook zijn er subsidies verstrekt aan Stichting Projecten MKB-Nederland voor Beter geregeld en aan Stichting VUmc voor Leidraad st VU MC. Voor de laatste twee subsidies is na de vastgestelde begroting budget toegevoegd.

Opdrachten

Handhaving

Van het handhavingsbudget op artikel 98 is als budgettair neutrale herschikking gedurende de begrotingsuitvoering per saldo € 0,9 miljoen naar andere budgetten overgeboekt. De grootste overboeking is naar artikel 2 voor de incidentele SPUK preventie ondermijning (- € 1,1 miljoen). Bij slotwet wordt er € 1,3 miljoen ingeleverd. Dit wordt veroorzaakt door uitgaven die lager uit zijn gevallen en activiteiten die vertraagd zijn of niet door zijn gegaan.

Opdrachten overig

De realisatie op het budget voor Opdrachten overig is € 4,0 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Deze onderuitputting wordt veroorzaakt door minder uitgaven dan van te voren geraamd, door vertraging of het niet doorgaan van de uitvoering en door betalingen die pas in 2022 plaatsvinden omdat de facturen te laat zijn ontvangen. De gerealiseerde uitgaven voor opdrachten overig bestaan uit onderzoek (€ 3,3 miljoen), kosten primair proces (€ 0,1 miljoen), voorlichting (€ 0,6 miljoen), beleidsinformatie aangeleverd door het CBS en Panteia (€ 4,1 miljoen) en overige opdrachten (€ 1,1 miljoen).

Bekostiging

De gerealiseerde uitgaven van € 7,1 miljoen hebben hoofdzakelijk betrekking op uitvoeringskosten van de RCN-unit van SZW. Deze gerealiseerde uitgaven zijn € 0,4 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst Ondernemend Nederland

In 2021 zijn er geen gerealiseerde uitgaven aan de Rijksdienst Ondernemend Nederland. Dit komt omdat in 2021 de manier van factureren is aangepast. Er worden geen voorschotten meer in rekening gebracht maar werkelijke kosten. De afrekening 2021 vindt plaats in 2022.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën ten behoeve van controle werkzaamheden ESF is € 1,0 miljoen lager dan begroot. Bij Najaarsnota is € 0,4 miljoen ingeleverd. Verder heeft de betaling van 2021 van € 0,6 miljoen niet plaatsgevonden en is doorgeschoven naar 2022.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten (€ 0,3 miljoen) hebben betrekking op ontvangsten en restituties op afrekeningen subsidies en opdrachten over voorgaande jaren.

5.3 Artikel 99 Nog onverdeeld

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor loon- en prijsbijstelling en voor onvoorziene uitgaven.

Verplichtingen 0 0 0 0 0 269.724 ‒ 269.724
Uitgaven 0 0 0 0 0 269.724 ‒ 269.724
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
programma 0 0 0 0 0 0 0
apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
programma 0 0 0 0 0 0 0
apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Onvoorzien 0 0 0 0 0 269.724 ‒ 269.724
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

Overige beleidsuitgaven

De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel op te nemen ten behoeve van de voorlopige verwerking van de loon- en prijsindexering, een taakstelling of een ander nog te verdelen begrotingsbedrag.

Nog onverdeeld

Gedurende de begrotingsuitvoering in 2021 zijn diverse bedragen overgeheveld naar de betreffende beleidsartikelen op de SZW-begroting. Het gaat onder meer om een overboeking naar artikel 7 voor de derving van ontvangsten Kinderopvangtoeslag in verband met het kwijtschelden van publieke schulden à € 38,6 miljoen, een overboeking naar artikel 2 voor het programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM) à € 4,2 miljoen en diverse overboekingen naar artikel 13 en 96 voor de Veranderopgave Inburgering (VOI) van in totaal € 20,2 miljoen.

Daarnaast zijn overboekingen met andere departementen en begrotingen verwerkt. Zo is naar het Gemeentefonds onder andere € 260 miljoen overgeboekt voor de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK), € 35 miljoen voor de tegemoetkoming voor SW-bedrijven in het kader van corona en € 15,5 miljoen voor de implementatie van het Breed Offensief.

Ook zijn er diverse kasschuiven doorgevoerd naar latere jaren om beter aan te sluiten bij het benodigde kasritme van de betreffende reserveringen. Het gaat onder meer om een kasschuif voor de uitvoeringskosten van de NOW naar 2022 en 2023 van in totaal € 80 miljoen en een kasschuif naar 2022 voor de werkgeverssubsidie in het kader van mbo praktijkleren van € 27 miljoen.

Nadat bij 2e suppletoire begroting reeds vrijgevallen middelen zijn afgeboekt resteerde een bedrag van € 2,6 miljoen waar uiteindelijk geen beroep meer op is gedaan.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Ook in 2021 had de uitbraak van het coronavirus nog grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van SZW. Op afstand werken bleef voor een groot gedeelte van het jaar de standaard. De eerste stappen tot het hybride werken zijn inmiddels gezet. Vorig jaar is aangegeven dat er sprake was van een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik van de noodregelingen. In 2021 zijn de rechtmatigheidscontroles met betrekking tot de noodregelingen voortgezet. Naar aanleiding van de vaststellingen kunnen concretere conclusies worden getrokken over de noodregelingen. Deze conclusies worden verder in deze paragraaf toegelicht. De overige aandachtspunten voor de bedrijfsvoering komen in onderstaande onderdelen aan de orde.

6.1 Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

Onzekerheid Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) Unit SZW

Bij brief van 20 april 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inspanningen gericht op het uitvoeren van het coronasteunpakket in Caribisch Nederland. Dit heeft tot een hoge druk op de RCN-unit SZW geleid. Om de continuïteit van de uitvoering niet in gevaar te brengen, moesten noodgedwongen afwijkingen in het reguliere werkproces worden doorgevoerd. Hierbij hebben zich rechtmatigheidsrisico’s voorgedaan. Door het ontbreken van voldoende informatie kan geen uitspraak worden gedaan over de rechtmatigheid van de uitkeringen. De interne controle is daartoe nog niet toereikend en van een externe audit door de Auditdienst Rijk (ADR) is onder de gegeven omstandigheden afgezien. Dit resulteert voor alle RCN artikelenuitgaven tot een onzekerheid. Voor de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (artikel 8), de Algemene weduwen- en wezenverzekering BES (artikel 9), de Wet ziekteverzekering BES (artikel 6) en de Wet ongevallenverzekering BES (artikel 3) leidt het ook tot een overschrijding van de rapporteringstolerantie op artikelniveau (zie tabel 100 voor de exacte bedragen).

Artikel 98

Begrotingsartikel 98 is bedoeld voor departementsbrede uitgaven die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel. In 2020 constateerde de ADR een begrotingsonrechtmatigheid met betrekking tot het onjuist verantwoorden van uitgaven op artikel 98. SZW heeft de onrechtmatigheid opgelost in de ontwerpbegroting van 2022 door het opheffen van artikel 98.

Verplichtingen
Artikel 98
Algemeen
18.403 1.840 8.513 0 8.513 0 46,3% 0,0%
Uitgaven/ontvangsten
Artikel 3
Arbeidsongeschiktheid
668 67 0 668 668 0 100,0% 0,0%
Artikel 6
Ziekte en zwangerschap
14.105 1.411 0 4.957 4.957 0 35,1% 0,0%
Artikel 8 Oudedagsvoorziening 23.351 2.335 0 22.008 22.008 0 94,2% 0,0%
Artikel 9
Nabestaanden
1.209 121 0 1.209 1.209 0 100,0% 0,0%
Artikel 98
Algemeen
20.937 2.094 8.765 0 8.765 0 41,9% 0,0%

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

In deze twee subparagrafen wordt de voortgang toegelicht op de onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer (AR) in haar Verantwoordingsonderzoek 2020 heeft aangemerkt en de (deels overlappende) bevindingen die de ADR in haar Auditrapport 2020 heeft aangemerkt.

Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW

De uitvoering van de noodregelingen in verband met de coronacrisis heeft ook gedurende een groot deel van 2021 veel beslag gelegd op de capaciteit van de RCN-unit SZW. In combinatie met personeelsverloop binnen de (relatief kleinschalige) unit, heeft dit de doorontwikkeling van het financieel beheer sterk gehinderd. In het vierde kwartaal is personele versterking op de bedrijfsvoering gerealiseerd, die mede is bedoeld om de implementatie van de verbijzonderde interne controle en doorontwikkeling naar een stevige tweedelijns controle vorm te geven. Het is echter nog te vroeg om de werking ervan vast te stellen.

Het in 2020 gestarte verbetertraject voor de ICT – gericht op het beter ondersteunen van de uitvoering, ook vanuit de optiek van financieel beheer en borgen van rechtmatigheid – is in 2021 gecontinueerd. Medio 2021 is de ICT-applicatie opgeleverd voor de uitvoering van de ‘loondervingswetten’ (Wet ziekteverzekering BES en Wet ongevallenverzekering BES) en is gestart met de bouw van een nieuwe applicatie voor de uitvoering van de Wet kinderbijslagvoorziening BES. De bouw van de loondervingsapplicatie heeft langer geduurd dan voorzien, onder meer vanwege een uitbreiding van de scope van het project in verband met het toevoegen van een online portal. De tijd die gemoeid is geweest met de afronding van dit eerste deel van het ICT-verbetertraject, heeft duidelijk gemaakt dat het ICT-verbetertraject als geheel meer doorlooptijd zal vergen dan voorzien. Van afronding in de loop van 2022 zal geen sprake zijn. Naar aanleiding van een review van Chief Information Office (CIO) office SZW over de ICT-aanpak is de planning en beheersing van het verbetertraject herzien en wordt thans een einddatum ultimo 2025 aangehouden.

Financieel beheer Rijksschoonmaakorganisatie

De Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) heeft de aanbevelingen van de ADR en AR in 2021 opgevolgd met betrekking tot het financieel beheer. Vanaf eind 2019 is bij de RSO intensief gewerkt aan het verbeteren van het financieel beheer, met als belangrijk resultaat dat de administratieve processen zijn geactualiseerd en vastgelegd in een AO/IB-handboek medio 2020. In 2021 heeft de RSO gewerkt aan de aanbevelingen van de ADR en AR op het contracten- en verplichtingenregister en het navolgbaar maken van het werken volgens het handboek AO/IB van de RSO. De verplichtingen- en contractenadministratie bij de RSO is inmiddels gerealiseerd. Daarnaast is het handboek AO/IB geactualiseerd en afgerond en wordt gewerkt volgens dit handboek. Het in 2021 uitgevoerde controleplan borgde dat de belangrijkste financiële processen van de RSO ook afdoende worden beheerst.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

SZW brengt bij nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving de risico's op misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO-risico’s) in kaart. Zo neemt SZW in de memorie van toelichting van nieuwe wetten een passage over MenO op. Deze MenO-risico-inschattingen worden in nauwe samenwerking met de relevante uitvoerder(s) gemaakt. Bij elke regeling is in meer of mindere mate sprake van restrisico’s, bijvoorbeeld door afhankelijkheid van gegevens van derden of beperkingen in de controle vanwege de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De restrisico’s kwantificeren is veelal complex en daardoor niet altijd mogelijk. De restrisico’s worden conform standaard werkwijze na afweging - indien acceptabel - door het verantwoordelijk management geaccepteerd. SZW heeft maatregelen getroffen in de processen om MenO-risico’s te beheersen, bijvoorbeeld via voorlichting door SZW en uitvoerders aan aanvragers. Uitvoerders hebben bevoegdheden om de rechtmatigheid van aanvragen vast te stellen. Verder melden uitvoerders fraudesignalen aan SZW, onder andere via de tweejaarlijkse signaleringsbrief fraudefenomenen die met de Tweede Kamer wordt gedeeld. Ten slotte neemt SZW via de verantwoordingscyclus met de uitvoerders per regeling de geconstateerde fraude-aantallen en fraudebedragen op in het jaarverslag.

Het tijdig afronden van een adequate MenO-risico-inschatting is een blijvend aandachtspunt. Om de kwaliteit van de risico-inschattingen te verbeteren wordt elke substantiële (in euro's of complexiteit) MenO-risico-inschatting gelezen door een onafhankelijke functionaris. De stand van zaken ten aanzien van het MenO-risico wordt standaard meegenomen in de algemene risicoanalyses. Dit zorgt ervoor dat het MenO-risico expliciet aan bod komt bij de bespreking van de stand van zaken van de risico’s in de Bestuursraad. Begin 2021 is gestart met een periodieke update van het interne, SZW-brede MenO-beleid. De update is gereed en wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2022 door de Bestuursraad vastgesteld. In september 2021 is SZW gestart met het opzetten van een integraal overzicht van het reviewbeleid dat gehanteerd wordt binnen SZW. Deze wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2022 vastgesteld door de Bestuursraad.

Enkele noodregelingen die in 2020 onder hoge tijdsdruk tot stand zijn gekomen en tot een snelle uitbetaling moesten leiden, zijn dit jaar nog nodig geweest. In 2021 is aanvullend de Bbz-light, als opvolger van de Tozo, geïntroduceerd. De insteek is te allen tijde geweest om deze noodregelingen, ondanks de tijdsdruk, rechtmatig uit te voeren en MenO zoveel mogelijk te voorkomen. Voor alle (verlengde) noodregelingen is of wordt een (gewijzigde) MenO-risico-inschatting gemaakt die, indien de uitkomsten hier aanleiding toe geven, besproken wordt met en geaccordeerd wordt door de verantwoordelijke bewindspersoon. Hierna is of wordt de Tweede Kamer geïnformeerd (indien de uitkomsten van de risicoanalyse hier aanleiding toe geven). De risico-inschattingen laten zien dat er bij de noodregelingen een verhoogd risico op MenO is, bijvoorbeeld doordat in de uitvoering wordt gesteund op eigen verklaringen vanuit de aanvragers. Vanwege de snelheid waarmee de regelingen moesten worden geïmplementeerd, is ervoor gekozen dit verhoogde risico te accepteren of was het niet mogelijk om alle benodigde beheersmaatregelen (tijdig) in te (laten) regelen. Dit speelt onder andere bij de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling Kinderopvangtoeslag (TTKO).

De Tweede Kamer is geregeld over deze keuzes geïnformeerd en onder andere via dilemmabrieven meegenomen in de moeilijke afwegingen die in de crisis moesten worden gemaakt (bijvoorbeeld Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 199 en nr. 243). In de alinea «noodregelingen in het kader van de coronacrisis» in paragraaf 6.3 wordt specifieker ingegaan op de NOW en de Tozo.

Bij de verlengingen van de noodregelingen zijn, onder andere op basis van signalen uit de praktijk of verzoeken vanuit de Tweede Kamer, waar mogelijk aanvullende maatregelen getroffen om de MenO-risico’s te verkleinen. Dit is bijvoorbeeld gedaan door aanvullende voorwaarden te stellen bij nieuwe of verlengingsaanvragen en het aanleveren van aanvullende informatie. Alhoewel er hierdoor in sommige gevallen minder risico wordt gelopen, blijven bepaalde MenO-risico’s hiermee nog altijd aanwezig. Vanwege de specifieke kenmerken van de noodregelingen (zoals het verstrekken en op een later moment afrekenen van voorschotten bij de NOW) en de wijze van verantwoorden door gemeenten (de afrekening over 2020 vindt medio 2022 plaats) is het waarschijnlijk dat onrechtmatigheden ten aanzien van (de afrekening van) de noodregelingen ook in komende jaren voorkomen.

SZW registreert (vermoedens van) misbruik van subsidies in een departementaal misbruikregister. In 2020 is vastgesteld dat twee subsidieontvangers ten onrechte zijn opgenomen in dit register en niet actief geïnformeerd zijn over opname in het register. SZW is gestart met het aanpassen van het proces, zodat dit geheel in lijn is met het protocol departementale register van ernstige onregelmatigheden bij subsidies. De verwachting is dat het proces in het tweede kwartaal van 2022 is afgerond.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

SZW heeft over 2021 een informatiebeveiligingsbeeld aan BZK opgeleverd. Op basis van het interne verantwoordingsproces en de externe onderzoeken uitgevoerd door de ADR en de AR (tot medio februari) zijn er geen bijzonderheden of risico’s te melden. Het algemene positieve beeld van de stand van zaken op het gebied van (informatie)beveiliging en privacy is gehandhaafd. De basis die in voorgaande jaren is gelegd voor het waarborgen van het gewenste veiligheidsniveau en van het benodigde niveau van privacybescherming is bestendig gebleken. In paragraaf 6.2 wordt ingegaan op de beveiligingsrisico’s die het thuiswerken met zich meebrengt.

6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Grote lopende ICT-projecten

SZW kende in 2021 zeven lopende projecten als onderdeel van de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten: Stimulering Arbeidsmarktpositie (STAP), Vereenvoudiging Wajong, aansluiting van UWV op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI), aansluiting van de SVB op EESSI, Vereenvoudiging beslagvrije voet, Verbetering uitwisseling matchingsgegevens, Veranderopgave inburgering (VOI).

UWV en de SVB leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over grote en/of risicovolle ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard opgenomen en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Voor wat betreft UWV lopen in 2021 dertien projecten die zijn opgenomen op het Rijks ICT-dashboard: Aansluiting op NHR, E-publicatie, Verwerving datacenter, Herontwerp WW-klant, IB&P & Sonar, SMZ IV optimalisatie realisatie ZW, Digitalisering werkprocessen bezwaar en beroep, 1 UBO-ZW, Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer, E-herkenning overige portalen, Datafabriek, Basisplatform app diensten (afgerond) en Toekomstvast input management (afgerond). Bij SVB loopt één groot ICT-project: VBS FIN (dit betreft de vervanging van het huidige financiële systeem FMS).

Evaluatie van het Audit Committee

Het Audit Committee (AC) is in 2021 vier keer samengekomen. In het AC van SZW is onder andere gesproken over de risicoanalyses van onderdelen van het departement en de samenhang met de risico’s van UWV en de SVB. Verder zijn de (tussentijdse) bevindingen van de ADR en de voortgang bij het aanpakken van deze bevindingen besproken, met bijzondere aandacht voor het financieel beheer bij de RCN-unit SZW en het financieel beheer bij de RSO. Ook dacht het AC mee op een aantal onderwerpen, zoals dilemma’s bij noodregelingen NOW en Tozo, de gevolgen van de toeslagenaffaire en de conclusies van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, het toezicht op de zbo's en informatiebeveiliging. Ten slotte heeft in 2021 een zelfevaluatie van het AC SZW plaatsgevonden en zijn de uitkomsten daarvan besproken in het AC van eind 2021. Dit heeft niet geleid tot grote wijzigingen.

Bedrijfsvoeringsrisico's en/of problemen als gevolg van de coronacrisis

Vanwege het massale thuiswerken, bestond ook in 2021 de kans dat beveiligingsrisico’s bij het digitaal ondersteund thuiswerken zich zouden voordoen. SZW heeft daarom – in samenwerking met SSC-ICT - verder geïnvesteerd in de veiligheid van ICT-voorzieningen en in het bewustzijn bij medewerkers over veilig digitaal thuiswerken. Voor de risico’s door (al dan niet bewust) menselijk handelen bij digitaal ondersteund thuiswerken, online vergaderen en voor de beperkingen van berichtenapps werd ook in 2021 preventief via verschillende wegen voortdurend aandacht gevraagd. Interne incidentmeldingen zijn opgepakt en gemonitord. Er hebben naar huidige inzichten geen grote incidenten plaatsgevonden.

De Bestuursraad heeft een visiedocument en spelregels voor Hybride Werken bij SZW vastgesteld. Op het gebied van ICT en huisvesting zijn er vorderingen geboekt: de ingebruikname van Terminal /Noord (geheel hybride werken bestendig), de installatie van Webex-borden en betere apparatuur om hybride te kunnen vergaderen. 

Er waren er ook werknemers die vanwege de aard van hun werk op locatie of op kantoor moesten werken, in het bijzonder de schoonmakers van de RSO en inspecteurs en rechercheurs van de Inspectie SZW (tegenwoordig Nederlandse Arbeidsinspectie). Ook voor hen zijn er maatregelen getroffen zodat zij op een veilige manier hun werkzaamheden konden blijven uitvoeren. Via Risico Inventarisaties en Evaluaties (RI&E) is inzichtelijk gemaakt welke risico’s er bestonden en hoe daar mee om te gaan. Zo doet de Inspectie fysieke inspecties mits de gezondheid en veiligheid van medewerkers in acht kan worden genomen conform de eigen ‘Corona-RI&E’. Dit is een dynamisch document dat steeds wordt bijgesteld op basis van actuele inzichten, ook in het geval van specifieke regionale maatregelen.

6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Begrotingsproces noodregelingen

De begroting van SZW is ook in 2021 meerdere malen bijgesteld om de uitgaven van de noodregelingen te verwerken. Om een goede informatievoorziening richting het parlement en de rechtmatigheid van de begroting te borgen, heeft SZW bijstellingen na aankondiging van nieuwe steunpakketten en/of aanpassingen in lopende steunpakketten via Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB) aan het parlement gecommuniceerd. Voor het begrotingsjaar 2021 heeft SZW in totaal drie ISB’s gestuurd, inclusief een Nota van Wijziging (NvW) op de eerste ISB. Ook is er een NvW gestuurd op de ontwerpbegroting 2021 in verband met het steun- en herstelpakket.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)

De NOW is door het kabinet ingevoerd om ondernemers tegemoet te komen in de loonkosten. In 2021 zijn diverse NOW-tranches opengesteld, waar werkgevers een beroep op konden doen. Deze hadden het doel om zoveel mogelijk banen te behouden bij een acute en zware terugval in de omzet van ten minste 20%. De noodzaak van het op zeer korte termijn beschikbaar stellen van voorschotten bleef in 2021 onverminderd groot. In totaal zijn tot en met 2021 € 21,7 miljard aan voorschotten verstrekt aan werkgevers waarmee zij de lonen door konden betalen. Dit bedrag loopt nog op, omdat werkgevers ook in 2022 nog een aanvraag kunnen doen voor de NOW-5 en NOW-6. De bevoorschottingssystematiek van de NOW gaat, zoals gecommuniceerd in verschillende Kamerbrieven, gepaard met een beperkt aantal controles voorafgaand aan de subsidieverstrekking. Meer controles vooraf zouden de snelheid waarmee werkgevers hun voorschot krijgen ernstig verminderen en zouden, gezien de beperkte uitvoeringscapaciteit, ten koste gaan van de controles achteraf. De controles om het recht op NOW en de hoogte vast te stellen vinden vervolgens veelal aan de achterkant plaats bij de subsidievaststelling. Hierdoor zal sprake zijn van risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO). Ook is vanaf de start van de NOW aangegeven dat de regeling onder grote druk tot stand is gekomen, waardoor er mogelijk zaken over het hoofd zijn gezien, met MenO risico’s tot gevolg.

Tegelijkertijd zijn vanaf de start van de NOW de risico’s door de diverse betrokken partijen bij de NOW in kaart gebracht en waar mogelijk beheersmaatregelen getroffen. Deze beheersmaatregelen worden periodiek gemonitord en aangescherpt indien nodig. Door de uitzonderlijke situatie worden meer restrisico’s op MenO aanvaard dan in reguliere omstandigheden het geval zou zijn. De grootste MenO-risico’s betreffen manipulatie van omzet en loonsom. In samenwerking met de Nederlandse Beroepsvereniging Accountants (NBA) is middels een speciaal voor de NOW ontwikkeld accountantsprotocol en opgestelde standaarden vastgelegd dat accountants specifieke werkzaamheden moeten verrichten om risico’s ten aanzien van de gerapporteerde omzet en loonsom in de NOW tegen te gaan. Voor vaststellingsverzoeken waarbij geen accountantsverklaring vereist is, vinden steekproefsgewijs risico-gerichte controles plaats op het opgegeven omzetverlies.

In de afgelopen twee jaar zijn verschillende aanscherpingen van bestaande beheersmaatregelen én nieuwe beheersmaatregelen doorgevoerd. Zo is er bijvoorbeeld een omzetverliesgrens ingesteld. Waar bedrijven eerder een omzetverliespercentage van minimaal 20% tot maximaal 100% konden opgeven is deze voor de NOW-4 en NOW-5 begrensd tot maximaal 80%. Voor de NOW-6 geldt een omzetverliesgrens van 90%. Deze grens is ingesteld om MenO tegen te gaan en de prikkel om omzet te maken zo hoog mogelijk te houden.

Het controleproces

Om het daadwerkelijke recht vast te stellen, is een omvangrijk controleproces ontwikkeld. Bedrijven die een voorschot vanaf € 100.000,- (vanaf de NOW3 is dit bedrag € 125.000,-) of een subsidie vanaf € 125.000,-, hebben een accountantsverklaring nodig bij de subsidievaststelling. Hierbij is gekozen voor een vorm van differentiatie, waarbij het type onderzoek dat een accountant moet verrichten afhangt van de grootte van de onderneming en de hoogte van de subsidie. In samenwerking met de NBA zijn speciaal voor de NOW twee controlestandaarden opgesteld voor de accountants.

Naast de ondernemingen die voor de NOW-subsidie een accountantsverklaring nodig hebben zijn er ook de ondernemingen die een derdenverklaring nodig hebben bij een voorschot boven de € 20.000,- of een definitief subsidiebedrag boven de € 25.000,- (vanaf de NOW3 is dit bedrag voor zowel het voorschot als definitief subsidiebedrag in het kader van administratieve lastenverlichting voor werkgevers verhoogd naar € 40.000,-). De derdenverklaring vraagt een aantal werkzaamheden van de onafhankelijk deskundige, die beperkter zijn dan hetgeen bij accountantsverklaringen wordt gevraagd. Als aanvulling op de derdenverklaringen worden door de directie Uitvoering van Beleid (UVB) van het Ministerie van SZW risicogerichte onderzoeken gedaan, om de betrouwbaarheid van het daadwerkelijke geleden omzetverlies vast te stellen.

UVB onderzoekt risicogericht de ontvangen vaststellingsaanvragen en richt zich bij de onderzoeken hoofdzakelijk op de aangeleverde omzetgegevens waarmee de hoogte van de subsidie wordt berekend. In dergelijke gevallen wordt een werkgever gevraagd extra gegevens aan te leveren. Deze worden onderzocht en afhankelijk van de uitkomst kunnen er correcties op het door de werkgever verantwoorde omzetverliespercentage worden doorgevoerd (zowel naar boven als naar beneden). UVB selecteert vaststellingsaanvragen onder meer op basis van verschillende objectieve risico-indicatoren, waarbij de ervaringen van de reeds afgeronde onderzoeken in het risicomodel worden meegenomen, zodat er zo effectief en efficiënt mogelijk gebruik wordt gemaakt van de beschikbare onderzoekscapaciteit en de administratieve lasten voor werkgevers zo beperkt mogelijk blijven. Daarnaast voert UVB visuele controles uit op de ingediende derdenverklaringen en verklaringen van de accountant.

Reviews uitgevoerd door de ADR

De controles van accountants, deskundige derden en UVB zijn een belangrijk onderdeel van het vaststellingsproces met het oog op het kunnen vaststellen van de rechtmatigheid van de NOW-subsidie. Als onderdeel van de controle en het toezicht op de NOW-regeling heeft SZW in 2021 de Auditdienst Rijk (ADR) opdracht gegeven om reviews uit te voeren op enkele accountantsverklaringen die zijn verstrekt bij de vaststellingsverzoeken van de NOW-1 en NOW-2, in samenwerking met de Accountantsdienst van UWV. Het doel van de reviews is om inzicht te krijgen of de betrokken accountants hun werkzaamheden toereikend hebben uitgevoerd. Een secundair doel van de reviews is het zo nodig verder verbeteren van het protocol dat door de accountants wordt gehanteerd bij de accountantswerkzaamheden ten behoeve van de NOW. In het voorjaar van 2022 worden de definitieve uitkomsten van deze reviews verwacht.

Uit een aantal bevindingen van de reviews, die momenteel nog onderhanden zijn4, blijkt dat niet alle accountants hun werkzaamheden toereikend hebben uitgevoerd. Dit houdt in dat de accountantswerkzaamheden in deze gevallen niet volledig voldoen aan de gestelde eisen in de NOW-regeling, het accountantsprotocol, of de in de regeling vermelde standaarden van de NBA. De inhoudelijke redenen voor de ontoereikende oordelen van de ADR zullen nader worden geanalyseerd. Hierbij kan worden opgemerkt dat een ontoereikend accountantsdossier toch een rechtmatig toegekende subsidie kan betekenen.

Na het beschikbaar komen van de definitieve uitkomsten van de accountantsreviews is SZW van plan een aantal acties te ondernemen. De NBA wordt op de hoogte gebracht van de resultaten en eventuele leerpunten uit de nadere analyse zullen worden besproken. Ook zal worden besproken welke handelingen mogelijk ondernomen (kunnen) worden. Wanneer uit de nadere analyse blijkt dat in een individuele situatie de NOW mogelijk niet rechtmatig is toegekend, zal het ministerie van SZW het gesprek aangaan met de betreffende accountant(s). Een mogelijke uitkomst hiervan kan zijn dat de betreffende accountant zal worden verzocht een herstelactie te verrichten zodat de subsidievaststelling correct en rechtmatig is. Voor de volgende NOW-tranches (NOW-3 en verder) zal wederom aan de ADR worden gevraagd om reviews uit te voeren op de accountantscontroles.

De vaststellingen

Bij de vaststelling van de definitieve NOW-subsidie wordt bekeken hoeveel omzetverlies, wanneer nodig gecontroleerd door een accountant of deskundige derde, een werkgever daadwerkelijk heeft geleden en wat de daadwerkelijke loonsom is geweest. Op basis daarvan bepaalt UWV de hoogte van de subsidie. Een werkgever ontvangt dan nog een nabetaling of moet (een deel van) het voorschot terugbetalen. De meeste terugbetalingen komen doordat de gerealiseerde omzet uiteindelijk hoger uitvalt dan eerder door de werkgever was ingeschat. Ook komt het voor dat werkgevers het volledige voorschot moeten terugbetalen, als blijkt dat zij minder dan 20% omzetverlies hebben geleden.

In 2021 moesten werkgevers hun vaststellingsaanvraag indienen voor de NOW-1. In de brief van 1 november 2021 (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 417) is gemeld dat na een intensieve informatiecampagne in totaal 130.100 werkgevers de vaststelling (gedeeltelijk) hadden aangevraagd vóór de deadline van 31 oktober, op een totaal aantal van 139.538 werkgevers die een voorschot NOW-1 hebben ontvangen. Deze 130.100 werkgevers vertegenwoordigden circa € 7,6 miljard van het totaal verstrekte voorschotbedrag van € 7,9 miljard (96%). Werkgevers die geen vaststellingsaanvraag hebben gedaan, hebben aanvullend de tijd gekregen om deze alsnog te doen of af te ronden. In deze groep zaten 12.213 werkgevers die hebben aangegeven meer tijd nodig te hebben voor het indienen voor een benodigde derden- of accountantsverklaring. Zij hebben tot 20 april 2022 de tijd om alsnog een definitieve vaststelling volledig in te dienen. Werkgevers die helemaal geen vaststellingsaanvraag hebben gedaan, hebben aanvullend tot 9 januari 2022 de tijd gekregen om deze alsnog te doen of om aan te geven dat zij meer tijd nodig hebben voor de derden- of accountantsverklaring. In de brief van 26 januari 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 461) is gemeld dat 5.358 werkgevers geen vaststellingsaanvraag voor de NOW 1 hebben ingediend en tussen 31 oktober 2021 en 9 januari 2022 ook niet meer hebben gereageerd. Deze groep werkgevers heeft een beschikking (ambtshalve nihilstelling) en de hieraan gekoppelde vorderbrief ontvangen. Het gehele voorschot van in totaal ongeveer € 137,97 miljoen wordt hier teruggevorderd. In de brief van 14 maart 2022 is gemeld dat in totaal 126.300 vaststellingsaanvragen volledig zijn ingediend.

Na controles blijkt dat het merendeel van de werkgevers bij de vaststelling een bedrag dient terug te betalen. Bij ongeveer 80% van de gevallen dat een werkgever een te hoog voorschot heeft ontvangen, blijkt bij de NOW 1 dat het omzetverlies lager is dan door de werkgever is ingeschat. Van de vaststellingen die reeds zijn afgehandeld betaalt ruim 69% van de werkgevers een te hoog ontvangen voorschot direct terug aan UWV. Met nagenoeg alle overige werkgevers zijn er betalingsregelingen afgesproken, waarvan het merendeel ervoor kiest om het bedrag binnen 1 jaar terug te betalen.

In 2021 zijn ook de vaststellingsloketten voor de NOW-2 en NOW3.1. geopend door UWV. Werkgevers hebben nog tot respectievelijk 31 maart 2022 en 22 februari 2023 de tijd om een vaststellingsaanvraag in te dienen voor de NOW-2 en NOW 3.1. Vanaf de NOW 3 zijn verschillende administratieve lastenverlichtingen ingevoerd (Kamerstukken II 2020/21, 35 420 nr. 274). Zo is onder andere het drempelbedrag voor het overhandigen van een derdenverklaring verhoogd naar € 40.000,-.

Het UWV rapporteert in haar jaarverslag 2021 over alle afgehandelde en ontvangen vaststellingen tot en met januari 2022 voor de NOW-1, NOW-2 en NOW-3.1. Het UWV heeft schattingen gemaakt van alle nog vast te stellen subsidiebedragen (zie pagina 125 van het UWV Jaarverslag 2021). Op basis van deze schattingen vinden afrekeningen plaats tussen UWV en SZW in 2022. De komende jaren zullen deze schattingen vervangen worden door realisaties op basis van definitieve vaststellingen, wat opnieuw tot afrekeningen kan leiden tussen UWV en SZW.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

In het jaarverslag over 2020 is aangegeven dat voor de Tozo meer M&O risico’s aanvaard worden dan regulier binnen de Participatiewet. Inmiddels is er meer duidelijkheid over de omvang van de onzekerheden in de Tozo-uitgaven over 2020. De definitieve financiering van gemeenten voor de Tozo-uitgaven in 2020 vindt plaats in 2022, daarom worden de genoemde onzekerheden en onrechtmatigheden in de jaarrekening van 2022 van SZW opgenomen. Voor de uitvoering van de Tozo in 2021 zijn geen aanvullende verhoogde M&O-risico’s gesignaleerd.

Vanwege de druk op gemeenten om snel te handelen en het feit dat de Tozo pas werd gepubliceerd toen gemeenten al veel aanvragen in behandeling hadden moeten nemen is in 2021 een beleidsregel hardheidsclausule Tozo gepubliceerd (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213) waarop gemeenten voor een bedrag van € 13,9 miljoen een beroep hebben gedaan. Voor onverschuldigd verstrekte voorschotten, op Tozo-aanvragen ingediend voor 22 april 2020, worden gemeenten gecompenseerd voor een vooraf bepaalde forfaitaire oninbaarheid (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213). Dit gaat om een bedrag van € 8,6 miljoen. Beide instrumenten zijn niet van toepassing op de Tozo in 2021.

Ook voor de controle van de identiteit is binnen de Tozo afgeweken van de Participatiewet. Vanwege de contact beperkende maatregelen als gevolg van de Covid-19 pandemie hebben verschillende gemeenten de identiteit aan de hand van de Basisregistratie Personen (BRP) en Suwinet gecontroleerd in plaats van met het identiteitsbewijs. Dit heeft betrekking op 21,9% van de Tozo-uitgaven die in 2020 zijn gedaan door gemeenten. Voor de controle op de identiteit is door de commissie-BBV besloten dat de alternatieve werkwijze voor de identiteitscheck als formele fout mag worden aangemerkt en daarmee niet tot een onrechtmatigheid leidt in de SZW Jaarrekening.

Ten aanzien van de volgende onderwerpen is een verhoogd M&O-risico geaccepteerd: het voldoen aan het urencriterium; het niet gebruik maken van recht op studiefinanciering voor 27-minners; het niet aanwenden van voorliggende voorzieningen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213). Uit een berekening blijkt dat de onzekerheid die is ontstaan over de rechtmatigheid van de uitkeringen verstrekt in 2020 een omvang heeft van rond de € 110 miljoen. Door aanpassing van de Tozo-regeling en aangescherpte beheersmaatregelen zijn deze onzekerheden over uitkeringen verstrekt in 2021 grotendeels weggenomen, alleen met betrekking tot het niet aanwenden van voorliggende voorzieningen resteert een zeer beperkt risico.

Relatie met de zelfstandige bestuursorganen

In 2021 is tweemaal een stand van de uitvoering sociale zekerheid aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652 en Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 666). Het doel van deze standen van uitvoering is het op een actieve manier openheid te geven over ontwikkelingen en dilemma’s in de uitvoering van de zelfstandige bestuursorganen (zbo’s). Ook is het parlement in genoemde brieven geïnformeerd over de gevolgen van de coronacrisis op de uitvoering van de sociale zekerheid.

Naar aanleiding van meerdere rapporten krijgen maatschappelijke opgaven een meer centrale plek in de sturing van uitvoeringsorganisaties. Voor een goede dienstverlening is het essentieel dat signalen, over hoe wet- en regelgeving uitpakt in de praktijk, SZW en de Kamer bereiken. Daarom hebben UWV en de SVB, voor de eerste keer, twee knelpuntenbrieven wet- en regelgeving aangeboden aan de Tweede Kamer. In de Stand van uitvoering (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652) geeft SZW een reactie op de knelpunten die UWV en de SVB vermelden in hun brieven. De knelpuntenbrieven worden jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden.

In 2021 is het toezichtbeleid herijkt (bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652). Dit toezichtbeleid bevat de meerjarige invulling van het organisatiegerichte toezicht op UWV en de SVB voor de jaren 2021-2025. Bij de aanbieding van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) jaarverslagen 2021 van de zbo’s wordt een oordeel gegeven over de verslagen, waarbij wordt ingegaan op het doelbereik aan de hand van de prestaties van de reguliere uitvoering en de rechtmatige besteding van de publieke middelen. De bevindingen en risico’s die zijn geconstateerd vanuit het toezicht worden hierbij meegenomen. De toezichtactiviteiten zijn in ontwikkeling. In 2023 vindt de eerste (zelf)evaluatie van het toezicht plaats.

Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag

Kwijtschelden publieke schulden

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (KOT) heeft het kabinet besloten om de publieke schulden van gedupeerde ouders kwijt te schelden. De Tweede Kamer heeft een beleidsbesluit hiertoe goedgekeurd, dat de grondslag geeft voor uitvoering van deze regeling. De verdere wettelijke codificering zal (met terugwerkende kracht) gewaarborgd worden in de Verzamelwet Hersteloperatie Toeslagen van de Staatssecretaris van Financiën / Toeslagen & Douane. De Eerste en Tweede Kamer zijn op 17 juni 2021 geïnformeerd over het kwijtschelden van publieke schulden en daarmee dat onze uitvoerders anticiperen op de wet (Kamerstukken 2020/21, 31 066, nr. 848). De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft UWV, SVB en DUO op 29 juni 2021 opdracht gegeven om te starten met het kwijtschelden en daarmee te anticiperen op de verzamelwet. Binnen het SZW-domein zijn UWV, SVB, DUO en gemeenten vanaf 1 juli 2021 gestart met het kwijtschelden van deze schulden. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de stand van zaken door middel van de Voortgangsrapportages Kinderopvangtoeslag van de Staatssecretaris van Financiën. Er is periodiek overleg tussen SZW, UWV, SVB, DUO en VNG over de uitvoering van het kwijtschelden van publieke schulden.

Verbeteracties naar aanleiding van Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POC-KOT)

Het kabinet heeft op 15 januari 2021 zijn reactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 4). Hierin heeft het kabinet diverse maatregelen aangekondigd om zowel het herstel van de schade bij gedupeerde ouders te verruimen en te versnellen en het functioneren van de overheid te verbeteren. De Staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer op 29 juni 2021 geïnformeerd over de stand van zaken rond deze maatregelen en verbeteracties (Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 60). Binnen het Ministerie van SZW, maar ook bij de uitvoeringsorganisaties UWV en SVB zijn diverse stappen gezet om zeker te stellen dat de lessen die volgen uit de toeslagenaffaire in praktijk gebracht worden. De bestedingsplannen van UWV en SVB zijn vorig jaar goedgekeurd zodat zij hiermee vanaf 2022 concreet aan de slag kunnen. Het gaat daarbij onder andere over het borgen dat signalen uit de uitvoeringspraktijk naar boven komen en opvolging krijgen en dat het burgerperspectief centraal staat in beleid en uitvoering. 

De Tweede Kamer wordt door onze bewindslieden geïnformeerd over de specifieke maatregelen die betrekking hebben op SZW. Zo is de Tweede Kamer op 10 november 2021 geïnformeerd over de definitie van hardvochtigheid ten behoeve van het onderzoek naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de UWV-wetten en het persoonsgebonden budget (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 661). In de volgende fase van het onderzoek wordt een analysekader uitgewerkt. Dit kader stelt de onderzoekers in staat om de casuïstiek van burgers te doorgronden en de oorsprong van een hardvochtig effect te achterhalen.

In het kader van de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ is toegezegd verbeteringen die op korte termijn mogelijk zijn binnen het huidige toeslagensysteem te inventariseren. De Staatssecretaris van Financiën heeft de Kamer, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op 29 juni 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 898) en op 30 november 2021 (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 927) hierover geïnformeerd. Hierbij is ingegaan op de verbeteringen die het kabinet vorig jaar ter hand heeft genomen. Zo wordt bijvoorbeeld de werking en het effect van de zogenaamde convenantregeling, die het mogelijk maakt om kinderopvangtoeslag rechtstreeks uit te betalen aan kinderopvangorganisaties, geëvalueerd in het verbetertraject kinderopvangtoeslag.

C. Jaarrekening

7. Departementale verantwoordingsstaat

1 Arbeidsmarkt 7.207.349 7.237.680 24.975 10.544.115 10.377.403 995.736 3.336.766 3.139.723 970.761
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 8.245.719 8.261.204 4.415 8.469.221 8.458.560 958.115 223.502 197.356 953.700
3 Arbeidsongeschiktheid 10.722 10.722 0 668 668 0 ‒ 10.054 ‒ 10.054 0
4 Jonggehandicapten 3.484.285 3.484.285 0 3.567.679 3.567.679 28.494 83.394 83.394 28.494
5 Werkloosheid 253.616 255.146 0 174.212 163.923 1 ‒ 79.404 ‒ 91.223 1
6 Ziekte en zwangerschap 12.612 12.612 0 14.105 14.105 0 1.493 1.493 0
7 Kinderopvang 3.558.509 3.558.509 1.543.876 4.115.024 4.108.446 1.498.566 556.515 549.937 ‒ 45.310
8 Oudedagsvoorziening 26.178 26.178 0 23.302 23.302 50 ‒ 2.876 ‒ 2.876 50
9 Nabestaanden 1.370 1.370 0 1.209 1.209 0 ‒ 161 ‒ 161 0
10 Tegemoetkoming ouders 6.521.835 6.521.835 198.080 6.525.745 6.525.745 163.076 3.910 3.910 ‒ 35.004
11 Uitvoering 655.858 655.858 0 654.624 654.624 88.058 ‒ 1.234 ‒ 1.234 88.058
12 Rijksbijdragen 22.756.024 22.756.024 0 23.151.182 23.173.152 2.085 395.158 417.128 2.085
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 236.697 237.197 1.000 203.252 190.131 4.956 ‒ 33.445 ‒ 47.066 3.956
96 Apparaatsuitgaven kerndepartement 407.222 407.222 58.761 452.010 423.274 64.920 44.788 16.052 6.159
98 Algemeen 25.997 27.851 0 18.403 20.633 305 ‒ 7.594 ‒ 7.218 305
99 Nog onverdeeld 269.724 269.724 0 0 0 0 ‒ 269.724 ‒ 269.724 0
  1. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, de tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.
  2. De stand vastgestelde begroting is inclusief het amendement van de leden Snels en Lodders (Tweede Kamer, 2020-2021, 35 574 nr 12). Dit amendement is ingediend en aangenomen bij de begroting van het Ministerie van Financiën en dat daarom niet in de stand SZW-begroting zoals deze is aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer. Dit verschil is toegelicht bij de eerste suppletoire begroting 2021. Het betreft € 6 miljoen minder ontvangsten op de KOT en WKB als gevolg van het verhogen van de doelmatigheidsgrens van terugvorderingen.

8. Saldibalans

  1. Rijkshoofdboekhouding

Toelichting bij de saldibalans

Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via de rekening-courant met het Ministerie van Financiën bijgehouden.

Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met tegenrekeningen in evenwicht worden gehouden.

De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.

Ad 1 en 2) Begrotingsuitgaven en -ontvangsten

Onder de post Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting worden de gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten van het jaar opgenomen. De bedragen komen overeen met de bedragen uit de verantwoordingsstaat. Door een verschillende afrondingssystematiek kunnen kleine afrondingsverschillen ontstaan (maximaal aantal begrotingsartikelen * 1 (in duizenden)) tussen de posten ‘Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting’ en de bedragen in de Verantwoordingsstaat.

Ad 3) Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden. Het Ministerie van SZW heeft geen contante gelden en geen saldo op haar bankrekeningen.

Ad 4 en 4a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding wordt de financiële verhouding met de schatkist van het Rijk geadministreerd. Het bedrag per 31 december 2021 is in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

Ad 5 en 5a) Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve op basis van artikel 2.21 van de Comptabiliteitswet 2016 is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Het Ministerie van SZW heeft geen begrotingsreserves.

Ad 6) Vorderingen buiten begrotingsverband

Bij de vorderingen onder de post vorderingen buiten begrotingsverband worden de saldi van de betreffende grootboekrekeningen uitgaven buiten begrotingsverband uit de begrotingsboekhouding van het Ministerie van SZW opgenomen. Een uitgavensaldo op 31 december zal nog van derden ontvangen moeten worden (is dus een saldo van openstaande vorderingen).

Europese gelden 57.147
RSO doorbelasting 4.703
Omzetbelasting 41
Diversen 24
Totaal vorderingen buiten begrotingsverband 61.915

Ad 7) Schulden buiten begrotingsverband

Bij de schulden onder de post schulden buiten begrotingsverband worden de saldi van de betreffende grootboekrekeningen ontvangsten buiten begrotingsverband uit de begrotingsboekhouding van het Ministerie van SZW opgenomen. Een ontvangstensaldo op 31 december zal nog aan derden afgedragen moeten (is dus een saldo van openstaande schulden).

Frictiekosten RWI 1.200
Europese gelden 5.576
Derdenrekeningen 24
Diversen 73
Totaal schulden buiten begrotingsverband 6.873

Ad 8) Kas-transverschillen

Op deze post worden bedragen opgenomen die zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk in de kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van SZW heeft geen kas-transverschillen.

Ad 9 en 9a) Openstaande rechten

Openstaande rechten zijn vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar die op andere wijze zijn ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden). Het Ministerie van SZW heeft geen openstaande rechten.

Ad 10 en 10a) Vorderingen

Onder de post vorderingen wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende rekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande vorderingen.

Vorderingen 603.160 6.664 31.005 246.709 5.254 892.792
Direct opeisbaar 603.160 6.664 31.005 1.251 5.254 647.334
Op termijn opeisbaar 0 0 0 0 0 0
Geconditioneerde vorderingen 0 0 0 245.458 0 245.458
Totaal 603.160 6.664 31.005 246.709 5.254 892.792

Van de opeisbare vorderingen (niet de geconditoneerde vorderingen) worden onderstaand de specificaties gegeven naar ouderdom.

t/m 2018 574 4.988 15.758 438 0 21.759
2019 4 18 4.353 158 8 4.541
2020 216 101 4.412 257 405 5.391
2021 1.140 1.557 6.482 398 4.841 14.418
Totaal 1.934 6.664 31.005 1.251 5.254 46.108
t/m 2018 433.078 0 2.648 41.439 107.108 287.179
2019 84.171 ‒ 3 116.476 81.205 6.278 113.160
2020 63.779 3 236.407 156.665 4.645 138.879
2021 0 0 122.862 59.892 962 62.008
Totaal 581.028 0 478.392 339.201 118.993 601.226

Deze toeslagen hebben betrekking op kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget.

Onderstaand wordt per onderdeel een toelichting gegeven.

Ministerie

Van de openstaande vorderingen is een bedrag van ruim € 1,2 miljoen toe te wijzen aan niet-bestuurlijke boetes. De inning van de bestuurlijke boetes die na 2006 zijn opgelegd wordt door het CJIB verricht (zie onder Nederlandse Arbeidsinspectie).

Kwijtschelding vorderingen toeslagen

In mei 2021 heeft de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen & Douane in overeenstemming met de Minister van SZW besloten dat toeslagschulden van gedupeerden in de toeslagenaffaire en hun eventuele partner over berekeningsjaren 2020 en eerder kunnen worden kwijtgescholden (Stcrt. 2021, 28 304). Deze kwijtschelding raakt de vorderingenstand op de saldibalans SZW voor de toeslagen kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag. In 2021 is een aanvang genomen met beoordeling en kwijtschelding van schulden. Op basis van cijfers van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt dat in 2021 vanaf 1 juli in totaal € 6 miljoen aan vorderingen kindgebonden budget is kwijtgescholden en € 93 miljoen aan vorderingen kinderopvangtoeslag. Het betreft in totaal ca. 11 duizend vorderingen kindgebonden budget en bijna 16 duizend vorderingen kinderopvangtoeslag.

De goedkeuring voor het overgaan tot kwijtschelding is afgegeven, vooruitlopend op de Wet hersteloperatie Toeslagen die met terugwerkende kracht in werking zal treden. De rechtmatigheid hiervan is dan ook onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring van deze wettelijke grondslag. De bedrijfsvoeringsparagraaf bij het Jaarverslag 2021 van het Ministerie van Financiën bevat een nadere toelichting. Daar is onder meer toegelicht dat de uitkomst in termen van rechtmatigheid geen gevolgen heeft voor de beschikkingen voor ouders die op grond van het beleidsbesluit zijn afgegeven. Deze beschikkingen krijgen zogenoemde formele rechtskracht en worden daarmee in rechte onaantastbaar.

Per 31 december 2021 is op basis van cijfers van de Belastingdienst/Toeslagen in totaal € 131 miljoen aan openstaande vorderingen over berekeningsjaren 2020 en eerder in beeld die mogelijk kwijtgescholden worden. Het betreft ruim € 10 miljoen aan vorderingen kindgebonden budget en bijna € 121 miljoen aan vorderingen kinderopvangtoeslag. Het aantal ouders dat in aanmerking komt voor kwijtschelding en de totale openstaande vorderingen die het betreft staan nog niet definitief vast. Nog tot eind 2023 kunnen burgers zich melden bij Toeslagen voor een aanvraag in de hersteloperatie toeslagen. Indien nog openstaande vorderingen uiteindelijk zijn kwijtgescholden, zal dit ook in de post vorderingen in de saldibalans worden verwerkt.

Het totaal aan openstaande vorderingen per 31 december 2021 bedraagt voor KOT € 406,7 miljoen en voor WKB € 194,5 miljoen.

UVB

Alle openstaande vorderingen bij UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.

Nederlandse Arbeidsinspectie

Deze vorderingen bestaan uit de door de Nederlandse Arbeidsinspectie opgelegde boetes vanaf 2007.

S&I

DUO voert de administratie uit voor de directie Samenleving en Integratie ten behoeve van de Wet Inburgering. Het openstaande bedrag van € 246,7 miljoen bestaat voor € 245,5 miljoen uit leningen en € 1,2 miljoen uit openstaande aflossingstermijnen. De vorderingen bij DUO betreffen de openstaande aflossingstermijnen die aan de leningen onttrokken zijn.

Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)

Vanaf 2016 valt de RSO onder budgettaire verantwoordelijkheid van SZW. De administratie is uitbesteed aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR). De RSO is verantwoordelijk voor de schoonmaak van de Rijkspanden van de aangesloten departementen. Het totaalbedrag van de openstaande vorderingen ad € 2,9 miljoen bestaat uit in rekening gebrachte bedragen voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden.

Ad 11 en 11a Schulden

Onder de post Schulden wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende grootboekrekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande schulden. Het Ministerie van SZW heeft geen schulden.

Ad 12 en 12a) Voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen. Onder de post Voorschotten wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende (grootboek)rekeningen uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande voorschotten.

Voorschotten 28.324.771 218.466 28.543.236

Ministerie

In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel. Hiervan is een totaal bedrag van € 7.395,9 miljoen toe te wijzen aan voorschotten toeslagregelingen. De uitgaven die hiermee samenhangen zijn verantwoord onder de post uitgaven van artikel 7 en 10. In totaal gaat het om respectievelijk KOT ad € 4.451,3 miljoen en WKB € 2.944,6 miljoen.

t/m 2018 65.648 0 16.780 48.868
2019 47.405 0 24.319 23.086
2020 25.712.629 0 23.395.128 2.317.501
2021 0 18.547.409 8.012 18.539.397
Totaal 25.825.682 18.547.409 23.444.239 20.928.852

De openstaande voorschotten (exclusief toeslagen en exclusief UVB) waren ultimo 2020 € 25,8 miljard. Ultimo 2021 zijn de openstaande voorschotten € 20,9 miljard. De afname in 2021 wordt voornamelijk veroorzaakt door de afname van de voorschotten die verstrekt zijn in verband met de coronacrisis ter onder steuning van ondernemers en ZZP-ers via respectievelijk de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) met € 7,9 miljard aan voorschot en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) met € 0,9 miljard aan voorschot. Ook de ondersteuning aan burgers als gevolg van de coronacrisis is in 2021 afgenomen. De voorschotten in het kader van de Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) en de Tegemoetkoming Kinderopvang (TKO) bedroegen respectievelijk € 0,2 miljoen en € 1,9 miljoen.

t/m 2018 145.732 91.441 54.291
2019 901.073 0 812.555 88.518
2020 5.638.000 28.422 4.895.965 770.456
2021 506.827 5.465.308 0 5.972.135
2022 0 510.519 0 510.519
Totaal 7.191.632 6.004.249 5.799.961 7.395.919

De voorschotten van het toeslagjaar 2022 betreffen de eerste maandelijkse voorschottermijn, die in december 2021 is uitbetaald.

1 Arbeidsmarkt 7.853.474
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 4.356.614
3 Arbeidsongeschiktheid 0
4 Jonggehandicapten 3.567.600
5 Werkloosheid 160.993
6 Ziekte en zwangerschap 7.952
7 Kinderopvang 4.747.718
8 Oudedagsvoorziening 1.293
9 Nabestaanden 0
10 Tegemoetkoming ouders 6.627.980
11 Uitvoering 626.452
12 Rijksbijdragen 248.400
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 111.285
96 Apparaatsuitgaven kerndepartement 5.124
98 Algemeen 9.888
99 Nog onverdeeld 0
Totaal 28.324.771
Verstrekt 69.250 78.633 147.883
Subtotaal 225.407 91.970 317.378
Afgerekend 96.856 2.056 98.912
Saldo 31 december 128.551 89.914 218.466
t/m 2018 37.671 0 20.809 16.862
2019 37.555 0 32.528 5.027
2020 94.269 0 23.488 70.781
2021 0 148.226 22.430 125.796
Totaal 169.495 148.226 99.255 218.466

Ad 13 en 13a) Garantieverplichtingen

Een garantieverplichting is een voorwaardelijke financiële verplichting, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieverplichtingen worden administratief volledig verwerkt als verplichting. Er is dus geen verschil in de vastlegging van garantieverplichtingen en «gewone» verplichtingen. In het algemeen leiden garantieverplichtingen niet of slechts voor een bepaald (meestal klein) percentage tot betaling. Het Ministerie van SZW heeft geen garantieverplichtingen.

Ad 14 en 14a) Andere verplichtingen

Met andere verplichtingen worden alle verplichtingen exclusief de garantieverplichtingen, bedoeld. Financiële verplichtingen zijn (toekomstige) betalingsverplichtingen en hebben veelal een voorwaardelijk karakter. De financiële verplichting ontstaat wanneer met een derde of andere partij is overeengekomen tot het voldoen van een (contra)verplichting (bijvoorbeeld levering of subsidievoorwaarde). Nadat de andere partij, ten gunste waarvan de (betalings)verplichting is aangegaan, aan de afgesproken voorwaarden heeft voldaan, leidt dit tot een kasuitgave.

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen 57.914.727 178.437 58.093.164
Subtotaal (A) 58.118.231 304.546 58.422.777
Tot betaling gekomen in het verslagjaar 57.702.846 74.305 57.777.151
Subtotaal (B) 57.702.846 74.305 57.777.151
Saldo 31 december (A - B) 415.385 230.241 645.626
Saldo 1 januari 795 909 124.406 126.109
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen 4.142 0 174.295 178.437
Subtotaal (A) 4.937 909 298.700 304.546
Tot betaling gekomen in verslagjaar 118 555 73.632 74.305
Subtotaal (B) 118 555 73.632 74.305
Saldo 31 december (A - B) 4.819 354 225.068 230.241
1 Arbeidsmarkt 67.467 0 10.544.114 10.377.403 234.178
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 43.889 0 8.469.219 8.458.559 54.549
3 Arbeidsongeschiktheid 0 0 668 668 0
4 Jonggehandicapten 0 0 3.567.678 3.567.678 0
5 Werkloosheid 3.169 0 174.211 163.922 13.458
6 Ziekte en zwangerschap 0 0 14.104 14.104 0
7 Kinderopvang 7.709 0 4.115.023 4.108.446 14.286
8 Oudedagsvoorziening 0 0 23.301 23.301 0
9 Nabestaanden 0 0 1.209 1.209 0
10 Tegemoetkoming ouders 0 0 6.525.745 6.525.745 0
11 Uitvoering 0 0 654.624 654.624 0
12 Rijksbijdragen 21.970 0 23.151.182 23.173.152 0
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 13.976 0 203.251 190.130 27.097
96 Apparaatsuitgaven kerndepartement 32.729 ‒ 16 452.010 423.273 61.450
98 Algemeen 12.597 0 18.402 20.632 10.367
99 Nog onverdeeld 0 0 0 0 0
Totaal 203.504 ‒ 16 57.914.743 57.702.846 415.385

De beginstand van artikel 96 is niet juist en moet worden verlaagd met € 16.000. Dit verschil is ontstaan in 2020 vanwege een correctie die in januari 2020 per abuis is verwerkt in boekjaar 2019 in plaats van boekjaar 2020.

In 2021 hebben geen omvangrijke negatieve bijstellingen plaatsgevonden op een eerder aangegane verplichting. Substantiële omvangswijzigingen die hierdoor ontstaan, moeten worden toegelicht. Substantieel is het algemeen bedrag van € 25 miljoen of meer. Een kleiner bedrag is substantieel als het 10% of meer van het (totaal)bedrag van de openstaande verplichtingen betreft.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Soms is er sprake van niet uit de saldibalans blijkende financiële verplichtingen, bijvoorbeeld in geval van door het Rijk gesloten bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten met decentrale overheden of met functionele overheden (ZBO's/ RWT’s, bijvoorbeeld scholen).

Rijksgefinancierde wetten en regelingen UWV en SVB

Bij het Ministerie van SZW is met ingang van 2012 de bekostiging van de Rijksgefinancierde wetten en regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de SVB en UWV, gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen is ervoor gekozen de per 1 januari 2012 door SZW op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan de SVB en UWV uit te betalen. Deze permanente schulden bedragen ultimo 2020 € 848,3 miljoen aan de SVB en € 162,6 miljoen aan UWV. Deze schulden worden niet eerder door SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Daarnaast is er in dit verband sprake van een permanente vordering op de SVB ter grootte van € 1,3 miljoen. De genoemde bedragen hebben in 2021 geen wijzigingen ondergaan.

Verplichting WKB

Gebleken is dat de automatische toekenning van de WKB door de Belastingdienst in het verleden niet altijd goed is verlopen. De actie om dit te herstellen is door de Belastingdienst in 2019 gestart. Ook in 2021 is de herstelactie doorgegaan. Dit betrof specifiek een aantal groepen huishoudens waarvan voorheen nog onvoldoende gegevens beschikbaar waren om tot uitkering over te gaan. Op dit moment is nog een bedrag van € 4 miljoen gereserveerd in 2022 voor de laatste nog uit te voeren betalingen. Deze worden meegenomen in het reguliere proces van Toeslagen, waarmee de hersteloperatie vrijwel afgerond is. Hierover is de Kamer op 13 december 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35 010, nr. 26). Voor het herstellen is geen feitelijke verplichting aangegaan.

Verplichting Kwijtschelden gemeentelijke schulden KOT-gedupeerden

Vanaf 1 juli 2021 zijn gemeenten gestart met het kwijtschelden van gemeentelijke schulden aan KOT-gedupeerden. Hierover is de Kamer op 17 juni 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/2021, 31 066, nr. 848). In november 2021 is een specifieke uitkering gerealiseerd om gemeenten te compenseren voor de kwijtscheldingen en uitvoeringskosten (Staatscourant 2021, nr. 47 169). Naast volledige compensatie van de kwijtscheldingen, ontvangen gemeenten € 275 per erkend gedupeerde die woonachtig is in de betreffende gemeente. Gemeenten ontvangen deze compensatie met een vertraging, vanaf 2023 zullen de eerste middelen door SZW worden betaald. Op dit moment is nog niet bekend wat de kosten zullen zijn.

Ad 15 en 15a) Deelnemingen

Onder de post Deelnemingen worden alle deelnemingen inclusief deelnemingspercentage opgenomen, zoals in een Besloten of Naamloze Vennootschap, internationale instellingen of C.V. Het Ministerie van SZW heeft geen deelnemingen.

9. WNT-verantwoording 2021 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2021 € 209.000.

Er zijn bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen functionarissen die in 2021 een bezoldiging boven het wettelijk bezoldigingsmaximum hebben ontvangen.

D. Departementspecifieke informatie

10. Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf presenteert de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. De informatie is bedoeld als achtergrondinformatie bij het jaarverslag. De daadwerkelijke verantwoording van uitgaven en inkomsten van de fondsen vindt plaats via de jaarverslagen van de SVB en UWV. De cijfers in deze paragraaf zijn voornamelijk gebaseerd op informatie van het CPB (CEP 2022) en sluiten niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en de SVB. Een van de redenen hiervoor is dat SZW een ander boekhoudstelsel (kas-verplichtingenstelsel) voert dan UWV en de SVB (baten-lastenstelsel).

Exploitatiesaldi

Een groot deel van de uitgaven aan sociale zekerheid loopt via de sociale fondsen. In tabel 118 en tabel 119 zijn de exploitatierekeningen van de fondsen weergegeven. De arbeidsongeschiktheidsfondsen (Aof en Whk) en de WW-fondsen (Awf en Ufo) worden geïntegreerd weergegeven. Zowel de begrote bedragen als de gerealiseerde bedragen zijn weergegeven in prijzen 2021. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan naast de uitkeringen voornamelijk uit uitvoeringskosten. Daarnaast vinden tussen de fondsen onderlinge betalingen plaats. Het saldo tussen ontvangen en betaalde onderlinge betalingen is voor de sociale fondsen negatief, omdat uit deze fondsen ook premies worden betaald voor de zorgverzekering van uitkeringsgerechtigden. Tegenover de uitgave door de sociale fondsen van SZW staan dus inkomsten bij de zorgfondsen.

Begroting Realisatie Begroting Realisatie
Premies 21.054 22.044 146 155
Bijdragen van het Rijk 22.498 22.898 0 0
Ontvangen onderlinge betalingen 0 0 0 0
Saldo Interest 40 32 ‒ 4 ‒ 1
Totaal Ontvangsten 43.592 44.974 142 153
Uitkeringen / Verstrekkingen 43.157 42.956 318 317
Uitvoeringskosten 129 166 9 10
Betaalde onderlinge betalingen 541 536 21 21
Totaal Uitgaven 43.827 43.658 347 347
Exploitatiesaldo ‒ 235 1.316 ‒ 205 ‒ 194

Tabel 118 laat zien dat het ouderdomsfonds een positief exploitatiesaldo had, terwijl vooraf een klein tekort werd geraamd. Dat komt voornamelijk doordat de premie-ontvangsten hoger zijn uitgevallen dan geraamd. Ook de bijdragen van het Rijk zijn hoger vastgesteld, onder andere om het tekort van het fonds in 2020 aan te vullen. De inkomsten en uitgaven van het nabestaandenfonds zijn iets lager uitgevallen, maar het exploitatiesaldo is vrijwel gelijk aan wat vooraf werd verwacht.

Begroting Realisatie Begroting Realisatie
Premies 18.932 19.264 8.262 6.073
Bijdragen van het Rijk 233 81 130 310
Ontvangen onderlinge betalingen 1.560 1.400 553 450
Saldo Interest 80 44 47 17
Totaal Ontvangsten 20.805 20.790 8.991 6.851
Uitkeringen/Verstrekkingen 13.094 13.731 7.098 4.407
Uitvoeringskosten 471 563 1.159 884
Betaalde onderlinge betalingen 2.252 2.240 1.108 778
Totaal Uitgaven 15.817 16.533 9.365 6.070
Exploitatiesaldo 4.989 4.256 ‒ 374 781

Het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen is iets lager (minder positief) uitgevallen dan verwacht. Dat komt vooral door hogere uitkeringslasten en uitvoeringskosten dan waar in de begroting van uit werd gegaan. Bij de WW-fondsen zijn de uitkeringslasten juist fors lager uitgevallen dan op Prinsjesdag 2020 werd verwacht. Tegelijkertijd zijn de WW-premie ontvangsten ook fors lager. Dat komt omdat het kabinet tijdens 2021 heeft besloten om de WW-premie gedurende het jaar te verlagen. Desondanks hebben de WW-fondsen een positief exploitatiesaldo.

Vermogenspositie

In tabel 120 worden de vermogensposities van de sociale fondsen vermeld. Hierbij zijn wederom de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd weergegeven. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo (zie tabellen 118 en 119). Net als het exploitatiesaldo is ook de vermogenspositie grotendeels gebaseerd op cijfers van het CPB (CEP 2022). De vermogensposities sluiten daarom niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en de SVB.

Ouderdomsfonds (AOW) 1.326 1.316 2.642
Anw-fonds 3.150 ‒ 194 2.956
Arbeidsongeschiktheidsfondsen 16.325 4.256 20.581
WW-fondsen ‒ 6.796 781 ‒ 6.014
Totaal sociale fondsen 14.005 6.160 20.165

De sociale fondsen hebben eind 2021 naar verwachting een positief vermogen van iets meer dan € 20 miljard. De afgelopen jaren heeft met name het positieve exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen bijgedragen aan het opgebouwd vermogen. De werkloosheidsfondsen hebben de afgelopen paar jaar een overschot, maar hun vermogenspositie is nog steeds negatief.

De sociale fondsen (en de beheerders, UWV en SVB) zijn onderdeel van de collectieve sector. Een fondstekort of -overschot houden ze aan op een rekening-courant bij het Rijk. De sociale fondsen kunnen daardoor altijd over voldoende middelen beschikken. Dat is ook nodig, omdat het recht op een uitkering niet afhankelijk is van de geraamde uitgaven. Als iemand recht heeft op een uitkering, dan wordt deze dus betaald, ongeacht de vermogenspositie van het fonds. Omdat de sociale fondsen onderdeel van de collectieve sector zijn, zijn de uitgaven en ontvangsten van de fondsen (en dus het exploitatiesaldo) onderdeel van het EMU-saldo, en de EMU-schuld.

11. Koopkracht

De koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd in een boxplot waarin de koopkrachtontwikkeling van het 25e percentiel, het 50e percentiel (i.e. de mediaan, het middelste huishouden in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling) en het 75e percentiel van de verschillende groepen is weergegeven (zie figuur 5). In de boxplot wordt de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling zichtbaar.

In de koopkrachtberekeningen wordt ervan uitgegaan dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van mensen. Daardoor geven ze een goede inschatting van de effecten van economische ontwikkelingen en van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen huishoudens, maar ze zijn voor de meeste mensen minder geschikt om de eigen koopkracht te voorspellen. Belangrijke gebeurtenissen zoals het vinden van een nieuwe baan (of juist het verliezen van werk), het maken van promotie of het failliet gaan van de energieleverancier hebben doorgaans meer effect op de persoonlijke koopkrachtsituatie van huishoudens dan een enkel cijfer kan uitdrukken. Dat maakt dat de statische koopkrachtplaatjes met nuance moeten worden bekeken.

Figuur 5 Boxplot koopkrachtontwikkeling 2021. Linkerkolom: raming bij de Miljoenennota (SZW-begroting 2021, MEV 2021). Rechterkolom: realisatie bij Jaarverslag 2021 (CEP 2022)

De mediane koopkracht komt in 2021 uit op 0,1%. Dit is 0,8 procentpunt lager dan bij Begroting 2021 werd verwacht. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat de inflatie hoger uitviel dan aanvankelijk geraamd (2,7% in plaats van de eerder geraamde 1,5%). De loongroei viel ook hoger uit dan aanvankelijk verwacht (zo stegen de brutolonen 2,1% in plaats van de eerder geraamde 1,2%), maar dat was niet genoeg om het inflatie-effect teniet te doen. In 2021 lag de gerealiseerde koopkrachtontwikkeling van de helft van de huishoudens tussen de ‒ 0,5% en 0,8%.

Tabel 121 weergeeft de koopkrachtmutatie voor een aantal voorbeeldhuishoudens in 2021.

Actieven:
Alleenverdiener met kinderen
modaal 0,7% 0,1%
2 x modaal 0,1% ‒ 0,5%
Tweeverdieners
modaal + ½ x modaal met kinderen 0,5% 0,1%
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen 0,2% ‒ 0,3%
2½ x modaal + modaal met kinderen 0,5% 0,0%
modaal + modaal zonder kinderen 1,2% 0,9%
2 x modaal + modaal zonder kinderen 0,8% 0,3%
Alleenstaande
minimumloon 1,3% 0,4%
modaal 1,2% 0,9%
2 x modaal 0,5% 0,0%
Alleenstaande ouder
minimumloon ‒ 0,2% ‒ 1,2%
modaal 0,7% 0,0%
Inactieven:
Sociale minima
paar met kinderen 0,3% ‒ 0,7%
alleenstaande 0,4% ‒ 0,6%
alleenstaande ouder 0,3% ‒ 0,8%
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW 0,6% ‒ 0,4%
AOW +10000 0,2% ‒ 0,7%
AOW (paar)
(alleen) AOW 0,5% ‒ 0,5%
AOW +10000 0,3% ‒ 0,7%
AOW +30000 ‒ 0,3% ‒ 1,3%

E. Bijlagen

Bijlage 1: Toezichtrelaties rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen

Deze bijlage bevat informatie over het toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). De bijlage bestaat uit een overzichtstabel met RWT’s en ZBO’s die onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen, de begrote en gerealiseerde bijdrage vanuit het moederdepartement, overige departementen en eventuele bijzonderheden.

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) 36.980.324 36.648.604 39.624 36.500 Ja
Bijzonderheden De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van UWV.
In 2021 heeft UWV € 26,5 miljoen onttrokken uit hun bestemmingsfonds frictiekosten voor dienstverlening. Van het budgetresultaat is € 6,1 miljoen toegevoegd aan de egalisatiereserve van UWV.
BKWI 10.060 16.550 0 0 Nee
Bijzonderheden
Sociale Verzekeringsbank (SVB) 48.511.300 50.612.800 95.400 93.800 Ja
Bijzonderheden De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van de SVB.
In 2021 heeft SVB € 0,2 miljoen toegevoegd aan de egalisatiereserve. Tevens heeft SVB € 3,5 miljoen toegevoegd aan het in 2021 geopende bestemmingsfonds ICT.
Inlichtingenbureau (IB) 9.317 15.978 118 114 Nee
Bijzonderheden

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Effecten openbaarmaking inspectiegegevens van Inspectie SZW 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20201 Evaluatie Wijzigingen Arbowet 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20202 Evaluatie arbeidsgerelateerde zorg 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20213 Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en gezondheidseffecten bij geitenhouders 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 20194 Onderzoeksrapport Kwaliteit beslissingen over tekortkomingen van asbestbedrijven is verbeterd 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 20195 Onderzoek Europese vergelijking verplichtingen Gezond en Veilig Werken 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 2019 Onderzoek Omgaan met ongewenste omgangsvormen 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 2019 Onderzoek Informatiebehoefte rond vertrouwenspersonen 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 2019 Arbo in bedrijf 2018 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 2019 De nieuwe Arbowet: stand van zaken van de implementatie en uitvoering 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 20206 Haalbaarheidsonderzoek Brzo/risiconorm 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 2020 Arbobalans 2020 1
Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Overig onderzoek 2021 Rapportage campagne-effectonderzoek Risico, Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) 1
Leven lang ontwikkelen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Effectmeting Brug-WW en scholingsvouchers 1 en 2
Leven lang ontwikkelen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie DWSRA eindrapport 1
Leven lang ontwikkelen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie ESF Actieve Inclusie: Vijfde verdiepende onderzoek over 2019 1
Leven lang ontwikkelen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Evaluatie aanvraag- en beoordelingsproces SLIM-regeling 2021 1
Leven lang ontwikkelen Ex-ante onderzoek 2021 Evaluatie SLIM-regeling- Nulmeting 2020 1
Leven lang ontwikkelen Overig onderzoek 2019 Persoonlijkheid en duurzame inzetbaarheid, jong geleerd oud gedaan 1
Leven lang ontwikkelen Overig onderzoek 2019 Op naar een verdere implementatie van het keuzedeel VBFVGW 1
Leven lang ontwikkelen Overig onderzoek 2021 Monitoring tijdelijkse subsidieregling NL Leert Door met inzet van online scholing: Rapportage eerste peiling 1
Leven lang ontwikkelen Overig onderzoek 20227 Individuele leer- en ontwikkelbudgetten: onderzoek naar het gebruik en naar effectieve (gedrags)interventies om gebruik te bevorderen 1
Inclusieve arbeidsmarkt Periodieke rapportage 2021 Arbeidsmarkt 1
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20198 Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen 1, 2, 5 en 11
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie geïntegreerde territoriale investering 1
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie ESF-regeling Geintegreerde en Territoriale Investering 1
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20209 Tweede fase Evaluatie Duurzame inzetbaarheid Regio's en sectoren 1
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie ESF-regeling duurzame inzetbaarheid regio's en sectoren 1
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 202210 Evaluatie Loonkostenvoordelen
1
Inclusieve arbeidsmarkt Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Kwaliteitsverbetering representatiegegevens
1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 Monitor arbeidsmarkt april 2019 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt in beeld 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 Opdrachtgeverschap gemeenten Wmo 2015 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 Monitor verantwoord opdrachtgeverschap 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 Herhaling virtuele praktijktests arbeidsmarktdiscriminatie 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 Voortgangsrapportage arbeidsmarktdiscriminatie 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2019 De verbindende samenleving 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Simpel switchen op de kaart 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Open Hiring: zijn wie je bent 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Tweede voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Delphi-studie stand de Wetenschap Arbeidsmarktdiscriminatie 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Discriminatie bij werving en selectie - ervaringen van recruiters 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Focusgroep arbeidsdiscriminatie 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Leeftijdsdiscriminatie in vacatureteksten 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Monitor arbeidsmarktdiscriminatie 2015-2019 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2021 Anoniem solliciteren 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 201911 Verdringing (update) 1
Inclusieve arbeidsmarkt Overig onderzoek 2020 Huidig inkomensondersteuningsysteem onvoldoende om armoede tegen te gaan 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie wettelijk minimumloon 2011 ‒ 2018 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie Wet werk en zekerheid 1 en 5
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie wet werken na de AOW 1, 5 en 8
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 202012 Evaluatie mobiliteitsbonussen, in dienst nemen arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar 1 en 5
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie wettelijk minimumloon 2011 ‒ 2018 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 202113 Evaluatie Wet Flexibel werken 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 201914 Rapportage cao-afspraken 2018 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2019 Arbobalans 2018 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2019 Eindrapportage verkenning financiële en juridische aspecten uitzonderings-AMVB artikel 8a Waadi 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2019 Staat van eerlijk werk 2019 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2019 Rapportage stimuleren naleving WOR 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2019 Onderzoek initiatieven eerlijk werk 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 201915 Overzicht CAO afspraken in afwijking op Wwz 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202016 Monitor loonverschillen mannen en vrouwen 2018 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202017 Kwalitatief onderzoek effecten wwz op aanname-en ontslagbeleid van werkgevers en hun omgang met flexibele arbeidskrachten 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202018 De positie van uitzendwerknemers 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202019 Driehoeksrelaties 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202020 Enforcing the minimum wage in international road transport 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2020 Werktijdverkorting 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2021 Laagste loonschalen in CAO's 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2020 Situatie van uitzendwerknemers inclusief situaties van oneigenlijk gebruik van uitzenden 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202021 Functies van uitzenden en andere driehoeksrelaties op de Nederlandse arbeidsmarkt 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202122 Ervaringen van zorgverleners met de wet Arbeidsmarkt in balans 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 202223 Nulmeting compensatie transitievergoeding bij bedrijfsbeeindiging 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2021 Eindrapport Verschijningsvormen Uitbesteding 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2021 Eindrapportage Onafhankelijkheid eindbeoordeling asbest 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 2020 Aanvullende vragen NEA niet naleving WOR 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Overig onderzoek 201924 Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 1
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-ante onderzoek 202225 Evaluatie Wet Invoering geboorteverlof (WIEG) 1 en 6
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Monitor arbeid, zorg en kinderopvang 1, 6 en 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 Toekomstverkenning arbeid en zorg 1
Steun- en herstelbeleid corona Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep Noodpakket 1
Steun- en herstelbeleid corona Overig onderzoek 2020 Actuele informatie inkomenseffecten coronacrisis 1
  1. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Evaluatie gewijzigde Arbowet 2017».
  2. De evaluatie is niet door een extern bureau uitgevoerd, maar als onderdeel van het programma Toekomst Arbeidsgerelateerde Zorg.
  3. Dit onderzoek is niet in uitvoering gekomen.
  4. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Verbetering asbeststelsel».
  5. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Europese vergelijking van verplichtingen m.b.t. arbeidsongevallen».
  6. Dit onderzoek is niet uitgevoerd omdat er geen geschikte partij is gevonden.
  7. Het onderzoek is vertraagd doordat de coronacrisis veel invloed heeft op de twee sectoren die in de pilots meedoen: elektrotechnische detailhandel en retail non-food. De pilots zijn door de coronacrisis later van start gegaan en ook de werkgeversenquête is uitgesteld.
  8. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Monitoring en evaluatie sectorplannen».
  9. Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar is begin 2020 afgerond.
  10. Dit onderzoek is 2020 uitgevoerd maar door vertraging in verband met COVID-19 is de publicatie verschoven naar 2022.
  11. Dit onderzoek is uiteindelijk niet in uitvoering gekomen. Het thema is meegenomen in één van de pilots die in het kader van VIA zijn uitgevoerd .
  12. Dit onderzoek is onderdeel van de overkoepelende evaluatie «Actieplan Perspectief voor vijftigplussers» en is in 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.
  13. Dit onderzoek is in 2020 uitgevoerd en in januari 2021 aan de Kamer verzonden.
  14. De onderzoeksresultaten van «De financiële positie van cao-fondsen in 2017» is opgenomen in dit rapport.
  15. Dit onderzoek is onderdeel van de halfjaarlijkse rapportage Wwz aan de Tweede Kamer.
  16. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Gecorrigeerde beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen per bedrijfstak».
  17. Er is voor gekozen om dit onderzoek mee te laten lopen in de evaluatie van de Wwz.
  18. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Situatie van uitzendwerknemers inclusief situaties van oneigenlijk gebruik van uitzenden».
  19. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Functies van uitzenden en andere driehoeksrelaties op de Nederlandse arbeidsmarkt».
  20. in begroting 2020 opgenomen onder de titel: «Internationale vergelijking handhaving wml in het wegtransport».
  21. betreft hetzelfde onderzoek als «Driehoeksrelaties»
  22. Onderzoek was aangekondigd voor 2020. De uitvoering nam een paar maanden langer in beslag dan beoogd.
  23. De start van het onderzoek is vertraagd vanwege Covid-19. Naar verwachting wordt het onderzoek in 2022 opgeleverd.
  24. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Onderzoek AOV-AOW hiaat».
  25. Dit onderzoek stond gepland voor 2021 maar wordt in 2022 afgerond. De uitvoering heeft een aantal maanden langer in beslag genomen dan beoogd.
Armoede en schulden Periodieke rapportage 2020 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 2
Armoede en schulden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Campagne-effectonderzoek «schuldvrij» 2
Armoede en schulden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Armoede en schulden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie Subsidieregeling armoede en schulden 2
Armoede en schulden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20211 Vervolgevaluatie bestuurlijke afspraken kinderarmoede 2
Armoede en schulden Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Evaluatie Brede Schuldenaanpak 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2019 Verkennend onderzoek Europese incassomodellen 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2019 Onderzoek onder overheidsschuldeisers aan mensen met betalingsachterstanden wanneer sprake is van schrijnende omstandigheden bij de schuldenaar, met specifieke aandacht voor (ex)dak- en thuisloze jongeren 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2019 Realisatie vereenvoudiging vaststelling beslagvrije voet 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2019 Eindrapport verrijking businesscase gegevensuitwisseling derdenbeslag 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2019 Eindrapport verkenning Regeling Maatwerk Multiprobleem Huishoudens 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2019 Verkenning aansluiting minnelijke schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2020 Niet-gebruik AIO 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2020 Schulden problematiek in beeld: Huishoudens met geregistreerde problematische schulden 2015-2018 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 2021 Huishoudens in de rode cijfers 2020 2
Armoede en schulden Overig onderzoek 20212 Kansrijk armoedebeleid voor kinderen 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie GTI 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Subsidieregeling Scholing richting een kansberoep 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20193 Onderzoek wet taaleis 2018 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen 1, 2, 5 en 11
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Effectmeting Brug-WW en scholingsvouchers 1 en 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Monitor en eindevaluatie Participatiewet 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, vierde verdiepende rapportage 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20194 Meer kansen voor mensen met een arbeidsbeperking? 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20195 Evaluatie beschut werk 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie experimenten Participatiewet 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20206 Thermometer Wsw 2-meting 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Persoonlijke begeleiding in de bijstand 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Subsidieregeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20227 Evaluatie regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20228 Monitoring transitie gemeenten als lerende organisaties 2
Bijstand en participatie Ex-ante onderzoek 20199 Zelfstandig in en uit de bijstand 2
Bijstand en participatie Ex-ante onderzoek 202110 MKBA kwetsbare jongeren 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2019 Extra uitvraag Tegenprestatie 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201911 Ervaringsonderzoek werkgevers Participatiewet 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201911 Ervaringsonderzoek doelgroep Participatiewet 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201911 Ervaringsonderzoek gemeenten Participatiewet 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201911 Ervaringsonderzoek cliëntenraden Participatiewet 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201912 Langdurig in de bijstand 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201913 Rekentool Verdeelmodel Gebundelde Uitkering 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2019 Wsw-statistiek jaarrapport 2018 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2019 Uitkomsten TSD-onderzoek Participatie zonder startkwalificatie jongvolwassenen 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 201914 Gezondheidsproblemen in WW en bijstand 2 en 5
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2020 Wsw-statistiek jaarrapport 2019 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2020 Detacheren werkt! 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2020 De weg naar werk 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2020 Ontwikkelpotentieel baancreatie 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 202015 Onderzoek re-integratiekosten nieuwe doelgroep participatiewet 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 202316 Haalbaarheidsstudie kennisadviesgroep voor gemeenten sturen op uitgaven Participatiewet 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2021 Eindrapportage MKBA Pilot VIA Amsterdam 2
Bijstand en participatie Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, derde verdiepende rapportage 2
Bijstand en participatie Overig onderzoek 2019 Psychische klachten en werk en inkomen 2 en 5
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Evaluatie Perspectief op Werk 2 en 11
  1. In begroting 2021 opgenomen onder de titel 'evaluatie armoedemiddelen'.
  2. In begroting 2021 opgenomen onder de titel 'Tweejaarlijske monitor Ambities en Kinderarmoede'.
  3. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Evaluatie Wet Taaleis».
  4. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «evalutatie wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten».
  5. In begroting 2020 opgenomen onder titel 'Evaluatie effecten maatregelen beschut werk'.
  6. In begroting 2020 opgenomen onder titel: 'Thermometer Wsw'.
  7. Bij de begroting 2021 aangekondigd voor afronding in 2021. De looptijd van het onderzoek is verlengd vanwege een uitbreiding van het onderzoek.
  8. Bij de begroting 2021 aangekondigd voor afronding in 2021. De start van het onderzoek was vertraagd. Het onderzoek wordt naar verwachting opgeleverd in 2022.
  9. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Evaluatie Bbz».
  10. De start van het onderzoek is vertraagd. Het onderzoek is in 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer.
  11. De vier ervaringsonderzoeken maken onderdeel uit van de «monitor en eindevaluatie Participatiewet».
  12. Dit onderzoek is onderdeel van de eindevaluatie van de Participatiewet.
  13. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Analyses rekentool verdeelmodel».
  14. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Gezondheid als factor bij instroom en uitstroom bij WW en Bijstand».
  15. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Aannames (ex ante) en kosten (realisaties) van arbeidsondersteuning aan de nieuwe doelgroep Participatiewet».
  16. Bij de begroting 2021 aangekondigd voor afronding in 2021. Het onderzoek is voorlopig uitgesteld als gevolg van Covid-19. Naar verwachting wordt dit onderzoek opgeleverd in 2023.
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 20191 Onderzoek De rol van private verzekeraars in het hybride WGA-stelsel 3
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 20192 Onderzoek beweegredenen werkgevers keuze WGA- en ZW-markt (artikel 3 en 6) 3
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 2019 Onderzoek ZZP'ers en hun gedrag ten aanzien van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 3
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 2019 Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 3 en 8
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 2020 Rapportage beschut werk 2e kwartaal 2020 3
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 2020 Onderzoek doelgroepgrootte banenafspraak: update 2020 3
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 2020 Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak 2018-2019 3
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 2020 De no-riskpolis in breder perspectief 3 en 6
Arbeidsongeschiktheid voor werknemers Overig onderzoek 20223 Disability inclusion in OECD countries 3
  1. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beleid private aanbieders in het hybride stelsel WGA».
  2. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beweegredenen bewegingen hybride WGA- en ZW markt».
  3. In begroting 2021 stond de afronding aangekondigd voor 2020. Het onderzoek wordt naar verwachting in 2022 afgerond.
Jonggehandicapten Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Monitor payroll voor de doelgroep banenafspraak en nieuw beschut werk 4
Jonggehandicapten Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20221 Effectiviteit Wajong-dienstverlening
4
Jonggehandicapten Overig onderzoek 2020 Arbeidsmarktpatronen van mensen die werk(t)en met een jobcoach 4
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
  1. Onderzoek is vertraagd vanwege een aanpassing in het onderzoeksdesign. Naar verwachting wordt het onderzoek in 2022 opgeleverd.
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20191 Monitorrapport actieplan 50plussers 5
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen 1, 2, 5 en 11
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie Wet werk en zekerheid 1 en 5
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20202 Eindrapport Evaluatiekader Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers 5
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20193 Experimenten Meer Werk: Innovatief Ouderen naar Latent Werk Begeleiden 5
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20204 Evaluatie mobiliteitsbonussen, in dienst nemen arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar 1 en 5
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie wet werken na de AOW 1, 5 en 8
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Doorstart werknemers na faillisement werkgevers 5
Werkloosheid werknemers Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20225 Effectevaluatie nieuwe dienstverlening WW
5 en 11
Werkloosheid werknemers Overig onderzoek 2019 Psychische klachten en werk en inkomen 2 en 5
Werkloosheid werknemers Overig onderzoek 2019 Onderzoeksrapport Kansen op instroom uit WW bekeken 5 en 13
Werkloosheid werknemers Overig onderzoek 2019 Onderzoek Gegevensuitwisseling Matchen op werk (Mow) 5
Werkloosheid werknemers Overig onderzoek 2019 Gezondheidsproblemen in WW en bijstand 2 en 5
Werkloosheid werknemers Overig onderzoek 2021 Mogelijkheden om flexibiliteit te realiseren binnen de lage WW-premie 5
  1. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Effectmeting maatregelen Actieplan perspectief voor vijftigplussers».
  2. Dit onderzoek bevat ook de evaluatie die in de begroting van 2020 is opgenomen onder de titel: 'subsidieregeling ontwikkeladvies vijfenveertigplussers'.
  3. In begroting 2020 opgenomen onder de titel: 'Subsidieregeling Experimenten meer werk voor vijftigplussers'.
  4. Dit onderzoek is onderdeel van de overkoepelende evaluatie «Actieplan Perspectief voor vijftigplussers» en wordt in 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.
  5. Het onderzoek is vertraagd als gevolg van COVID-19 en vanwege een uitbreiding op het onderzoek. Naar verwachting wordt het eindrapport in 2022 opgeleverd.
Ziekte Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20201 Effectiviteit no-riskpolis, deelonderzoek II 6
Ziekte Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20212 Evaluatie subsidieregeling Kanker en werkzoekenden 6
Ziekte Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20223 Evaluatie Wet Invoering geboorteverlof (WIEG) 6
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
  1. Dit onderzoek is medio 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer in plaats van 2019.
  2. De uitvoering van het onderzoek was vertraagd. De resultaten van de subsidieregeling zijn in 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer.
  3. Dit onderzoek stond gepland voor 2021 maar wordt in 2022 afgerond. De uitvoering heeft een aantal maanden langer in beslag genomen dan beoogd.
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20211 Eindevaluatie Subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Monitor Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK): Eindmeting 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Evaluatie Wet Innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Monitor implementatie IKK 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 LKK-rapport meting 2017-2018 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 Onderzoek stand van zaken harmonisatie peuterspeelzaalwerk 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 Nulmeting kinderopvang Caribisch Nederland 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 Eindrapport samenwerken in het toezicht op de kinderopvang 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 Landelijk rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2017 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 Prikken voor elkaar; onderzoek door Commissie kinderopvang en vaccinatie 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 20192 Onderzoek informatiebehoefte kinderopvang 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Stimuleren gebruik formele dagopvang door kinderen van ouders met lage SES 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Eindrapport onderzoek signalen kinderopvangtoeslag SZW 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Kwaliteit van de babyopvang in Nederland 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Tussenrapportage scenariostudie vormgeving kindvoorzieningen 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Monitor arbeid, zorg en kinderopvang 1, 6 en 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 20203 Gebruikersonderzoek website www.veranderingenkinderopvang.nl 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Onderzoek sociaal-medische indicatie 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2020 Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 Onderzoek Toekomst van de kinderopvang in het pedagogisch-educatieve ecosysteem van kinderen en jeugdigen - een verkenning 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 De eerste stap naar de kinderopvang 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 20224 Gedragsexperiment verbetertraject terugvorderingsproblematiek KOT 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 20224 Monitor bestuurlijke afspraken bereik peuters en inspanning gemeenten 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 Experiment meertalige dagopvang en meertalig peurterspeelzaalwerk 7
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 Programma Kwaliteit Kinderopvang (ZonMw) 7
  1. Onderzoek was aangekondigd voor 2020. De start van het onderzoek vond later plaats dan beoogd.
  2. In begroting 2020 opgenomen onder titel 'informatiebehoefte ouders kinderopvang'.
  3. In verband met opheffen website is onderzoek tijdelijk niet online beschikbaar en wordt in april 2022 weer openbaar.
  4. Start van het onderzoek vond later plaats dan beoogd. Evaluatie wordt april 2022 opgeleverd bij SZW en daarna aan Tweede Kamer verzonden.
Oudedagsvoorziening Periodieke rapportage 2019 Oudedagsvoorziening 8
Oudedagsvoorziening Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20191 Onderzoek SEO Samen ouder worden 8
Oudedagsvoorziening Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie vrijstelling voor nettolijfrenten en nettopensioen 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 20192 Passende zekerheden: pensioen 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2019 Onderzoeksrapport Beleving pensioenen 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2019 Onderzoek CBS Inkomens- en arbeidsmarktpositie van de jongere partners van AOW-gerechtigden 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2020 Onderzoek SEO Samen ouder worden 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2020 Lage rente en de toekomst van pensioenen 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2019 Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 3 en 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 20203 Het effect van het Pensioenakkoord op uitvoeringskosten 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 20214 Verkenning leefvormen in de AOW 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2021 Monitor doorwerken tot AOW leeftijd 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2021 Verkennend onderzoek 45 dienstjaren 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2021 Evaluatie uniforme rekenmethodiek 8
Oudedagsvoorziening Overig onderzoek 2021 Derde ditie van de AOW Monitor: Effect van verhoging van de AOW-leeftijd op werk, inkomen en gezondheid 8
Gezond naar pensioen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Gezond naar pensioen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Onderzoek SEO Effect verhoging AOW-leeftijd 8
Gezond naar pensioen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Evaluatie Wet pensioencommunicatie 8
Gezond naar pensioen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Evaluatie wet werken na de AOW 1, 5 en 8
Gezond naar pensioen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Gezond naar pensioen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20215 Onderzoek beleidstheorie Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden 8
Gezond naar pensioen Overig onderzoek 20196 Gezondheid en arbeidsparticipatie rond AOW-leeftijd 8
  1. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Leefvormdifferentiatie - betekenis voor oudedagsvoorziening».
  2. In de zomer van 2018 is besloten om dit onderzoek, dat EZK en SZW gezamenlijk zouden uitvoeren, niet meer uit te voeren. Dit als gevolg van groeiende onzekerheden rondom de totstandkoming van een Pensioenakkoord, waar het onderzoek een bijdrage aan zou leveren.
  3. In begroting opgenomen onder de titel: 'Vergelijking uitvoeringskosten in het oude stelsel'.
  4. In begroting 2021 stond de afronding aangekondigd voor 2020. De uitvoering van het onderzoek heeft een paar maanden langer in beslag genomen dan was voorzien.
  5. Onderzoek was conform planning in 2020 afgerond, maar is pas in 2021 gepubliceerd.
  6. In begroting opgenomen onder de titel: 'Gezond naar het pensioen'.
Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen Periodieke rapportage 2019 Nabestaanden 9
Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20221 De (financiële) positie van wezen
9
Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen Overig onderzoek 20192 Klantervaringen Anw-uitkering 9
Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen Overig onderzoek 2021 Alternatieven in het uitkeringsritme van het nabestaandenpensioen 9
  1. De uitvoering van het onderzoek heeft langer in beslag genomen dan was voorzien. Naar verwachting wordt het onderzoek in 2022 gepubliceerd.
  2. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Behoeften en beleving nabestaanden».
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 Onderzoek herallocatie middelen artikel 10 Tegemoetkoming Ouders 10
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2019 (Inkomens)effecten van een evenwichtiger stelsel van tegemoetkomingen 10
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 Effecten van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg 10
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Overig onderzoek 2021 Effecten van dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen 10
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Arbeid zorg en ontwikkeling van het kind / tegemoetkoming ouders / kinderopvang Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2020 Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2019 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Uitvoering SUWI-stelsel Periodieke rapportage 2021 Uitvoering 11
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2019 Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen 1, 2, 5 en 11
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20201 Evaluatie van de sturing van en het toezicht op de SVB en UWV 11
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Evaluatie Persepctief op werk 2 en 11
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 2021 Evaluatie van het handhavingsinstrumentarium (in de sociale zekerheid) meerdere
Uitvoering SUWI-stelsel Ex-durante en/of ex-post onderzoek 20222 Effectevaluatie nieuwe dienstverlening WW 5 en 11
Uitvoering SUWI-stelsel Overig onderzoek 20193 Internationale vergelijking van (rijks)incassomodellen en de toepasbaarheid (van onderdelen) daarvan binnen het Nederlandse systeem 11
Uitvoering SUWI-stelsel Overig onderzoek 20194 Domeinoverstijgende fraude 11
Uitvoering SUWI-stelsel Overig onderzoek 2020 Balans opdracht en middelen SVB 11
Uitvoering SUWI-stelsel Overig onderzoek 20215 Toekomstverkenning uitvoering werk en inkomen 11
  1. In begroting 2020 opgenomen onder de titel «Evaluatie aansturing en toezicht».
  2. Het onderzoek is vertraagd als gevolg van COVID-19 en vanwege een uitbreiding op het onderzoek. Naar verwachting wordt het eindrapport in 2022 opgeleverd.
  3. Dit onderzoek staat opgenomen onder artikel 2 onder de titel «Verkennend onderzoek naar Europese incassomodellen».
  4. Onderzoek is niet openbaar.
  5. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2020 maar is in 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer.
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 20191 Evaluatie training Omgaan met Extreme Idealen (OMEI) 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 20192 Rapport Verkenning jongeren en polarisatie 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2019 Evaluatie buurtmonitor integratie 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2019 Verbinding zoeken en bruggen bouwen 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2020 Een nieuwe kijk op de Wet Inburgering 2013 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 20203 Evaluatie programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 20204 Evaluatie werkclub tussenrapport 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2020 Evaluatie programma voorbereiding op inburgering 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-ante evaluatie 20215 Synthesestudie VOI-pilots 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 20216 Overkoepelend evaluatieonderzoek culturele interventies 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2021 Evaluatie platform Eer en Vrijheid 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2021 Evaluatie programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2021 Evaluatie KIS 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2021 Evaluatie pilots voor statushouder bij Liander en Stedin 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2021 Evaluatie VIA-pilot «Duurzame arbeidsmarkt op de rails» 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 2021 Monitor «Ons voetbal is van iedereen» 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Ex-durante en/of ex-post evaluatie 20227 Evaluatie van de Expertise-unit Sociale Stabiliteit en Platform JEP 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Actieonderzoek 5 pilots weerbaar opvoeden 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 20198 Kansen op de arbeidsmarkt van hoger opgeleide migrantenjongeren 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 20199 Pilot barometer culturele diversiteit 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 201910 Discriminatie in de werving en selectiefase 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 201911 Transnationalisering extreemrechts: de invloed van critical events in het buitenland op de activiteiten, populariteit en zichtbaarheid van extreemrechts in Nederland 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Draagvlak en animo imamopleiding 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Onbenut potentieel kwetsbare jongeren 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 De mens Centraal? Onderzoek naar de kansrijke koppeling 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Onderzoeksrapport bureau Duwtje - Het juiste duwtje voor een beter passend taalniveau 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Onderzoek 'Inzicht in (non-)bereik onder kinderen van inburgeringsplichtingen in de voorschoolse educatie 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Onderzoeksrapport Langetermijneffecten re-integratie 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Onderzoeksrapport Kansen op instroom uit WW bekeken 5 en 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Financieel ontzorgen van statushouders op weg naar zelfredzaamheid: een precaire balans 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Financiële zelfredzaamheid van statushouders: een proces van begeleid loslaten 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Rapport veldonderzoek kosten wet inburgering 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2019 Werkgevers over diversiteit op de werkvloer 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202112 Triggerfactoren antizwart racisme 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Jaarrapport integratie 2020 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Longitudinaal cohortonderzoek asielzoekers en statushouders 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Asiel en integratie 2020- cohortonderzoek asielzoekers en statushouders 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Verkenning bevolking 2050 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Verkenning naar informele scholing in Nederland 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Rapport VN Rapporteur Racisme 2019 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Rapport focusgroepen moslimdiscriminatie 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Monitor basisexamen inburgering buitenland 2019 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Invloed van migratieachtergrond bijstandsgerechtigden op netto effectiviteit van werkloon 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Monitor sociale inclusie (meting 4) 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2020 Linguistic integration of adult migrants: requirements and learing opportunities 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202013 (Quick)scan inburgeringsmarkt 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202014 Vormen van mentoring en coaching die medewerkers met een niet-westerse migratieachtergrond helpen te behouden 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202015 Steun voor de Nederlandse rechtsstaat onder statushouders 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202016 Perspectief op taalverwerving bij nieuwkomers met een ontheffing 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202016 Customer Journey Map Inburgering 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202017 Inventarisatie good practices inzet gemeenten 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Verkenning aanbestedingen in het kader van de Wet inburgering 2021 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202218 Survey Integratie migranten 2020 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 202219 Werkzame elementen die een inclusieve cultuur bij een werkgever versterken 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Monitor gelijke kansen 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Tussenrapportage Barometer Culturele Diversiteit 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Tussenrapportage TNO Pilot behouden 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Tussenrapportage VIA Pilot Enschede - wijkgericht en intensief ondersteunen bij integratie op de arbeidsmarkt 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Onderzoek effectiviteit re-integratiedienstverlening naar niet-westerse migratieachtergrond 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 TNO Richting gelijke kansen - onderzoeksrapport bij de pilot nudging 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Diversity Media - Kennis is macht - over evidencebased werken onder diversiteitsprofessionals 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Eindrapportage VIA Pilot Enschede - wijkgericht en intensief ondersteunen bij integratie op de arbeidsmarkt 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Evaluatie Werkclub 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 Pilot participatietraject - tussentijdse rapportage 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2021 MKBA Pilot VIA Amsterdam 13
Integratie en maatschappelijke samenhang Overig onderzoek 2022 Meer dan alleen taal - eindrapportage 13
  1. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Ervaren effectiviteit van de training 'omgaan met extreme idealen'».
  2. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderbouwing en effectiviteit van jeugdinterventies die worden ingezet bij de preventie van radicalisering en polarisatie».
  3. In begroting 2020 opgenomen onder de titel: 'Evaluatiekader programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA)'.
  4. In begroting 2020 opgenomen onder de titel: 'Arbeidsmarktintegratie asielstatushouders Werkclub'.
  5. In de begroting 2021 opgenomen onder de titel 'Evaluatie VOI'. De afronding van het onderzoek stond gepland voor 2020 maar is als gevolg van COVID-19 in 2021 opgeleverd.
  6. Dit onderzoek is 2020 uitgevoerd maar door vertraging in verband met COVID-19 is de publicatie verschoven naar 2021.
  7. Het onderzoek stond in de begroting 2021 opgenomen onder de naam 'Evaluatie ESS'. Het onderzoek is vertraagd als gevolg van COVID-19. Naar verwachting wordt het onderzoek in 2022 opgeleverd.
  8. Het onderzoek valt onder het rapport «Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt».
  9. Dit onderzoek stond gepland voor 2018 maar is op 31 januari 2019 gepubliceerd door CBS.
  10. In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Discriminatie bij werving en selectie op de arbeidsmarkt, replicatie van de virtuele praktijktest».
  11. Dit onderzoek is niet doorgegaan omdat er bij NCTV een soortgelijk initiatief liep.
  12. Dit onderzoek was in de begroting 2021 opgenomen onder de naam 'triggerfactoren antizwart racisme'. Het onderzoek stond gepland voor 2019 maar is in 2021 opgeleverd in verband met een langer durend inkooptraject.
  13. Onderzoek is achterhaald en is daarom niet tot uitvoering gebracht.
  14. Dit onderzoek is uiteindelijk niet in uitvoering gekomen. Het thema is meegenomen in één van de pilots die in het kader van VIA worden uitgevoerd.
  15. Staat in begroting 2020 onder de naam 'binding, gedrag en rechtshandhaving'.
  16. Dit onderzoek is uiteindelijk niet in uitvoering gekomen. Thema is ondergebracht in pilots in kader van de veranderopgave inburgering.
  17. dit onderzoek is uiteindelijk niet in uitvoering gekomen. Thema is ondergebracht in pilots in kader van de veranderopgave inburgering.
  18. Onderzoek is vertraagd als gevolg van COVID-19. Het analysebestand is gereed en komt in het eerste kwartaal van 2022 beschikbaar.
  19. Dit onderzoek is uiteindelijk niet in uitvoering gekomen. Thema wordt opnieuw ondergebracht in een nog op te zetten onderzoek met uitvoering in 2022.

Bijlage 3: Inhuur externen

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

Vanaf 2011 geldt als norm voor externe inhuur 10% van de personele uitgaven (motie Roemer). In onderstaande tabel staan de totale uitgaven voor externe inhuur van het kerndepartement en de Rijksdienst Caribisch Nederland.

1. Interim-management 561
2. Organisatie- en Formatieadvies 831
3. Beleidsadvies 1.344
4. Communicatieadvisering 1.407
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 4.144
5. Juridisch advies 209
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 6.421
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 6.663
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 13.293
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 4.709
Ondersteuning bedrijfsvoering 4.709
Totaal uitgaven inhuur externen 22.146

In 2021 bedroeg het totaal van de personele uitgaven € 343,2 miljoen. Dit is de som van € 321,1 miljoen voor het eigen personeel en € 22,1 miljoen externe inhuur. Het percentage externe inhuur komt hiermee op 6,5. Dit is een stijging ten opzichte van het niveau van 2020 (4,2). De voornaamste stijging doet zich voor bij de inhuur ten behoeve van de uitvoering van subsidieregelingen van het noodpakket.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur

Vanaf 2011 geldt dat ministeries rapporteren over het maximumuurtarief buiten de raamovereenkomsten om (motie De Pater – Van der Meer). Het maximumuurtarief vormt een aanvulling op het sturingsinstrumentarium externe inhuur (de procentuele uitgavennorm).

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief 0

Bijlage 4: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer

Europees Sociaal Fonds en Europees Fonds voor Meest Behoeftigen

Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het ESF en EFMB over de periode 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021:

  1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
  2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend (per saldo € 193.760.796, aandeel overheidsuitgaven € 187.521.542, aandeel ESF € 96.346.017) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.

Toelichting

Verklaring Certificeringsautoriteit

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.

Rapportages Auditautoriteit

De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert, de jaarrekening een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel worden getrokken.

Beheersverklaring Managementautoriteit

De Managementautoriteit (ESF) heeft verklaard dat de informatie in de jaarrekening (2020-2021) naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer, OLAF)

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU-subsidies.

Inzake het programma Europees Sociaal Fonds (ESF), 2014-2020 CCI2014NLO5SFOP001 en het programma Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB) 2014-2020, CCI2014NLO5FSOP001 is over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 geen sprake van lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen.

Sinds het vorige verantwoordingsmoment heeft de Managementautoriteit een vermoeden van fraude bij OLAF gemeld.

Bijlage 5: Lijst van afkortingen

AC Audit Committee
AcICT Adviescollege ICT-toetsing
ADR Auditdienst Rijk
AFM Autoriteit Financiële Markten
AIO Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
AKW Algemene Kinderbijslagwet
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur
Anw Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds
AO Arbeidsongeschiktheid
AO/IB Administratieve Organisatie en Interne Beheersing
Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds
AOV Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland, of Arbeidsongeschiktheidsverzekering
AOW Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds
AR Algemene Rekenkamer
Arbo Arbeidsomstandigheden
ARIE Aanvullende Risico-Inventarisatie en -Evaluatie
ATW Arbeidstijdenwet
avv Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
Awf Algemeen Werkloosheidsfonds
AWW Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland
azc Asielzoekerscentrum
BBV Besluit begroting en verantwoording
Bbz Besluit bijstandverlening zelfstandigen
BES Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)
BKWI Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BmGS Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen
BMS Brede maatschappelijke samenwerking
BRC Bureau Regeringscommissaris
BRP Basisregistratie Personen
Brzo Besluit risico’s zware ongevallen
BSO Buitenschoolse Opvang
BuWav Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022
BZK (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
cao Collectieve arbeidsovereenkomst
CASS Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CEP Centraal Economisch Plan
CIO Chief Information Office
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
CJIB Centraal Justitieel Incassobureau
CMD Common Mental Disorders
CN Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
CPB Centraal Planbureau
C.V. Commanditaire Vennootschap
DG Directoraat-generaal
DI Duurzame inzetbaarheid
Divosa Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten
DKIZ Dubbele kinderbijslag voor thuiswonende kinderen met intensieve zorg
DNB De Nederlandsche Bank
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
DWSRA Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt
EBB Enquête Beroepsbevolking
EESSI Electronic Exchange of Social Security Information
EFMB Europees Fonds voor Meest Behoeftigen
EGF Europees Globalisatiefonds
ELA European Labour Authority
ESB-regeling Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen
ESF Europees Sociaal Fonds
EU Europese Unie
EUSF Europese Unie Solidariteitsfonds
EVC Erkenning van eerder Verworven Competenties
EZK (Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat
fte Fulltime equivalent
GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
GTI Geïntegreerde Territoriale Investering
Havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs
I&W (Ministerie van) Infrastructuur en Waterstaat
IB Inlichtingenbureau
IB&P Informatiebeveiliging en privacy
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
ICF Inspectie Control Framework
IGW Informatiegestuurd werken
IHH Informatiehuishouding
IKK Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
IOAOW Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden
IOAW Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers
IOAZ Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
IOW Inkomensvoorziening Oudere Werklozen
IPS Individuele Plaatsing en Steun
ISB Incidentele suppletoire begroting
IV Informatievoorziening
IVA Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
J&V (Ministerie van) Justitie en Veiligheid
JEP Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie
Jeugd-LIV Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel
KGU Koppeling gewerkte uren
KIS Kennisplatform Integratie en Samenleving
KO Kinderopvang
KOT Kinderopvangtoeslag
LAVS Landelijk Asbestvolgsysteem
LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
LCR Landelijke Cliëntenraad
LIV Lage-inkomensvoordeel
LKK Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang
LKV Loonkostenvoordeel
LLO Leven Lang Ontwikkelen
LRK Landelijk Register Kinderopvang
LSI Landelijke Stuurgroep Interventieteams
mbo Middelbaar Beroepsonderwijs
MCKW Mobiliteit Centrum Kolenketen Westhaven
MDI&EU Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden
MenO Misbruik en Oneigenlijk Gebruik
MEV Macro-economische Verkenning
mkb Midden- en kleinbedrijf
MKBA Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse
Mln Miljoen
MLT Middellange termijn
Mow Matchen op werk
MRM Model Risk Management
NBA Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
NCTV Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
NEA Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
NHR Nieuw Handelsregister
Nibud Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
NL Nederland
NLA Nederlandse Arbeidsinspectie
NOW Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
NSOB Nederlandse School voor Openbaar Bestuur
NSR Nederlandse schuldhulproute
NT2 Nederlands als tweede Taal
NvW Nota van Wijziging
OBR Overbruggingsregeling AOW
OCW (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OECD Organisation voor Economic Co-operation and Development
OLAF Europees Bureau voor fraudebestrijding
OMEI Omgaan met Extreme Idealen
Opc Ouderparticipatiecrèche
OPS Organo Psycho Syndroom
OV Ongevallenverzekering Caribisch Nederland
PAWW Private aanvulling WW
Pgb Persoonsgebonden budget
PGV (Stichting Projectenbureau) Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland
POC-KOT, of POK Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
PWRI Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie
RBV Rijksbegrotingsvoorschriften
RCN Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
RHB Rijkshoofdboekhouding
RI&E Risico-inventarisatie en -evaluatie
RIV-toets Toets op het re-integratieverslag
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
R-plafond Plafond Rijksbegroting
RSO Rijksschoonmaakorganisatie
RVU Regelingen voor vervroegde uittreding
RWI Raad voor Werk en Inkomen
RWT Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
S&I Directie Samenleving en Integratie
SAM& Samenwerkingsverband van Leergeld Nederland, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job
SBCM Stichting Beheer Collectieve Middelen
SER Sociaal-economische Raad
SES Sociaal-economische status
SLIM Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
SMZ Sociaal Medische Zaken
SPUK Specifieke Uitkering
SSC-ICT Shared Service Center ICT
SSO Shared Service Organisatie
STAP Stimulering arbeidsmarktpositie
Stb. Staatsblad
Stcrt. Staatscourant
SUWI Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
SVB Sociale Verzekeringsbank
SW Sociale werkvoorziening
SZ Sociale Zekerheid
SZW (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
T&I Taal- en interactievaardigheden
TAS Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers
TCU Tijdelijke commissie uitvoeringsorganisaties
TNO Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TOFA Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten
TONK Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten
Tozo Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers
TSB Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde Beroepsziekten
TSD Toezicht Sociaal Domein
TTKO Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang
TTKZO Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding
TVL Tegemoetkoming Vaste Lasten
TW Toeslagenwet
Twv Tewerkstellingsvergunning
UBO Uniforme betaalomgeving
UBR Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid
UVB Directie-onderdeel Uitvoering Van Beleid
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VBFVGW Verdieping Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken
VIA Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt
VIP Validatie- en Innovatiepunt Asbest
VN Verenigde Naties
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
VOI Veranderopgave inburgering
VUM Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens
vut Vervroegde uittreding
Vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
VWS (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
W&I Werk en Inkomen
Waadi Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
Wab Wet arbeidsmarkt in balans
WagwEU Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Was Wet aanpak schijnconstructies
WaU Werk aan Uitvoering
Wav Wet arbeid vreemdelingen
WAZ Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WAZO Wet Arbeid en Zorg
WBJA Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden
Wbo Wet betaald ouderschapsverlof
WGA Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
Whk Werkhervattingskas
Wi2013 Wet inburgering 2013
WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WIEG Wet Invoering Extra Geboorteverlof
WKB Wet op het Kindgebonden Budget
Wko Wet kinderopvang
Wlz Wet langdurige zorg
Wml Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
WNT Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
Wob Wet openbaarheid van bestuur
WOL Werken op locatie
Woo Wet open overheid
WOR Wet op de Ondernemingsraden
Wsw Wet sociale werkvoorziening
Wtl Wet tegemoetkomingen loondomein
WW Werkloosheidswet
Wwz Wet werk en zekerheid
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZEZ Regeling Zelfstandig En Zwanger
ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
ZV Ziekteverzekering Caribisch Nederland
ZW Ziektewet
zzp Zelfstandige zonder personeel

  1. __Daarnaast is afgesproken het hoge LIV-tarief met ingang van 2020 te halveren, het jeugd-LIV met ingang van 2020 te verlagen en vervolgens geheel af te schaffen met ingang van 2024.↩︎

  2. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.↩︎

  3. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.↩︎

  4. __Stand van zaken eind maart 2022↩︎