[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2021

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2021

Jaarverslag

Nummer: 2022D17551, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-XIV-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36100 XIV-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2021.

Onderdeel van zaak 2022Z08687:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021‒2021
36 100XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2021
Nr. 1

Jaarverslag van het ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit (XIV) en diergezondheidsfonds (F) 2021

Ontvangen 18 mei 2022

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 2.013,5

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 641,0

A. Algemeen

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021;
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof,

Henk Staghouwer

1 Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

2 Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  1. Opbouw jaarverslag;
  2. Ondergrenzen toelichtingen;
  3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
  4. Groeiparagraaf;
  5. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

1. Opbouw Jaarverslag

Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, het jaarverslag van het Diergezondheidsfonds (DGF) en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2021 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van LNV en het DGF.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de LNV-begroting 2021. Dit vindt plaats langs zeven thema's:

  1. Werk maken van kringlooplandbouw
  2. Aanpak stikstofproblematiek
  3. Versterking natuur en biodiversiteit
  4. Naar een veerkrachtige visserijsector in een multifunctionele ruimte
  5. Samenwerking in de regio
  6. Europa en internationaal
  7. NVWA

De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2021 en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld. Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar.

De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van LNV. Het jaarverslag van het DGF bevat een separate bedrijfsvoeringsparagraaf.

Op aangeven van de ADR is in 2021 sprake geweest van herrubricering van diverse begrotingsposten. Dit heeft het gevolg dat in sommige gevallen uitgaven onder andere posten zijn verantwoord dan eerder in de begroting van 2021 was opgenomen. Zo zijn onder meer op artikel 22 budgetten van Regio Deals en Natuur en biodiversiteit op land van de financiële instrumenten subsidies respectievelijk opdrachten overgeheveld naar de budgetten voor bijdragen aan mede-overheden. Zie hiervoor ook de toelichtingen bij de begrotingsartikelen. De correcties hiervoor zijn met Slotwet doorgevoerd.

De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaat, de samenvattende verantwoordingsstaat inzake het agentschap, de jaarverantwoording van het agentschap, de saldibalans en de WNT-verantwoording.

Het jaarverslag van het DGF bestaat uit een beleidsverslag (inclusief een bedrijfsvoeringsparagraaf) en een jaarrekening (verantwoordingsstaat DGF en een saldibalans). De apparaatsuitgaven voor de uitvoering van het DGF zijn deels opgenomen bij het moederdepartement (beleidsartikel 21).

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Rijksuitgaven Caribisch Nederland, Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer, Rapportage Burgercorrespondentie 2021, Openbaarheidsparagraaf 2021 Overzicht coronasteunmaatregelen en een lijst van afkortingen.

2. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

< 50 1 2
=> 50 en < 200 2 4
=> 200 < 1000 5 10
=> 1000 10 20

3. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

4. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2021 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Van een aantal indicatoren zijn de realisatiegegevens over 2021 nog niet bekend. In die gevallen is de meest recente realisatie opgenomen.

5. Groeiparagraaf

Voor de verantwoording 2021 heeft de Tweede Kamer verzocht om «de onderbouwing van de ramingen» voort te zetten als focusonderwerp en daarbij specifiek aandacht te besteden aan "de onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader". De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd dat in het Financieel Jaarverslag Rijk 2021 hier invulling aan gegeven zal worden (Kamerstukken II 2018/19, 31865, nr. 151).

Inrichting ontwerpbegroting 2021

De inrichting van de LNV-begroting is met ingang van de ontwerpbegroting 2021 herzien. In de brief van 25 mei 2020 heeft de Minister van LNV de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 35 300-XIV, nr. 74). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Weverling (Kamerstuk 34 725-XIII, nr. 10). De wijzigingen in deze ontwerpbegroting betreffen voornamelijk de uitbreiding van het aantal beleidsartikelen van twee naar vier en een actualisatie van de set met indicatoren en kengetallen.

Nieuwe artikelindeling

Vanaf 2021 vervallen de beleidsartikelen 11 - «Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem» - en 12 - 'Natuur en biodiversiteit'. Daarvoor in de plaats komen de volgende vier nieuwe beleidsartikelen:

  1. Artikel 21: Land- en tuinbouw;
  2. Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken;
  3. Artikel 23: Kennis en innovatie; en
  4. Artikel 24: Uitvoering en toezicht.

De budgettaire tabellen voor de artikelen 11 en 12 worden nog wel opgenomen in dit jaarverslag om de realisatiecijfers 2019 en 2020 weer te geven. De realisatie van de budgetten voor de jaren 2021 en verder staan op de nieuwe artikelen 21, 22, 23 en 24 en worden daar toegelicht.

In onderstaande tabel wordt inzichtelijk gemaakt hoe de begrotingsposten die onder de financiële instrumenten hangen van artikel 11 en 12 verdeeld zijn over de nieuwe beleidsartikelen 21, 22, 23 en 24. In een aantal gevallen is de naam van een begrotingspost aangepast of is de begrotingspost gesplitst, vanwege de aansluiting met andere budgetten die onder een andere begrotingspost vallen.

Subsidies
11 Sociaal economische positie boeren 21 Sociaal economische positie boeren
11 Duurzame veehouderij 21 Duurzame veehouderij
11 Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 21 Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
11 Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 23 Beleidsondersteunend onderzoek
23 Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid
23 Kennisverspreiding en groen onderwijs
11 Duurzame visserij 22 Duurzame visserij
Garanties
11 Bijdrage borgstellingsreserve 21 Bijdrage borgstellingsreserve
11 Bijdrage borgstelling vermogensversterkende kredieten Geen budget geraamd in 2021
11 Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit 21 Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit
Opdrachten
11 Sociaal economische positie boeren 21 Sociaal economische positie boeren
21 Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (opdrachten)
11 Duurzame veehouderij 21 Duurzame veehouderij
21 Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
21 Keuringsdiensten
11 Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 21 Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
21 Keuringsdiensten
11 Mestbeleid 21 Mestbeleid
11 Duurzame visserij 22 Duurzame visserij
11 Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 23 Kennisontwikkeling en innovatie
21 Integraal voedselbeleid
11 Diergezondheid en dierenwelzijn 21 Diergezondheid en dierenwelzijn
11 Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid 21 Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid
Bijdragen aan agentschappen
11 Rijksrederij 22 Rijksrederij
11 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 23 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
11 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 24 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
11 Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland 24 Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s
11 College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden 21 College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden
11 Centrale Commissie Dierproeven 21 Centrale Commissie Dierproeven
11 Wageningen Research 23 Wageningen Research
11 ZonMw (dierproeven) 23 ZonMw
11 Medebewind/voormalige productschappen 21 Medebewind/voormalige productschappen
11 Raad voor Plantenrassen 21 Raad voor Plantenrassen
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
11 FAO en overige contributies 21 FAO en overige contributies
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken
11 Diergezondheidsfonds 21 Diergezondheidsfonds
Storting/onttrekking begrotingsreserve
11 Storting begrotingsreserve landbouw 21 Storting begrotingsreserve landbouw
11 Storting begrotingsreserve apurement 21 Storting begrotingsreserve apurement
11 Storting begrotingsreserve visserij 22 Storting begrotingsreserve visserij
Ontvangsten
11 Sociaal economische positie boeren 21 Sociaal economische positie boeren
11 Agroketens 21 Agroketens
11 Agrarische innovatie en overig 21 Agrarische innovatie en overig
11 Mestbeleid 21 Mestbeleid
11 Duurzame visserij 22 Duurzame visserij
11 Garanties 21 Garanties
11 Weerbare planten en teeltsystemen 21 Weerbare planten en teeltsystemen
11 Diergezondheid en dierenwelzijn 21 Diergezondheid en dierenwelzijn
11 Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 23 Kennisontwikkeling en innovatie
11 Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking 21 Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking
11 Agentschappen 24 Agentschappen en overig
11 ZBO's en RWT's 21 ZBO's en RWT's
11 Onttrekkingen begrotingsreserves 21 Onttrekkingen begrotingsreserves
Artikel begroting 2020 Begrotingspost Artikel OB 2021 Begrotingspost
Subsidies
12 Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 22 Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
12 Natuur en biodiversiteit op land 22 Natuur en biodiversiteit op land
12 Beheer Kroondomein 22 Beheer Kroondomein
12 Regio Deal 22 Regio Deal
Leningen
12 Leningen rente en aflossing 22 Leningen rente en aflossing
Opdrachten
12 Natuur en Biodiversiteit Grote wateren 22 Natuur en Biodiversiteit Grote wateren
12 Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 22 Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
12 Overige stelsel activiteiten 22 Overige stelsel activiteiten
12 Internationale Samenwerking 22 Internationale Samenwerking
12 Natuur en Biodiversiteit op land 22 Natuur en Biodiversiteit op land
12 Caribisch Nederland 22 Caribisch Nederland
12 Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit 22 Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit
12 Regio deals 22 Regio deals
Bijdragen aan agentschappen
12 Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland 24 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
12 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 24 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s
12 Staatsbosbeheer 22 Staatsbosbeheer
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
12 Internationale samenwerking 22 Internationale samenwerking
Storting/ onttrekking begrotingsreserve
12 Storting begrotingsreserve stikstof 22 Storting begrotingsreserve stikstof
Ontvangsten
12 Landinrichtingsrente 22 Landinrichtingsrente
12 Verkoop gronden 22 Verkoop gronden
12 Overige ontvangsten 22 Overige ontvangsten
12 Onttrekkingen begrotingsreserves 22 Onttrekkingen begrotingsreserves

6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van LNV zijn er in 2021 geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan door de Europese Commissie.

Motie Hachchi

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. De totale uitgaven (realisatie) van LNV voor Caribisch Nederland in 2021 bedroegen € 4,415 mln. en zijn zichtbaar op Artikel 22.

B. Beleidsverslag

3. Beleidsprioriteiten

1. Inleiding

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) werkt aan de versterking van de natuur en leefomgeving, in samenhang met de verduurzaming van de landbouw. De transitie naar kringlooplandbouw, zoals weergegeven in de visie Waardevol en Verbonden (Kamerstuk 35 000-XIV, nr. 5), staat daarbij centraal. In 2021 heeft LNV, samen met andere partijen, verder uitvoering gegeven aan deze ambitie. Gebeurtenissen als extreme neerslag en overstromingen, het verlies aan biodiversiteit en een toenemende dreiging van de vogelgriep maken duidelijk dat de urgentie om te handelen groot is.

Op 1 juli trad de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) in werking. Daarin is opgenomen dat in 2025 en 2035 respectievelijk 40% en 74% van het voor stikstof gevoelig areaal in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde moet zijn gebracht. In het Coalitieakkoord, dat eind 2021 werd gepresenteerd, is een versnelling aangekondigd van het te realiseren stikstofdoel van 2035 naar 2030. Overeenkomstig Europese afspraken is in het Coalitieakkoord ook het klimaatdoel aangescherpt naar 55% reductie van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990. Binnen het zevende actieprogramma nitraatrichtlijn, dat LNV in 2021 presenteerde, is een fors maatregelenpakket opgenomen om de verontreiniging van water door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen. Op Europees niveau werd in 2021 overeenstemming bereikt over de kaders voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 (GLB). Hierop volgend heeft LNV, samen met de provincies en waterschappen, een Nationaal Strategisch Plan (NSP) opgesteld en ter goedkeuring ingediend bij de Europese Commissie. Met dit plan zet Nederland in op de omslag van een stelsel dat primair gericht was op inkomensondersteuning naar een stelsel waarin boeren beloond worden voor de bijdragen die zij leveren aan de kwaliteit van lucht, bodem, water, de aanpak van klimaatverandering en het herstel van de biodiversiteit.

LNV wil de omvangrijke opgaven in het landelijk gebied in samenhang aanpakken, om zo de stikstofuitstoot te verlagen, de natuur en waterkwaliteit te verbeteren en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dit geeft de landbouw en andere ruimtelijke functies in het landelijk gebied op lange termijn perspectief. Omdat de uitdagingen in elk gebied anders zijn, vraagt het realiseren van de ambities om een gebiedsgerichte aanpak. In 2021 heeft LNV, samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Wageningen University & Research (WUR) scenario’s voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak verkend en laten doorrekenen. De resultaten zijn in het najaar gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 334, nr. 170) en de formerende partijen. In het Coalitieakkoord is een gebiedsgerichte, integrale aanpak voor de samenhangende uitdagingen op het gebied van stikstof, klimaat, water, biodiversiteit en de transitie naar kringlooplandbouw gepresenteerd. Deze majeure operatie krijgt vorm in een Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en met een Transitiefonds van €25 miljard.

2. Overkoepelende thema’s

2.1 Transitie naar Kringlooplandbouw

Om tot meer handelingsperspectief voor agrarisch ondernemers te komen heeft LNV een set kritische prestatie-indicatoren (kpi’s) voor kringlooplandbouw opgesteld. Deze kpi’s bieden inzicht in hoe de inspanningen van boeren bijdragen aan het realiseren van maatschappelijke doelen op het gebied van onder meer klimaat, biodiversiteit, waterkwaliteit, landschap en dierenwelzijn. Tegelijk biedt het een vorm van transparantie om op termijn inspanningen van boeren, publiek en/of privaat, te gaan belonen.

In 2021 is een aantal belangrijke belemmeringen voor kringlooplandbouw weggenomen. Na aanpassing van EU-regelgeving is het onder voorwaarden toegestaan om dierlijke eiwitten in veevoer te gebruiken. Met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) heeft LNV verkend hoe belemmeringen in nationale regelingen over afval zodanig aangepast kunnen worden dat reststromen beter benut worden. Dit heeft geresulteerd in een aanpak die uitgaat van meer casuïstische beoordeling (kijken per geval).

Aan de hand van een resultatenoverzicht heeft LNV de voorlopige balans opgemaakt van de omslag naar kringlooplandbouw. In het resultantenoverzicht is weergegeven welk werk onderhanden is en welke aanvullende activiteiten zijn opgestart. Het realiseren van de omslag vergt een meerjarige aanpak en inspanning van alle partijen in de voedselketen. In het Coalitieakkoord is deze ambitie herbevestigd.

2.2 Structurele aanpak stikstofproblematiek

Een van de belangrijkste onderdelen van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) is het programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (SN). Dit programma bevat de maatregelen voor het verminderen van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden en voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor deze habitats. Als eerste stap in de totstandkoming van het programma heeft LNV een contourennota gepresenteerd (Kamerstuk 35 334, nr. 160), die vervolgens is uitgewerkt met provincies en maatschappelijke organisaties.

Het programma SN vormt tevens de basis voor de gebiedsplannen van provincies die uiterlijk in 2023 gereed moeten zijn. In het Bestuurlijk Overleg Stikstof is een roadmap voor de gebiedsplannen vastgesteld. Samen met het RIVM is gewerkt aan de regionale uitwerking van landelijke omgevingswaarden. Voor een aantal gebieden, zoals de Veluwe, Brabantse Wal en Noord-Nederland heeft LNV met provincies afspraken gemaakt over acties die inmiddels in gang gezet zijn.

In totaal maken 278 varkenshouders gebruik van de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv). Zij zullen hun bedrijfsactiviteiten beëindigen. Over de geraamde effecten, waaronder de reductie van stikstof, is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 28 973, nr. 244). Besloten is om de middelen die vrijkomen als gevolg van onderuitputting van de Srv, in te zetten voor vervangende bronmaatregelen. Deze middelen worden onder meer ingezet voor uitvoering van de Maatregel Gerichte Aankoop. Provincies kunnen met deze maatregel, op vrijwillige basis, naar verwachting enkele tientallen veehouderijen opkopen. De provincies zijn in 2021 gestart met het benaderen van veehouders nabij natuurgebieden om hun bedrijfssituaties te analyseren en tot koopovereenkomsten te komen. De vrijkomende middelen van de Srv worden tevens ingezet voor mitigatie van een zevental projecten in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) alsmede de realisatie van walstroomlocaties voor zeeschepen.

Voor het legaliseren van de PAS-meldingen is een belangrijke stap gezet met het publiceren van het legaliseringsprogramma voor zienswijzen. Daarnaast is de Regeling natuurbescherming gewijzigd om PAS-melders met stikstofruimte uit bronmaatregelen te kunnen legaliseren. De eerste initiatiefnemers van PAS-meldingen zijn door provincies geïnformeerd dat de activiteit op basis van intern salderen legaal is. Ook is een vaste tegemoetkoming ingesteld voor de dubbele kosten die initiatiefnemers van PAS-meldingen hebben gemaakt bij het aanleveren van gegevens.

Extern salderen, waarbij ondernemers vergunde stikstofruimte benutten, is in de huidige situatie een van de weinig juridisch geaccepteerde instrumenten om tot een natuurvergunning te komen. Hierbij geldt dat 30% van de stikstofdepositie wordt ingetrokken ten behoeve van de natuur. In 2021 is de stikstofbank in werking getreden waarmee eventuele restruimte bij extern salderen geregistreerd wordt om in te kunnen zetten voor toestemmingverlening. Hiernaast is in de Wsn een partiële vrijstelling van vergunningplicht opgenomen voor stikstofdepositie als gevolg van activiteiten van de bouwsector.

Volgend op de aanbevelingen van het Adviescollege Meten en Berekenen (commissie Hordijk), werkt LNV in het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) aan een transparante en wetenschappelijk robuuste onderbouwing van het stikstofbeleid. Meer meten en berekenen staan daarbij centraal. In 2021 zijn binnen het NKS onderzoeken opgestart om hier invulling aan te geven. Na onderzoek naar de modeleigenschappen van AERIUS is besloten een maximale rekenafstand van 25 kilometer in te stellen voor depositieberekeningen met de AERIUS Calculator. Op basis hiervan wordt toestemming verleend op grond van de Wet natuurbescherming.

2.3 Klimaatopgave landbouw en landgebruik

De Klimaat- en Energieverkenning en de Klimaatnota (Kamerstuk 32 813, nr. 901) geven weer dat de landbouw op afstand staat van het realiseren van de ambitie uit het Klimaatakkoord van zes Megaton emissiereductie in 2030. Een stevigere inzet is nodig om de benodigde broeikasgasreductie te realiseren, temeer omdat Europees en nationaal de reductiedoelen zijn verhoogd. In de Miljoenennota 2021 is €6,8 miljard opgenomen voor extra klimaatmaatregelen. waarvan een nader te bepalen deel bestemd is voor de klimaatopgave van de landbouw (met name glastuinbouw). LNV heeft een extra investering voorbereid in het Warmtenet Westland en een maatwerksubsidie voor de externe levering van CO2 aan de glastuinbouw. De middelen hiervoor staan op de Aanvullende Post van de Rijksbegroting.

Een van de mogelijkheden om de trend van achterblijvende prestaties op het gebied van klimaat te keren, is de introductie van individuele prikkels. In 2021 heeft LNV een verkenning uitgevoerd naar individuele afrekenbaarheid met een afrekenbare stoffenbalans voor de (melk)veehouderij. De Tweede Kamer zal over de uitkomsten van de verkenning geïnformeerd worden. Aan de hand van de verkenning kan een besluit genomen worden over de toepassing van dit instrument.

In 2021 presenteerde de Europese Commissie een aantal wetsvoorstellen die in het verlengde liggen van het aangescherpte Europese klimaatdoel naar 55% reductie in 2030 ten opzichte van 1990. LNV heeft voor dit ‘Fit for 55 pakket’ inbreng geleverd in de onderhandelingen en nam het voortouw in de onderhandelingen over de verordening voor landgebruik, verandering van landgebruik en bosbouw (LULUCF). Nederland steunt het voorstel om landgebruik beter te integreren in het klimaatbeleid en koolstofvastlegging te stimuleren (Kamerstuk 22 112, nr. 3201). Op de klimaattop in Glasgow ondertekenden diverse landen, waaronder Nederland, de ‘methaan pledge’. Het bindt hen aan de afspraak om de wereldwijde methaanuitstoot in 2030 met 30% te verminderen ten opzichte van 2020. Voor de landbouw is dit een belangrijke afspraak, omdat met name de veehouderij een grote uitstoter van methaanemissies is.

2.4 Klimaatadaptatie landbouw en natuur

De urgentie van klimaatadaptatie werd in de zomer van 2021 benadrukt door extreme neerslag én overstromingen van de Maas en zijrivieren. Dit had grote waterschade tot gevolg, ook aan de teelt van gewassen. In Limburg en in het onbedijkte Maasgebied in Noord-Brabant hebben getroffen ondernemers een tegemoetkoming kunnen aanvragen in het kader van de Wet tegemoetkoming Schade bij rampen. Aanvullend heeft het kabinet in december 2021 besloten om ondernemers éénmalig de mogelijkheid te bieden om een tegemoetkoming aan te vragen voor teeltplanschade in de uiterwaarden van de bedijkte Maas van Boxmeer tot Geertruidenberg. Hiernaast zette LNV in 2021 de uitvoering van het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw voort. Het doel van het programma is dat alle agrarisch ondernemers voorbereid zijn op de veranderingen in het klimaat, zoals neerslagextremen, droogte, hitte en verzilting. Vanuit het programma zijn diverse projecten in uitvoering gekomen ter verbetering van onder meer het water- en bodemsysteem en de ontwikkeling van robuuste rassen en teeltsystemen.

2.5 Kennis en innovatie

Samen met de Topsectoren Agri & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Water en Life Sciences & Health heeft LNV in 2021 een ‘call’ voor publiek-private samenwerking georganiseerd. In totaal zijn 95 projectvoorstellen gehonoreerd met een publiek budget van in totaal € 51 mln. De geselecteerde projecten dragen bij aan de missies die zijn geformuleerd voor kringlooplandbouw en duurzaam, veilig en gezond voedsel, klimaatbestendige inrichting en sleuteltechnologieën. In 2021 zijn ook enkele grote publiek-private samenwerkingsprojecten afgerond. Voorbeelden zijn het programma Better Plants for New Demands, gericht op veredeling van gewassen die meer ziektebestendig zijn en het programma Kas als Energiebron, waarmee bijgedragen wordt aan de energie- en klimaatdoelen in de glastuinbouw. Binnen het programma Horizon Europe neemt LNV deel aan acht partnerschappen, waarvan er in 2021 vier van start zijn gegaan: Circular Bio-based Europe, Biodiversa+, Water4all en Blue Economy.

LNV is in 2021 ook gestart met het uitvoeringsprogramma behorende bij de Digitaliseringsvisie (Kamerstuk 35 570 XIV nr. 79). Het doel is het versterken van de bijdrage van digitalisering aan maatschappelijke opgaven, zoals meer toepassing van precisielandbouw om te komen tot een verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tevens wordt ingezet op het vergroten van digitale vaardigheden en competenties. Bij het uitvoeringsprogramma worden de vragen van de Tweede Kamer evenals de motie Boswijk over het versterken van de datapositie en datasoevereiniteit van de boer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1325) betrokken.

Doel van het programma Innovatie op het Boerenerf is om de overdracht van bestaande kennis en innovaties naar het boerenerf te versnellen, op een voor boeren laagdrempelige, praktische en betaalbare wijze. Boeren worden op deze manier gefaciliteerd en gestimuleerd om sneller bedrijfsaanpassingen te realiseren die ten goede komen aan kringlooplandbouw. De Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) is in 2021 aangevuld met twee nieuwe onderdelen:

  1. Vouchers waarmee boeren een bedrijfsplan kunnen laten opstellen door een onafhankelijke agrarische bedrijfsadviseur, gericht op de omschakeling naar een duurzame bedrijfsvoering.
  2. Subsidies voor boeren om te fungeren als demonstratiebedrijf voor andere boeren die de omschakeling naar een duurzame bedrijfsvoering willen maken.

In 2021 is het vernieuwde online platform Groen Kennisnet (GKN) van start gegaan, dat zich met het delen van informatie en kennis meer richt op agrarisch ondernemers die de omslag willen maken naar een duurzame bedrijfsvoering.

2.6 Realisatie Noordzeeakkoord

Het Noordzeeakkoord (NZA) omvat de afspraken die nodig zijn voor het realiseren van een balans tussen de transities van energie, natuur en voedsel ten behoeve van een gezonde en toekomstbestendige Noordzee. Dit wordt uitgewerkt in het Programma Noordzee 2022-2027. Op basis van ontvangen zienswijzen zijn aanpassingen in het programma gedaan, die aansluiten op de afspraken van het NZA. Windenergiegebieden op zee worden voornamelijk in het noordelijk deel van de Noordzee ontwikkeld. Gelet op het belang van ruimte voor visserij en natuur zijn in het zuidelijk deel van de Noordzee geen zoekgebieden voor windenergiegebieden opgenomen.

In 2021 is gestart met het implementeren van de afspraken uit het NZA voor behoud, herstel en duurzaam gebruik van de kwetsbare natuur en de gunstige staat van instandhouding van populaties. Dit moet resulteren in een uitbreiding van de beschermde gebieden, waarbij in 2030 15% van de Noordzee binnen ecologische waardevolle gebieden volledig gevrijwaard is van bodemberoering door visserij. Ter bescherming van de gebieden Bruine Bank, Friese Front, Doggersbank, Klaverbank, Centrale Oestergronden en Borkumse Stenen zijn in 2021 concept voorstellen voor instandhoudingsmaatregelen ter consultatie aan stakeholders voorgelegd. In het voorjaar van 2021 heeft de Europese Commissie een mededeling Duurzame Blauwe Economie gedaan, gericht op het verduurzamen van blauwe economieën zoals de scheepvaart en visserij evenals het stimuleren van nieuwe economieën waaronder aquacultuur. LNV is samen met betrokken partijen gestart met een meerjarige Verkenning Duurzame Blauwe Economie om tot een routekaart voor beleid en uitvoering te komen.

3. Versterken natuur en biodiversiteit

3.1 Programma Natuur en Agenda natuurinclusief

Alle provincies hebben plannen opgesteld voor uitvoering van het programma Natuur. LNV heeft op basis van deze plannen de beschikbare financiële middelen toegedeeld. Een langjarige subsidie is verstrekt aan het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit om het programma Natuur met onderzoek en kennis te ondersteunen. Binnen het Subsidiestelsel Natuur en Landschap is de vergoeding voor het beheer van natuur verhoogd naar 84%. In het voorjaar van 2021 stelde LNV de eerste tranche van de Regeling versneld natuurherstel open. Met een eerste tranche van € 41,9 mln. zijn 50 projecten (gedeeltelijk) gehonoreerd. Natuurbeherende organisaties, landgoedeigenaren en particuliere landeigenaren werken met deze projecten aan (maatregelen voor) natuurherstel en natuurverbetering ten behoeve van het bereiken van de instandhoudingsdoelen van stikstofgevoelige habitats.

LNV stelt, samen met de provincies en natuur- en landschapsorganisaties, een Agenda natuurinclusief 2021-2050 op, gericht op de transitie naar een natuurinclusieve samenleving. In de Agenda worden acties opgenomen die bijdragen aan een goede basiskwaliteit van de natuur, binnen én buiten natuurgebieden. Een belangrijk onderwerp van de agenda is ‘Groen in de Stad’, waarvoor de Kamerfracties van GroenLinks en CDA een initiatiefnota hebben opgesteld (Kamerstuk 35 742, nr. 21). LNV heeft naar aanleiding van deze initiatiefnota inzichtelijk gemaakt hoe de biodiversiteit in het stedelijk gebied verbeterd kan worden. Dit in samenhang met andere opgaven, zoals klimaatadaptatie, woningbouw, verduurzaming en gezondheid. In 2021 is ook de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures (TNFD) van start gegaan. Deze taskforce stelt een raamwerk op om de financiële risico’s van biodiversiteitsverlies in kaart te brengen. LNV is toegetreden tot de Stewardship Council van de TNFD. Als partner van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel is LNV in 2021 gestart met de uitvoering van Living Labs. In drie gebieden wordt in ‘lerende communities’ gewerkt aan concrete handelingsperspectieven voor boeren om de biodiversiteit in agrarische gebieden te verbeteren.

3.2 Uitbreiding natuur- en bosareaal

Samen met de provincies heeft LNV in 2021 verder gewerkt aan de realisatie van de uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het areaal van het NNN neemt jaarlijks toe, maar de groei is te laag om de beoogde doelstelling van 80.000 hectare in 2027 te realiseren. Een taskforce is ingesteld om tot versnelling in het realiseren van de doelstelling te komen. Met de provincies heeft LNV de afspraak gemaakt dat zij vóór de zomer van 2022 met voorstellen tot versnelling van de realisatieopgave komen. Als onderdeel van het NNN is in 2021 gestart met de uitvoering van de Bossenstrategie. Staatsbosbeheer heeft ongeveer 500 hectare bos aangelegd en ook zijn afspraken gemaakt over de eerste 660 hectare Natura 2000 compensatie bossen. Met cofinanciering uit regio’s heeft LNV in 2021 de regeling Tijdelijke ondersteuning nationale parken verder in uitvoering gebracht.

3.3 Natuurversterking Noordzee, Waddenzee en Grote Wateren

Binnen de Programmatische Aanpak Grote Wateren is gestart met de aanleg van twee extra eilanden in de Marker Wadden. Voor de projecten Paddenpol, Koehol-Lauwersmeer en Zandsuppletie Galgewaard zijn samenwerkingsovereenkomsten tussen Rijk en regio getekend en is een MIRT-voorkeursbeslissing genomen. Na onderzoek is de ecologische systeemopgave verankerd in het deelprogramma Integraal riviermanagement. In het kader van het programma LIFE IP Deltanatuur heeft LNV, samen met andere overheden en natuurorganisaties, het Natuurwinstplan 2021 ontwikkeld. Dit is een strategie gericht op het verbeteren van natuurlijke processen en creëren van nieuwe leefgebieden in de grote wateren.

Nederland werkt in trilateraal verband aan de bescherming van het werelderfgoed Waddenzee. Dit gebeurt op het gebied van broed- en trekvogels, visbestanden en het opvangen van de effecten van klimaatverandering. De Beheerautoriteit Waddenzee heeft in 2021 een Integraal Beheerplan voor het Nederlandse deel van de Waddenzee opgesteld ter verbetering van het natuur-, vis- en waterbeheer (Kamerstukken 29 684, nr. 215 en 29 684, nr. 220).

4. Duurzaam perspectief voor de Nederlandse landbouw, tuinbouw en visserij

4.1 Agrarisch ondernemerschap en verdienvermogen

Met de uitvoering van de ondernemerschapsagenda (Kamerstuk 32670, nr. 199) zijn in 2021 meerdere stappen gezet om het verdienvermogen van de agrarische ondernemers te versterken. Met de ontwikkeling van het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw ondersteunt LNV boeren die willen omschakelen naar een stikstofarme, extensieve en duurzame bedrijfsvoering. In juli 2021 is, via het Nationaal Groenfonds, de pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw gestart. Op 1 november 2021 zijn subsidieregelingen voor bedrijfsplannen en demonstratiebedrijven opengesteld. Daaropvolgend is vanaf 1 januari 2022 een werkkapitaalregeling beschikbaar gekomen.

LNV wil de positie van boeren in de voedselketen versterken. Hiertoe is op 1 november 2021 de Wet Oneerlijke Handelspraktijken (OHP) in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen in werking getreden. Daarmee is een verbod gekomen op zestien ongewenste handelspraktijken. LNV heeft in 2021 een commissie ingesteld die geschillen tussen een leverancier en afnemer behandelt. Een wetsvoorstel voor aanpassing van de Mededingingswet om duurzame marktinitiatieven te stimuleren, is in maart 2021 door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ingediend bij de Tweede Kamer. Aan het einde van 2021 presenteerde de kwartiermaker voor een samenwerkingsambassadeur zijn advies ‘Vertrouwen in de samenwerking door en met de landbouw’ (Kamerstuk 35925-XIV nr. 18). LNV geeft vervolg aan dit advies om de samenwerking van agrariërs te verbeteren en zodoende hun positie in de keten te versterken.

Met een update van de Agro-nutrimonitor heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) inzicht gegeven in de margeverdeling en prijsontwikkeling in de keten ten aanzien van reguliere en duurzame landbouwproducten (Kamerstuk 31532, nr. 268). Om ook op Europees niveau te zorgen voor markttransparantie is in 2021 een gewijzigde uitvoeringsverordening van kracht geworden. Daarmee zijn marktpartijen, waaronder boeren, verwerkers en supermarkten, sinds 1 oktober 2021 verplicht om informatie aan te leveren over de prijzen van landbouwproducten in de verschillende schakels van de voedselketen.

LNV heeft bijgedragen aan de totstandkoming van generieke en sectorspecifieke steunmaatregelen om land- en tuinbouwbedrijven, die geraakt worden door vraaguitval als gevolg van de pandemie, op te vangen. Als aanvulling op de regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) is daar in 2021 onder andere de regeling voor ongedekte vaste kosten (OVK) bij gekomen. Naast voornoemde steunmaatregelingen heeft LNV in 2021 bestuurlijke afspraken gemaakt met provincies en waterschappen over de inzet van extra middelen vanuit het Economisch herstelfonds COVID-19. Nederland ontvangt in totaal € 52,4 miljoen om te besteden aan een veerkrachtige digitale duurzame landbouw, in samenhang met de klimaat- en milieudoelen van de EU. Samen met provincies en waterschappen zijn twee regelingen ontwikkeld; een Investeringsregeling en een Samenwerkingsregeling voor groen-economisch herstel. Beide regelingen zijn op 20 december 2021 opengesteld.

4.2 Verduurzaming veehouderij

Om tot verdere verduurzaming van de veehouderij te komen is het noodzakelijk dat de vraag naar duurzame producten toeneemt. Samen met partijen uit de Alliantie verduurzaming voedsel, afzetkanalen, ketenpartijen en de Dierenbescherming heeft LNV het marktprogramma Verduurzaming Dierlijke Producten (VDP) opgezet. Hiermee worden duurzame ketens gestimuleerd, bijvoorbeeld door het gebruik van keurmerken of de ontwikkeling van nieuwe concepten. Binnen de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie is een onderdeel toegevoegd voor het opzetten van samenwerkingsprojecten, gericht op duurzamere dierlijke marktconcepten. Ter versterking van de verduurzaming op de Noordwest Europese afzetmarkt werkte LNV in 2021 aan het project Advancing sustainable animal production (ASAP). Gestart is met de ontwikkeling van een systematiek die dierenwelzijnskeurmerken uit verschillende landen vergelijkbaar maakt. Daarnaast is een ‘duurzaamheidsdashboard’ verkend dat meer inzicht moet geven in hoe duurzaam dierlijke producten zijn.

Met de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) worden veehouders ondersteund bij de ontwikkeling en toepassing van innovaties voor integrale en brongerichte emissiereductie (ammoniak, methaan, geur en fijnstof). De innovatiemodule, gericht op onderzoek en ontwikkeling, is in 2021 twee keer opengesteld. De derde openstelling loopt door tot en met februari 2022. De investeringsmodule, gericht op de toepassing van bewezen technieken in de pluimveehouderij, is in 2021 één keer opengesteld. De Tweede Kamer is op 17 december 2021 geïnformeerd over de voortgang (Kamerstuk 28 973, nr. 249).

Samen met sectorpartijen heeft LNV het pakket bronmaatregelen voor reductie van de stikstofuitstoot van dierlijke sectoren uitgewerkt: meer uren weidegang, verlaging van het eiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen en mestverdunning bij grasland op zandgrond. Uit doorrekening door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) blijkt dat het invoeren van deze drie managementmaatregelen resulteert in een vermindering van de ammoniakemissie in de melkveehouderij van 9 tot 10% in 2025.

4.3 Dierenwelzijn

Langs verschillende lijnen heeft LNV zich in 2021 ingespannen voor het verbeteren van het welzijn van dieren tijdens lange afstand transport. De minister van LNV agendeerde het onderwerp in de Landbouw- en Visserijraad en LNV bood ondersteuning bij het onderzoek van het Europees Parlement over de bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie. Tijdens de Landbouwraad in juni 2021 heeft de minister van LNV een schriftelijke verklaring afgegeven voorafgaand aan de stemming over Raadsconclusies ten aanzien van dierenwelzijn tijdens lange afstand diertransporten naar derde landen over zee. De verklaring bevatte een opsomming van de risico’s en bezwaren van lange afstand transporten naar derde landen over de weg en over zee en de noodzaak voor een EU-breed verbod. Nationaal werkte LNV, samen met toezichthouders, sectoren, dierenwelzijnsorganisaties en wetenschappers, aan een nieuw plan voor de aanpak van hittestress bij dieren in de veehouderij. De risico’s in de gehele keten (primair bedrijf, transport en slachterijen) zijn daarbij in kaart gebracht, opdat deze omgezet kunnen worden in een plan dat vanaf 2022 verder in uitvoering zal worden gebracht.

Om het dierenwelzijn tijdens het slachtproces te borgen heeft LNV de eerder ingezette herbezinning op het slachtsysteem doorgezet. Dit gebeurt in het programma ‘verbeteren slachtsysteem’, dat gericht is op het verkleinen van risico’s voor het dierenwelzijn. Verschillende stakeholders, zoals slachthuizen, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen zijn bij dit programma betrokken. Centraal staan het beperken van het gebruik van (elektrische) drijfmiddelen die pijn of stress kunnen veroorzaken, de invloed van slachtsnelheid en de positie van de functionaris voor het dierenwelzijn.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) concludeerde in maart 2021 in een onderzoek naar de aanpak van stalbranden dat de inspanningen van de overheid onvoldoende hebben bijgedragen aan de gewenste afname van het aantal branden. Naar aanleiding van dit rapport is LNV gestart met het opzetten van een verstevigde aanpak van stalbranden. Aanscherping van de maatregelen moet resulteren in halvering van het aantal dodelijke stalbranden in alle dierlijke sectoren in 2026.

Op 1 november 2021 is de Identificatie & Registratie (I&R) hond in werking getreden, een instrument om de illegale hondenhandel aan te pakken. Bij het nieuwe I&R hond wordt bij de registratie van de hond de betrokken fokker/importeur, dierenarts en/ of chipper geregistreerd. In het geval van misstanden kan gelijk gekeken worden wie betrokken zijn.

In het programma transitie proefdiervrije innovatie (TPI) heeft LNV, samen met partners, verder gewerkt aan het bevorderen van proefdiervrije innovaties, zoals een virtuele mens voor veiligheidsbeoordelingen.

4.4 Diergezondheid

In een groot deel van 2021 was sprake van een verhoogde dreiging van vogelgriep, met als belangrijke besmettingsbron wilde vogels. Nederland heeft, ondanks direct getroffen maatregelen, in 2021 te maken gehad met vijftien uitbraken van vogelgriep op pluimveebedrijven. In het kader van de roadmap strategische aanpak vogelgriep is een stappenplan opgesteld om preventieve vaccinatie te verkennen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar mogelijke introductieroutes om betere preventieve maatregelen te kunnen nemen.

De expertgroep zoönosen presenteerde in juli 2021 het rapport ‘Zoönosen in het vizier’ met meer dan 70 aanbevelingen om het zoönosenbeleid te versterken (Kamerstuk 25295, nr. 1357). Samen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en diverse publieke en private belanghebbenden is LNV gestart met de voorbereidingen om tot aangescherpt beleid te komen via een nationaal actieplan zoönosen 2022-2025.

LNV heeft in 2021 het sectorspecifieke beleid voor reductie van het gebruik van antibiotica gecontinueerd (Kamerstuk 29683, nr. 256). De nadruk lag op het verminderen van hooggebruik, waarvoor in 2021 ook een nieuw plan van aanpak is ontwikkeld. Op 21 april 2021 is de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening van kracht geworden. De Wet dieren is aangepast om te voldoen aan deze regelgeving.

4.5 Herbezinning mestbeleid

De implementatie van maatregelen uit het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018-2021) is in 2021 afgerond. In vervolg hierop heeft LNV een 7e Actieprogramma nitraatrichtlijn (7e AP) opgesteld. Na vaststelling is het 7e AP in december ter goedkeuring ingediend bij de Europese Commissie. Het 7e AP geeft weer welke maatregelen in de periode 2022-2025 zullen worden genomen om de waterkwaliteit te verbeteren, conform de vereisten van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Centraal staat het verminderen van de verontreiniging van water door nitraten uit agrarische bronnen. Het 7e AP is tegelijk de basis voor aanvraag van derogatie van de Nitraatrichtlijn voor de periode 2022-2025. Derogatie houdt in dat boeren in Nederland, onder voorwaarden, meer stikstof uit dierlijke mest mogen gebruiken dan de norm van 170 kilogram per hectare. De Commissie heeft op het moment van schrijven van dit jaarverslag nog geen besluit genomen over de aanvraag van derogatie.

In april 2021 presenteerde LNV een routekaart waarlangs de contouren van het toekomstig mestbeleid uitgewerkt worden. Het doel van de herziening is om te komen tot een mestbeleid dat voor alle partijen eenvoudiger en robuuster is en waarmee emissies naar lucht en bodem worden beperkt ten behoeve van waterkwaliteit, klimaat en natuurdoelstellingen. LNV zet in op een grondgebonden (melk)veehouderij, transparante en hoogwaardige mestverwerking en een gebiedsgerichte aanpak van de waterkwaliteit. Door hoogwaardige verwerking van mest kunnen broeikasgas- en ammoniakemissies van intensieve veehouderijen worden teruggedrongen en kan bemesting beter worden afgestemd op de behoeftes van bodem en gewas. LNV heeft hiervoor in 2021 een regeling kunstmestvervanging en hoogwaardige mestverwerking opgesteld die begin 2022 is opengesteld.

4.6 Gewasbeschermingsmiddelen en weerbare planten en teeltsystemen

Met uitwerking van de governance, economische prikkels en monitoring is de realisatie van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming in 2021 verder op stoom gekomen. Samen met de partners in het programma heeft LNV een afwegingskader opgesteld voor tijdelijke vrijstellingen gedurende de transitie naar weerbare planten en teeltsystemen. Ook heeft LNV subsidies toegekend aan onder meer het programma plantgezondheid van sectororganisaties met een gebiedspilot Duurzame bollenteelt Drenthe. De consultatie is gestart voor een herzien nationaal actieplan duurzaam gebruik pesticiden. Op Europees niveau heeft LNV bijgedragen aan de verbetering van het toetsingskader gewasbeschermingsmiddelen en maatregelen tegen het stapelen van deze middelen.

4.7 Verduurzaming glastuinbouw

Samen met de Transitiecoalitie Kas als energiebron heeft LNV in 2021 de voorbereidingen getroffen voor het opstellen van een nieuw convenant energietransitie glastuinbouw. Het doel is om te komen te komen tot aangescherpte CO2-reductieafspraken met een uitwerkte aanpak, maatregelen en middelen. Als onderdeel van het huidige programma Kas als Energiebron zijn meerdere kennis- en innovatieprojecten voor energiebesparing en verduurzaming in de glastuinbouw gerealiseerd. Speerpunten in 2021 waren rendabele (bijna) klimaat neutrale productiemethoden, energiezuiniger belichten (LED) en verminderen van de CO2-behoefte.

De subsidiemodule Energie efficiëntie glastuinbouw (EG) is in 2021 uitgebreid naar vervanging van SON-T verlichting in kassen door LED verlichting. Deze uitbreiding volgt uit de uitvoering van het Urgenda vonnis. Omdat de subsidieregeling ruim werd overtekend is het oorspronkelijke openstellingsbudget opgehoogd, zodat alle positief beoordeelde subsidieaanvragen beschikt kunnen worden. In 2021 heeft LNV een pilot gestart om de levering van CO2 door marktpartijen aan de glastuinbouw te stimuleren. Ook is subsidie verleend aan een groot restwarmteproject in het Westland en is bij het Groenfonds een propositie ingediend voor financiering van de onrendabele top van een warmteproject in het Oostland.

4.8 Duurzaam voedsel

Samen met andere overheden is LNV gestart met de uitvoering van de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving. Het doel van deze city deal is het realiseren van een meer divers en een gezonder en duurzamer aanbod van voedsel. Dit gebeurt in samenhang met veranderingen in de vraag naar gezond en duurzaam voedsel (eetpatronen), waarbij voedsel uit korte ketens een belangrijk onderdeel is. De city deal richt zich ook op een geleidelijke verandering van eetcultuur en voedselroutines. Dit sluit aan op de eetwisselcampagne die het Voedingscentrum in 2021 heeft uitgevoerd om consumenten te informeren over duurzame voedselkeuzes.

In 2021 heeft LNV verder verkend hoe de systematiek van true cost/true price kan worden toegepast, opdat de consument meer inzicht geboden kan worden in de maatschappelijke kosten van voedsel. In navolging van de afspraken in het Klimaatakkoord heeft LNV een project opgestart om tot een geharmoniseerde en internationaal geaccepteerde methodiek voor het berekenen van de voetafdruk van voedselproducten te komen. Wageningen Economic Research heeft voor LNV een verkenning uitgevoerd naar de effectiviteit van en het draagvlak voor diverse vormen van de beprijzing van vlees.

Met de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling voerde LNV campagnes uit om informatie te verschaffen over de houdbaarheid van voedsel en het omgaan met producten die relatief vaak verspild worden, zoals brood. Met de activiteiten in derde nationale Verspillingsvrije week is bijna de helft van de Nederlanders bereikt. Vorderingen zijn gemaakt in het wegnemen van (wettelijke) belemmeringen, waaronder Europese harmonisatie van de definities van voedselverspilling.

In 2021 bracht LNV de Nationale Eiwitstrategie in uitvoering, gericht op het vergroten van de zelfvoorzieningsgraad van plantaardige eiwitten en duurzame consumptie. Samen met de diervoedersector heeft LNV een Green Deal Feed gesloten om een impuls te geven aan het gebruik van eiwithoudende grondstoffen uit Nederland en Europa. Aansluitend heeft LNV met voedselproducenten een Green Deal in verkenning voor meer teelt van eiwitrijke gewassen.

In navolging van het Actieplan biologische productie en consumptie van de Europese Commissie is LNV gestart met de uitwerking van een strategie en actieplan voor het stimuleren van de groei van de biologische sector in Nederland.

4.9 Toekomstbestendige visserij

LNV streeft naar een balans van de visserij(druk) met de draagkracht van het ecologisch systeem. Dit gebeurt met oog voor behoud van het verdienvermogen van de visser. In 2021 gaf LNV gebiedsgericht invulling aan deze opgave voor de Noordzee, de kust, de Wadden en het IJsselmeergebied. Tevens is gestart met de innovatie-agenda en met de uitvoering van de Kottervisie. In maart 2021 presenteerde LNV de hoofdlijnen van de Nederlandse invulling van het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF). Hiermee kan steun verleend worden aan investeringen voor onderzoek en innovatie in onder meer de kottersector.

In het kader van de beoogde saneringsregeling voor de visserijsector is in 2021 duidelijk geworden dat een sanering op grond van ruimtebeperking door uitbreiding van windparken en natuurgebieden niet past binnen de Europese staatsteunkaders die gekoppeld zijn aan het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Binnen de mogelijkheden van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) kan de sanering voor een deel wel gerealiseerd worden. Via deze route zet LNV in op het realiseren van een situatie waarin de vangstcapaciteit van de Nederlandse vissersvloot weer in balans komt met de vangstmogelijkheden. Om de gevolgen van de Brexit voor de Nederlandse visserijsector op te vangen heeft LNV een saneringsregeling, stilligregeling en liquiditeitsregeling in voorbereiding om inkomensverlies op te vangen en vissers de mogelijkheid te bieden zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Er is voor deze drie regelingen in totaal een bedrag van €200 mln. gereserveerd (Kamerstuk 35393, nr. 47).

Samen met visserijsectoren heeft LNV in 2021 uitvoering gegeven aan afspraken die in voorgaande jaren met deze sectoren zijn gemaakt. In overleg met de mosselsector is gewerkt aan de afbouw van de bodemmosselzaadvisserij, met als doel om te komen tot volledige beëindiging van bodemberoering door mosselzaadvisserij in 2029. Met de mosselsector heeft LNV ook projecten uitgevoerd voor natuurherstel in de Waddenzee en een pilot mosselkweek in de Voordelta. Ter uitvoering van het Actieplan toekomstbestendig visserijbeheer IJsselmeergebied startte LNV, samen met vissers en wetenschappers, een onderzoek naar de impact van commercieel beviste visbestanden. Ook is een staatssteunprocedure voorbereid voor vrijwillige sanering. Samen met de garnalensector heeft LNV in 2021 aan een nieuwe garnalenvisie gewerkt.

Ten aanzien van het verbeteren van de handhaving en naleving van visserijmaatregelen is eind 2021 het wetsvoorstel voor de bestuurlijk boete ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 35998 nr. 2). In de Visserijraad heeft LNV bijgedragen aan een wijzigingsvoorstel voor de controleverordening visserij, gericht op de invoering van cameratoezicht om toe te zien op de naleving van de aanlandplicht.

4.10 Internationaal werken aan kringlooplandbouw

Cruciaal in het realiseren van de transitie naar kringlooplandbouw is de positie van de Nederlandse agrarische sector op internationale markten en de samenwerking met het buitenland. De handel in landbouwproducten geeft het belang hiervan weer; in 2021 bereikte de export vanuit Nederland een hoogte van € 104,7 miljard, waarvan € 75,7 miljard euro goederen van Nederlandse makelij. De import van landbouwgoederen was in 2021 € 72,5 miljard.

In 2021 organiseerde LNV meerdere bilaterale en multilaterale economische missies. In samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken werd de Food System Summit van de Verenigde Naties voorbereid. Tijdens deze summit en de daaropvolgende Klimaat COP26 is de samenhang tussen de aanpak van klimaatverandering en voedseltransitie als topprioriteit op de internationale agenda gezet. Nederlandse technologie kan in alle schakels van de voedselketen helpen de productie te verduurzamen. Bedrijven willen zich steeds meer engageren met duurzame voedselproductie en hiervoor werken zij samen in private en publiek-private consortia. Een succesvol voorbeeld daarvan was de deelname van Nederland aan de Dubai Expo 2021, waar de nexus water, energie en voedsel centraal stond.

Sinds 1 januari 2021 is de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van kracht. In 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk drie keer de infasering van veterinaire en fytosanitaire grenscontroleprocessen uitgesteld (British Border Operating Model). Dit gaf veel onzekerheid voor het Nederlandse bedrijfsleven en de uitvoeringsdiensten. Ongeacht deze voortdurende onzekerheid heeft LNV zich, samen met andere departementen, de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) en uitvoeringsdiensten doorlopend ingezet om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op Brexit. Intensief overleg werd gevoerd met sectoren en er zijn zes stakeholderbijeenkomsten gehouden, gericht op de infasering van Britse grenscontroleprocessen. LNV heeft de belangen ingebracht bij besprekingen over het Noord-Ierland protocol en de ontwikkeling van nationale regelingen onder de Brexit Adjustment Reserve (BAR).

5 Brede welvaart in het landelijk gebied

Regio Deals hebben als doel de brede welvaart -het welzijn- in de regio te versterken. Overheden, bedrijven en inwoners werken samen aan innovatieve aanpakken die aansluiten op de opgaven in een regio. De gehele portefeuille van 30 Regio Deals is in 2021 verder in uitvoering gekomen. Daarmee hebben Rijk en partners gezamenlijk ongeveer € 2 mld. geïnvesteerd om de brede welvaart in de geselecteerde regio’s te versterken. De Regio Deals voor landelijke gebieden zoals Zuidoost Friesland, Veluwe, Achterhoek, Groene Hart, Foodvalley, Noordoost Brabant en Natuurinclusieve Landbouw Noord Nederland versterken de transitie naar kringlooplandbouw en het verbeteren van de biodiversiteit. Dit als onderdeel van de bredere opgave om de regionale brede welvaart met de Regio Deals te versterken. De samenwerking die tussen de regio’s en het Rijk is ontstaan werpt steeds meer zijn vruchten af, de regionale cofinanciering verloopt conform de gesloten deals en in diverse regio’s zijn samenwerkingsverbanden verdiept en verbreed. Uit onderzoek van het PBL blijkt dat het opgavegericht werken met de Regio Deals bijdraagt aan focus op de brede welvaart van inwoners en ondernemers

Met een lerende evaluatie is in maart 2021 het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland, gericht op een toekomstbestendig landelijk gebied, afgerond. Het leernetwerk, dat tot december 2021 is voortgezet, heeft een advies opgesteld voor versterking van het gebiedsgericht werken. De uitvoering van de samenhangende aanpak van opgaven in de vijftien gebieden van het interbestuurlijk programma is ondergebracht bij de opbouw van het NPLG.

6 Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

In 2021 zijn verbetermaatregelen doorgevoerd om de basis van de NVWA verder op orde te brengen en de organisatie toekomstbestendig te maken. In beheersbare stappen is gewerkt aan resultaten op de korte termijn, waarbij rekening wordt gehouden met de verandercapaciteit van de mensen en van de organisatie.

Naar aanleiding van de geconstateerde disbalans tussen taken en middelen bij de NVWA is in 2021 een start gemaakt met een kritische analyse van de omvang van het takenpakket. Verkend is hoe het concretiseren van open normen en het verbeteren van de handhaafbaar- en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving kan bijdragen aan effectief toezicht. Ter versterking van de publieke taakuitvoering van de NVWA zijn in het Coalitieakkoord structureel extra middelen beschikbaar gesteld.

Samen met LNV is de NVWA een programma gestart waarin overheid en bedrijfsleven samen bouwen aan een nieuw kostprijsmodel en retributiestelsel voor de NVWA. Centraal daarbij staan transparantie en meerjarige stabiliteit en voorspelbaarheid van de tarieven.

De NVWA heeft het toezicht in de vleesketen en het borgen van dierenwelzijn versterkt (Kamerstuk 28286 nr. 1216). De transportwaardigheid van dieren en het toezicht daarop is verbeterd doordat de NVWA meer tijd is gaan besteden aan de beoordeling van dieren bij exportcertificering. Met sectorvertegenwoordigers heeft de NVWA overeenstemming bereikt over de werkwijze van het aanbieden van dieren voor certificering.

In navolging van het advies van de Raad van Advies van de NVWA (bijlage Kamerstuk 28286 nr. 1216) is gestart met de doorontwikkeling van de directie Keuren tot een eigenstandige organisatie, die autonoom opereert met het handelingsvermogen en mandaat om controles met gezag uit te kunnen voeren.

11 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens x x1 Ja
12 Natuur en biodiversiteit x x2 Ja
  1. In 2019 is deze beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 104, nr. 6).
  2. In 2021 is deze beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 104, nr. 11).

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 van dit jaarverslaag: «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

Artikel 21 Land- en tuinbouw Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie) 329.401 34.970 46.193 318.178 78.200 29.878
Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK) 1.519 2.584 97 4.006 18.000 71.029
Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 54.488 4.112 12.098 46.502 180.000 28.470
Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschakeling Duurzame Landbouw (BL-O) 0 0 0 0 6.000 1.400
Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken Garantie voor natuurgebieden en landschappen 305.311 20.399 284.912 284.912 0
Klimaatfonds Groenfonds garantie 12.557 12.557 56.000 324
Totaal 690.719 54.223 78.787 666.155 96.200 526.912 131.101
Art. 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie) 686 1.427 741 1.103 5.293 4.190 4.931
Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK) 0 17 17 0 29 29 46
Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 0 1.334 1.334 0 136 136 1.470
Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschakeling Duurzame Landbouw (BL-O) 0 0 0 0 1400 1.400 1.400
Art. 22 Garantie voor natuurgebieden en landschappen 0 0 0
Klimaatfonds Groenfonds garantie 0 0 0 0 324 324 324
Totaal 686 2.778 2.092 1.103 7.182 6.079 8.171
Artikel 21 Land- en tuinbouw Wageningen Research 19.553 tot en met 2027
Artikel 21 Land- en tuinbouw Wageningen Research 2.465 tot en met 2022
Artikel 21 Land- en tuinbouw Wageningen Research 8.371 tot en met 2029
Artikel 21 Land- en tuinbouw Wageningen Research 1.829 tot en met 2030

Overzicht coronasteunmaatregelen

Maatregel Verplichtingen 2021 Uitgaven 2021 Ontvangsten
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 36 46 21
Nertsenhouderijen: ruimingskosten en uitvoeringskosten stoppersregeling 3
Regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw COVID-19 41 33
Steun- en herstelpakket i.v.m. Corona - Dierentuinen 37 37
Vervroegd verbod pelsdierhouderij 131 106

Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19

De Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 is ook dit jaar opengesteld (Kamerstuk 35 420, nr. 32). Met deze regeling worden ondernemers in de sierteeltsector, delen van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector ondersteund. Voor deze regeling was € 650 mln. gereserveerd. De definitieve vaststelling en uitkering van de steunmaatregelen voor de tuinbouw en de fritesaardappelsector is in 2020 over de jaargrens geschoven (Kamerstuk 35650-XIV, nr. 4) en de middelen zijn in 2021 weer beschikbaar gesteld. Hierdoor is onder andere voor de voedingstuinbouw € 36 mln. en voor de fritesaardappelsector € 7 mln. van het subsidiebudget doorgeschoven naar 2021.

Ruimingskosten besmette nertsenhouderijen en uitvoeringskosten Stoppersregeling.

Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor het verhogen van de bijdrage aan het Diergezondheidsfonds ( 35,6 mln.) in verband met de ruiming van een aantal besmette nertsenbedrijven en € 1,4 mln. in verband met Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 570 XIV, nr. 2 21 aanvullende onderzoekskosten. In het Diergezondheidsfonds is voor de ruimingen aanvullend 3 mln. beschikbaar gesteld.Ten behoeve van de uitvoeringskosten voor de stoppersregeling is € 5 mln. in 2020 gereserveerd, € 3 mln. in 2021 en € 1 mln. in 2022 en 2023.

Vervroegd verbod pelsdierhouderij

Voor het vervroegd verbod pelsdierhouderij is initieel totaal € 150 mln. beschikbaar gesteld. Hiervan is € 140 mln. gereserveerd op de Aanvullende Post. In 2021 is in totaal € 106 mln. aan kasuitgaven gerealiseerd, deze realisatie is lager dan gepland door vertraging in de uitvoering. Voor een aantal dossiers worden extra controles uitgevoerd en hierdoor vindt de vaststelling van deze dossiers plaats in 2022. De uitgaven schuiven door naar volgend jaar.

Regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw

De regeling Ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw (OVK) heeft als doel om de maxima van het steunpakket voor de primaire landbouwbedrijven gelijk te trekken met die van niet-landbouwbedrijven. Dit is noodzakelijk omdat het Europese tijdelijke staatssteunkader 3.1 voor landbouwbedrijven een lager maximum kent dan voor niet- landbouwbedrijven. Daarom is besloten om onder een andere paragraaf van het tijdelijke staatssteunkader (3.12) een regeling op te stellen die het mogelijk maakt om ook middelgrote land- en tuinbouwbedrijven substantieel te helpen. De regeling is op 7 juli 2021 opengesteld.

Regeling tegemoetkoming dierentuinen

Dierentuinen zijn zwaar geraakt door de coronacrisis en leiden als gevolg daarvan grote verliezen. Naar verwachting loopt het omzetverlies in 2021 op tot € 132 mln., terwijl de vaste hoge kosten voor specialistische zorg, huisvesting en noodzakelijk onderhoud voor de dieren doorlopen. Faillissement dreigt daardoor voor veel dierentuinen. voor de eerste openstelling van de Regeling tegemoetkoming dierentuinen in 2021 is € 37 mln. aan kasuitgaven gerealiseerd.

4. Beleidsartikelen

Artikel 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem

Vanaf begrotingsjaar 2021 is een nieuwe artikelstructuur ingevoerd. In onderstaande budgettaire tabel worden daarom alleen de realisatiecijfers van de oude artikelstructuur weergegeven. De actuele realisatiestanden voor 2021 en de standen van de ontwerpbegroting 2021 staan op de nieuwe artikelen 21, 22, 23 en 24 en worden daar toegelicht.

2016 2017 2018 2019 2020
Verplichtingen 733.422 810.906 1.558.269
Waarvan garantieverplichtingen 44.715 36.776 149.805
Waarvan overige verplichtingen 688.707 774.130 1.408.464
Uitgaven 661.414 745.627 1.086.870
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
Subsidies 120.109 132.315 345.235
Sociaal economische positie boeren 5.821 6.138 16.700
Duurzame veehouderij 2.883 574 28.427
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 8.927 11.758 171.246
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 100.749 108.075 120.801
Duurzame visserij 1.729 5.770 8.061
Garanties 3.904 52.481 58.800
Storting bijdrage begrotingsreserve 2.592 4.149 58.113
Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit 1.312 2.332 686
Bijdrage borgstelling vermogensversterkende kredieten 46.000 0
Opdrachten 42.121 45.473 55.085
Sociaal economische positie boeren 1.227 2.796 2.121
Duurzame veehouderij 2.333 1.824 6.110
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 7.378 9.398 8.929
Mestbeleid 2.744 3.187 2.357
Duurzame visserij 271 676 872
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 18273 17567 20.919
Diergezondheid en dierenwelzijn 7.482 7.195 10.689
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid 2.413 2.831 3.088
Bijdragen aan agentschappen 373.004 389.811 424.521
Rijksrederij 7.570 9.226 8.786
Rijksdienst voor Volksgezondheid en Milieu 7.232 8.068 11.211
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 177.446 200.997 206.130
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland 180.756 171.520 198.394
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s 95.562 94.737 100.647
College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden 2.856 2.573 2.457
Centrale Commissie Dierproeven 0 0 0
Wageningen Research 91.502 91.048 95.613
ZonMw (dierproeven) 0 0 0
Medebewind/voormalige productschappen 1.204 1.116 1.014
Raad voor de plantenrassen 1.563
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 8.333 10.958 9.358
FAO en overige contributies 8.333 10.958 9.358
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken 4.387 4.287 82.321
Diergezondheidsfonds 4.387 4.287 82.321
Storting begrotingsreserves 13.996 12.972 10.903
Storting begrotingsreserve landbouw 10663 8.592
Storting begrotingsreserve apurement 0 9.184 0
Storting begrotingsreserve visserij 3.333 3.788 2.311
Ontvangsten 67.271 78.112 106.151
Sociaal economische positie boeren 1.463 478 981
Agroketens 10.563 7.635 9.814
Agrarische innovatie en overig 297 61 494
Mestbeleid 4.248 7.975 13.602
Duurzame visserij 4.362 14.331 6.362
Garanties (provisies borgstellingsfaciliteit) 1.885 1.824 2.879
Weerbare planten en teeltsystemen 180 5.035 5.308
Diergezondheid en dierenwelzijn 5.897 7.880 11.859
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 13.858 14.763 11.852
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid 5.325 4.561 6.327
Agentschappen 5.520 7.652 18.736
Onttrekkingen begrotingsreserve 13.673 3.804 15.981
Zbo’s en RWT’s 2.113 1.956

Artikel 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken

Vanaf begrotingsjaar 2021 is een nieuwe artikelstructuur ingevoerd. In onderstaande budgettaire tabel worden daarom alleen de realisatiecijfers van de oude artikelstructuur weergegeven. De actuele realisatiestanden voor 2021 en de standen van de ontwerpbegroting 2021 staan op de nieuwe artikelen 21, 22, 23 en 24 en worden daar toegelicht.

2016 2017 2018 2019 2020
Verplichtingen 99.844 697.136 636.392
Waarvan garantieverplichtingen 0 0
Waarvan overige verplichtingen 99.844 679.136 636.392
Uitgaven 110.843 649.716 539.409
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
Subsidies 2.952 36.211 126.867
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 1.070 1.000 1.000
Natuur en biodiversiteit op land 1092 1.143 1.038
Beheer Kroondomein 790 790 700
Regio Deals 33.278 124.129
Leningen 26.259 25.297 24.116
Rente en aflossingen voor bestaande leningen 26.259 25.297 24.116
Opdrachten 25.091 32.457 196.648
Natuur en Biodiversiteit Grote wateren 6.028 9.336 10.109
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 4.678 4.256 6.119
Overige stelsel activiteiten 1.480 4.068 4.687
Internationale Samenwerking 4.118 2.495 1.600
Natuur en Biodiversiteit op land 8.337 9.518 103.456
Caribisch Nederland 402 2.572 2.629
Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit 48 119 67.549
Regio deals 0 93 499
Bijdragen aan medeoverheden 381 983 373
Caribisch Nederland 381 983 373
Bijdragen aan agentschappen 28.018 25.597 29.687
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland 21.063 18.512 21.534
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 6.955 7.085 8.153
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s 26.967 27.814 28.510
Staatsbosbeheer 26.967 27.814 28.510
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 1.175 1.357 1.847
Contributies 1.175 1.357 1.847
Storting begrotingsreserve 500.000 131.361
Storting begrotingsreserve stikstof 500.000 131.361
Ontvangsten 55.777 44.249 183.436
Landinrichtingsrente 38.243 36.712 30.481
Verkoop gronden 15.000 5.000 2.933
Overige 2.534 2.537 3.472
Onttrekking begrotingsreserve 146.550

Artikel 21 Land- en tuinbouw

A. Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een weerbaar, veerkrachtig en veilig functionerend land- en tuinbouw- en voedselsysteem, dat internationaal concurrerend is, met aandacht voor dierenwelzijn, waarbinnen zorgvuldig wordt omgegaan met natuurlijke hulpbronnen en waar opbrengsten en reststromen zo efficiënt en hoogwaardig mogelijk worden (her)benut.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  1. Het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarische ondernemer als pijler onder een toekomstbestendige sector
  2. Het stimuleren van de waardering van voedsel en de productiewijze en herkomst ervan
  3. Het versterken van kringlopen in de land- en tuinbouw en het bevorderen van circulariteit
  4. Het stimuleren van verduurzaming van de (dierlijke) productie en de consumptie van dierlijke en plantaardige producten door middel van nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.
  5. Het stimuleren van de verbetering van het dierenwelzijn.
  6. Het breder toepassen van geïntegreerde gewasbescherming door agrarische ondernemers.
  7. Het borgen en verbeteren van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn, duurzaam bodembeheer en klimaatvriendelijk energiebeheer en -gebruik in de land- en tuinbouw.
  8. Het stimuleren van groene economische groei en het bevorderen van transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse agro- en voedselketens.
  9. Het door de sterke internationale positie van Nederland in agro en food verduurzamen van het mondiale voedselsysteem.
  10. Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening, voedselzekerheid en voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau, evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouwbeleid.
  11. Het bieden van zekerheden aan agrarische bedrijven om leningen af te kunnen sluiten bij de bank.
  12. Het (mede)financieren van ontwikkelingen gericht op verdere verduurzaming van de land- en tuinbouw en veehouderij.

Regisseren

  1. Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en productiewijze. De Minister van MZS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van LNV verantwoordelijk voor is.
  2. De coördinatie en het beheer van het Diergezondheidsfonds.
  3. Het stellen van regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, gewasbescherming, plantveredeling, biologische landbouw en voedselveiligheid.
  4. Het voeren van regie op de nationale inzet in EU-verband en op bi- en multilaterale samenwerkingen rond land- en tuinbouw en voedselkwaliteit.

C. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2021.

Mestbeleid

In april 2021 is een routekaart vastgesteld waarlangs de contouren van toekomstig mestbeleid worden uitgewerkt. Naar aanleiding van de routekaart zijn gesprekken gevoerd met stakeholders. Op basis hiervan vindt verdere uitwerking van de contouren plaats (grondgebonden (melk)veehouderij en transparante en hoogwaardige mestverwerking)..

De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat de lidstaten iedere vier jaar een actieprogramma opstellen om water te beschermen tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. De implementatie van de maatregelen uit het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018-2021) is in 2021 afgerond. Onderdelen hiervan zijn regelgeving door de rijksoverheid1, administratieve en fysieke controles en handhaving en monitoring van grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Daarbij is veel inzet gedaan ter voorbereiding van het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (rVDM), waarvan de invoering voor alle ondernemers en mesttransporten is voorzien per 1 januari 2023. Het 7e Actieprogramma nitraatrichtlijn (7e AP)is in samenwerking met stakeholders opgesteld. In november 2021 is het 7e AP vastgesteld en begin december 2021 bij de Europese Commissie ingediend. Bij het onderdeel beleidsprioriteiten is de toelichting op het toekomstige mestbeleid meer uitvoerig.

Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030

In 2021 hebben de betrokken partijen meerdere acties uitgevoerd uit het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 ‘Naar weerbare plant en teeltsystemen’. Er zijn rapporten opgeleverd van onderzoek naar de governance structuur, economische prikkels, receptuursysteem, inventarisatie van onderzoeksprojecten en monitoring (doelen en indicatoren). Daarnaast is Wageningen UR opdracht gegeven voor onderzoek voor weerbare teelten en verbinden van land- en tuinbouw en natuur. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd. Verder is er een beleidskader ontwikkeld voor de zogenaamde ‘transitie-vrijstellingen’, een afwegingskader voor de inzet van tijdelijke vrijstellingen gedurende de transitie naar weerbare planten en teeltsystemen. Tevens zijn subsidies toegekend aan het meerjarig programma plantgezondheid van verschillende sectororganisaties waarmee invulling is gegeven aan acties uit het Uitvoeringsprogramma. Als uitwerking van de Nederlandse reactie op de evaluatie van de EU verordening gewasbeschermingsmiddelen en ter invulling van enkele moties, is de Europese Commissie schriftelijk geïnformeerd over Nederlandse standpunten ter verbetering van het EU toetsingskader, heeft ook overleg plaatsgevonden en zijn ten behoeve van de waterkwaliteit maatregelen tegen stapelen getroffen. Tenslotte is in 2021 een consultatie gestart voor een herzien nationaal actieplan duurzaam gebruik pesticiden.

Nationaal programma landbouwbodems

In 2021 is via het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL) gewerkt aan twee belangrijke doelen voor de Nederlandse landbouwbodems: het duurzaam beheren van alle landbouwbodems in 2030 als basis voor de kringlooplandbouw en het realiseren van de klimaatdoelstelling (extra vastlegging van 0,5 Mton CO2-eq vanaf 2030). Vanuit het spoor ‘Kennisontwikkeling’ zijn in 2021 tussenresultaten behaald via meerjarig onderzoek ten aanzien van koolstofvastlegging, lachgasemissie, bodemfuncties en kosten en baten ten opzichte van de gangbare praktijk. Op het spoor ‘Kennisverspreiding’ heeft het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer gezorgd voor de start van de kennisdeling met agrariërs omtrent duurzaam bodembeheer en klimaatadaptatie via (online)bijeenkomsten. Voor het spoor ‘Beleidsimpulsen’ duurzaam beheer zijn in 2021 bijdragen geleverd aan bodem gerelateerde beleidsterreinen zoals pacht, klimaat, stikstof en biodiversiteit. Vanuit het spoor ‘Innovatieopgaven agroketen’ zijn in 2021 een aantal sessies en gesprekken georganiseerd om de samenwerking met ketenpartijen te bevorderen. De Nationale Bodemtop van 2021 is uitgesteld vanwege coronamaatregelen. Op het spoor ‘Versterken regionale initiatieven’ zijn bijdragen geleverd aan Regio Deals en het IBP Vitaal Platteland waarin projecten op duurzaam bodembeheer zijn meegenomen.

Klimaatadaptatie

In 2021 is de uitvoering van het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw samen met andere partijen voortgezet. Het doel van het actieprogramma is dat alle ondernemers in de land- en tuinbouw in 2030 voorbereid zijn op de veranderingen in het klimaat, zoals neerslagextremen, droogte, hitte en verzilting. Om de klimaatadaptatie in het landelijk gebied (landbouw en natuur) te bevorderen heeft LNV in samenwerking met de Deltaprogramma’s Ruimtelijke Adaptatie en Zoetwater vier regionale online verbindingsbijeenkomsten gehouden. Ter verbetering van het water- en bodemsysteem en de ontwikkeling van robuuste rassen en teeltsystemen zijn projecten uitgevoerd gericht op kennisontwikkeling en -verspreiding.
De urgentie van klimaatadaptatie is in 2021 onderstreept door de extreme neerslag én overstromingen van de Maas en zijrivieren, met een grote waterschade aan gewassen tot gevolg. In Limburg en in het onbedijkte Maasgebied in Noord-Brabant hebben getroffenen een tegemoetkoming daarvoor kunnen aanvragen, omdat het kabinet de Wts van toepassing heeft verklaard voor deze rampsituatie. In december 2021 heeft het kabinet besloten dat er éénmalig vanwege de zeer uitzonderlijke en extreme situatie van overstroming en coronacrisis in juli 2021 ook voor teeltplanschade in de uiterwaarden van de bedijkte Maas van Boxmeer tot Geertruidenberg begin 2022 nog een tegemoetkoming kan worden aangevraagd.

Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL-C)

De corona-module onder de Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL-C) was heel 2021 opengesteld, maar gelukkig hebben slechts 10 ondernemingen een beroep op een overbruggingskrediet hoeven doen.

Waardering voor voedsel

LNV stimuleert een duurzaam (geproduceerd) voedselaanbod en een duurzame voedselconsumptie. Om dit te realiseren, wordt onder meer ingezet op een duurzamer eetpatroon van de consument en een duurzamer voedselaanbod. Het Voedingscentrum heeft in 2021 informatie gegeven om consumenten en professionals hierin te ondersteunen, onder meer via de eetwisselcampagne. Om gemeenten en lokale organisaties te stimuleren om de voedselomgeving duurzamer en gezonder te maken, is in oktober een City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving ondertekend door de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Almere en Ede en de ministeries van BZK, VWS en LNV.

Om stappen te zetten in het doel om voedselverspilling in 2030 te hebben gehalveerd, is in 2021 ingezet op de campagne #Verspillingsvrij. In het begin van 2021 is de publiekscampagne over houdbaarheid van voedsel en voedselverspilling herhaald, in de zomer is een nieuwe publiekscampagne gestart met de focus op brood - het meest verspilde product door consumenten. De verspilling van brood is in 2021 systemisch aangepakt, met o.a. een nulmeting voor jaarlijkse monitoring, de opzet van een project met verschillende partijen in de keten, een grote consumentencampagne, waaronder televisie, op brood en een prominente rol in de Verspillingsvrije Week. Resultaat is dat 38% van de mensen die de campagne gezien heeft, aangeeft daarna minder brood te zijn gaan verspillen. Ook rond de (A)G&F keten is een geïntegreerde aanpak opgezet. Daarnaast is vordering gemaakt met het wegnemen van (wettelijke) belemmeringen bij het tegengaan van voedselverspilling, door o.a. de harmonisatie van de definitie aan die van de EU en vanaf 2021 is het toegestaan verwerkte dierlijke eiwitten toe te voegen aan diervoeder, waardoor reststromen beter kunnen worden ingezet in veevoer. De Stichting Samen Tegen Voedselverspilling heeft inmiddels 100 leden.

(Glas)tuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

De glastuinbouwsector is de grootste energiegebruiker binnen de landbouw. Volgens Wageningen Economic Research (WEcR) steeg de CO2-emissie door de glastuinbouw in 2020 met 0,2 Mton ten opzichte van 2019. Toename van het areaal in de Landbouwtelling en de stijging van de elektriciteitsverkoop waren daarvoor belangrijke oorzaken. Daar staat tegenover dat het aandeel duurzame energie in de gehele glastuinbouw is gestegen naar 9,4% van het totaal.

Voor de realisatie van de klimaatopgave in de glastuinbouw zijn middelen gereserveerd voor het doen van investeringen in energiebesparing en de inzet van duurzame energie. In 2021 is goed gebruik gemaakt van de subsidiemodules MEI en EG. Aan de energiebesparende technieken die subsidiabel zijn onder de subsidiemodule EG zijn in het afgelopen jaar drie nieuwe technieken toegevoegd, waaronder de installatie van LED verlichting in kassen. Hiermee werd invulling gegeven aan de uitvoering van het Urgenda vonnis. Met name door de toevoeging van LED verlichting werd er voor bijna € 42 mln. aan subsidie aangevraagd, waarvan bijna € 30 mln. voor de toepassing van LED verlichting

Energietransitie glastuinbouw

In 2021 is door het transitiecollege Kas als Energiebron gewerkt aan de vormgeving van het nieuwe convenant energietransitie glastuinbouw 2021-2030. Het convenant zal concrete CO2-reductieafspraken bevatten evenals de aanpak, de maatregelen die ervoor nodig zijn om de reductie te behalen en de financiële middelen. Het opstellen van het convenant heeft om verschillende redenen vertraging opgelopen. Nu het coalitieakkoord meer duidelijkheid geeft over de randvoorwaarden en kaders, kan het convenant verder geconcretiseerd gaan worden.

Met de uitvoering van het programma Kas als Energiebron zijn in 2021 diverse kennis- en innovatieprojecten voor energiebesparing en verduurzaming in de glastuinbouw gestimuleerd. Speerpunten waren in 2021 het ontwikkelen van rendabele (bijna) klimaat neutrale productiemethoden, energiezuiniger belichten (LED) en verminderen van de CO2-behoefte.

Voor de klimaattransitie in de glastuinbouw zijn duurzame bronnen van warmte en CO2 voor gewasgroei cruciaal. In 2021 is subsidie verleend aan een groot restwarmteproject in het Westland. Ook is hiervoor in de miljoenennota financiële ondersteuning opgenomen voor 2022. Daarnaast is in 2021 een propositie voor het Groeifonds ingediend onder de naam Nieuwe Warmte Nu! Dit betreft een financieringsaanvraag voor de ondersteuning van de onrendabele top bij investeringen na 2022 en delen van het warmteproject Oostland. In 2021 is een CO2-pilot gestart waardoor levering van CO2 aan de glastuinbouw kan worden gefaciliteerd. Deze moet wel daadwerkelijk door de markt opgepakt gaan worden.

Biologische productie en consumptie

De Europese Commissie heeft in 2021 haar Actieplan voor de ontwikkeling van de biologische sector uitgebracht. Hierin is de ambitie opgenomen om de biologische sector te laten groeien en het roept de lidstaten op tot de ontwikkeling van een nationale strategie met actieplan. In 2021 is met de uitwerking van de nationale strategie gestart om ook voor Nederland een ambitie voor de groei van de biologische productie en consumptie te formuleren met de acties die daarvoor nodig zijn. Daarnaast zijn gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vastgesteld onder de nieuwe Europese Verordening die 1 januari 2022 van kracht is geworden.

Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren 2008 ‒ 2020

Het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren (Agroconvenant) liep af in 2020. De meeste gestelde doelen zijn gehaald en hierop wordt voortgebouwd middels afspraken die in het Klimaatakkoord zijn gemaakt. Op deelterreinen zijn doelen uit het Agroconvenant ook doorvertaald in onder andere het Nationaal programma Landbouwbodems, de Bossenstrategie en verwoord in de LNV-visie op Kringlooplandbouw.

Dierlijke productie en diergezondheid

De activiteiten die worden opgepakt voor de transitie naar een duurzame veehouderij zijn gebundeld in het Programma duurzame veehouderij, wat valt binnen het kader van de kringlooplandbouw. Binnen het programma wordt gewerkt binnen drie sporen om de noodzakelijke transitie van de veehouderij te stimuleren en te ondersteunen. Er wordt ingezet op inspireren en experimenteren, op het verbeteren van de condities om te verduurzamen, waaronder het vergroten van de markt voor duurzame dierlijke producten en op concrete stappen door de sector. In 2021 is onder andere samen met betrokken partijen een marktprogramma verduurzaming dierlijke producten opgestart om de vraag naar duurzame dierlijke producten te vergroten. De Kamer is in december 2021 geïnformeerd over de voortgang (kamerstuk 28 973, nr. 249).

In 2019 is de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen opgesteld en opengesteld. Doel van de regeling is om geuroverlast in veedichte gebieden te reduceren door varkenshouders die dat willen, te helpen bij het definitief beëindigen van hun varkenshouderijlocatie. De regeling is daarna uitgebreid met als doel stikstofreductie te realiseren. Deze regeling is nog in de uitvoeringsfase. De Kamer is in juni 2021 geïnformeerd over de voortgang van de regeling (Kamerstuk 28 973, nr. 244).

In 2020 zijn de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) geïntroduceerd om veehouders te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van innovaties voor integrale en brongerichte emissiereductie (ammoniak, methaan, geur en fijnstof). Van de Sbv is in 2021 zowel de innovatie- als investeringsmodule opengesteld. De Kamer is op 17 december 2021 geïnformeerd over de uitkomsten van de tweede openstelling van zowel de innovatie- als investeringsmodule. Voor de tweede openstelling van de innovatiemodule is aan 21 goedgekeurde projecten zo’n € 23,1 mln. aan subsidie verleend. Voor de tweede openstelling van de investeringsmodule is aan 104 goedgekeurde projecten zo’n € 5,2 mln. aan subsidie verleend. Daarnaast loopt een derde keer openstelling van de innovatiemodule voor de melkvee-, varkens-, melkgeiten-, vleeskalveren- en pluimveehouderij van 22 november 2021 tot en met 14 februari 2022.

LNV heeft diverse bijdragen geleverd ter bevordering van het welzijn van landbouwhuisdieren, waaronder ondersteuning van het vertrouwensloket welzijn landbouwhuisdieren en het Actieplan brandveilige veestallen 2018–2022 van LTO. In samenwerking met sectoren wordt bezien of de ontwikkeling van een benchmarksystematiek voor de zorg van jonge dieren kan worden ondergebracht bij de (Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa). Ook is er gewerkt aan hittemaatregelen voor dieren in de veehouderij en het beperken van lange afstandstransporten. Daarnaast is nader uitvoering gegeven aan de beleidsbrief dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 991). Dit heeft onder andere geleid tot de inwerkingtreding van het Besluit I&R hond dat bijdraagt aan een beter controle op (illegale) hondenhandel en het voortzetten van de beleidsinzet om gezonde en sociale honden te bevorderen.

In 2021 is door het adviescollege huis- en hobbydierenlijst gewerkt aan de beoordeling van ca. 300 zoogdiersoorten, aan de hand van het nieuwe toetsingskader voor de huis- en hobbydierenlijst.»

Naast de regie van het programma Transitie Proefdiervrije Innovatie, is een interdepartementaal ondersteunde Nationale Wetenschapsagenda (NWA) oproep opgesteld. Het onderwerp van de oproep is, acceptatie en implementatie van proefdiervrije modellen.

Het sectorspecifieke antibioticumbeleid is gecontinueerd in 2021 en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) concludeert dat het gebruik van antibiotica in 2020 ten opzichte van 2019 nagenoeg gelijk is gebleven. In de periode 2009–2020 is het antibioticumgebruik op basis van verkoopgegevens gedaald met 69%. Bij een sectorspecifiek antibioticumbeleid horen sectorspecifieke reductiedoelstellingen; deze doelstellingen hebben de generieke huidige 70% reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij vervangen. De sectorspecifieke reductiedoelstellingen zijn vastgesteld in de zomer van 2019 (Kamerstuk 29 683, nr. 249) en zien toe op het behalen van een reductiepercentage van hoog-gebruikende bedrijven per 2024 en de implementatie van de nieuwe benchmarkwaarden(-systematiek) van de SDa.

Gezien het belang van colistine voor de humane gezondheidszorg (staat op de lijst van Critically important Antimicrobials (CIAs) van de WHO) en de ongewenste stijging van de afgelopen jaren in de veehouderij, is in 2021 een start gemaakt met een verkenning van de mogelijkheid van een verplichte gevoeligheidsbepaling voordat colistine bij dieren wordt ingezet.

Beleidsinformatie 

Totale CO2-emissie glastuinbouw Circa 7,5 Mton 2013 6,0 Mton 6,1 Volgt in jaarverslag 2022 Volgt in jaarverslag 2022 4,6 Mton 2020 Wageningen Research
Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI) 100 2005 74% 76% Volgt in jaarverslag 2022 Volgt in jaarverslag 2022 70% 2020 RVO
Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij Antibiotica verkoop in 2009 2009 69% Volgt in Sda rapportage 2021 70% reductie (ten opzichte van 2009) Is nog niet bepaald Sda rapportage 2019
Nalevingsniveau HACCP-verplichting 80% apr-09 93% 89% 92% 94,0% 95% te bereiken in 2025 2021 NVWA

Toelichting Totale CO2-emissie glastuinbouw

De ramingen voor 2020 en 2021 in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op de ramingen zoals die waren opgenomen in het jaarverslag 2020 en de begroting 2020.

Toelichting bij de indicator Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij

Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2021 is afhankelijk van de uitwerking van de dit jaar afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (Kamerstuk 29 683, nr. 249). Het streven is om het antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hoog-gebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2021 is nog niet bekend.

Toelichting HACCP-verplichting

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet. De verslechtering ten opzichte van 2019 is grotendeels veroorzaakt door een tiental audits bij koel- en vrieshuizen (entrepots) waarbij een groot aantal geringe overtredingen zijn gevonden.

3.2 Geen meting Geen meting 3.2 3.2 Geen meting 3.2 2021 NVWA Consumenten-monitor*
min max min max min max min max
Voedselverspilling kiloton 1.771 2.552 1.781 2.466 1.814 2.509 1649 2568 Monitor Voedselverspilling, update 2009 ‒ 2018
Afgeleide voedselverspilling in kiloton(absoluut) 2.162 2.124 2.162 2.109 2.018 1081 (2030) Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2018, WFBR, 2020
Afgeleide voedselverspilling in %(relatief) 100 98 100 98 2018 50 Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2018, WFBR, 2020
Totale consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel (x€1.000.000.0000) 4,5 4,9 7,6 8,2 Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research
Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel 11% 11% 14% 16% Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research
Toename bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar (groene tekst is toegevoegd, omdat anders de interpretatie van de cijfers onduidelijk is) 19% 7% 18% 7% Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research

De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel in de afgelopen jaren. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend.

Bodemsoort Raming 2016 Raming 2020/2021 Streefwaarde Bron
Loss 54 92 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid
Zand 46 56 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid
Klei 19 49 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid
Veen 6,3 15 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid
Landelijk 504,4 miljoen kg 504,3 512 503,5 490 489,4 473,7 CBS
Melkvee 281,8 miljoen kg 294,9 303,5 289,9 280 286,5 311 CBS
Varkens 99,1 miljoen kg 96,9 97,4 96,8 93,7 91,8 87,8 CBS
Pluimvee 60,3 miljoen kg 62,2 58,9 56,7 56 54,7 52,8 CBS
  1. voorlopige cijfers
Landelijk 172,9 miljoen kg 175,2 169 162 156 150,7 149 CBS
Melkvee 84,9 miljoen kg 89,5 86,6 78,7 75,5 73,6 83 CBS
Varkens 39,7 miljoen kg 39,2 37,5 37,7 36,8 36,7 35 CBS
Pluimvee 27,4 miljoen kg 28,9 27,5 25,9 25,1 24,1 23,7 CBS
  1. voorlopige cijfers
Duitsland 20.820 20.711 21.836 22.905 22.688 23.566 23.579 24.496 Bron: WUR en CBS
België 8.652 8.581 9.119 10.099 10.254 10.775 10.779 10.708 Bron: WUR en CBS
Verenigd Koninkrijk 8.067 8.269 8.321 8.576 8.591 8.696 8.658 8.524 Bron: WUR en CBS
Frankrijk 7.122 6.714 7.001 7.747 7.665 7.736 7.726 7.571 Bron: WUR en CBS
Italië 3.479 3.183 3.320 3.378 3.427 3.569 3.562 3.311 Bron: WUR en CBS
Overige landen 33.561 33.926 35.202 37.357 37.771 40.199 40.319 41.129 Bron: WUR en CBS
Totaal landen 81.702 81.384 84.800 90.062 90.396 94.541 94.623 95.739 Bron: WUR en CBS
Oogst-seizoenen Kalenderjaren Canada & VS Zuid Amerika Overig Bron
2017/2018 2017 2.010 5.136 284 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
2018/2019 2018 3.081 4.071 302 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
2019/2020 2019 1.997 4.985 270 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
2020/2021 2020 1.963 4.629 615 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
Wereldproductie soja - Soja import Nederland van buiten de EU (x1000 ton)
Oogst-seizoenen Kalenderjaren Canada & VS Zuid Amerika Overig Bron
2017/2018 2017 127.782 173.140 42.453 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
2018/2019 2018 127.932 189.745 43.180 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
2019/2020 2019 102.838 191.071 42.968 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)
2020/2021 2020 118.908 186.569 47.987 Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020)

Toelichting kengetal soja

Het grootste deel van de geïmporteerde soja gaat door naar het Europese achterland. Ongeveer 11% van het volume aan geïmporteerde soja wordt via diervoer in melk, eieren, vlees in Nederland geconsumeerd. Dit wordt ruimschoots afgedekt door ingekochte duurzaamheidscertificaten Round Table Responsible Soy, RTRS (15% van de import) en certificaten als Proterra (nog eens 3%). Soja gebruikt in de zuivel, ook voor export, is volledig afgedekt door duurzaamheidscertificaten. Soja in Nederland verwerkt in veevoer, vlees en eieren voor de export voldoet aan legaliteitstandaarden die dus deels ook duurzaamheid en ontbossingsvrije productie garanderen. Voor een uitgebreide analyse zie de European Soy Monitor:https://www.idhsustainabletrade.com/uploaded/2020/05/IDH-European-Soy-Monitor-v2.pdf

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021
Verplichtingen 0 0 0 0 489.627 328.700 160.927
Uitgaven 0 0 0 0 561.423 549.247 12.176
Subsidies (regelingen)
Sociaal economische positie boeren 0 0 0 0 148.253 5.786 142.467
Duurzame veehouderij 0 0 0 0 240.662 370.532 ‒ 129.870
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 0 0 0 0 90.334 27.528 62.806
Mestbeleid 0 0 0 0 1.710 27.000 ‒ 25.290
Diergezondheid en dierenwelzijn 0 0 0 0 3.976 0 3.976
Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking 0 0 0 0 940 0 940
Integraal voedselbeleid 0 0 0 0 4.822 0 4.822
Leningen
Lening Pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw 0 0 0 0 9.000 0 9.000
Garanties
Bijdrage borgstellingsreserve 0 0 0 0 5.756 3.627 2.129
Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit 0 0 0 0 1.103 1.805 ‒ 702
Opdrachten
Sociaal economische positie boeren 0 0 0 0 430 1.717 ‒ 1.287
Duurzame veehouderij 0 0 0 0 0 23.365 ‒ 23.365
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 0 0 0 0 0 20.668 ‒ 20.668
Mestbeleid 0 0 0 0 0 19.874 ‒ 19.874
Diergezondheid en dierenwelzijn 0 0 0 0 8.007 9.086 ‒ 1.079
Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking 0 0 0 0 3.111 4.993 ‒ 1.882
Integraal voedselbeleid 0 0 0 0 5.559 7.049 ‒ 1.490
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden 0 0 0 0 3.577 1.261 2.316
Centrale Commissie Dierproeven 0 0 0 0 0 2.166 ‒ 2.166
Medebewind/voormalige productschappen 0 0 0 0 647 1.387 ‒ 740
Raad voor de Plantenrassen 0 0 0 0 1.019 827 192
Keuringsdiensten 0 0 0 0 10.140 4.300 5.840
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
FAO en overige contributies 0 0 0 0 10.850 10.889 ‒ 39
Storting/onttrekking begrotingsreserve
Storting begrotingsreserve landbouw 0 0 0 0 2.082 0 2.082
Storting begrotingsreserve apurement 0 0 0 0 1.282 0 1.282
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Diergezondheidsfonds 0 0 0 0 8.163 5.387 2.776
Ontvangsten 0 0 0 0 81.413 39.580 41.833
Ontvangsten
Sociaal economische positie boeren 0 0 0 0 1.078 245 833
ZBO's/RWT's 0 0 0 0 2160 2.300 ‒ 140
Agroketens 0 0 0 0 26.766 0 26.766
Agrarische innovatie en overig 0 0 0 0 394 0 394
Mestbeleid 0 0 0 0 7.852 7.209 643
Garanties 0 0 0 0 1.827 1.800 27
Weerbare planten en teeltsystemen 0 0 0 0 902 0 902
Diergezondheid en dierenwelzijn 0 0 0 0 12.516 11.600 916
Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking 0 0 0 0 2.738 5.926 ‒ 3.188
Onttrekkingen begrotingsreserves 0 0 0 0 25.180 10.500 14.680

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Verplichtingen

In 2021 hebben de verleningen van de eerste periode van de tijdelijke maatregel dierentuinen Covid-19 plaatsgevonden. Met deze verleningen is voor enkele aanvragen een 90% en andere aanvragen 100% van het aangevraagde subsidiebedrag als voorschot uitbetaald. De vaststellingen waarmee de laatste 10% wordt betaald zijn allen in 2021 ingediend, doch RVO heeft nog niet de beoordeling van alle vaststellingen kunnen afronden. Als gevolg hiervan zal een deel van de dierentuinen pas in 2022 de laatste 10% van hun toegewezen subsidiebedrag ontvangen, hetgeen verklaring geeft voor de verschillen tussen realisatie ten opzichte van de begroting en verplichting.

Uitgaven

Subsidies

Duurzame veehouderij

Het budget duurzame veehouderij is met € 129,8 mln. verlaagd. Dit wordt veroorzaakt doordat er minder is gerealiseerd op het budget van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). Bij de eerste suppletoire begroting is dit budget opgehoogd met € 29,9 mln. Vervolgens is bij de tweede suppletoire begroting dit budget is met € 168,4 mln. verlaagd, omdat er aan de Srv minder deelnemers meedoen dan eerder werd verwacht (Kamerstuk 28 973, nr. 244). De regeling levert daarmee minder stikstofreductie op. Daarom wordt de onderuitputting op het budget ingezet voor andere stikstofmaatregelen voor aanvullende reductie. Het bedrag van € 168,4 mln. is doorgeschoven naar 2022 en wordt ingezet voor de ophoging van het budget van de Maatregel gerichte opkoop (€ 133,4 mln.) en op de begroting van het Ministerie van IenW voor de Regeling Walstroom (€ 20,0 mln.) en voor de projectspecifieke mitigatie van de 7 MIRT-projecten (€ 15,0 mln.).

Daarnaast is voor de Subsidiemodules Brongerichte Verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) een lagere realisatie op de uitgaven van € 2,8 mln. in 2021. Dit komt onder meer door de gestegen prijzen van leveranciers, een andere looptijd van projecten waardoor het voorschotregime is veranderd en doordat er minder aanvragen waren waarbij direct tot vaststelling kon worden overgegaan. Het overige verschil kan worden verklaard door diverse kleinere mutaties.

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

De uitgaven zijn € 62,8 mln. hoger uitgevallen. Dit komt onder andere doordat in de eerste suppletoire begroting het budget met € 25 mln. is opgehoogd ten behoeve van LED (Urgenda 2.0) in de bestaande Energie-efficiëntie efficiëntie Glastuinbouw regeling. Hiernaast wordt het verschil ten dele veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven, namelijk € 15,0 mln., oorspronkelijk waren geraamd als opdracht, maar waarbij de uitgaven hebben plaatsgevonden op het budget van subsidies Glastuinbouw en weerbare planten. Hierdoor ontstaat er een hogere realisatie. Het gaat hier om middelen voor de Innovatieve agenda van € 12,9 mln. en middelen voor bodem en klimaatadaptatie van € 2,1 mln.

Daarnaast is er € 3,2 mln. meer gerealiseerd voor de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 die in 2020 is getroffen. Het gaat hier specifiek om nabetalingen die voortkomen uit een noodsteunmaatregel.

Op de regeling Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI) is meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Bij 2e suppletoire begroting is al rekening gehouden met hogere uitgaven dan oorspronkelijk geraamd door de uitgaven met € 4,5 mln. te verhogen, maar bij Slotwet bleek dat € 2,7 mln. van de middelen niet uitgeput zullen worden.

Mestbeleid

De gerealiseerde uitgaven voor mestbeleid vallen € 25,3 mln. lager uit. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de regeling waterbassins mest niet meer in 2021 opengesteld kon worden. Het budget dat hiervoor aanvankelijk was geraamd van € 21,0 mln. is daarom reeds op eerdere begrotingsmomenten doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast is er voor € 1,7 mln. aan uitgaven voor projecten en monitoring die oorspronkelijk waren geraamd als subsidie, uiteindelijk gerealiseerd binnen het budget opdrachten mestbeleid.

Integraal voedselbeleid

De uitgaven zijn € 4,8 mln. hoger uitgevallen. Dit wordt veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven oorspronkelijk waren geraamd als opdracht, maar waarbij de uitgaven hebben plaatsgevonden op het budget van subsidies Integraal voedselbeleid. Hierdoor ontstaat er een hogere realisatie.

Leningen

Lening Pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw

De uitgaven ten opzichte van de vastgestelde begroting 2021 vallen € 9,0 mln. hoger uit dan begroot. Dat wordt veroorzaakt door de start van het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw en de daaronder vallende Pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw. In het uitvoeringsjaar 2021 is een onttrekking gedaan uit de stikstofenveloppe op de aanvullende post van in totaal € 15,0 mln. t.b.v. de verschillende onderdelen van het omschakelprogramma. Het fondsvermogen t.b.v. de Pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw (€ 9,0 mln.) is vervolgens vanuit deze middelen beschikbaar gesteld aan het Nationaal Groenfonds

Opdrachten

Duurzame veehouderij

Doordat vertraging in de opstart en uitvoering van programma’s en projecten, onder andere als gevolg van de Covid pandemie vallen de uitgaven voor Kiimaatvriendelijke veehouderij € 10,9 mln. lager uit. Hiernaast vallen de uitgaven voor de Intensieve veehouderij € 3,4 mln. lager uit door dezelfde reden. Ook is onder uitputtingvoor een deel het gevolg van een verschuiving van het tempo van uitvoer, waardoor middelen zijn doorgeschoven naar latere jaren. Verder zijn de overige uitgaven op dit budget niet als opdracht geboekt, maar als subsidie. Dit op verzoek van de ADR. Zie ook de leeswijzer voor meer toelichting.

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

De uitgaven zijn € 20,7 mln. lager uitgevallen. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven, namelijk € 15,0 mln., oorspronkelijk waren geraamd als opdracht, maar waarbij de uitgaven hebben plaatsgevonden op het budget van subsidies Glastuinbouw en weerbare planten. Hierdoor ontstaat er een lagere realisatie. Het gaat hier om middelen voor de Innovatieve agenda van € 12,9 mln. en middelen voor bodem en klimaatadaptatie van € 2,1 mln. Zie ook de toelichtingen bij de realisatie van de subsidies.

Ook zijn er middelen ten behoeve van het programma Slimmer Landgebruik van € 3,3 mln. overgeheveld naar Artikel 23 Kennis en innovatie. Dit programma heeft als doel om bewezen maatregelen vast te stellen die nodig zijn om tot een vastlegging van 0,5 Mton CO2 aan de bodem per jaar vanaf 2030 in minerale bodems te komen. Daarnaast is sprake van diverse andere kleinere mutaties.

Mestbeleid

Op het budget mestbeleid is € 19,9 mln. minder aan uitgaven gerealiseerd. Dit komt onder andere doordat er bij de 1e suppletoire begroting diverse overhevelingen van totaal € 4,7 mln. hebben plaatsgevonden. Deze overhevelingen bestonden onder meer uit de overheveling naar de NVWA ten behoeve van uitvoering 6e Actieprogramma Nitraat, fte inzet ten behoeve van het real time vervoersbewijs mest (rVDM) en onderzoek in het kader van 6e actieprogramma nitraatrichtlijn. Ook bij de 2e suppletoire begroting is er sprake geweest van diverse mutaties. Ten behoeve van het rVDM (realtime Vervoersbewijs Mest) is € 3,2 mln. naar de NVWA overgeheveld. Daarnaast bracht de afhandeling van het fosfaatrechtenstelsel en het fosfaatreductieplan 2017 meerwerk voor RVO met zich mee. De uitgaven die hiervoor zijn geraamd (€ 7,9 mln.) is naar het RVO begrotingsinstrument (voeding) overgeheveld.

De overige lagere realisatie van € 6,2 mln. is ontstaan omdat de uitvoering op onderdelen meer tijd vraagt dan aanvankelijk gedacht . Zo heeft de invoering van het realtime en digitaal vervoersbewijs dierlijke mest (rVDM) enige vertraging opgelopen, en ook een regeling met betrekking tot GLB pilots en mest kon in 2021 niet worden opengesteld. Tevens is voor € 1,7 mln. uitgaven van opdrachten Mestbeleid gerealiseerd op het budget van subsidies Mestbeleid, waardoor de realisatie bij opdrachten lager uitvalt.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Keuringsdiensten

Het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft op 31 januari 2020 de Europese Unie (EU) verlaten. Dit heeft geleid tot nieuwe controles en meer administratieve handelingen bij import en export van plantaardige producten (o.a. groenten, fruit, snijbloemen en potplanten). Bij de keuringsdiensten is hierdoor sprake van meer uitgaven, die met name voortkomen uit de inzet van meer controle capaciteit.

Ontvangsten

Agroketens

De ontvangsten zijn in 2021 met € 26,8 mln. hoger uitgevallen. Dit is voornamelijk veroorzaakt door de terugbetaling van subsidievoorschotten COVID noodsteun (sierteelt en de fritesaardappelsector). Veel ondernemers hebben bij de start van de coronacrisis in 2020 en hun subsidie noodsteunaanvraag, de verwachtte omzetterugval te hoog ingeschat. Om deze reden moeten eerder verstrekte subsidievoorschoten (deels) worden terugbetaald. Dit is reeds gemeld bij 2e suppletoire begroting.

Onttrekking begrotingsreserves

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand 1/1/2021 30.518
+ Storting 2.082
– Onttrekking 13.134
Stand per 31/12/2021 19.466

Toelichting:

De begrotingsreserve Landbouw is bestemd voor uitgaven op het gebied van landbouwbeleid. De reserve wordt voornamelijk gebruikt om fluctuaties op enkele subsidieregelingen op te vangen.

Stand 1/1/2021 85.146
+ Storting 1.282
- Onttrekking 12.046
Stand per 31/12/2021 74.382

Toelichting:

De storting in de begrotingsreserve Apurement heeft te maken met de bijdrage van de provincies (€ 1 mln.) aan de risicoreserve om correcties van de EC die verband houden met maatregelen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma waarvoor zij verantwoordelijk zijn, af te dekken. Het totaal van 4 onttrekkingen hebben een andere aard. Een bedrag van € 1,6 mln. is onttrokken voor de opgelegde correctie door de EC omtrent Gemeenschappelijke Marktordening Groente en Fruit (GMO G&F). Deze correctie is een forfaitaire correctie van 5% op basis van de bevinding van de EC dat Nederland de subsidieaanvragen van de producentenorganisaties onvoldoende getoetst heeft op de redelijkheid van kosten. Aanvullend is er een bedrag van € 0,7 mln. onttrokken voor een bedrijf dat heeft schade ondervonden als gevolg van het intrekken van een integrale kosten systematiek die niet EU conform was. De verwachting is echter dat het bedrag uiteindelijk vanuit een andere financieringsbron wordt gedekt, dan wordt het bedrag weer teruggestort in 2022. Daarnaast hebben twee onttrekkingen betrekking op een bijdrage aan de NVWA (€ 2,7 mln.) en BGT (€ 7,0 mln.).

Stand 1/1/2021 79.021
+ Storting 5.756
- Onttrekking 0
Stand per 31/12/2021 84.777

Toelichting:

De begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen die voortvloeien uit garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. Tevens worden vanuit de borgstellingsfaciliteit garanties verstrekt over afgegeven corona kredieten (BL-C). Met betrekking tot de BL-C kan vermeld worden dat in 2020 en 2021 veel minder garanties zijn verstrekt dan oorspronkelijk aangenomen, tevens zijn hierop vooralsnog geen enkele verliesdeclaraties ingediend. De reguliere LNV voeding (circa € 3,6 mln.) van de reserve, de bijdrage voor de werkkapitaalregeling inzake het Omschakelprogramma (circa € 1,4 mln.), en de meevaller (circa € 0,7 mln.) op het gebied ingediende verliesdeclaraties zijn allen in 2021 in de borgstellingsfaciliteit afgestort.

Stand 1/1/2021 46.000
+ Storting 0
- Onttrekking 0
Stand per 31/12/2021 46.000

De reserve Vermogens Versterkend Krediet (VVK)/Risicovoorziening jonge boeren is in 2019 opgericht. In dit jaar is een storting van € 46 mln. in de reserve gedaan. In het afgelopen jaarverslag is bij dit artikel abusievelijk deze reserve niet getoond. In de saldibalans is de reserve wel opgenomen. Van het oorspronkelijk beschikbaar gestelde bedrag is eerder in 2020 € 25 mln. in de hierboven genoemde begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit gestort. Dit is gedaan om het VVK een module Borgstelling Landbouw (BL-VVK) is geworden.

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

A. Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een sterke en veerkrachtige natuur, een duurzame en economisch rendabele visserijsector en draagt via gebiedsgericht werken bij aan het versterken van de brede welvaart.

B. Rol en verantwoordelijkheid

  1. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het beschermen, versterken en duurzaam benutten van de natuur en biodiversiteit, mede in relatie tot de klimaat-, en stikstofdoelstellingen, in nationaal, EU- en mondiaal verband. Voor de natuurkwaliteit van de Rijkswateren en voor de internationale samenwerking op natuurgebied treedt de Minister als eerstverantwoordelijke op.
  2. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het versterken van de positie van de Nederlandse visserijketen en het bevorderen van duurzaamheid, transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse visserijketen.
  3. De Minister van LNV is medeverantwoordelijk voor gebiedsgericht werken, waarbij de LNV-opgaven in onderlinge samenhang met andere maatschappelijke en regionale opgaven optimaal worden opgepakt om te komen tot een optimale versterking van de brede welvaart.
  4. De Minister van LNV voert de regie over de aanpak van regionale knelpunten en de inzet van de Regio Envelop, in overleg met de Minister van BZK.
  5. De Minister van LNV is het aanspreekpunt voor wat betreft de betrokkenheid van het Rijk bij bodemdaling in het landelijke gebied in relatie tot landbouw, natuur en biodiversiteit en de vitaliteit van het platteland in bredere zin en voor landbouw als onderdeel van het Klimaatakkoord.

De Minister van LNV is (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  1. Het stimuleren en versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit, op zowel nationaal als internationaal niveau.
  2. Het bevorderen van behoud en versterken van biodiversiteit in het agrarisch gebied en binnen agroketens.
  3. Het ondersteunen van het versterken van de positie van de Nationale parken.
  4. Het stimuleren van de inzet van de Nederlandse bos-, natuur- en houtsector in het energie- en klimaatbeleid en het bevorderen van de duurzame bijdrage van bos en natuur aan de groene grondstoffenvoorziening.
  5. Het stimuleren van maatschappelijke initiatieven in lijn met de LNV-visie, Nederland Natuurpositief, het Programma Natuur en het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland.
  6. Het bevorderen van een duurzame, innovatieve en rendabele visserij- en aquacultuursector binnen de kaders van het Gemeenschappelijk visserijbeleid (Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds 2021-2027 (EMVAF)).

Regisseren

  1. Het inzetten, samen met medeoverheden en bedrijfsleven, op de totstandkoming van afspraken over het versterken van biodiversiteit, aansluitend op de afspraken uit de EU-Biodiversiteitsstrategie en het mondiale biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD).
  2. Het voeren van regie op de aanpak van regionale knelpunten en de inzet van de Regio envelop, in overleg met de Minister van BZK, met als doel om de brede welvaart in de regio’s in Nederland te versterken.

Uitvoeren

  1. Het met provincies nakomen van afspraken die gemaakt zijn in het Natuurpact en samen met provincies en IenW/RWS monitoren van de toestand van de natuur en biodiversiteit en benutting van natuur op land en in het water.
  2. Het samen met de provincies opstellen van het gezamenlijke Programma Natuur, waarmee onder andere invulling wordt gegeven aan het ambitiedocument Nederland Natuurpositief en aan de langjarige financiële impuls in het natuurbeleid als gevolg van de stikstofaanpak.
  3. Het onderhouden en handhaven van onder andere de Wet natuurbescherming en de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming Caribisch Nederland en het treffen van voorbereidingen voor het invoeren van de Omgevingswet.
  4. Het voorbereiden en uitvoeren van internationale en in EU-verband gemaakte afspraken over de internationale handel in bedreigde dieren en planten.
  5. De implementatie van het Europese exotenbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor het beheer van invasieve exoten.
  6. Het doen uitvoeren van regelingen en programma’s, zoals het Programma naar een Rijke Waddenzee, de natuuronderdelen van de Mariene Strategie en het beheer van Kroondomeinen.
  7. Het samen met provincies uitwerken en uitvoeren van de bossenstrategie.
  8. Staatsbosbeheer in staat stellen om, in samenhang met zijn maatschappelijke omgeving, uitvoering te kunnen geven aan zijn (kern)taken, zoals bedoeld in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en het Convenant LNV/Staatsbosbeheer (2014).

C. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2021.

Maatregel gerichte opkoop

Provincies hebben in 2021 een start gemaakt met de uitvoering van de eerste tranche van de Maatregel Gerichte Opkoop (Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden). In 2021 heeft de nadruk gelegen op het benaderen van geïnteresseerde veehouders, het analyseren en beoordelen van specifieke bedrijfssituaties en het voeren van gesprekken om tot koopovereenkomsten te komen. Mede op basis van een tussentijdse evaluatie zijn een aantal belemmerende factoren in beeld gebracht. Middels een wijziging van de regeling zijn deze zo goed mogelijk verholpen. Met de aangepaste regeling die eind december is gepubliceerd (Kamerstuk 28 973, nr. 248), zijn tevens, op basis van inschattingen van provincies met betrekking tot de deelnamebereidheid van veehouders, extra middelen voor aankopen beschikbaar gesteld. Het betreft de middelen die beschikbaar zijn gekomen uit de onderuitputting op het budget van de Regeling sanering varkenshouderijen (Kamerstuk 28 973, nr. 244). Het totale budget voor de eerste tranche van de MGO bedraagt daarmee € 228,3 mln. In 2021 zijn nog geen koopovereenkomsten gerealiseerd. In het najaar van 2021 zijn voorbereidingen getroffen voor de tweede tranche van de regeling die naar verwachting in het tweede kwartaal van 2022 wordt opengesteld.

Markerwadden

In 2021 heeft LNV vanuit het budget voor de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) € 4 mln. beschikbaar gesteld voor het project «Marker Wadden verlengde fase 1«. Dit budget is aangevuld met € 5,8 mln. van het Ministerie van IenW, € 1 mln. van provincie Flevoland en € 1 mln. van Natuurmonumenten. De totale rijksbijdrage wordt door LNV in 3 termijnen gestort op een projectrekening Marker Wadden die wordt beheerd door het Nationaal Groenfonds. Daarmee kon in mei 2021 worden gestart met de aanleg van twee extra eilanden als aanvulling op de in 2020 opgeleverde 5 eilanden van Marker Wadden fase 1. Naar verwachting zal daarmee in 2023 dan nog zo’n 300 hectare nieuwe natuur onder en boven water aan de bestaande eilandenreeks zijn toegevoegd.

Programma Natuur

In 2021 zijn belangrijke stappen gezet naar en in de daadwerkelijke uitvoering van het Programma Natuur. Voor de uitvoering van fase 1 (2020-2023) is in 2021 de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur opengesteld. Alle 12 provincies hebben medio 2021 op basis van hun provinciale uitvoeringsprogramma een specifieke uitkering ontvangen voor de uitvoering van deze programma’s. Daarnaast heeft het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) een langjarige subsidie ontvangen om het programma met onderzoek en kennis te ondersteunen. Tevens zijn middelen aan de provincies beschikbaar gesteld om de SNL-beheersvergoeding te verhogen naar 84%.

Natuurbank

In 2021 is de Natuurbank uitgewerkt waarvoor in totaal € 125 mln. beschikbaar is gekomen uit de begrotingsreserve stikstof. De Natuurbank is bedoeld voor projecten van het Rijk of waterschappen die nodig zijn om een dwingende reden van groot openbaar belang die bestaat in het voorkomen of beperken van overstromingen, de veiligheid van infrastructuur of de nationale veiligheid, maar ook voor projecten die nodig zijn om andere dwingende redenen van groot openbaar belang. Er is een wetswijziging voorbereid ter uitwerking van de natuurbank. De pilot die Staatsbosbeheer uitvoert, heeft laten zien dat maatregelen die ingezet kunnen worden voor compensatie minder gemakkelijk te vinden zijn dan voorzien. Anderzijds lijkt de behoefte in oppervlak ook kleiner dan voorzien. Er zijn verschillende mogelijkheden tot natuurcompensatiemaatregelen door Staatsbosbeheer uitgewerkt. Daarnaast is Staatsbosbeheer begonnen met de uitvoering van deze maatregelen. Aan RVO.nl is de opdracht verstrekt om de Natuurbank uit te voeren. RVO.nl heeft in 2021 samen met terreinbeherende partijen en provincies de behoefte aan compensatie en de mogelijkheden tot aanbod verder uitgewerkt.

Regeling versneld natuurherstel

In 2020 is € 125 mln. uit de begrotingsreserve stikstof beschikbaar gesteld voor terreinbeherende organisaties voor het nemen van gerichte maatregelen voor natuurherstel en -verbetering ten behoeve van het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van stikstofgevoelige habitats. (Kamerstuk 35 334, nr. 48). In het voorjaar van 2021 is de eerste tranche van de Regeling versneld natuurherstel opengesteld met een totaalbudget van € 81,6 mln. De tweede tranche gaat in februari 2022 open, waarvoor € 39,7 mln. resteert. De deelnemers aan de Regeling ontvangen gedurende de periode dat het project wordt uitgevoerd meerdere voorschotten conform de bevoorschottingsmethodiek die bij dergelijke langlopende regelingen wordt gehanteerd.

Veenweide

In 2021 is verder uitvoering gegeven aan het Programma Veenweide. Provincies hebben een start gemaakt met het opstellen van de eerste provinciale veenweidestrategieën. Provincie Friesland heeft in 2021 als eerste provincie haar provinciale veenweidestrategie gepubliceerd. Bij alle provincies is een bottom up gebiedsgerichte aanpak het vertrekpunt voor de invulling van de plannen. Lopende gebiedsprocessen zijn hieraan verbonden, geïntensiveerd en uitgebreid, waarbij provincies gebruik maken van de impulsgelden die in 2020 en 2021 door LNV beschikbaar zijn gesteld. De nationale reductiedoelstelling van 1 Mton is via een indicatieve verdeling met bandbreedte toebedeeld aan de 6 provincies. Het nationaal onderzoek naar broeikasgasuitstoot en de effectiviteit van maatregelen in de veenweide (NOBV) is voortgezet en in omvang uitgebreid met nieuwe meetlocaties. Eind 2021 zijn door het NOBV-onderzoeksconsortium de eerste «rekenregels» voor de effectiviteit van maatregelen aan de provincies gepresenteerd. Begin 2022 zal de formele rapportage hierover worden opgeleverd.

Agroprogramma

Voor de aanpak van aardbevingsgerelateerde problematiek op agrarische bedrijven in Groningen, is in 2021 een programma gestart onder regie van Provincie Groningen. LNV ondersteunt dit Agroprogramma Groningen met meerjarig € 19 mln. vanuit de middelen voor het Bestuursakkoord Groningen (november 2020). Hierover is de Kamer in februari 2021 geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 846). Het programma is gericht op het herstellen en verbeteren van het handelingsperspectief van agrariërs met complexe, (aardbevings)problematiek en de totstandkoming van een toekomstbestendige agrarische sector in het aardbevingsgebied. Inmiddels worden circa 35 van deze ‘complexe gevallen’ individueel begeleid door consulenten van het programma, en wordt onderzocht wat er verder aan middelen en instrumenten nodig is om te zorgen dat de aardbevingsproblematiek geen belemmering blijft vormen voor agrarisch ondernemers in het aardbevingsgebied.

Kroondomeinen

Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelge­bieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein (6.700 hectare) en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk heeft in 2021 net als in voorgaande jaren een subsidie verstrekt aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein Het Loo. Deze subsidie bedroeg in 2021 € 0,8 mln.

Noordzee

In 2021 is een start gemaakt met de uitvoering van de Kottervisie, behorend bij het Noordzeeakkoord (NZA). Er is gewerkt aan de beoogde saneringsregeling voor de visserijsector. Hierbij werd duidelijk dat een sanering op grond van ruimtebeperking door uitbreiding van windparken en natuurgebieden, niet past binnen de staatsteunkaders van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Binnen de mogelijkheden van het Brexit Adjustment Reserve (BAR) kan de gewenste sanering voor een deel wel uitgevoerd worden. Naast de saneringsregeling (€ 155,0 mln.) zijn ook middelen uit de BAR beschikbaar voor een stilligregeling (€ 33,0 mln.) en een liquiditeitsregeling (€ 12,0 mln.). Deze regelingen is zijn in 2021 voorbereid . De Kamer is hierover in februari 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 35 393, nr. 47). Er zijn veel gesprekken gevoerd met ondernemers van binnen en buiten de visserijsector om innovatieve ideeën voor verduurzaming op het spoor te komen, deze leveren input voor de in voorbereiding zijnde innovatieagenda, die de basis vormt voor de besteding van de middelen uit het NZA. Met de vertegenwoordigers van de visserijsector en de natuurorganisaties is in het NZO overeenstemming bereikt over aanpassing van de begrenzing van de Borkumse Stenen. De Bruine Bank is aangewezen als Vogelrichtlijn gebied en gebiedsbeschermde (visserij)maatregelen in overige gebieden zijn in voorbereiding.

Actieplan IJsselmeer

Ten behoeve van het herstel van de balans tussen de IJsselmeervisserij(druk) en draagkracht van de visbestanden zijn de partijen in het Actieplan toekomstbestendig visserijbeheer IJsselmeergebied gekomen tot een breed gedragen pakket van maatregelen. De Kamer is hierover geïnformeerd per brief van 6 oktober 2020 (Kamerstuk 29 664, nr. 78). Het jaar 2021 stond in het teken van de nadere uitwerking en eerste uitvoering hiervan. Nader onderzoek naar de commercieel beviste visbestanden is in samenwerking uitgevoerd door wetenschappers en IJsselmeervissers. Ter voorbereiding van de formele staatssteunprocedure, die voorafgaat aan de ophanden zijnde vrijwillige sanering, is gesproken met de Europese Commissie.

Visserijvrije zones

In 2021 is gewerkt aan de inrichting van Visserijvrije zones (VVZ’s) op vismigratiepunten. Hierover is met de Kamer gecommuniceerd per brief van 20 april 2021 (Kamerstuk 29 664, nr. 200). Daarbij is de inzet om te kijken of voor de sportvisserij in overleg met de waterbeheerders er maatwerkzones voor kleinere migratiepunten kunnen komen. Dit vergt nog nadere uitwerking en aan de Kamer is aangegeven dat de verdere uitwerking van de VVZ’s daarmee voor 2022 is voorzien.

Beleidsinformatie

De Beleidsrelevante Natuur Indicatoren worden jaarlijks gerapporteerd door provincies en het Rijk in de Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33576, nr. 140). De meest recente versie is te vinden op de website van Compendium voor de Leefomgeving. Deze indicatoren geven een landelijk beeld van de algemene biodiversiteit, maar laten ook zien hoe het gaat met de opgaven voor de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Ook wordt de mate van verdrogen, vermesten en versnipperen in beeld gebracht. Het betreft natuur op land en in zoet water.

Condities VHR-doelbereik landnatuur

In 2019 waren de berekende condities voor doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) op het land 53,4%. Dit is iets hoger dan de 52,7% in 2018. Bij volledige uitvoering van het ingezette beleid wordt in 2030 een VHR-doelbereik van 70% verwacht. Dit als resultaat van maatregelen uit het Natuurpact aangevuld met de extra natuurherstelmaatregelen vanuit het stikstofbeleid.

Bron: PBL, Tussenrapportage Natuurverkenning 2050 (PBL 2020) en gezamenlijk programma natuur (Kamerstuk 35334, nr. 131)

Deze eerste update van de indicator is nu nog een berekening op basis van alleen veranderingen in ruimtelijke condities (groei en inrichting van het Natuurnetwerk) en stikstofdepositie. Effecten van genomen maatregelen voor natuurherstel en tegen verdroging kunnen nog niet worden meegenomen, omdat monitoring hiervan nog ontbreekt. 

Deze indicator wordt modelmatig berekend en door het PBL gebruikt in de evaluaties van het Natuurpact. LNV gebruikt de indicator om ambitieniveaus voor natuurbeleid te beschrijven.

Het getal 53,4% betekent dat met de huidige condities er voor 53,4% van de plant- en diersoorten op land een duurzame instandhouding kan worden bereikt kijkend naar stikstofdepositie, bodem, grondwaterstand en ruimtelijke condities. Omdat de berekening met onzekerheden zijn omgeven rond PBL het getal meestal af op 5-procentpunten, dat is nu niet gedaan om jaarlijkse ontwikkelingen zichtbaar te maken.

Indicator Fauna in natuurgebieden op land en in agrarisch gebied

De diersoorten in natuurgebieden op land zijn sinds 1990 afgenomen. De laatste twaalf jaar is de trend stabiel.

Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af. Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.

De figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied.

Bron: soortenorganisatie en CBS www.clo.nl/nl1581

Bron: soortenorganisatie en CBS www.clo.nl/nl1580

Indicator duurzame visserij

Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden. Basiswaarde 2019 per vlootsegment: Pelagisch: 0,98 Grootschalige boomkor: 1,01 De laatst bekende waarde is 2019 1 (of lager) Wageningen University & Research report C045/20

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021
Verplichtingen 0 0 0 0 987.454 676.407 311.047
Uitgaven 0 0 0 0 572.684 674.973 ‒ 102.289
Subsidies (regelingen)
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 0 0 0 0 5.988 1.061 4.927
Natuur en Biodiversiteit op land 0 0 0 0 10.271 62.202 ‒ 51.931
Beheer Kroondomeinen 0 0 0 0 775 803 ‒ 28
Duurzame visserij 0 0 0 0 4.166 10.792 ‒ 6.626
Regio Deals 0 0 0 0 0 89.800 ‒ 89.800
Overige stelselactiviteiten 0 0 0 0 5.169 0 5.169
Leningen
Leningen rente en aflossing 0 0 0 0 23.509 26.345 ‒ 2.836
Garanties
Garantie Klimaatfonds 0 0 0 0 324 0 324
Opdrachten
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 0 0 0 0 2.132 21.629 ‒ 19.497
Natuur en Biodiversiteit op land 0 0 0 0 1.396 313.455 ‒ 312.059
Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren 0 0 0 0 11.927 10.732 1.195
Duurzame visserij 0 0 0 0 449 6.495 ‒ 6.046
Overige stelsel activiteiten 0 0 0 0 0 4.492 ‒ 4.492
Internationale Samenwerking 0 0 0 0 1.932 3.715 ‒ 1.783
Caribisch Nederland 0 0 0 0 0 3.864 ‒ 3.864
Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit 0 0 0 0 4.865 80.304 ‒ 75.439
Regio Deals 0 0 0 0 194 750 ‒ 556
Bijdrage aan agentschappen
Rijksrederij 0 0 0 0 8.995 9.076 ‒ 81
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Staatsbosbeheer 0 0 0 0 29.865 27.778 2.087
Bijdrage aan medeoverheden
Caribisch Nederland 0 0 0 0 4.065 0 4.065
Specifieke uitkering 0 0 0 0 335.015 0 335.015
Regio deals 0 0 0 0 116.517 0 116.517
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Internationale Samenwerking 0 0 0 0 1.740 1.680 60
Storting/onttrekking begrotingsreserve
Storting begrotingsreserve visserij 0 0 0 0 3.390 0 3.390
Ontvangsten 0 0 0 0 537.821 182.499 355.322
Ontvangsten
Landinrichtingsrente 0 0 0 0 28.441 29.478 ‒ 1.037
Verkoop gronden 0 0 0 0 12.159 12.159 0
Overige ontvangsten natuur 0 0 0 0 3.894 2.319 1.575
Duurzame visserij 0 0 0 0 7.690 6.993 697
Onttrekkingen begrotingsreserves 0 0 0 0 485.637 131.550 354.087

E. Toelichting op de instrumenten

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Verplichtingen

Op artikel 22 is in 2021 € 987,5 mln. aan verplichtingen gerealiseerd. Het verschil van € 311,0 mln. ten opzichte van de vastgestelde begroting betreft een saldo van diverse ophogingen en verlagingen.

Het wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een verplichtingenschuif voor het Programma Natuur. In 2021 zijn de specifieke uitkeringen aan de provincies verleend voor het treffen van gebiedsspecifieke maatregelen. Hiervoor is het verplichtingenbudget van 2021 middels een verplichtingenschuif met € 472,4 mln. verhoogd ten laste van het beschikbare budget in 2022 en 2023. Daarnaast is het verplichtingenbudget voor veenweide in totaal met € 81,1 mln. verlaagd vanwege onderuitputting op het verplichtingenbudget. Verder heeft er ook onderuitputting plaatsgevonden op het verplichtingenbudget voor de Regio Deals van € 89,8 mln.

Uitgaven

Subsidies (regelingen)

Natuur en biodiversiteit op land

De verlaging op het budget van € 51,9 mln. wordt voornamelijk veroorzaakt door de mutaties die hebben plaatsgevonden op het budget van de Regeling versneld natuurherstel. Bij Voorjaarsnota is € 21,6 mln. uit de begrotingsreserve stikstof aan het initiële budget van € 61,5 mln. toegevoegd. Voor de uitfinanciering van de Regeling worden meerdere voorschotten via een reguliere bevoorschottingsmethodiek verstrekt. Om de kasraming in overeenkomst te brengen met de verwachte uitgaven per jaar voor de eerste en de tweede tranche van de Regeling, zijn er twee kasschuiven verwerkt op het budget. Hierbij is € 77,1 mln. van 2021 doorgeschoven naar de jaren 2022 t/m 2025.

Duurzame visserij

De uitgaven voor het subsidiebudget van Duurzame Visserij vallen € 6,6 mln. lager uit dan begroot. Dit heeft voornamelijk te maken met nationale cofinanciering voor het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Deze middelen zijn voor de gehele fondsperiode beschikbaar gesteld maar de hoogte van de uitbetaling verschilt van jaar tot jaar. Om die reden worden de nationale cofinancieringsmiddelen in de Visserijreserve gestort om in latere jaren te besteden.

Regio Deals

Op het vastgestelde subsidiebudget voor Regio Deals is een verschil ontstaan van € 89,8 mln. Deze middelen zijn beschikbaar gesteld aan provincies via een specifieke uitkering. Daarom worden de gerealiseerde uitgaven op de betreffende budgetten verantwoord onder ‘bijdrage aan medeoverheden’.

Overige stelselactiviteiten

De uitgaven Overige stelselactiviteiten werden oorspronkelijk geraamd op het opdrachtenbudget. Omdat een groot deel van de budget via het verstrekken van subsidies is gerealiseerd, worden de gerealiseerde uitgaven verantwoord op het subsidiebudget.

Opdrachten

Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit

De gerealiseerde uitgaven op dit onderdeel zijn met € 19,5 mln. lager dan in de vastgestelde begroting 2021 werd geraamd. Dit verschil wordt hoofdzakelijk verklaard door de inzet van onderzoeksopdrachten die op artikel 23 worden verantwoord. Deze middelen zijn in de 1e en 2e suppletoire begroting overgeheveld binnen de begroting van LNV. Daarnaast wordt een deel van de oorspronkelijke geraamde uitgaven verantwoord onder het subsidiebudget voor ‘Vermaatschappelijking Natuur en biodiversiteit’, omdat deze uitgaven grotendeels gerealiseerd zijn middels subsidies.

Natuur en Biodiversiteit op land

Op het vastgestelde opdrachtenbudget ‘Natuur en biodiversiteit op land’ is een verschil ontstaan van € 312,1 mln. lagere uitgaven. Een groot deel van het oorspronkelijk geraamde budget is beschikbaar gesteld aan provincies via een specifieke uitkering. Daarom worden de gerealiseerde uitgaven op de betreffende budgetten verantwoord onder ‘bijdrage aan medeoverheden’. Dit betreft de budgetten voor Programma Natuur (begroting 2021: € 200,0 mln.) en Maatregel gerichte opkoop (€ 95,0 mln.).

Duurzame visserij

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie in 2021 voor Duurzame visserij bedraagt € 6,0 mln. aan lagere uitgaven. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het doorschuiven van middelen voor verduurzaming van het IJsselmeer (€ 2,1 mln.) en mutaties ten behoeve van het Noordzeeakkoord (€ 1,8 mln.). De saneringsregeling voor IJsselmeervissers start in 2022, waardoor middelen van 2021 moesten worden doorgeschoven. Voor wat betreft het Noordzeeakkoord zijn middelen voor de uitvoering naar het apparaatsartikel (artikel 50) overgeheveld gedurende het jaar en worden resterende middelen in de Visserijreserve gestort. Daarnaast betreft het nog diverse overheveling voor reguliere onderzoeken die niet op dit artikel worden verantwoord.

Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit

Op dit budget zijn initieel de budgetten van de klimaatakkoordmiddelen voor veenweide en bos, bomen en natuur geraamd. Omdat de middelen voor veenweide grotendeels beschikbaar zijn gesteld aan provincies via specifieke uitkeringen, worden de gerealiseerde uitgaven verantwoord onder ‘bijdrage aan medeoverheden’.

Bijdrage aan medeoverheden

Specifieke uitkering

Dit betreffen de op de artikel 22 gerealiseerde uitgaven voor het Programma Natuur (€ 176,9 mln.), de Maatregel gerichte opkoop (€ 95,0 mln.), Veenweide (€ 59,1 mln.) en Landelijk gebied (4,3 mln.). Deze uitgaven werden oorspronkelijk geraamd op het opdrachtenbudget ‘natuur en biodiversiteit op land’ en op ‘Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit’. Omdat de bovengenoemde uitgaven grotendeels beschikbaar zijn gesteld aan de provincies via een specifieke uitkering, worden deze uitgaven verantwoord onder ‘bijdrage aan medeoverheden’. LNV heeft via het Programma Natuur meerjarige afspraken met provincies gemaakt voor het versterken van de natuur. Het gaat daarbij om gebiedsgerichte maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten niet verslechtert. Daarnaast zijn middelen via de provincies ingezet voor de aankoop van veehouderijlocaties rondom Natura 2000-gebieden. Verder is in 2021 de laatste tranche van de specifieke uitkering uitbetaald voor de gebiedsgerichte inzet voor het geven van een impuls aan de veenweidegebieden. Tot slot is in 2021 het Agroprogramma Groningen van start gegaan. Het Agroprogramma is gericht op het herstellen en verbeteren van het handelingsperspectief van agrariërs met complexe, (aardbevings)problematiek en de totstandkoming van een toekomstbestendige agrarische sector in het aardbevingsgebied.

Regio Deals

Dit betreft de uitgaven van € 116,5 mln. voor de laatste termijnen van de laatste tranche van verschillende Regio Deals in 2021. Deze uitgaven werden oorspronkelijk geraamd op het subsidiebudget ‘Regio Deals’. Omdat bovengenoemde uitgave beschikbaar is gesteld aan verschillende provincies middels een specifieke uitkering, worden deze uitgaven verantwoord onder ‘bijdrage aan medeoverheden’. Daarnaast is ook de laatste termijn voor de Regio Deal Rotterdam Zuid uitbetaald, waarvoor de middelen eerst op artikel 51 stonden en gedurende 2021 zijn overgeheveld naar dit artikel.

Ontvangsten

Onttrekkingen begrotingsreserves

Het jaar 2021 was het laatste van de Begrotingsreserve stikstof. De resterende middelen zijn daarom in 2021 op de begroting van LNV ontvangen en vervolgens gesaldeerd met de uitgaven. Het gaat naast de geraamde € 131,6 mln. om € 209,5 mln. voor de Maatregel gerichte opkoop, € 112,1 mln. voor de Natuurbank, € 21,6 mln. voor de Regeling versneld natuurherstel en € 10,0 mln. voor het Omschakelprogramma.

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand 1/1//2021 (bedragen x € 1.000) 26.875
+ Storting 3.390
– Onttrekking 826
Stand per 31/12/2021 29.439

De storting is ten eerste het niet bestede deel van de nationale cofinanciering voor de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij (EFMZV) 2014-2020 en het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur (EMFAF) 2021–2027. Het budget blijft zo behouden voor toekomstige uitgaven van dit programma waarvoor nog verplichtingen kunnen worden aangegaan en uitgaven kunnen volgen tot en met 2023 (€ 2,7 mln.). Ten tweede betreft het een storting van € 1,3 mln. voor niet uitgeputte middelen voor het Noordzeeakkoord, die zo ook de komende jaren ingezet kunnen worden om de doelen uit het akkoord te behalen. Verder wordt er ook € 0,8 mln. aan de reserve onttrokken ten behoeve van het Nationaal innovatieprogramma visserij. In het Regeerakkoord zijn hier middelen voor vrijgemaakt, die door de coronacrisis niet in 2020 volledig benut konden worden. De betreffende middelen zijn daarom in 2020 in de reserve gestort en werden in 2021 grotendeels onttrokken.

Stand 1/1/2021 (bedragen x € 1.000) 484.811
+ Storting 0
– Onttrekking 484.811
Stand per 31/12/2021 0

De begrotingsreserve stikstof is ingesteld voor het nemen van bron- en natuurherstelmaatregelen, samenhangend om de reductie van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden te realiseren. Omdat de aard en timing van de maatregelen ten tijde van dit besluit onzeker was, heeft het kabinet eind 2019 besloten om een tijdelijke begrotingsreserve in te stellen voor de periode 2020 en 2021 (Kamerstuk 32 670, nr. 193). De reserve is eind 2019 eenmalig gevuld met € 500 mln. De beschikbare middelen uit de reserve worden in 2020 en 2021 opgevraagd en landen als ontvangsten op de LNV-begroting. Omdat 2021 het laatste jaar van de begrotingsreserve is, zijn de middelen ontvangen op de begroting van LNV. De ontvangen middelen zijn gesaldeerd met de uitgaven en zo nodig met kasschuiven doorgeschoven naar latere jaren.

Artikel 23 Kennis en innovatie

A. Algemene doelstelling

A. Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een goed functionerende kennis-, innovatie- en onderzoeksinfrastructuur op het terrein van landbouw, voedsel en natuur die bijdraagt aan een duurzaam, concurrerend en ecologisch houdbaar landbouw- en voedselsysteem met maximale benutting van circulariteit en bijdraagt aan maatschappelijke opgaven op het terrein van klimaat, biodiversiteit, energie en water.

B. Rol en verantwoordelijkheid

B. Rol en verantwoordelijkheid

  1. De Minister van LNV is medeverantwoordelijk voor de instandhouding van een groene kennis- en onderzoeksinfrastructuur ten behoeve van het landbouw-, natuur- en voedseldomein.
  2. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de inzet en verspreiding van kennis en innovatie gericht op de verdere verduurzaming van de land- en tuinbouw en visserij en het voedselsysteem, inclusief het sluiten van kringlopen, het benutten van reststromen en met respect voor de biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen.
  3. De Minister van LNV is als penvoerder verantwoordelijk voor de inhoudelijke programmering van Wageningen Research op basis van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek.
  4. De Minister van LNV is als vakminister medeverantwoordelijk, met de Minister van OCW, voor de invulling en de inzet van het groen onderwijs ten behoeve van de maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, water en klimaat.

De Minister van LNV is (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  1. Het bevorderen van kennisontwikkeling, kennisbenutting en kennisverspreiding, nieuwe technologieën (ICT) en educatie voor de bijdrage aan de maatschappelijke opgaven op het terrein van verduurzaming landbouw en visserij, voedsel, behoud en versterking biodiversiteit en natuur, klimaat, water en de economische concurrentiekracht van de Nederlandse agro- en tuinbouwsector.
  2. Het bevorderen van publiek-private samenwerking gericht op het opstellen en (laten) uitvoeren van meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s voor Landbouw, Water en Voedsel.
  3. Het bevorderen van de inzet van kennis en innovatie binnen het domein van Landbouw, Water en Voedsel, in het bijzonder in de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen op basis van een meerjarige kennis- en innovatieagenda (KIA) en een kennis- en innovatieconvenant (KIC).
  4. Het bevorderen van educatie en kennisverspreiding over voedsel richting scholen.
  5. Het bevorderen van educatie en kennisverspreiding naar agrarische ondernemers.
  6. Het stimuleren van internationale samenwerkingsprogramma’s voor onderzoek gericht op de maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, water, milieu en klimaat.
  7. Het stimuleren van het ontwikkelen van praktijkkennis voor structureel natuurherstel en -beheer via het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN).
  8. Het stimuleren van startups bij het ontwikkelen van innovatieve manieren van werken bij het oplossen van maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, natuur, biodiversiteit, water en klimaat.

Financieren

  1. Het financieren van de kennisbasis van Wageningen Research, op basis van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek.

Regisseren

  1. Regievoering op de subsidieverlening aan Wageningen Research en de opdrachtverlening RIVM voor het groene domein.
  2. Het regisseren van meerjarige missiegedreven programmering van kennis en innovatie met stakeholders ten behoeve van de maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, natuur, biodiversiteit en klimaat.

Uitvoeren

  1. Het uitvoering geven aan het Groenpact, samen met het groene onderwijs en het bedrijfsleven.
  2. De uitvoering van wettelijke onderzoekstaken door Wageningen Research gericht op genetische bronnen, voedselveiligheid, besmettelijke dierziekten, economische informatievoorziening, natuur en milieu en visserij.

C. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2021.

Innovatie op het boerenerf

Ook in 2021 is de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) opengesteld voor agrarische ondernemers. Onder meer zijn 4200 vouchers voor onafhankelijk advies op bedrijfsniveau beschikbaar gesteld. Daarmee kan advies worden gefinancierd over kringlooplandbouw, verduurzaming landbouw en stikstof. Er zijn twee nieuwe onderdelen toegevoegd aan de Sabe-regeling. Allereerst betreft dit de Bedrijfsplanvouchers. Daarmee kunnen agrarische ondernemers door een onafhankelijke adviseur een bedrijfsplan laten opstellen dat gericht is op omschakeling naar een duurzaam verdien- en bedrijfsmodel. De 300 beschikbare bedrijfsplanvouchers waren binnen twee werkdagen vergeven. Verder was het onderdeel Demonstratiebedrijven nieuw. Agrarische ondernemers kunnen subsidie krijgen om een demobedrijf te starten. Op die manier kunnen zij bestaande omschakelmaatregelen in de praktijk demonstreren en een inspiratie zijn voor andere ondernemers die overwegen om te schakelen. De belangstelling voor dit onderdeel was ook groter dan het beschikbaar gestelde budget. Er kunnen naar verwachting circa 30 demobedrijven gaan starten in 2022. Tevens zijn de projectsubsidies, gericht op lerende praktijknetwerken waarin boeren samen kennis delen en elkaar kunnen inspireren, opnieuw opengesteld. Ook hier was de vraag groot. Verwacht wordt dat 30 nieuwe praktijknetwerken kunnen gaan starten in 2022. Het aantal geregistreerde onafhankelijke bedrijfsadviseurs in het Bedrijfsadviseringssysteem (BAS-register) is in 2021 verder toegenomen tot ruim 200. Ten slotte is in 2021 het Groen Kennisnet (GKN) vernieuwd. De lancering van het nieuwe platform heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2021.

Programma DuurzaamDoor en Jong Leren Eten

De Kamer is maart 2021 geïnformeerd over de voortgang van de programma’s DuurzaamDoor en Jong Leren Eten en over het beleidskader 2021-2024 (Kamerstuk 31 532, nr. 261). Als gevolg van Covid-19 zijn in het onderwijs initiatieven voor educatie over duurzaam en gezond voedsel aangepast, maar grotendeels wel doorgegaan, met naast aandacht voor gezonde voeding ook educatie over voedselverspilling, waardering van voedsel en plantaardige eiwitten. Het programma Jong Leren Eten heeft de focus voor de doelgroepen uitgebreid met 18-24 jarigen. Voor deze doelgroep zijn bestaande interventies geïnventariseerd die ingezet kunnen worden. Daarnaast heeft het programma ingezet op onder andere borging van de resultaten door verdere samenwerking met regionale overheden en partners, door ondersteuning van de in 2021 opgerichte Alliantie Schooltuinen en door borging van de kwaliteit van het onderwijsmateriaal. Binnen het programma DuurzaamDoor is gewerkt aan een nieuwe portfolio van projecten, deels voortbouwend op de vorige programmaperiode, deels vernieuwd met meer focus op de regionale uitdagingen en transitiemanagement. Dit past goed in de beweging waarin het gebiedsgericht werken en werken in multi-stakeholderverband steeds belangrijker wordt. DuurzaamDoor is daardoor naast de inhoudelijke projecten ook steeds meer een programma met ervaring in nieuwe wijzen van werken.

Beleidsinformatie

Verhouding duurzame / totale investeringen 28% 2014 35% Volgt in jaarverslag 2021 17% rond april verwacht 30% WEcR
Klanttevredenheid 8,6 2020 8,4 8,4 8,5 8,9 8 2020 Wageningen Research
Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties 93% 2020 >90% 93% 95% 99% >80% 2020 Wageningen Research
Percentage innoverende agrarische bedrijven 10,80% 2015 10% Volgt in jaarverslag WECR 2022 nvt nvt 10% 2022 WEcR
Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport 9,50% 2019 10% 9% 12% 2021 WEcR en CBS
Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen 0 2020 2.000 2.000 4.200 4.200 14.460 2023 RVO

Verhouding duuzame / totale investeringen

Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.

Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR & Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert.

Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport

Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.

Aantal afgegeven bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw door bedrijfsadviseurs

Deze indicator toont het aantal afgegeven bedrijfsadviezen door gecertificeerde onafhankelijke bedrijfsadviseurs aan boeren en tuinders over kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om hiermee praktische kennis en innovatie sneller op het boerenerf te laten landen en de omslag naar toekomstbestendig ondernemen te versnellen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021
Verplichtingen 0 0 0 0 265.621 221.723 43.898
Uitgaven 0 0 0 0 244.170 230.168 14.002
Subsidies (regelingen)
Beleidsondersteunend onderzoek 0 0 0 0 54.086 24.067 30.019
Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid 0 0 0 0 57.077 65.362 ‒ 8.285
Kennisverspreiding en groen onderwijs 0 0 0 0 16.244 23.880 ‒ 7.636
Opdrachten
Kennisontwikkeling en innovatie 0 0 0 0 9.570 14.359 ‒ 4.789
Bijdrage aan agentschappen
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 0 0 0 0 12.455 6.612 5.843
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Wageningen Research 0 0 0 0 94.738 95.481 ‒ 743
ZonMw 0 0 0 0 0 407 ‒ 407
Ontvangsten 0 0 0 0 12.240 12.267 ‒ 27
Ontvangsten
Kennisontwikkeling en innovatie 0 0 0 0 12.240 12.267 ‒ 27

E. Toelichting op de instrumenten

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Beleidsondersteunend onderzoek

In 2021 is voor € 30,0 mln. aan meer uitgegeven aan subsidie voor Wageningen Research voor beleidsondersteunend onderzoek dan oorspronkelijk was begroot. Het ging hierbij onder andere om onderzoeken in het kader van klimaatprogramma’s, zoals Pilots en demo’s voor stallen en mestopslagen (€ 3,7 mln.), Slim landgebruik (€ 3,5 mln.) en Kas als energiebron (2,4 mln.). Verder kon voor € 5,9 mln. extra budgetruimte worden gevonden binnen het budget voor Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Voor de overige € 14,5 mln. gaat het om aanvullend beleidsondersteunend onderzoek door Wageningen Research dat eveneens werd gefinancierd uit andere begrotingsonderdelen.

Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid

De uitgaven zijn met € 8,3 mln. naar beneden bijgesteld. De vrijgekomen middelen zijn op andere wijze belegd binnen het begrotingsartikel 23 Kennis en innovatie.

Kennisverspreiding en groen onderwijs

De uitgaven vallen met € 7,6 mln. lager uit dan begroot. Dit komt met name door € 9,9 mln. minder uitgaven op de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe). De voornaamste oorzaak hiervan is dat door vertraging in de openstelling van 2020 in combinatie met de reguliere openstellingen 2021 de omvang van het aantal verwachte declaraties voor de adviesvouchers sterk is achtergebleven in deze jaren. De oorspronkelijke raming en ritme van uitbetalingen wordt hierop aangepast. Ook zijn er minder aanvragen gedaan voor cursus- en opleidingsvouchers dan was voorzien. Verder waren er voor € 4,8 mln. minder uitgaven dan geraamd voor aanvullende onderwijssubsidies en innovatieprojecten. Tegenover de lagere uitgaven stond een verhoging van de uitgaven vanwege een technische correctieboeking van € 4,8 mln. op het opdrachtenbudget en een verhoging van uitgaven van € 2,3 mln. voor met name onderzoeksprojecten.

Opdrachten

Kennisontwikkeling en innovatie

De uitgaven zijn € 4,8 mln. lager vanwege een technische correctieboeking, waarbij opdrachten werden omgelabeld naar subsidies.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

De bijdrage aan het RIVM (apparaatskosten) is verhoogd met € 5,8 mln. met name ten behoeve van het Kennisprogramma stikstof en het onderhoud en beheer, de actualisatie en doorontwikkeling van en het advies over het meetinstrument AERIUS.

Artikel 24 Uitvoering en toezicht

A. Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een doeltreffende uitvoering van het agro-, visserij- en natuurbeleid en een effectief en efficiënt stelsel voor handhaving en toezicht op deze beleidsterreinen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de uitvoering van het agro-, visserij- en natuurbeleid (onder meer de uitvoering van het GLB) en belegt deze uitvoering jaarlijks bij RVO.nl. De uitvoering van de handhaving en het toezicht binnen deze domeinen is ondergebracht bij de NVWA, waarvoor de Minister niet alleen opdrachtgever is, maar ook de eigenaarsrol vervult.

De Minister van LNV is (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  1. Het versterken van de internationale positie van het Nederlandse agro-, visserij en natuurdomein via het Landbouwradennetwerk.

Uitvoeren

  1. Het doen uitvoeren van een effectief beleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese regelgeving.
  2. Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
  3. Het uitoefenen van toezicht en het handhaven van de regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase).
  4. Het uitvoeren van het Gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid en het zorgdragen voor een rechtmatige financiering aan agrarische ondernemers.
  5. Het uitvoeren van het klimaat en stikstof beleid op het terrein van landbouw, visserij en natuur.
  6. Het doen uitvoeren van de in de Wet natuurbescherming vastgelegde rijkstaken.

C. Beleidsconclusies

Kerngetal NVWA

Op totaalniveau is er sprake van groei in capaciteit voor jaarplan 2021. Deze groei wordt vooral verklaard door inzet van aanvullende middelen ten behoeve van de Versterking van het Toezicht op de Vleesketen (Keuren). Dit verklaart ook de procentuele groei voor de publieke belangen Voedselveiligheid en Dierenwelzijn. Daarnaast is er voor deze twee publieke belangen nog een lichte groei als gevolg van de inzet van geoormerkte Regeerakkoordmiddelen voor Voedselveiligheid en Dierenwelzijn. Voor de publieke belangen Natuur & milieu en Diergezondheid en is er sprake van een procentuele daling, maar in absolute zin is er sprake van een stabiel beeld respectievelijk een lichte groei. Voor Natuur & milieu komen naar verwachting nog aanvullende middelen beschikbaar, die nu nog niet zijn opgenomen in dit totaalbeeld.

Procentuele urenverdeling NVWA per publiek belang (gebaseerd op uren 2021)

Figuur 1

Kengetal RVO

Klanttevredenheid over uitvoering LNV opdrachten door RVO 6,9 7,2 7,1 6,8

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021
Verplichtingen 0 0 0 0 482.027 416.375 65.652
Uitgaven 0 0 0 0 482.027 416.295 65.732
Bijdrage aan agentschappen
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 0 0 0 0 248.287 223.567 24.720
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 0 0 0 0 233.740 192.728 41.012
Ontvangsten 0 0 0 0 7.055 0 7.055
Ontvangsten
Agentschappen en overig 0 0 0 0 7.055 0 7.055

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Verplichtingen

Uitgaven

Bijdrage aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De bijdrage aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is in 2021 uitgekomen op € 248,3 mln. Deze is daarmee € 24,7 mln. hoger uitgevallen dan voorzien. De hogere bijdrage kent een aantal oorzaken. Ten eerste wordt een deel van het jaarplan vanaf andere artikelen gedekt dan artikel 24, deze middelen worden dan in het uitvoeringsjaar overgeboekt (€ 8,8 mln.). Ten tweede is er sprake van meerwerkopdrachten die aan de NVWA zijn verstrekt bovenop het vastgestelde jaarplan 2021 (€ 10,9 mln.). Voorbeelden van grote aanvullende opdrachten zijn werkzaamheden met betrekking tot Brexit en RVDM (Realtime vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen). Tot slot is er in 2021 een dotatie aan de NVWA gedaan ter versterking van het eigen vermogen (€ 5 mln.).

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De uitgaven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn in 2021 € 41,0 mln. hoger uitgevallen. Dit komt door een aanzienlijk aantal meerwerkopdrachten die aan RVO zijn verstrekt bovenop het vastgestelde jaarplan 2021. Dit betreft onder andere de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (€ 5,4 mln.), de Basisregistratie Geografische Topografie (€ 4,7 mln.), afhandeling bezwaarschriften in het kader van fosfaatrechtenstelsel en fosfaatreductieplan (€ 7,9 mln.), Economisch herstelfonds COVID-19 (€ 0,9 mln.), nadeelcompensatieregeling voor pelsdierhouders (€ 2,4 mln.) en de uitvoering van vergunningen gebiedsbescherming (€ 4,9 mln.).

Ontvangsten

Agentschappen en overig

Op basis van het resultaat over 2020 heeft de NVWA een bedrag van € 7,1 mln. terug betaald aan LNV.

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 50 Apparaat

Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021
Verplichtingen 0 0 0 149.717 153.244 143.854 9.390
Uitgaven 0 0 0 149.717 153.244 143.854 9.390
Personele uitgaven
Eigen personeel 0 0 0 93.442 101.894 95.729 6.165
Externe inhuur 0 0 0 9.133 7.918 3.698 4.220
Overige personele uitgaven 0 0 0 3.125 1.870 3.290 ‒ 1.420
Materiële uitgaven
ICT 0 0 0 648 510 500 10
Bijdrage aan SSO's (exclusief DICTU) 0 0 0 18.043 16.078 16.078 0
SSO DICTU 0 0 0 22.065 21.531 16.137 5.394
Overige materiële uitgaven 0 0 0 3.261 3.443 8.422 ‒ 4.979
Ontvangsten 0 0 0 2.577 2.488 2.793 ‒ 305
Ontvangsten
Ontvangsten 0 0 0 2.577 2.488 2.793 ‒ 305

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Inhuur externen

De hogere externe inhuur op artikel 50 wordt grotendeels verklaard door een grotere vraag aan specialistische kennis op uiteenlopende onderwerpen bij zowel de stafdirecties als de beleidsdirecties. Tijdens de verschillende begrotingsmomenten van het begrotingsjaar hebben de betreffende directies budget ten gunste van het externe inhuur budget geboekt om deze kosten te dekken.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven inclusief agentschappen en ZBO's

In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de NVWA, ZBO’s en RWT’s vermeld. Deze apparaatskosten worden niet alleen door LNV gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries, decentrale overheden en derden. In de agentschapsparagraaf en in Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's wordt dit nader toegelicht. De apparaatskosten van de zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid Grondkamers, Centrale Commissie Dierproeven, Kamer voor de Binnenvisserij en Raad voor Plantenrassen zijn vanwege hun beperkte omvang niet opgenomen in de tabel. Met uitzondering van de Raad voor Plantenrassen is aan deze zelfstandige bestuursorganen personeel afkomstig van RVO.nl, ter beschikking gesteld door de minister. In het geval van de Raad voor Plantenrassen is het ondersteunend personeel afkomstig van Naktuinbouw.

Kerndepartement *1 126.989 138.841 149.717 153.244 143.854 9.390
Totaal apparaatskosten agentschappen 326.721 345.312 377.218 399.236*2 413.528 412.566 962
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) 326.721 345.312 377.218 399.236 *2 413.528 412.566 962
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt's 323.937 403.417 494.227 499.527 108.939 97.576 11.363
Staatsbosbeheer 88.865 81.053 87.864 86.226 *3 *3 *3
Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) 15.094 15.816 16.365 17.154 18.309 19.134 ‒ 825
Wageningen Research 219.200 305.814 302.092 304.660 *3 *3 *3
Stichting Bloembollenkeuringsdienst 8.844 8.689 9.176 8.844 9.180 9.180
0
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen 18.238 18.748 19.204 19.695 19.411 23.730 ‒ 4.319
Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ) 5.732 6.267 6.509 6.832 6.914 6.434 480
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) 16.008 16.673 17.680 18.786 23.285 17.075 6.210
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw) 26.013 28.072 30.008 30.659 31.840 31.203 637
Stichting Skal Biocontrole 3.734 4.808 5.329 6.671 *3 *3 *3

Artikel 51 Nog onverdeeld

Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021
Verplichtingen 0 0 0 0 0 50.960 ‒ 50.960
Uitgaven 0 0 0 0 0 50.960 ‒ 50.960
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 50.960 ‒ 50.960
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel van waaruit overheveling naar andere onderdelen heeft plaatsgevonden. Zo is bij de 1e suppletoire begroting 2021 de loon- en prijsbijstellingstranche 2021 uitgekeerd. Deze is bij Miljoenennota toebedeeld aan de relevante onderdelen op de LNV-begroting. Daarnaast hebben bij de 1e en 2e suppletoire begroting overhevelingen plaatsgevonden naar andere begrotingsartikelen op de LNV begroting ten behoeve van de uitvoering Toekomstvisie Gewasbescherming en de compensatie nertsenproblematiek. Daarnaast heeft er bij de 2e suppletoire begroting een kasschuif plaatsgevonden ten behoeve van het Basis Grootschalige Topografie.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie paragrafen:

  1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;
  2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
  3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn voor het Kerndepartement en de NVWA de onderstaande fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie te rapporteren.

Bij de afgerekende voorschotten is sprake van een rechtmatigheidsfout van € 49,2 mln. vanwege het afwijken van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (TO2-regeling) bij subsidievaststellingen aan Wageningen Research (WR). Meer in het bijzonder gaat het om de toepassing van artikel 43 van de TO2-regeling die het mogelijk maakt om onder voorwaarden een overschot van maximaal 5% van de verleende subsidie jaarlijks mee te nemen ter besteding in het volgende jaar. Gebleken is dat overschotten voor een belangrijk deel verband houden met projecten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan maar die niet binnen het kalenderjaar worden afgerond. Hierdoor kwamen bij de subsidievaststelling over 2019 en 2020 (in 2021) de overschotten boven het maximum van 5%. Omdat hiervoor verplichtingen zijn aangegaan is dit bedrag aan overschotten in afwijking van artikel 43 van de TO2-regeling niet gekort op de nieuwe subsidieverleningen en daarom als onrechtmatigheid aangemerkt. Om deze situatie in de toekomst te voorkomen is een nieuwe werkwijze voorgesteld waarbij voor meerjarige thematische onderzoeksprogramma’s zoveel mogelijk met meerjarige verplichtingen wordt gewerkt en waarbij voor onderzoeksprogramma’s waar dit niet goed uitvoerbaar is de jaarlijkse vaststelling op basis van werkelijke realisatie plaats zal vinden. Op deze manier zal er geen sprake meer zijn van overschotten. Op basis van de beginselen van behoorlijk bestuur willen en moet LNV aan WR de mogelijkheid geven om zich aan deze werkwijze aan te passen. Er is daarom sprake van een overgangsperiode tot het boekjaar 2024. Tot die tijd zal wel gewerkt worden met een specificatie van het onderhanden werk om de besteding van de overschotten te kunnen monitoren.

Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden (in €).

(1) Rapporterings-tolerantie (2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis) (3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in € (4) Bedrag aan fouten in € (5) Bedrag aan onzekerheden in € (6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in € (6a) Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in € (7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100% (7a) Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag = (6a)/(2)*100%
Afgerekende voorschotten 803.707.000 40.185.350 49.398.427 809.539 50.207.966 0 6,2% 0%

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie 

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Begrotingsbeheer

In 2021 sprake geweest van herrubricering van diverse begrotingsposten. Dit was nodig omdat in een aantal gevallen uitgaven onder andere begrotingsinstrumenten zijn verantwoord dan eerder in de begroting van 2021 was opgenomen. Zo zijn onder meer op artikel 22 budgetten van Regio Deals en Natuur en biodiversiteit op land van de instrumenten subsidies respectievelijk opdrachten overgeheveld naar de budgetten voor het instrument bijdragen aan mede-overheden. Zie hiervoor ook de toelichtingen bij de begrotingsartikelen. De correcties hiervoor zijn met Slotwet doorgevoerd.

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2020 van 19 mei 2021 het autorisatiebeheer bij het kerndepartement als onvolkomenheden aangemerkt. Hierop zijn in 2021 verbeteracties uitgezet onder andere door het in overleg met dienstonderdelen implementeren van procedures om het risico van ongewenste toegangsrechten en functievermenging in het financiële systeem beter te beheersen. Verder is in het financiële systeem EBS een governance ingericht.

EU-middelen in gedeeld beheer

Het Ministerie van LNV verantwoordt zich met een bijlage «Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer» over de rechtmatigheid en het functioneren van de beheer- en controlesystemen voor inzet van middelen uit het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). In de bijlagen «Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer» wordt inzicht gegeven in de rechtmatigheid en het functioneren van de beheer- en controlesystemen voor inzet van deze middelen. De bijlagen zijn gebaseerd op de verantwoordingen die aan de Europese Commissie worden gestuurd. Zoals in de bijlagen vermeld heeft de ADR goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij deze verantwoordingen, waarbij de ADR bij de landbouwfondsen wel enkele aandachtspunten benadrukt.

Interne fraude in de bedrijfsvoering

Onder interne fraude wordt verstaan een opzettelijke handeling door een of meer medewerkers waarbij, al dan niet in combinatie met derden, gebruik gemaakt wordt van misleiding ten einde een onrechtmatig of onwettig voordeel te verkrijgen. Over 2021 zijn geen (materiële) interne fraudes aan het licht gekomen die in deze bedrijfsvoeringsparagraaf moeten worden vermeld. LNV schenkt veel aandacht aan het voorkomen en opsporen van interne fraude. LNV beschikt over een vastgesteld integriteitsbeleid en een integriteitsstelsel met vertrouwenspersonen en diverse meldpunten. Ook is er een Beveiligingsambtenaar (BVA) zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit BVA-stelsel Rijksdienst 2021 en een BVA-team. Het BVA-team geeft advies, houdt toezicht op de integrale beveiliging en laat analyses en audits uitvoeren. Met een jaarlijks geactualiseerd beheer- en controleplan geven dienstonderdelen aan welke grote risico’s het voorziet en hoe het deze risico’s beheerst. Risicomanagement is hiermee verankerd in de P&C-cyclus. Met periodieke managementverificaties en het toepassen van functiescheiding wordt het risico van interne fraude en daarmee onbetrouwbare informatievoorziening uit de administraties van LNV voldoende beheerst. Daarnaast beschikt LNV over een vastgesteld beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen door derden. Eventuele signalen van mogelijke fraude worden altijd opgevolgd voor nader onderzoek. Middels een jaarlijkse managementverklaring bevestigen hoofden van dienst dat geconstateerde interne fraudes zijn gemeld bij de directeur FEZ, de SG en de ADR.

d. Overige aspecten in de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

Het Ministerie van LNV heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, begin 2022 een «Informatiebeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2021 is omschreven. Alle kritieke informatiesystemen zijn beoordeeld op hun conformiteit met de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Op basis van de eigen onderzoeksresultaten en het advies van de Algemene Rekenkamer zijn leveranciersmanagement en assetmanagement als grootste aandachtspunten geformuleerd. Daarnaast hebben de systemen van de NVWA die de import en export van de agrarische sector ondersteunen te maken met een verhoogd dreigingsprofiel. De beveiliging wordt hierop aangepast. Ook voor alle overige opgenomen risico’s zijn maatregelen geformuleerd, zoals voor rubricering en opleidingen en bewustwordingsactiviteiten voor medewerkers.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Coronasteunmaatregelen

RVO.nl is er ook in 2021 in geslaagd de (tijdelijke) steunmaatrelen Covid-19 van LNV tijdig in productie te nemen. Dit betrof de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen en de Regeling subsidie financiering ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven. Daarnaast heeft RVO de tegemoetkomingen op basis van de regeling voor de sierteelt, voedingstuinbouw en fritesaardappelen afgerekend.

LNV beschikt over een toereikend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van accountantsproducten van accountants bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het Openbaar Ministerie.

Audit Committee

Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over de bedrijfsvoering, waaronder het auditbeleid. Het AC bestaat uit de secretaris-generaal (voorzitter), twee directeuren-generaal en twee externe leden, met ondersteuning van de directeuren Financieel Economische Zaken (FEZ) en de ADR. In 2021 heeft de eerste zelfevaluatie van het AC plaatsgevonden.

Onderwerpen van overleg waren in 2021 onder andere de toezichtrapportages van FEZ over het financieel en materieel beheer, de uitkomsten van ADR- en AR-controles en Europese audits over 2021, en een aantal strategische onderwerpen waaronder Herziening GLB, Transparantie in informatie en KPI’s voor de kringlooplandbouw.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Datalekken

In 2021 zijn in totaal 67 (waarvan 63 bij de NVWA) datalekken bij de DRT’s voor LNV genoteerd, waarvan 6 (5 hiervan NVWA) zijn gemeld bij de AP. Dit betekent dat organisaties en medewerkers steeds beter begrijpen wat een datalek is en dat het belangrijk is dat ieder datalek wordt gemeld, zodat maatregelen kunnen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Daarnaast zijn interne registratie- en afhandelingsprocedures vernieuwd waardoor het inzicht in het aantal datalekken is verbeterd. Het Security Operations Center (SOC) van DICTU en het DRT van EZK en LNV constateren tegelijkertijd dat thuiswerken resulteert in een toename in datalekken en beveiligingsincidenten door onbewuste fouten van medewerkers.

NVWA

Medio 2021 is onder verantwoordelijkheid van de pSG LNV een programma gestart met als opdracht te komen tot een nieuwe Product Dienst Combinaties (PDC’s) voor bedrijfsleven en overheid, een nieuw kostprijsmodel en retributiestelsel. Mede naar aanleiding van de conclusies van het taken/middelen-onderzoek zijn verdere plannen uitgewerkt om de NVWA te versterken. Het betreft het herstellen van de balans tussen takenpakket en beschikbare middelen, de informatiepositie van de NVWA op orde te krijgen en houden en innoveren. Deze plannen zijn verwerkt in fiches voor de Formatie onderhandelingen en uiteindelijk verwerkt in het Coalitieakkoord.

Begin september is het advies van de Raad van Advies Roodvleeskeuringen aangeboden aan de Kamer: er wordt gekozen voor een organisatiesprong waarbij Keuren los(ser) wordt georganiseerd. Het programma Keuren-toezicht is eind 2021 gestart, SG LNV en IG NVWA zijn hiervan de opdrachtgevers.

Fiscaliteit

Met de Belastingdienst is LNV de verkenning gestart voor de Doorontwikkeling Horizontaal Toezicht. Het ministerie van LNV heeft aangegeven toe te willen werken naar een convenant Horizontaal Toezicht. De eerste stappen van een self-assessment zijn doorlopen. Dit krijgt een vervolg in 2022.

C. Jaarrekening

7. Departementale verantwoordingsstaat

Totaal 1.838.019 2.065.497 237.139 2.377.973 2.013.548 641.017 539.954 ‒ 51.949 403.878
Beleidsartikelen
21 Land- en tuinbouw 328.700 549.247 39.580 489.627 561.423 81.413 160.927 12.176 41.833
22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken 676.407 674.973 182.499 987.454 572.684 537.821 311.047 ‒ 102.289 355.322
23 Kennis en innovatie 221.723 230.168 12.267 265.621 244.170 12.240 43.898 14.002 ‒ 27
24 Uitvoering en toezicht 416.375 416.295 0 482.027 482.027 7.055 65.652 65.732 7.055
Niet-beleidsartikelen
50 Apparaat 143.854 143.854 2.793 153.244 153.244 2.488 9.390 9.390 ‒ 305
51 Nog onverdeeld 50.960 50.960 0 0 0 0 ‒ 50.960 ‒ 50.960 0

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB(s) die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschap

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Totale baten 421.343 448.387 27.044 370.179
Totale lasten 425.143 434.685 9.542 422.944
Saldo van baten en lasten ‒ 3.800 13.702 17.502 ‒ 52.765
Totale kapitaalontvangsten 7.150 11.105 3.955 64.246
Totale kapitaaluitgaven 20.520 20.032 ‒ 488 59.535
Balanstotaal nvt 100.546 nvt 80.307

9. Jaarverantwoording agentschap per 31 december 2021

Baten
Omzet moederdepartement 185.119 193.645 8.526 151.351
Omzet overige departementen 108.524 110.780 2.256 98.888
Omzet derden 110.630 101.221 ‒ 9.409 94.017
Vrijval voorzieningen 0 226 226 721
Bijzondere baten 17.070 42.515 25.445 25.202
Totaal baten 421.343 448.387 27.044 370.179
Lasten
Apparaatskosten 412.566 413.528 962 399.236
- Personele kosten 224.212 256.047 31.835 247.062
Waarvan eigen personeel 189.745 228.505 38.760 217.355
Waarvan inhuur externen 22.244 20.209 ‒ 2.035 22.003
Waarvan overige personele kosten 12.223 7.333 ‒ 4.890 7.704
- Materiële kosten 188.354 157.481 ‒ 30.873 152.174
Waarvan apparaat ICT 2.140 1.491 ‒ 649 4.558
Waarvan bijdrage aan SSO's 51.533 52.509 976 50.118
Waarvan overige materiële kosten 134.681 103.481 ‒ 31.200 97.498
Afschrijvingskosten 11.979 11.737 ‒ 242 13.124
- Materieel 2.025 1.561 ‒ 464 2.191
Waarvan apparaat ICT 98 115 17 102
Waarvan overige 1.927 1.446 ‒ 481 2.089
- Immaterieel 9.954 10.176 222 10.933
Rentelasten 98 16 ‒ 82 21
Overige kosten 500 9.404 8.904 10.563
- Dotaties voorzieningen 500 38 ‒ 462 946
- Bijzondere lasten 0 9.366 9.366 9.617
Totaal lasten 425.143 434.685 9.542 422.944
Saldo van baten en lasten ‒ 3.800 13.702 17.502 ‒ 52.765

Foutherstel: de ter vergelijking opgenomen cijfers over boekjaar 2020 zijn voor de post «Personele kosten, waarvan eigen personeel» verhoogd met € 4,4 mln. waardoor het saldo van baten en lasten met hetzelfde bedrag is gewijzigd.

Stelselwijziging

Niet van toepassing voor 2021.

Foutherstel

Bij het samenstellen van de jaarrekening 2021 is gebleken dat als gevolg van een misverstand bij de berekening van de waarde van de uitstaande verlofdagen, onderdeel van de balanspost «Overige schulden en overlopende passiva», geen rekening is gehouden met de premie ABP. Hierdoor is in de jaarrekening 2020 (en eerdere jaarrekeningen) de schuld uit hoofde van openstaande verlofdagen te laag weergegeven.

Om bovenstaande reden zijn de ter vergelijking opgenomen cijfers in deze jaarrekening gecorrigeerd. Dit leidt ertoe dat de in deze jaarverantwoording ter vergelijking opgenomen cijfers over 2020 betreffende de post «Overige schulden en overlopende passiva» (balans) en «Personele kosten» (staat van baten en lasten) zijn verhoogd met € 4,4 mln. en dat het resultaat over 2020 en de post «Onverdeeld resultaat», onderdeel van het eigen vermogen, zijn verlaagd met datzelfde bedrag.

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

Sinds 2021 hanteert de NVWA een integrale kostprijs, waarin een opslag voor bedrijfsvoering-kosten is opgenomen. In 2020 had de NVWA nog geen integrale kostprijs wat zorgde voor een substantieel verlies. De significante stijging van de omzet van LNV ten opzichte van 2020 hangt voor een groot deel samen de invoering van deze integrale kostprijs.

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2021 is de omzet € 8,5 mln. hoger als gevolg van aanvullende opdrachten van LNV. De omzetcategorie «Overig» omvat werkzaamheden voor LNV die worden uitbesteed aan derden. In de oorspronkelijke begroting 2021 is dit niet goed opgenomen. Ten opzichte van 2020 is er voor de omzetcategorie «Overig» sprake van een stijging van € 5,5 mln., omdat de WOT-subsidiegelden (Wettelijke Onderzoekstaken) voor WFSR vanaf 2021 via de NVWA lopen.

Handhaven 165.126 157.192 ‒ 7.934 129.064
Keuren certificering op afstand 907 407 ‒ 500 630
Keuren import 426 2.638 2.212 1.740
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten 18.660 22.592 3.932 14.378
Overig 0 10.816 10.816 5.539
Omzet moederdepartement 185.119 193.645 8.526 151.351

Omzet overige departementen

De omzet van de overige departementen is toegenomen ten opzichte 2020 door het hanteren van de integrale kostprijs en ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2021 als gevolg van extra toegewezen werkzaamheden door VWS. Daarnaast is de inzet voor het Diergezondheidfonds weer genormaliseerd, na de piek in 2020 vanwege het ruimen van nertsen (COVID-19) en vogels (vogelpest). De omzetcategorie «Overig» omvat werkzaamheden voor VWS die worden uitbesteed aan derden. In de oorspronkelijke begroting 2021 is dit niet goed opgenomen.

Handhaven 105.811 86.137 ‒ 19.674 75.162
Keuren certificering op afstand 119 103 ‒ 16 0
Keuren import 1.096 914 ‒ 182 822
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten 1.498 897 ‒ 601 860
Overig 0 22.729 22.729 22.044
Omzet overige departementen 108.524 110.780 2.256 98.888

Omzet Derden

De omzet uit retributies is hoger dan in 2020 door Brexit-werkzaamheden. De stijging is echter minder groot dan verwacht in de oorspronkelijke begroting 2021, doordat een deel van de Brexit-maatregelen is uitgesteld tot een later moment.

Bijzondere baten

In totaal is € 34,2 mln. ontvangen in verband met tariefdemping gerelateerd aan niet kostendekkende tarieven. Dit bedrag is substantieel hoger dan in 2020 doordat sinds 2021 een integrale kostprijs wordt gehanteerd. Daarnaast wordt vanaf 2020 de ontvangen BTW compensatie (€ 7,4 mln.) voor facturen van KDS (keuringsassistenten) en de practitioners (zelfstandige dierenartsen) verantwoord onder bijzondere baten en de geboekte BTW onder bijzondere lasten. Tot slot is de bijzondere waardevermindering toegepast in 2020 voor twee Basisvoorzieningen teruggedraaid, omdat in de loop van 2021 duidelijk is geworden dat beide Basisvoorzieningen toch langer in gebruik zullen blijven (€ 0,9 mln.).

Toelichting op de lasten

De totale personele kosten zijn hoger (€ 9,0 mln.) dan in 2020 en hoger dan de oorspronkelijke begroting 2021 (€ 31,8 mln.) door een toename van het personeelsbestand als gevolg van aanvullende werkzaamheden. De overige personele kosten zijn gedaald (€ 4,9 mln. ten opzichte van de oorspronkelijke begroting) als gevolg van minder reisbewegingen door de COVID-19 pandemie. Er is bij de NVWA geen sprake van functionarissen (eigen personeel of externe inhuur) die vallen onder de WNT (Wet Normering Topinkomens) informatieplicht.

De materiële kosten zijn hoger (€ 5,3 mln.) dan in 2020 en significant lager (€ 30,9 mln.) dan de oorspronkelijke begroting 2021. Het verschil tussen realisatie 2021 en het oorspronkelijke budget 2021 wordt verklaard doordat de kosten verantwoord onder bijzondere laten waren begroot als onderdeel van de materiële kosten (€ 9,4 mln.), door een overschatting van de inzet van practitioners in de begroting (€ 12,6 mln.) en door een lagere realisatie van uitbesteed werk (€ 8,9 mln.). De stijging ten opzichte van 2020 is ontstaan door een combinatie van mutaties. De belangrijkste mutaties zijn het wegvallen van de kosten (€ 2,6 mln.) voor het gebruik van de applicatie voor het elektronisch berichtenverkeer met bedrijven (overstap naar applicatie van Douane), hogere kosten voor DICTU (€ 1,2 mln.), toename van de subsidieverstrekking (€ 5,5 mln.) aan WFSR (i.v.m. Wettelijke Onderzoekstaken), wijziging van de boekhoudkundige verwerking van de afname van certificaten door de NVWA van e-CertNL (€ 2,9 mln.) (in het verleden werden deze kosten gecorrigeerd in de opbrengsten) en een daling van de inhuur practitioners (€ 1,7 mln.) door minder Brexit werkzaamheden.

Tot slot zijn de overige kosten lager (€ 1,2 mln.) dan in 2020 en hoger (€ 8,9 mln.) dan de oorspronkelijke begroting 2021. De daling ten opzichte van 2020 wordt veroorzaakt door een lagere dotatie van de voorziening schadeclaims (€ 0,9 mln.) en mutaties in de bijzondere lasten. In de oorspronkelijke begroting 2021 waren de bijzondere lasten (in 2021 in totaal € 9,4 mln.) niet opgenomen.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten is € 13,7 mln. positief (ten opzichte van een negatief resultaat in 2020 van € 52,8 mln.). Het positieve resultaat van € 13,7 mln. wordt voornamelijk veroorzaakt door een substantiële stijging van de baten (€ 78,2 mln. stijging ten opzichte van 2020 en € 27,0 mln. stijging ten opzicht van de oorspronkelijke begroting 2021). De baten zijn gestegen door het invoeren van een integrale kostprijs en door aanvullende opdrachten van de opdrachtgevers.

De lasten zijn in 2021 slechts in beperkte mate gestegen (€ 11,7 mln. stijging ten opzichte van 2020 en € 9,5 mln. stijging ten opzicht van de oorspronkelijke begroting 2021). De stijging ten opzichte van 2020 wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van het personeelsbestand (stijging personele kosten van € 9,0 mln.), een stijging van de materiële kosten (€ 5,3 mln.), een daling van de afschrijvingskosten (€ 1,4 mln.) en diverse mutaties in de overige lasten (per saldo een daling van € 1,2 mln.). Een belangrijke oorzaak voor de toename van de materiële kosten ten opzichte van 2020 is een toename van de subsidieverstrekking aan WFSR (€ 5,5 mln.). Het resultaat wordt, conform de Regeling Agentschappen, ten gunste van het Eigen Vermogen gebracht.

Balans 2021 Balans 2020
Activa
Vaste activa 19.155 23.923
Immateriële vaste activa 13.578 17.494
Materiële vaste activa 5.577 6.429
- Grond en gebouwen 1.702 1.893
- Installaties en inventarissen 3.164 3.152
- Overige materiële vaste activa 711 1.384
Vlottende activa 81.391 56.384
Voorraden en onderhanden projecten 408 355
Vorderingen 25.979 29.369
- Debiteuren 15.520 13.528
- Overige vorderingen en overlopende activa 10.459 15.841
Liquide middelen 55.004 26.660
Totaal activa: 100.546 80.307
Passiva
Eigen Vermogen 14.049 ‒ 4.653
Exploitatiereserve 347 48.112
Onverdeeld resultaat 13.702 ‒ 52.765
Voorzieningen 181 588
Langlopende schulden 9.274 11.530
Leningen bij het Ministerie van Financiën 9.274 11.530
Kortlopende schulden 77.042 72.842
Crediteuren 5.526 4.578
Belastingen en premies sociale lasten 178 108
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 7.356 12.058
Overige schulden en overlopende passiva 63.982 56.098
Totaal passiva: 100.546 80.307

Foutherstel: de ter vergelijking opgenomen cijfers over boekjaar 2020 zijn voor de post «Overige schulden en overlopende passiva» verhoogd met € 4,4 mln. en voor de post «Onverdeeld resultaat» verlaagd met hetzelfde bedrag.

2021 2020
Immateriële vaste activa 13.578 17.494
Totaal immateriële vaste activa 13.578 17.494

In de jaarverantwoording 2020 is de administratieve verwerking van de compartimentering en afboeking van INSPECT en de daaruit ontstane Basisvoorzieningen uitgebreid toegelicht. Over deze Basisvoorzieningen heeft in 2021 de reguliere afschrijving plaatsgevonden (€ 9,6 mln.), waardoor de Basisvoorzieningen per 31 december 2021 een boekwaarde hebben van € 4,8 mln.

In 2020 is een bijzondere waardevermindering toegepast (€ 0,9 mln., zijnde zes maanden afschrijvingskosten over 2022) voor twee Basisvoorzieningen (Monstername en Bezwaar & Beroep) op basis van de inschatting dat deze eind 2021 buiten gebruik gesteld zouden gaan worden. In de loop van 2021 is duidelijk geworden dat beide Basisvoorzieningen toch langer in gebruik zullen blijven (tot ruim na juni 2022), waardoor de bijzondere waardevermindering in 2021 is teruggeboekt ten gunste van het resultaat (€ 0,9 mln.).

Daarnaast zijn er investeringen (€ 5,5 mln.) gedaan voor ICT systemen die nog in ontwikkeling zijn. Dit zijn ICT systemen die nog niet in gebruik zijn genomen en waarover daarom nog niet wordt afgeschreven.

2021 2020
Moederdepartement LNV 33 237
Ministerie van IenW 44 190
Ministerie van EZK 40 40
Ministerie van BZK 37 27
Ministerie van JenV 17 0
Ministerie van VWS 12 0
UBR 0 97
RVO 0 3
RWS 16 0
SodM 30 0
Derden 16.114 14.051
Dubieuze debiteuren 2.223 2.638
Totaal debiteuren 18.566 17.283
Voorziening dubieuze debiteuren ‒ 3.046 ‒ 3.755
Totaal debiteuren 15.520 13.528

De post «Moederdepartement LNV» omvat een klein bedrag voor doorbelasting van personeel gerelateerde kosten en voor de rest de doorbelasting van aan bedrijven terugbetaalde boetebedragen (met wettelijke rente) naar aanleiding van gegrond verklaart bewaar. De posten van alle overige overheidsonderdelen in bovenstaande tabel hebben betrekking op de doorbelasting van personeel gerelateerde kosten (veelal detachering).

De post dubieuze debiteuren is gedaald ten opzichte van vorig jaar met € 0,4 mln., vanwege het bijzonder laag aantal faillissementen in 2021 en een uitgebreide opschoonactie van de debiteuren administratie. De voorziening dubieuze debiteuren komt hierdoor ook significant lager uit dan in 2020 (daling met € 0,7 mln.). Hierbij speelt ook de kwaliteitsverbetering in de berekeningsmethode van de voorziening een rol (€ 0,1 mln.).

2021 2020
Moederdepartement LNV 4.535 6.483
Ministerie van VWS 158 1.827
RVO 1.000 376
RVB 48 11
UBR 3 9
Derden 4.715 7.135
Totaal nog te ontvangen 10.459 15.841

Bij de post «Moederdepartement LNV» heeft € 2,4 mln. een looptijd van langer dan 1 jaar. Dit betreft vooruitbetaalde huisvestingskosten (LNV). Bij de post «Derden» heeft € 0,3 mln. een looptijd van langer dan 1 jaar. Dit betreft hoofdzakelijk nog te factureren omzet projecten Derden en een klein deel overige vooruitbetaalde kosten ultimo 2021.

2021 2020
Kas 0 2
Rekening-courant ministerie van Financiën 55.004 26.660
Banken 0 ‒ 2
Totaal liquide middelen 55.004 26.660
1 Eigen vermogen per 01/01 ‒ 4.653 33.672
2 Saldo van baten en lasten 13.702 ‒ 52.765
3 Directe mutaties in het eigen vermogen:
‒ 3a Uitkering aan moederdepartement 0 ‒ 17.136
‒ 3b Bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen 5.000 32.176
‒ 3c Overige mutaties 0 0
4 Eigen vermogen per 31/12 14.049 ‒ 4.653
Omzet 405.646 344.256
Vermogensplafond (5% van gemiddeld 3 jaar) 17.958 16.307

Foutherstel: de ter vergelijking opgenomen cijfers over boekjaar 2020 zijn voor de post «Saldo van baten en lasten» aangepast van € 48,3 mln. negatief naar € 52,8 mln. negatief (delta van afgerond € 4,4 mln.).

Na de vaststelling van het jaarverslag door de eigenaar wordt het onverdeeld resultaat in zijn geheel toegevoegd aan de exploitatiereserve. Het eigen vermogen per 31 december 2021 van € 14,0 mln. (positief) is kleiner dan het maximaal toegestane eigen vermogen voor 2021 (€ 18,0 mln.).

De dotatie van de voorziening (schade-)claims omvatten twee claims uit 2021. Vanuit de voorziening is voor drie claims een uitbetaling gedaan (€ 0,2 mln.), waarbij voor één claim het opgenomen bedrag in de voorziening ontoereikend was voor het uitbetalen van de schikking (afgerond € 0,5 mln.). Het resterende bedrag (€ 0,3 mln.) is daarom rechtstreeks in de kosten genomen. De vrijval betreft vijf claims, waarbij voor twee claims een deel van het opgenomen bedrag in de voorziening is uitbetaald en het andere deel is vrijgevallen.

De voorziening is gebaseerd op een schatting van de uitstroom van middelen per ingediende claim en mede gebaseerd op ervaringen van voorgaande jaren. Het saldo van de voorziening van € 0,2 mln. (vijf claims) wordt op dit moment voldoende geacht om aan de eventuele betaalverplichting van de lopende claims te voldoen. Het totale ingediende bedrag van de vijf claims die onderdeel uitmaken van de voorziening is € 0,6 mln.

2021 2020
Ministerie van BZK 0 49
Ministerie van IenW 0 3
DICTU 399 1.546
DPC 63 0
UBR 46 0
RVB 17 0
RWS 7 0
RIVM 5 1.608
DJI 5 0
RVO 0 20
Derden 4.984 1.352
Totaal crediteuren 5.526 4.578

De post «DICTU» heeft voor € 0,2 mln. betrekking op facturen voor de ICT dienstverlening van DICTU die op 31 december 2021 waren ontvangen en verwerkt, maar nog niet betaald. De andere € 0,2 mln. heeft betrekking op facturen die op 31 december 2021 al wel waren ontvangen, maar nog niet verwerkt. De post «DPC» heeft betrekking op deelname aan het Rijksoverheidscontract voor LinkedIn. De post «UBR» betreft diverse facturen voor de dienstverlening van UBR. De post «RVB» betreft coördinatie werkzaamheden voor de verbouwing van locatie Wageningen. De posten voor «RWS», «RIVM» en «DJI» betreffen de facturatie van diverse dienstverlening afgenomen door de NVWA.

2021 2020
Moederdepartement LNV 11.301 9.888
Ministerie van VWS 1.718 2.205
Ministerie van EZK 676 0
Ministerie van Financiën 0 32
Ministerie van IenW 100 0
DICTU 7.595 6.694
RVB 1.019 1.392
RIVM 0 793
RWS 0 252
UBR 173 164
RVO 349 105
DPC 0 17
FMH 0 14
Derden 41.051 34.542
Totaal nog te betalen 63.982 56.098

Foutherstel: de ter vergelijking opgenomen cijfers over boekjaar 2020 zijn voor de post «Derden» verhoogd met € 4,4 mln. waardoor het totaal van «Overige schulden en overlopende passiva» met hetzelfde bedrag is toegenomen.

De post «Moederdepartement LNV» betreft de doorschuif en/of te verrekenen bedragen van PxQ (uren) budgetten (afgerond € 9,5 mln.), Extern Geoormerkte Budgetten (€ 0,6 mln.), claim solidariteits-bijdrage (afgerond € 0,5 mln.), e-CertNL (€ 0,4 mln.) en nog te verrekenen inzet schepen 2021 voor Sanitaire bemonstering schelpdieren (€ 0,4 mln.). De post «Ministerie van VWS» (€ 1,7 mln.) en «Ministerie van EZK» (€ 0,7 mln.) betreffen de doorschuif en/of te verrekenen van bedragen voor Extern Geoormerkte Budgetten. De post «Ministerie van IenW» betreft vooruit ontvangen bedragen voor toezicht particulier gebruik gewasbeschermingsmiddelen.

Het bedrag voor de post «DICTU» bestaat uit nog te betalen bedragen voor de ICT dienstverlening van DICTU. De post «RVB» bestaat hoofdzakelijk uit nog te betalen meerkosten huur i.v.m. de verbouwing van locatie Zwijndrecht. De post «UBR» betreft nog te betelen bedragen voor de dienstverlening van UBR. De post «RVO» betreft nog te betalen kosten voor centraal relatiebeheer. De post «Derden» bestaat uit circa € 25,7 mln. aan nog te betalen bedragen aan medewerkers (saldo verlofuren), een reservering (€ 7,2 mln.) voor e-CertNL (zie extra toelichting hieronder), een reservering (€ 0,4 mln.) voor uitkering Remplaçanten en € 7,8 mln. aan overige nog te betalen bedragen. Van deze € 7,8 mln. betreffen de grootste posten KDS (€ 1,8 mln.), het bedrijfsleven (€ 0,8 mln.; weerstandsvermogen KDS), Flexvet (€ 0,8 mln.), WFSR (€ 0,5 mln.) en De Staffing Groep (€ 0,4 mln.).

Van het totale saldo «Overige schulden en overlopende passiva» (€ 64,0 mln.) is bij de post «Derden» voor een bedrag van € 0,4 mln. sprake van een looptijd van langer dan 1 jaar. Dit betreft vooruit ontvangen bedragen voor projecten Derden (€ 0,3 mln.) en € 0,1 mln. van de verplichting voor Remplaçanten. Er is geen sprake van posten met een looptijd van 5 jaar of langer. Voor IKB spaarverlof (€ 16,5 mln.) is het niet mogelijk om een betrouwbare inschatting van de looptijd te maken, omdat deze verlofsoort onbeperkt geldig is.

e-CertNL

De post «Derden» omvat een reservering van € 7,2 mln. voor e-CertNL (voorheen Client). E-CertNL is ruim 10 jaar geleden opgezet en vormt een set van applicaties ten behoeve van de uitgifte van import- en exportcertificaten. E-CertNL wordt beheerd door de NVWA en gecoördineerd door een samenwerkingsverband van de NVWA en het bedrijfsleven. Dit samenwerkingsverband is georganiseerd in de Gebruikersraad e-CertNL, onder voorzitterschap van de directeur Keuren van de NVWA. Het bedrijfsleven wordt in de Gebruikersraad vertegenwoordigd door vijf partijen (NZO, COV, Plantum, KCB, Groente- en Fruithuis).

Het tarief dat doorbelast wordt voor het uitgeven van certificaten door e-CertNL (in 2021 € 6,30 per certificaat) bestaat uit een dekking voor het beheer en onderhoud (personeelskosten NVWA, kosten DICTU, overige kosten; in 2021 € 6,30 per certificaat) en een reservering voor specifieke wijzigingsverzoeken voor de verschillende sectoren (in 2021 € 0,00 per certificaat). De Gebruikersraad heeft besloten om in het tarief per certificaat voor 2021 de reserveringscomponent (in 2020 € 0,80 per certificaat) niet meer op te nemen, vanwege het beperkte aantal wijzigingsverzoeken de afgelopen jaren. Het totaalsaldo van de reservering die de afgelopen jaren is opgebouwd bedraagt € 7,2 mln. (onderdeel van de post «Derden») per 31 december 2021. Ondanks de tariefverlaging is de opgebouwde reservering in 2021 opnieuw behoorlijk gestegen (2020: € 5,6 mln.; 2021: € 7,2 mln.), doordat vanwege de Brexit er significant meer certificaten zijn uitgegeven. Voor 2022 wordt het tarief daarom verder verlaagd naar € 5,75 per certificaat. De Gebruikersraad kan tot maximaal het gereserveerde bedrag aan wijzigingsverzoeken accorderen, die vervolgens vanuit de balanspositie door de NVWA moeten worden betaald.

Rekening-courant RHB 1 januari 2021 + stand depositorekeningen 2.876 26.660 23.784
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 421.343 451.144 29.801
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) ‒ 412.664 ‒ 413.873 ‒ 1.209
Totaal operationele kasstroom 8.679 37.271 28.592
Totaal investeringen (-/-) ‒ 7.150 ‒ 7.974 ‒ 824
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 1.005 1.005
Totaal investeringskasstroom ‒ 7.150 ‒ 6.969 181
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 5.000 5.000
Aflossingen op leningen (-/-) ‒ 13.370 ‒ 12.058 1.312
Beroep op leenfaciliteit (+) 7.150 5.100 ‒ 2.050
Totaal financieringskasstroom ‒ 6.220 ‒ 1.958 4.262
Rekening-courant RHB 31 december 2021 + stand depositorekeningen ‒ 1.815 55.004 56.819

Toelichting kasstroomoverzicht

Algemene grondslagen

De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht worden gevormd door de rekening-courant met het ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding) en uit het kasgeld van de NVWA. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de operationele kasstroom.

Toelichting op kasstromen

Rekening-courant RHB

Het saldo op de rekening-courant RHB per 1 januari 2021 is € 23,8 mln. hoger dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een directe bijdrage van het moederdepartement aan het eigen vermogen van de NVWA.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is per saldo € 28,6 mln. hoger dan begroot.

De ontvangsten in de operationele kasstroom betreffen de door de NVWA gerealiseerde omzet (moederdepartement, overige departementen en derden, totaal € 405,6 mln.), de bijzondere baten (€ 42,5 mln.) en mutaties in de balans (€ 3,0 mln.). De uitgaven in de operationele kasstroom betreffen de reguliere lasten (vrijval voorziening, apparaatskosten, rentelasten en overige lasten, totaal € 422,7 mln.) en mutaties in de balans (- € 8,8 mln.).

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is € 0,2 mln. lager dan begroot. De investeringen bestaan voornamelijk uit investeringen in immateriële vaste activa (software en ICT-systemen in ontwikkeling, € 5,6 mln.) en voor een kleiner deel uit investeringen in materiële vaste activa (€ 1,5 mln.). Daarnaast leidt de terugboeking (ten gunste van het resultaat) van de bijzondere waardevermindering voor twee Basisvoorzieningen (€ 0,9 mln.) tot een investeringskasstroom.

De desinvesteringen betreffen vooral de buitengebruikstellingen van dienstauto’s plus toebehoren en een vaartuig.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom valt € 4,3 mln. hoger uit dan begroot. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door een directe toevoeging aan het eigen vermogen door de eigenaar (€ 5,0 mln.) en hogere aflossingen op de lopende leningen (€ 1,3 mln.) en anderzijds zijn er minder leningen bij het Ministerie van Financiën afgeroepen dan oorspronkelijk begroot (€ 2,0 mln.).

Liquiditeitspositie

De liquiditeitspositie van de NVWA bedraagt € 55,0 mln. per 31 december 2021.

Gemiddelde kostprijs (€ /uur) 99,16 100,53 104,29 107,23 121,54 121,54
Tarieven
Index 2012 = € 94,07 = 100 105,41 106,87 110,86 113,99 129,2 129,2
Omzet per productgroep (x mln.)3
Handhaven * 200,1 207,6 213,4 282,1 256,6
Keuren * 88,7
Keuren certificering op afstand 7,1 7,3 10,1 9,7
Keuren import 17 18,6 20,5 19,9
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten 67,7 75,1 91,6 98,8
FTE
Aantal FTE (excl. Externe inhuur)1 2.373 2.407 2.432 2.531 2.406 2.667
Verhouding FTE direct/indirect (exclusief externe inhuur) 1.848/525 1.848/559 1834/598 1951/580 1855/551 2056/611
Salariskosten per FTE 75.915 77.733 80.282 84.435 84.435 85.685
Saldo van baten en lasten
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten 1,76% ‒ 12,10% ‒ 15,51% ‒ 13,06% ‒ 0,90% 3,06%
Kwaliteit
Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen2 84% 95% 90% 81% 90% 84%
Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen) 97% 97% 96% 98% 95% 99%
  1. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in 2021 is inclusief 9 FTE medewerkers met een bijzondere status, zoals van-werk-naar-werk medewerkers.
  2. Deze cijfers hebben betrekking op de afhandelsnelheid van de informatieverzoeken (vragen) en de klachten over de NVWA. Over 2018 en 2019 waren er geen cijfers beschikbaar door systeemproblemen. Voor deze jaren is het gerealiseerde percentage gelijk aan het begrote percentage. Vanaf 2020 is er een dashboard beschikbaar waarin een deel van de informatieverzoeken (vragen) en klachten gevolgd kan worden. Uiteindelijk moet er via Basisvoorziening Meldingen (in ontwikkeling) in de toekomst een volledig en juist overzicht van de afhandelsnelheid komen.
  3. De cijfers zoals gepresenteerd in deze tabel zijn bedoeld om de ureninzet per productgroep te monitoren. De cijfers sluiten niet aan bij de gepresenteerde omzetcijfers in de Staat van Baten en Lasten, omdat de uren derden en de omzet uit Extern Geoormerkte Budgetten niet aan een productgroep zijn gekoppeld. Tot slot wordt overproductie (teveel uren) wel in bovenstaande cijfers opgenomen, maar niet in de omzetcijfers in de Staat van Baten en Lasten.

10. Saldibalans

  1. Rijkshoofdboekhouding

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.

Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.

Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De uitgaven over 2021 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van LNV (hoofdstuk XIV) onderdeel uitgaven, artikelen 21 t/m 24 en 50.

De ontvangsten over 2021 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van LNV (hoofdstuk XIV) onderdeel ontvangsten, artikelen 21 t/m 24 en 50.

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.

De post liquide middelen bestaat uit de aanwezige banksaldi bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstellingskrediet voor de Landbouw .

Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen LNV en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.

Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2021 van het Ministerie van Financiën.

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die LNV aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.

LNV maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is bij de betreffende begrotingsartikelen informatie over deze reserves opgenomen eventueel aangevuld met relevante ontwikkelingen. De toevoegingen en onttrekkingen die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting hebben plaatsgevonden worden in het jaarverslag toegelicht.

Landbouw 30.518 2.082 13.134 19.466 21
Visserij 26.875 3.390 826 29.439 21
Borgstellingsfaciliteit 79.022 5.756 0 84.777 21
Apurement 85.146 1.282 12.046 74.382 21
Risicovoorziening jonge boeren 46.000 0 0 46.000 21
Stikstof 484.811 0 484.811 0 22
Risicovoorziening garantstelling Groenfonds 324 0 324 22
Totaal 752.372 12.833 510.817 254.388
Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.
Vordering EU uitgaven ELGF 635.239
Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3) 32.836
Vordering op provincies inzake POP 23.659
Vorderingen op overige opdrachtgevers RVO 14.937
Superheffing 4.155
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2.650
Salarisvorderingen 685
Overige vorderingen 565
Totaal 714.726

Vordering EU uitgaven ELGF

De gelden die LNV voor het Europese fonds ELGF voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 ‒ 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2022 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

Te weinig ontvangen ELGF voorgaand dienstjaar 23
ELGF boekjaar 2021, in 2020 gerealiseerde uitgaven 638.407
Vordering 31 december 2020 638.430
ELGF boekjaar 2021, in 2021 gerealiseerde uitgaven 63.222
Ontvangsten uit ELGF boekjaar 2021 ‒ 700.088
Afrekeningen 2020 ‒ 1.385
Te weinig ontvangen ELGF boekjaar 2021 179
ELGF boekjaar 2022, in 2021 gerealiseerde uitgaven 635.059
Vordering 31 december 2021 635.239

De jaaraangifte is hoger vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2021 in 2022 definitief vaststellen en het te weinig ontvangen bedrag verrekenen.

* Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.

Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3)

De gelden die LNV voor het Europese fonds ELFPO voorfinanciert inzake het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 ‒ 30/11) en december. Het gedeclareerde bedrag van deze maanden is in 2022 ontvangen in de maand februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELFPO van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

Te weinigontvangen ELFPO voorgaand dienstjaar 13
ELFPO boekjaar 2021, in 2020 gerealiseerde uitgaven 33.792
Vordering 31 december 2020 33.806
ELFPO boekjaar 2021, in 2021 gerealiseerde uitgaven 129.293
Ontvangsten uit ELFPO boekjaar 2021 ‒ 163.204
Afrekeningen 2020 14
Te veel ontvangen ELFPO boekjaar 2021 ‒ 90
ELFPO boekjaar 2022, in 2021 gerealiseerde uitgaven 32.926
Vordering 31 december 2021 32.836

De jaaraangifte is lager vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2021 in 2022 definitief vaststellen en het te veel ontvangen bedrag verrekenen.

* Het boekjaar van ELFPO loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.

Vorderingen op provincies inzake POP

De provincies zijn betrokken bij de uitvoering van de projecten en regelingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Het gaat hier om uitgaven die door RVO.nl zijn gerealiseerd waarvan de provincies een deel van de financiering voor hun rekening nemen volgens het afgesloten convenant voor de uitvoering. De gerealiseerde uitgaven worden per kwartaal door RVO.nl bij de provincies in rekening gebracht. Het huidige POP3 loopt van 2014 tot en met 2022.

Vorderingen op overige opdrachtgevers RVO

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.

Superheffing

RVO.nl heeft van 1 januari 2014 tot 1 april 2015 de melkquoteringsregeling uitgevoerd. Op grond van de Europese regelgeving was bij overschrijding van het landenquotum superheffing verschuldigd aan Brussel. De verschuldigde heffing is vervolgens doorberekend aan kopers en veehouders. In verband met recente uitspraken van het hof in een procedure en een door RVO gestarte bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure zal de afwikkeling nog enige tijd vergen.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Het betreft de door LNV gedane uitgaven voor de uitvoering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.

Salarisvorderingen

Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.
ELFPO werkkapitaal 24.759
Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen 16.106
Vrijgevallen gelden voormalige Product- en Bedrijfschappen 8.754
Contante waarborgen RVO.nl 8.284
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 5.934
Schulden aan overige opdrachtgevers RVO 1.335
Overige schulden 1.246
Totaal 66.418

ELFPO werkkapitaal

Het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 van 2014-2020 heeft de Europese Commissie in 2014 goedgekeurd en is in 2020 met 2 jaar verlengd. Als gevolg van deze goedkeuring heeft de Europese Commissie aan LNV werkkapitaal voor de uitvoering van POP3 beschikbaar gesteld overeenkomstig verordening (EU) Nr. 1306/2013. Bij de afsluiting van POP3 zal deze voorfinanciering door de commissie worden verrekend.

Vereffening Product- en Bedrijfschappen

Per 1 januari 2015 is de vereffening van de Product- en Bedrijfschappen onder verantwoordelijkheid van EZ gebracht. Op 1 januari 2019 werd de Minister van LNV verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen. Voor de uitvoering van de vereffeningstaken is de vereffeningsorganisatie PBO opgericht. In verband met de beëindiging van de vereffeningsorganisatie heeft LNV per 1 januari 2021 deze taken overgenomen. De vereffeningsorganisatie heeft de gelden uit de vereffing naar LNV gestort. Het bedrag bestaat onder andere uit een voorziening sociaal plan en de reserves voor het nog niet vereffende Productschap Tuinbouw.

Vrijgevallen gelden uit vereffening voormalige Product- en Bedrijfschappen

De Minister van LNV draagt er zorg voor dat deze saldi een bestemming krijgen die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij de vereffende schappen.

Contante waarborgen RVO.nl

RVO.nl ontvangt per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten. Als aan de voorwaarden van de regeling inzake certificaten is voldaan dan betaalt RVO.nl op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Dit betreft door RVO.nl van de EU ontvangen bedragen voor de financiering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Dit zijn met name de regelingen Innovatie Aquacultuur, Innovatie Aanlandplicht en Samenwerkingsprojecten Wetenschap en Visserij.

Schulden aan andere opdrachtgevers RVO

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.

Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.
De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van LNV.
Direct opeisbare vorderingen 86.964
Op termijn opeisbare vorderingen 48.019
Geconditioneerde vorderingen 340.003
Totaal 474.986
Vorderingen inzake beleid 83.656
Vorderingen NVWA door CJIB te innen 2.753
Diversen 555
Totaal 86.964

Vorderingen inzake uitvoering beleid

LNV heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen.

Vorderingen NVWA door CJIB te innen

Het betreft de door het CJIB ten behoeve van de NVWA te innen bedragen voor de boetebeschikkingen en dwangsommen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren/de Wet dieren (GWD), de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (WGB), de Wet Natuurbescherming (WNB) en de Plantgezondheidswet (PGW).

Lening Stichting Wageningen Research (DLO) 32.219
Stichting Groenfonds 15.800
Totaal 48.019

Stichting Groenfonds

Inzake het versterken van het investeringsvermogen van de Stichting Groenfonds heeft LNV middelen ter beschikking gesteld (€ 5,8 mln.). Voor het Pilot-Investeringsfonds Duurzame Landbouw is een lening verstrekt (€ 9,0 mln.).

Landinrichtingsrente 195.742
Gestelde zekerheden 111.255
Bureau Beheer Landbouwgronden 18.699
Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL) 14.307
Totaal 340.003

Landinrichtingsrente

Het gaat hier om door grondeigenaren te betalen landinrichtingsrente die voortkomt uit afgesloten landinrichtingsprojecten. De inning van de verschuldigde landinrichtingsrente vindt plaats door de Belastingdienst. Naar verwachting zal in 2043 de laatste afwikkeling van deze regeling plaatsvinden.

Gestelde zekerheden

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij RVO.nl.

Bureau Beheer Landbouwgronden

Het Bureau Beheer Landbouwgronden beschikt over financiële middelen die in voorgaande jaren door LNV zijn verstrekt. Een deel van deze middelen is bestemd voor het afwikkelen door BBL van een tweetal projecten. Het resterende deel is het aandeel van LNV in het eigen vermogen van BBL. Overige financiële verplichtingen en/of afwikkelingen zullen onder verantwoordelijkheid van LNV plaatsvinden.

Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)

Op basis van de regeling Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL) verstrekken deelnemende banken krediet aan land- en tuinbouwondernemers onder garantie (borgstelling) van de Staat. De regeling Borgstelling MKB landbouwkredieten is geharmoniseerd met de regeling Borgstelling MKB kredieten (BMKB). Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van LNV zijn ontvangen.
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.
21. Land- en tuinbouw 5.536 2.568 12.155 40.168 248.335 308.761
22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken 180.477 14.469 61.289 316.183 558.778 1.131.197
23. Kennis en innovatie 9.491 1.548 2.735 4.766 238.116 256.655
24. Uitvoering en toezicht 0 0 0 0 0 0
Buiten begrotingsverband 2.665 24 2.938 3.018 24.713 33.359
Totaal 198.169 18.610 79.116 364.134 1.069.942 1.729.972
Beginstand 1 januari 2021 1.309.076
Verstrekte voorschotten 1.224.603
Eindafgerekende voorschotten ‒ 803.707
Eindstand 31 december 2021 1.729.972
De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.
21. Land- en tuinbouw 385.460 41.966 58.388 1.103 367.935
22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken 305.311 0 20.399 0 284.913
23. Kennis en innovatie 0 0 0 0 0
24. Uitvoering en toezicht 0 0 0 0 0
Totaal 690.771 41.966 78.786 1.103 652.848
Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.
21. Land- en tuinbouw 416.191 447.659 69.049 560.316 234.485
22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken 223.425 987.457 1.360 572.684 636.839
23. Kennis en innovatie 209.722 265.621 564 244.170 230.610
24. Uitvoering en toezicht 0 482.027 0 482.027 0
50. Apparaat LNV 0 153.243 0 153.243 0
Buiten begrotingsverband 55.541 760.915 3.778 742.903 69.776
Totaal 904.880 3.096.922 74.750 2.755.342 1.171.710

Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 50 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.

Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingent zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedurese borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Staten-Generaal kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. 

Noordzeeakkoord en Klimaatakkoord

Het Noordzeeakkoord omvat de afspraken tussen het Rijk en stakeholderpartijen over keuzes en beleid die de strategische opgaven voor de energietransitie uit het Klimaatakkoord, voor natuurherstel en voor een gezonde toekomst voor visserij op de Noordzee concreet en langdurig met elkaar in balans brengen. Het Klimaatakkoord is gericht op het ongeveer halveren van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030. Het betreft akkoorden waarbij meerdere departementen zijn betrokken. Bedragen specifiek voor LNV kunnen nog niet genoemd worden.

Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten

In dit kader is ook het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020–2024» relevant. Hierin zijn plafondbedragen afgesproken tot waaraan een sector bijdraagt aan de preventie- en bestrijdingskosten van dierziekten. Voor de verplichting die LNV heeft in het kader van het convenant is een bedrag op de begroting gereserveerd van ca. 34 mln. De werkelijke verplichting kan hoger uitvallen indien zich voor de einddatum van het convenant dierziekte crisissen gaan voordoen. LNV heeft zich verplicht voor de kosten die uitgaan boven de met de sectoren overeengekomen plafondbedragen.

11. WNT-verantwoording 2021 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2021 €209.000.

Centrale Commissie Dierproeven Blaauboer, B. vice-voorzitter 0,11 (0,11) nee 12.275 (12.092) 12.275 (12.092) 22.990
Centrale Commissie Dierproeven Hellebrekers, L.J. voorzitter 0,22 (0,22) nee 26.768 (26.368) 26.768 (26.368) 45.980
Centrale Commissie Dierproeven Klatter, F.A. lid 0,11 (0,11) nee 12.635 (12.949) 12.635 (12.949) 22.990
Centrale Commissie Dierproeven Stassen, E.N. lid 0,11 (0,11) nee 12.555 (12.092) 12.555 (12.092) 22.990
Centrale Commissie Dierproeven Valk, J.B.F. van der lid 1-7-2021 0,11 nee 6.208 (-) 6.208 (-) 11.495
(-)
Centrale Commissie Dierproeven Veld, M. ter lid 0,11 (0,11) nee 12.275 (12.433) 12.275 (12.433) 22.990
Grondkamer Noord Berg, R. lid 0,07 (0,07) nee - (6.160) - (6.160) 14.630
Grondkamer Noord Burgsteden, A.G. van lid 0,07 (0,07) nee 3.069 (2.398) 3.069 (2.398) 14.630
Grondkamer Noord T.K. Hoogslag voorzitter 0,29 (0,29) nee 29.278 (30.159) 5.422 (5.164) 34.700 (35.323) 60.610
Grondkamer Noord Idsardi J lid 0,07 (0,07) nee 5.460 (5.785) 5.460 (5.785) 14.630
Grondkamer Noord Keurentjes, F.A.M. lid 0,07 (0,07) nee 3.528 (3.271) 3.528 (3.271) 14.630
Grondkamer Noord Kraak, D lid 0,07 (0,07) nee 5.124 (3.802) 5.124 (3.802) 14.630
Grondkamer Noord Panman R.G lid 0,07 (0,07) nee 3.276 (5.234) 3.276 (5.234) 14.630
Grondkamer Noordwest Bakker. R lid 0,07 (0,07) nee 9.278 (10.901) 9.278 (10.901) 14.630
Grondkamer Noordwest Giesen, S.H. lid 0,07 (0,07) nee 13.057 (11.229) 13.057 (11.229) 14.630
Grondkamer Noordwest Jaarsveld, J.M. voorzitter 1-12-2021 0,29 (0,29) nee 29.278 (30.159) 5.422 (5.164) 34.700 (35.323) 60.610
Grondkamer Noordwest Knook, N.G. lid 0,07 (0,07) nee 9.110 (5.960) 9.110 (5.960) 14.630
Grondkamer Noordwest Peper, G.A.M. voorzitter 1-12-2021 0,29 nee 2.456 461 2.917 5.148
Grondkamer Noordwest Schaik, G.M. van lid 0,07 (0,07) nee 3.395 (7.371) 3.395 (7.371) 14.630
Grondkamer Noodwest Wassenaar, N.C. lid 0,07 (0,07) nee 5.456 (5.506) 5.456 (5.506) 14.630
Grondkamer Noordwest Willemink, J.H. lid 0,07 (0,07) nee 4.735 (4.798) 4.735 (4.798) 14.630
Grondkamer Oost Aalberts W.J lid 0,07 (0,07) nee 8.227 (8.497) 8.227 (8.497) 14.630
Grondkamer Oost Bouman, H.B. lid 0,07 (0,07) nee 10.316 (7.379) 10.316 (7.379) 14.630
Grondkamer Oost Daalen, J.K.B. van voorzitter 0,29 (0,29) nee 29.278 (30.159) 5.422 (5.164) 34.700 (35.323) 60.610
Grondkamer Oost Doeschot, B.E.G. ten lid 0,07 (0,07) nee 19.798 (10.166) 19.798 (10.166) 14.630 De overschrijding komt doordat de vergoedingen over 2020 pas in 2021 zijn betaald.
Grondkamer Oost Geene, A.G.R.C. lid 0,07 (0,07) nee 6.293 (10.924) 6.293 (10.924) 14.630
Grondkamer Oost Hendricksen, R. lid 1-5-2021 0.07 nee 9.820
Grondkamer Zuid Boer, A. de Voorzitter 1-8-2021 0,29 nee 12.370 2.253 14.624 25.552
Grondkamer Zuid Coppens, C.A.A. lid 0,07 (0,07) nee 8.233 (10.809) 8.233 (10.809) 14.630
Grondkamer Zuid Drummen, D.P.M. lid 0,07 (0,07) nee 7.712 (7.983) 7.712 (7.983) 14.630
Grondkamer Zuid Ham, J.P.M. van der voorzitter 1-8-2021 0,29 (0,29) nee 16.907 (30.159) 3.163 (5.164) 20.070 (35.323) 35.406
Grondkamer Zuid Helvoort, P.J.T.E. van lid 0,07 (0,07) nee - (11.500) - (11.500) 14.630
Grondkamer Zuid Janssen, H.G.J.M. lid 0,07 (0,07) nee 10.090 (7.811) 10.090 (7.811) 14.630
Grondkamer Zuid Kakkenberg, M. lid 0,07 (0,07) nee 5.419 (7.607) 5.419 (7.607) 14.630
Grondkamer Zuidwest Bassa, D. lid 30-11-2021 0,07 (0,07) nee 3.106 (3.071) 3.106 (3.071) 9.820
Grondkamer Zuidwest Eijk, P.J. van der lid 0.07 (0,07) nee 3.736 (2.849) 3.736 (2.849) 14.630
Grondkamer Zuidwest Habben Jansen, C lid 0.07 (0,07) nee 3.563 (3.071) 3.563 (3.071) 14.630
Grondkamer Zuidwest Kubber, F. de lid 0,07 (0,07) nee 5.282 (4.252) 5.282 (4.252) 14.630
Grondkamer Zuidwest Oostdam J.J.H. lid 0,07 (0,07) nee 4 491 (5.384) 4 491 (5.384) 14.630
Grondkamer Zuidwest Witsiers, H.A. voorzitter 1-9-2021 0,29 (0,29) nee 19.364 (30.159) 3.615 (5.164) 22.979 (35.323) 40.587
Grondkamer Zuidwest Lende-Mulder, E. van der Voorzitter 1-9-2021 0,29 nee 9.914 1.802 11.716 20.375
Kamer voor de binnenvisserij Bartelse, L.W. voorzitter 1-1-2021 ‒ 0,29 nee ‒ 30,719 - (5.164) - (35.883) 60.610
Kamer voor de binnenvisserij Gils, W.M.A. van lid 0.07 (0,07) nee 4.242 (2.795) 4.242 (2.795) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Hoetmer, R. lid 0.07 (0,07) nee 4.074 (3.962) 4.074 (3.962) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Janssen, J. lid 0,07 (0,07) nee 10.048 (7.811) 10.048 (7.811) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Lammerts, R. lid 1-1-2021 0,07 nee 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Lok, S. lid 0,07 (0,07) nee 2.184 (2.631) 2.184 (2.631) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Leliveld, C.C.L. lid 0,07 (-) nee 4.090 (-) 4.090 (-) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Michielsen, A.F.M. lid 0,07 (0,07) nee 2.310 (2.552) 2.310 (2.552) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Veenman, R. lid 0,07 (0,07) nee 3.360 (1.888) 3.360 (1.888) 14.630
Kamer voor de binnenvisserij Wignand, S.D.G. voorzitter 1-11-2021 0,29 nee 4.913 922 5.835 10.187
Kamer voor de binnenvisserij Wit, A. de* lid ‒ 0,07 nee ‒ 2.684 ‒ 2.684 14.630
Grondkamer Noord, Zuid en Zuidwest, (plv.) Oost en Kamer voor de binnenvisserij Bosselaar, J.W.A. secretaris 1-9-2021 1 (-) nee 71.895 (-) 12.379 (-) 84.274 (-) 209.000
Grondkamer Noord, Zuid en Zuidwest, (plv.) Oost en Kamer voor de binnenvisserij Lubbers, C.M. secretaris 1-9-2021 1,00 (1,00) nee 68.765 (90.048) 10.553 (15.083) 79. 328 (105.131) 139.142
Kamer voor de binnenvisserij, Grondkamer Noordwest, Oost Mul, A. secretaris 1,00 (1,00) nee 75.635 (73.718) 13.090 (11.851) 88.726 (85.569) 209.000
Raad voor Plantenrassen Bartelink, H.H. * lid
Raad voor Plantenrassen Dons, J.J.M.* lid 22-1-2021 ‒ 0,1 nee ‒ 1.969 ‒ 1.969
Raad voor Plantenrassen Groenewoud, C.J.A. secretaris 1,00 (1,00) nee 88.588 (86.997) 13.485 (18.580) 101.072 (105.576) 209.000
Raad voor Plantenrassen Haar, H. van de lid 0,1 nee 2.578 (1.843) 2.578 (1.843) 20.900
(-)
Raad voor Plantenrassen Heimovaara, S.* lid 1-2-2021
Raad voor Plantenrassen Hoogendijk, A.N. lid 1-2-2021 0,1 nee 1.806 1.806 20.900
Raad voor Plantenrassen Kasse, D.* lid 29-1-2021 ‒ 0,1 nee ‒ 1.955 ‒ 1.955
Raad voor Plantenrassen Meijerink, G.A.A.M. lid 0,10 (0,10) nee 1.998 (1.969) 1.998 (1.969) 20.900
Raad voor Plantenrassen Pinxterhuis, B. * lid
Raad voor Plantenrassen Visser, R.G.F.* C 29-1-2021
Raad voor Plantenrassen Vloten- Doting, L. van voorzitter 0,17 (0,17) nee 18.448 (18.614) 18.448 (18.614) 35.530
Raad voor Plantenrassen Willems, A.J.H.* lid
Raad voor Plantenrassen Winden, C.M.M. van vice-voorzitter 0.10 (0,10) nee 1.983 (1.955) 1.983 (1.955) 20.900

* Betreft topfunctionarissen met een bezoldiging van € 1.700 of minder.

Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt. Er zijn in 2021 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen overige functionarissen die in 2021 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen. Er zijn in 2021 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.

D. Jaarverslag Diergezondheidsfonds (F)

12. Beleidsverslag Diergezondheidsfonds

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van ernstige infectieuze dierziekten en/of zoönosen en verminderen van welzijnsproblemen.

Het Diergezondheidsfond (DGF) is opgericht in 1998. De directe aanleiding was een grote en kostbare uitbraak van klassieke varkenspest in 1997. Vanuit het DGF betalen de landbouwsectoren, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Europese Unie mee aan het vroegtijdig detecteren en effectief bestrijden van ernstige infectieuze dierziekten en/of zoönosen.

Nederland is door de Europese Unie officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrij-status wordt gehandhaafd door uitvoering van monitoringsprogramma’s en wordt bewaakt door een meldplicht voor verdachte situaties zoals verhoogde sterfte of verminderde productie. Als een bestrijdingsplichtige ziekte wordt aangetoond, moet een effectieve bestrijding voorkomen dat de ziekte verder verspreid. Uit het DGF worden de kosten betaald voor monitoring en bewaking (bewaking dierziekten), crisisparaatheid (voorzieningen), diagnostiek van verdachte dieren (verdenkingen), bestrijding van de ziekte (bestrijding). Ook de kosten voor onderzoek naar onbekende of niet-endemische dierziekten (de basismonitoring) en de kosten voor het monitoren van het antibioticagebruik in de veehouderij door de autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) worden betaald uit het DGF.

Rol en verantwoordelijkheid

De bepalingen rond het Diergezondheidsfonds zijn vastgelegd in de Wet Dieren.

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:

  1. Bewaking van dierziekten: het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen van bepaalde dierziekten door monitoring en bewaking.
  2. Bestrijding van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden .
  3. Bestrijding van dierziekten die in verband met bescherming van de volksgezondheid moeten worden bestreden en
  4. De welzijnsaspecten bij de bestrijding (indirect).
  5. Crisisparaatheid: effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en de crisisorganisatie.

Beleidsconclusies

Beleidsconclusies op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 21 Land- en Tuinbouw . Ook de evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het Diergezondheidsfonds (DGF), is weergegeven in de evaluatiebijlage onder artikel 21.

Ontvangsten DGF

De ontvangsten van het DGF bestaan uit bijdragen van veehouders (de diergezondheidsheffing), bijdragen van het ministerie van LNV en de EU. Deze ontvangsten zijn afgestemd op de uitgaven uit het DGF. In het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2020-2024) zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van het DGF tussen betrokken sectoren en de overheid. De jaarlijkse kosten voor bewaking dierziekten, basismonitoring, voorzieningen worden in principe 50/50 gefinancierd door overheid en sector. Uitzonderingen daarop zijn ziekten waarvoor de sector zelf een monitoringsprogramma heeft geïnitieerd en die volledig door de sector worden gedragen. De kosten voor de Autoriteit Diergeneesmiddelen worden betaald door de overheid (50%), veehouders en dierenartsen2 (50%). De kosten voor incidentele uitgaven (verdenkingen en bestrijding) worden betaald door de betreffende sectoren. De totale sectorbijdrage is gemaximaliseerd. Boven deze zogenoemde plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. De hoogte van de plafondbedragen zijn vastgelegd in het Besluit diergezondheid. De hoogte van de deelplafonds zijn afgesproken in het convenant.

Uitgaven DGF 2021

Rundveesector 34.220.000 12.208.432 (36%) 9.000.000 245.887 (3%)
Varkenssector 16.947.300 6.228.963 (37%)
AVP 22.000.000 21.742 (0%)
Overige dierziekten 19.000.000 48.215 (0%)
Schapen- en geitensector 490.000 55.501 (11%)
Schapensector 4.699.860 1.641.184 (35%)
Geitensector 3.905.580 1.758.328   (45%)
Pluimveesector 46.000.000 13.526.866 (29%)
NCD 2.000.000 0 (0%)
Overige dierziekten 30.000.000 10.489.246 (35%)

Toelichting tabel: deelplafondbedragen (2020-2024) en uitgaven in 2020 en 2021 binnen deze deelplafonds. Boven deze plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. De vermelde uitgaven in deze tabel zijn ook opgenomen als percentage ten opzichte van de deelplafondbedragen.

De overheid draagt 100% van bestrijdingskosten die betrekking hebben op dieren in dierentuinen, huishoudens en in het wild levende dieren, de kosten van toezicht en opsporing door de NVWA, kosten voor douane en handhaving van de openbare orde. Waar mogelijk, op basis van Europese verordeningen, zullen de kosten van dierziektebestrijding bij de EU worden gedeclareerd (ontvangsten van EU).

De uitgaven uit het DGF waren in 2021 in lijn met de begroting. Uitzonderingen waren de uitbraken van COVID-19 bij nertsen en de uitbraak van vogelgriep onder pluimvee.

COVID-19 bij nertsen

Tussen 6 juni en 21 november 2020 werden de nertsen op 70 (van de 126) Nederlandse nertsenbedrijven vanwege een COVID-19 besmetting gedood en vernietigd. De kosten voor onderzoek, ruimingen en tegemoetkoming in schade werden geraamd op € 68,6 mln.. Het grootste deel van deze kosten zijn in 2020 betaald. In 2021 is € 6,2 mln. ten laste van het DGF gebracht. In 2022 zal nog een incidentele nabetaling worden gedaan. De verwachting is dat de totale realisatie zeer dicht in de buurt van het eerder genoemde totaalbudget komt. Omdat het een nieuwe ziekte betreft en voor nertsen geen diergezondheidsheffing werd geheven, komen de kosten voor rekening van de rijksoverheid. Hoewel de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de mogelijkheid biedt om de kosten (deels) te verhalen op de sector, is hier vanwege het houdverbod per 8 januari 2021 en de daarmee gepaard gaande stoppersregeling niet voor gekozen.

Vogelgriep

Van oktober 2020 en tot en met 31 december 2020 werden vogels op 12 verschillende locaties in Nederland gedood en vernietigd vanwege een uitbraak met hoog-pathogene vogelgriep (H5N8). Deze epidemie continueerde tot eind augustus 2021 waarbij vele in het wild levende vogels aan dit virus dood gingen en 5 verschillende locaties met gehouden vogels werden geruimd. Na een korte periode waarin de beperkende maatregelen (ophok- en afschermplicht) voor pluimvee werden opgeheven, startte op 26 oktober een nieuwe uitbraakgolf met vogelgriep (H5N1). Van oktober tot en met 31 december 2021 werden 11 besmette locaties geruimd. Vier andere locaties preventief geruimd omdat er contact was geweest met besmette locaties.

De totale uitgaven in 2021 (inclusief verdenkingen) bedroegen € 6,5 mln. Dit betreft een groot deel van de uitbraken in 2020 en 2021. De uitgaven die samenhangen met de uitbraken eind 2021 worden in 2022 gedaan.

Saldo DGF

Het saldo van het Diergezondheidsfonds bestaat deels uit de wettelijk vastgelegde crisisreserves van de varkens-, schapen-, geiten- en pluimveesector. Verder bestaat het saldo uit werkkapitaal waaruit de lopende kosten voor bewaking, voorzieningen, verdenkingen en bestrijding worden betaald. Via het saldo kunnen genoemde gelden jaar op jaar worden meegenomen. Het beginsaldo van het nieuwe jaar is de resultante van het beginsaldo van het afgelopen jaar en het saldo van specifieke uitgaven en ontvangsten in dat afgelopen jaar. Jaarlijks wordt hiertoe bij voorjaarsnota het eindsaldo van het voorgaande jaar (thans 2021) toegevoegd aan het lopende begrotingsjaar (thans 2022).

VERPLICHTINGEN 38.600 32.997 63.156 93.698 61.786 34.329 27.457
UITGAVEN 38.600 31.584 63.156 93.698 48.323 34.329 13.994
Beginsaldo 11.696 19.396 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Correctie beginsaldo 344
Programma-uitgaven 38.600 31.584 30.401 93.698 48.323 34.329 13.994
Opdrachten 38.600 31.584 30.401 93.698 48.323 34.329 13.994
1. Bewaking van dierziekten 20.255 19.416 19.436 17.067 22.253 21.915 338
2. Bestrijding van dierziekten 15.088 9.972 8.521 73.785 23.546 9.685 13.861
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
4. Overig 3.257 2.196 2.444 2.846 2.524 2.729 ‒ 205
5. DGF-saldo1 25.866 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
6. Crisisreserve2 6.889 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
ONTVANGSTEN 45.957 35.305 63.156 142.911 89.510 33.964 55.546
Ontvangsten van LNV (voorheen EZ) 21.263 4.387 4.287 82.321 8.163 5.387 2.794
Ontvangsten van EU3 5.076 566 5.205 2.509 2.156 3.500 ‒ 1.344
Ontvangsten van sector 19.618 30.352 23.658 16.808 24.214 20.177 4.037
Ontvangsten van sector
Bijdrage sector crisisreserve 6.889 8.352 5.764 4.900 864
Ontvangsten saldo DGF4 23.117 32.921 49.213 0 49.213
Eindsaldo 19.396 23.117 n.v.t.
  1. De uitgavenpost DGF-saldo wordt m.i.v. 2020 niet meer opgenomen. De post ontvangsten saldo DGF (inclusief crisisreserve) blijft wel gehandhaafd.
  2. De uitgavenpost crisisreserve wordt m.i.v. 2020 niet meer opgenomen onder de uitgaven. De post ontvangsten saldo DGF (inclusief crisisreserve) blijft wel gehandhaafd.
  3. De realisatie ontvangsten van EU in 2021 is inclusief overige ontvangsten ad € 74.000,-. Deze zijn onder ontvangsten verder toegelicht.
  4. De realisatie ontvangsten saldo DGF 2020 is inclusief correctie op de ontvangsten saldo DGF ad € 166.000,- die in de saldibalans van het jaarverslag 2020 nader is toegelicht onder 2b.

Tot 2021 heeft het Diergezondheidsfonds het zogenoemde kas=verplichtingen principe gehanteerd. In de administratie zijn de uitgaven (kas) dan leidend en de verplichtingen worden hieraan gelijk gemaakt. In 2021 is het verplichtingen-kasstelsel ingevoerd waarbij alle vaststaande verplichtingen met derden zijn vastgelegd. Door deze stelselwijziging is een inhaalslag gemaakt met als gevolg een hogere realisatie van de aangegane verplichtingen dan was begroot.

In de Wet Dieren is vastgelegd dat er in het DGF een reserve moet worden aangelegd. De hoogte van deze crisisreserve is vastgelegd in het Besluit Diergezondheid. De crisisreserve wordt aangesproken voor kosten van verdenking en bestrijding voor zover die niet zijn meegenomen in de begroting. De crisisreserve is sectorspecifiek en wordt niet gebruikt voor betaling van tekorten in andere sectoren. De crisisreserve voor de rundveesector wordt beheert door vereniging ZuivelNL en de Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK). De crisisreserve voor de ziekte van Aujeszky wordt beheert door de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV).

In 2020 en 2021 is een deel van de opgebouwde crisisreserve bij pluimvee ingezet voor de uitgaven die voortkwamen uit de bestrijding van de hoog pathogene aviaire influenza. Er wordt nog op een bijdrage uit de EU gewacht voor de uitgaven die in 2020 en 2021 zijn gedaan. Deze komen ten gunste van de crisisreserve.

Crisisreserve

Beoogde crisisreserve1 Crisisreserve op 31-12-2021
Runderen 1.800 Niet opgenomen in DGF2
Varkens 7.400 7.400
Kippen, kalkoenen, eenden en broedeieren 7.423 ‒ 514
Schapen en geiten 98 119
Totaal 16.721 7.005
  1. Beoogde hoogte van de crisisreserve zoals vastgelegd in het Besluit diergezondheid
  2. De rundveesector beheert zijn eigen crisisreserve

Toelichting op de uitgaven

Bewaking van dierziekten

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en OIE verlenen onder voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze erkende statussen «vrij van dierziekten» of «verwaarloosbaar risico» worden bewaakt door laboratoriumonderzoek op basis van monitoringsprogramma’s. Naast deze monitoring op basis van internationale regelgeving, heeft Nederland ook een nationale monitoring zoals op de zoönose Q-koorts. Deelname aan monitoring is verplicht voor alle professionele dierhouders.

De basismonitoring kent een vrijwillige basis en wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dit programma is bedoeld om niet-endemische, nieuwe, onbekende of opkomende ziekten tijdig op te sporen en trends in de diergezondheid te volgen. Het programma bestaat onder andere uit laboratoriumonderzoek, postmortaal onderzoek, een telefonische helpdesk, bedrijfsbezoek en monitoring van data uit slachthuizen.

Tevens is er een bewakingsprogramma voor ziekten bij in het wild levende dieren. Zo wordt een deel van de gedode wilde zwijnen onderzocht op klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en Ziekte van Aujeszky (ZvA) en worden wilde vogels onderzocht op vogelgriep.

De kosten voor bewaking van dierziekten vallen onder het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.

Basismonitoring (incl. effectiviteitsonderzoek) 8.974 9.047 73
Brucella melitensis (schaap, geit) 385 445 60
Blauwtong (rund, schaap, geit) 40 192 152
BSE (rund) 2.700 3.573 873
TSE (schaap, geit) 220 200 ‒ 20
KVP (varkens, wilde zwijnen) 578 334 ‒ 244
AI (pluimvee) 202 489 287
Q-koorts (schaap, geit) 612 797 185
Leukose (rund) 367 423 56
Salmonella (zoönotisch, pluimvee) 5.800 4.681 ‒ 1.119
AI, NCD, Mycoplasma en Salmonella (niet-zoönotisch) 1.122 1.048 ‒ 74
Vogelgrieptesten 915 1.024 109
Totaal bewaking van dierziekten 21.915 22.253 338

Toelichting op realisatie bewaking dierziekten in 2021

De realisatie van bewaking dierziekten was in 2021 € 0,3 mln. hoger dan begroot. Dit heeft deels een organisatorische en/of administratieve oorzaak. Voor de monitoring op klassieke varkenspest (KVP) is de eindafrekening van 2019 en 2020 nog niet betaald. Voor de monitoring 2021 van zoönotische Salmonella is in de realisatie alleen de nationale bijdrage gerapporteerd, terwijl in de begroting de EU bijdrage nog wel was meegenomen. De monitoringskosten voor BSE zijn hoger dan begroot door een hoge overloop uit 2020. Daarnaast worden door een verandering van het contract een deel van de kosten van monitoring voortaan vooraf betaald, waardoor de meeste programma’s een gering hogere realisatie kennen dan begroot. De monitoringskosten van vogelgriep (AI) vallen hoger uit door het grote aantal wilde vogels dat is getest. De kosten opgebracht in de post eenmalige programma’s in het kader van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) betreft onderzoek naar insleeproutes. De toegenomen kosten voor bewaking tegen blauwtong zijn veroorzaakt door een frequenter testen op deze ziekte vanwege blauwtong infecties in België.

2. Bestrijding van dierziekten

Streefwaarden

Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Meldings- en aangifteplicht

In de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s zijn ziekten aangewezen die aangifteplichtig zijn. Als een veehouder of dierenarts dieren verdenkt van een aangifteplichtige ziekte, moet hij dit direct melden bij de NVWA. Ook een positieve test vanuit de bewaking moet direct worden gemeld bij de NVWA.

Verdenking en bestrijding

Nadat de NVWA een verdenking heeft ontvangen, gaat een deskundigenteam naar het betreffende bedrijf voor inspectie en monstername. Het monster wordt in het laboratorium van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) onderzocht. Deze High Containment Unit (HCU) is zodanig ontworpen dat ziekteverwekkers niet kunnen ontsnappen naar de buitenwereld. Er wordt een vervoersverbod ingesteld.

Zodra een verdenking wordt bevestigd, start de bestrijding van deze ziekte. Door snel en accuraat in te grijpen wordt de kans dat de ziekte zich verder verspreid verkleind. Bij bepaalde ziekten worden de dieren op besmette bedrijven gedood en gedestrueerd. Het bedrijf wordt aansluitend gereinigd en ontsmet. Ook worden buurt- en contactbedrijven onderzocht. Om verspreiding te voorkomen worden dieren op deze bedrijven soms preventief gedood of gevaccineerd. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen welke verder zijn uitgewerkt in draaiboeken van de NVWA en het ministerie van LNV. De bestrijding wordt aangestuurd vanuit het ministerie. In de post bestrijding zijn zowel de kosten die nodig zijn om de ziekte te bestrijden opgenomen, als ook een tegemoetkoming in de schade aan de houder van de dieren.

De posten verdenking en bestrijding vallen onder het deelplafond voor bestrijdingskosten. Uitzondering op deze regel is de post Brucellose (rund). Deze werd voorheen onder ‘verdenkingen’ geschaard, maar past feitelijk beter bij bewaking aangezien de runderen die verwerpen onderzocht worden om de vrijstatus van Nederland aan te tonen. Deze post is daarom ondergebracht bij het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.

Voorzieningen

Om in tijden van een crisis direct te kunnen reageren, heeft het ministerie van LNV waakvlamcontracten afgesloten met bedrijven die apparatuur en mensen kunnen leveren die nodig zijn bij de bestrijding. Ook worden de kosten voor een calamiteitenreserve bij de destructor betaalt uit het DGF. Tevens zijn er vaccins op voorraad om de gevoelige dieren op nabijgelegen bedrijven van een besmet bedrijf te kunnen vaccineren tegen mond en klauwzeer (MKZ), klassieke varkenspest (KVP) en ziekte van Aujeszky (ZvA) (voorzieningen vaccinatie).

De post voorzieningen valt onder het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.

Voorzieningen:
Middelenbeheer 107 80 ‒ 27
Calamiteitenreserve destructie 1.550 3.664 2.114
Waakvlamcontracten 753 680 ‒ 73
Vaccinatie ZvA, MKZ en KVP 2.029 1.851 ‒ 178
HCU 1.452 1.452 0
Subtotaal Voorzieningen 5.891 7.727 1.836
Verdenkingen:
Brucellose (rund) 1.082 1.154 72
AI 327 709 382
Salmonella 250 56 ‒ 194
Covid-19 787 787
Overige verdenkingen 611 290 ‒ 321
Subtotaal Verdenkingen 2.270 2.996 726
Bestrijding:
LPAI 49 49
HPAI 5.712 5.712
Salmonella 1.414 1.606 192
Mycoplasma Gallisepticum 60 0 ‒ 60
Covid-19 5.456 5.456
Overige ziekten 50 ‒ 50
Subtotaal Bestrijding 1.524 12.823 11.299
Totaal 9.685 23.546 13.861

Toelichting op realisatie bestrijding van dierziekten in 2021

De grootste bestrijdingsposten in 2021 werden gevormd door de afwikkeling van de bestrijding van COVID-19 bij nertsen in 2020 (€ 6,2 mln.). Daarnaast wordt de pluimveesector nog steeds geconfronteerd met de uitbraken van vogelgriep in 2020 en 2021 (€ 6,5 mln.). De calamiteitenreserve destructie betreft uitgaven van zowel 2020 als 2021 en valt daardoor hoger uit. De kosten voor verdenkingen voor Salmonella zijn afgenomen omdat Nederland op aangeven van de EU de procedure heeft aangepast: de uitslag van de monitoringstest is sinds 2020 doorslaggevend bij de bestrijding van salmonella.

Toezicht en opsporing door de NVWA

Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer die gemeld zijn bij het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA. In de kolom Totaal staan het totaal aantal meldingen. De NVWA kan besluiten dat er naar aanleiding van de melding geen verdere actie nodig is (kolom Geen actie). In de kolommen Positief, Negatief en Volgt staan het aantal casussen waarbij laboratoriumonderzoek is gedaan en waarbij de ziekte is aangetoond (Positief), niet is aangetoond (Negatief) of waarbij de uitslag bij het samenstellen van dit verslag nog niet bekend was (Volgt). De kosten van dit onderzoek zijn opgenomen als verdenkingen in de tabel Realisatie bestrijding van dierziekten.

Aviaire Influenza Pluimvee / Wilde Vogels 623 268 169 0 186
Salmonella Zoönotisch Pluimvee Pluimvee 368 271 19 0 78
Brucellose Abortus Bang Alpaca/Herten/Runderen 44 0 36 0 8
Brucellose Suis Varkens 44 0 44 0 0
Rabies Geen Contact Humaan Vleermuis 31 1 10 0 20
Bluetongue Alpaca/Geiten/Runderen/Schapen 31 0 16 1 14
Tuberculose Apen/Chimpansee/Gazelle/Herten/Katten/Paarden/Runderen/Zeekoe 29 1 22 0 6
Brucellose Melitensis Geiten/Schapen 25 0 25 0 0
Psittacose Dier Duiven/Kippen/Vogels 20 15 5 0 0
Afrikaanse / Klassieke Varkens Pest Varkens 19 0 15 0 4
Leucose Runderen 17 0 17 0 0
Brucellose Canis Honden 16 2 8 0 6
Tularemie Bevers/Hazen 9 5 4 0 0
New Castle Disease Duiven/Kippen/Vogels 6 0 3 0 3
Aujeszky Varkens 4 0 1 0 3
Swine Vesiculair Disease Varkens 4 0 0 0 4
Amerikaans Vuilbroed Bijen 2 2 0 0 0
Brucellose Ceti Tuimelaar 1 1 0 0 0
Mycoplasma Gallisepticum Kippen 1 1 0 0 0
Miltvuur Runderen 1 0 1 0 0
Mond- en Klauwzeer Runderen 1 0 0 0 1
Mycoplasma mycoides Runderen 1 0 1 0 0
Pest du Petit Ruminant Schapen 1 0 0 0 1
Q-Koorts Dier Runderen 1 0 0 0 1
Q-Koorts Tankmelk Geiten 1 0 1 0 0
West Nile Virus (Zoogdier) Nandoe 1 0 1 0 0
1301 567 398 1 335
Psittacose Humaan Cavia/Duiven/Kippen/Vogels/ Wilde Vogels 71 15 10 0 46
Salmonellose Geiten/Paarden/Runderen/Schapen/Vogels 38 38 0 0 0
Rabies Vleermuis Contact Humaan Apen/Chimpansee/Honden/Katten 13 0 10 0 3
Rabies Zoogdier Contact Humaan Honden/Katten/Vossen 9 0 2 0 7
Leptospirose Honden/Ratten/Runderen 8 6 0 0 2
Listeriose Alpaca/Runderen 6 6 0 0 0
Yersiniose Cavia/Geiten/Hazen/Honden/Katten/Runderen 6 6 0 0 0
Campylobacter Honden/Runderen 2 2 0 0 0
Chlamydia Abortus Geiten/Schapen 2 0 0 0 2
Q-Koorts Humaan Geiten 2 0 0 0 2
Babeseosis Runderen 1 0 0 0 1
Hantavirus Muizen 1 0 0 0 1
Toxoplasmose Konijnen 1 0 0 0 1
160 73 22 0 65
Equine Virale Arteritis Paarden 11 11 0 0 0
Equine Infectieuze Anemie Paarden 3 1 2 0 0
West Nile Virus (Paard) Paarden 3 0 1 0 2
Trypanosoma evansi (Surra) Paarden 2 0 2 0 0
Vesiculaire Stomatitis Paarden 1 0 1 0 0
20 12 6 0 2
Covid-19 Fretten/Honden/Katten 30 5 12 0 13
PRRS Varkens 7 4 2 0 1
Trichinella Spiralis Varkens 2 0 2 0 0
Ovine Herpes Virus Runderen 1 0 0 0 1
40 9 16 0 15
Infectieuze Haematopoietïsche Necrose Vissen 10 0 2 0 8
Koi Herpes Virus Vissen 3 1 1 0 1
Marteillia Refringens Mosselen 1 0 1 0 0
14 1 4 0 9
104 2 80 0 22

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Streefwaarden

Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten neemt de minister van LNV maatregelen. Zo kan een vervoersverbod/-beperking worden ingesteld. Hierdoor kunnen veehouders te maken krijgen met capaciteitsproblemen (te veel of te grote dieren op een te klein oppervlak) die kunnen leiden tot welzijns- (stress, agressiviteit) en gezondheidsproblemen.

Veehouders dienen voorbereidingen te treffen voor noodopvang. De NVWA en de Welzijnscommissie Dierziekten zien toe op dierenwelzijn tijdens de bestrijding van dierziekten. De Welzijnscommissie Dierziekten informeert de minister over de eventuele gevolgen voor het dierenwelzijn die zich als gevolg van de ruimingsactiviteiten voordoen en adviseert zo nodig de minister over mogelijkheden om het welzijn van de betrokken dieren te verbeteren. Indien de uitbraak lang duurt en er ondanks de maatregelen van de veehouder welzijnsproblemen ontstaan, wordt gekeken of het verantwoord is dieren op gecontroleerde wijze af te voeren.

4. Overig

Onder de post Overig vallen de uitgaven voor de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa), de uitvoeringskosten van RVO en een post overig voor de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). De uitvoeringskosten RVO waren in 2021 € 1,5 mln. en waren daarmee € 0,3 mln. lager dan begroot. Deze lagere realisatie is vooral veroorzaakt door een efficiëntere werkwijze. De uitgaven voor de SDa waren € 0,4 mln. in 2021. De uitgaven zijn daarmee € 0,2 mln. hoger dan begroot. Dit ligt in het feit dat de LNV bijdrage aan dit programma vanaf 2021 ook via het DGF loopt. De uitgaven in 2021 voor de ophaaldienst, opleidingsplan en consignatiedienst van de Gezondheidsdienst bedroegen € 0,7 mln. Dit is € 0,2 mln. lager dan voorzien.

Toelichting op de ontvangsten.

De ontvangsten binnen het Diergezondheidsfonds worden grotendeels door LNV en de sectoren bijeen gebracht. Hiervoor betalen veehouders een diergezondheidsheffing per dier of ei een bedrag dat is vastgelegd in het Besluit diergezondheid. De heffing bestaat uit een dekking ten behoeve van de reguliere uitgaven (ontvangsten met betrekking tot uitgaven), eventueel aangevuld met een bijdrage aan de crisisreserve en een verrekening van tekorten/overschotten uit voorgaande jaren welke zijn voorgeschoten door het rijk.

Bij de rundersector is in 2021 voor het eerst een diergezondheidsheffing opgelegd. Tot op heden werden de uitgaven gedekt uit de aanwezige reserves. Begin 2021 is dit volledig afgerond en is de eindbetaling ontvangen ad € 3,7 mln. Deze ontvangst was niet meegenomen in de begroting.

In 2021 heeft de Europese Commissie een sanctie opgelegd op het salmonella 2020 programma. Hierdoor is een gat in de financiering van het DGF ontstaan ad € 2,3 mln. Dit is gedekt vanuit LNV en aanvullend bijgestort. De bijdrage van LNV aan het DGF is hierdoor hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.

Voor een aantal monitorings- en bestrijdingsprogramma’s ontvangt het DGF een bijdrage vanuit de Europese Unie. In 2021 hebben de toegerekende EU ontvangsten betrekking op het TSE monitoringsprogramma (rund, schaap en geit), het salmonella programma en het monitoringsprogramma AI (pluimvee). De ontvangsten zijn lager dan begroot. Dit is veroorzaakt door bovengenoemde korting op het salmonella 2020 programma.

De overige ontvangsten worden gevormd door een positieve eindafrekening van de Autoriteit diergeneesmiddelen (SDa) over 2020. Daarnaast ontvangt het DGF een bijdrage van de eierverwerkende industrie voor de verkoop van met salmonella besmette eieren. Aan LNV is tenslotte een bedrag toegerekend dat is terugontvangen uit de afwikkeling van met corona besmette nertsen.

Ontvangsten mbt uitgaven 9.617 2.690 1.622 10.186 8.163 32.278
Crisisreserve 0 4.301 2 1.461 0 5.764
Verrekening voorfinanciering door LNV 0 0 2 97 0 99
Subtotaal 9.617 6.991 1.626 11.744 8.163 38.141
Toegerekende EU ontvangsten 316 0 22 1.263 481 2.082
Overige ontvangsten 23 11 0 22 18 74
Subtotaal 339 11 22 1.285 499 2.156
Totaal ontvangen in 2021 9.956 7.002 1.648 13.029 8.662 40.297

13. Bedrijfsvoeringsparagraaf Diergezondheidsfonds

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie onderdelen:

1. uitzonderingsrapportage voor: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) financieel en materieel beheer en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering,

2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. uitzonderingsrapportage voor drie onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Begrotingsbeheer, Financieel beheer en de materieel bedrijfsvoering

In 2021 is binnen het Diergezondheidsfonds het project afgerond voor een verbeterde vastlegging van de aangegane verplichtingen. Met de implementatie liggen alle verplichtingen per 31 december 2021 vast in de financiële administratie.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

Voor de andere onderdelen uit paragraaf 1 en de paragrafen 2 en 3 wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het moederdepartement.

14. Jaarrekening Diergezondheidsfonds

Omschrijving Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Art 1. Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen 34.329 34.329 33.964 61.786 48.323 40.297 27.457 13.994 6.333
Subtotaal 34.329 34.329 33.964 61.786 48.323 40.297 27.457 13.994 6.333
Voordelig eindsaldo t/m 2020 49.213 49.213
Subtotaal 89.510 89.510
Opgebouwde crisisreserve t/m 2021 ‒ 7.005 ‒ 7.005
Voordelig eindsaldo t/m 2021 ‒ 34.182 ‒ 34.185
Totaal 34.329 34.329 33.964 61.786 48.323 48.323 27.457 13.994 14.359

15. Saldibalans Diergezondheidsfonds

Bedragen x € 1.000 31-12-2021 31-12-2020 31-12-2021 31-12-2020
Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting 48.323 93.698 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 40.297 109.990
2a. Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren 49.213
32.755
2b. Correctie saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren 0 166
3) Liquide middelen
4) Rekening courant Rijkshoofdboekhouding 37.765 47.692 4a) Rekening courant Rijkshoofdboekhouding
5) Rekening courant RHB Begrotingsreserve 5a) Begrotingsreserves
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 3.422 1.537 7) Schulden buiten begrotingsverband 0 16
8) Kas-transverschillen
Subtotaal intra-comptabel 89.510 142.927 Subtotaal intra-comptabel 89.510 142.927
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 9a) Tegenrekening openstaande rechten
10) Vorderingen 2.378 7.364 10a) Tegenrekening vorderingen 2.378 7.364
11a) Tegenrekeningschulden 11) Schulden
12) Voorschotten 11.899 15.003 12a) Tegenrekening voorschotten 11.899 15.003
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 142.038 167.747 13) Garantieverplichtingen 142.038 167.747
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 21.803 14) Andere verplichtingen 21.803
15) Deelnemingen 15a) Tegenrekening deelnemingen
Subtotaal extra-comptabel 178.118 190.114 Subtotaal extra-comptabel 178.118 190.114
Overall Totaal 267.628 333.041 Overall Totaal 267.628 333.041

Toelichting op de saldibalans

Balanspost 1. Uitgaven ten laste van de begroting

De op deze post verantwoorde uitgaven komen overeen met de uitgaven overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen over het jaar 2021.

Balanspost 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

De op deze post verantwoorde inkomsten bevatten de inkomsten overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel ontvangsten over het jaar 2021.

Balanspost 2a. Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren

Deze post komt overeen met het voordelig eindsaldo 2020.

Balanspost 4. Rekening–courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft het tegoed weer dat het DGF heeft bij het Ministerie van Financiën.

Het saldo RHB sluit aan op de saldobiljet RHB.

Balanspost 10 en 10a. Vorderingen en Tegenrekeningen vorderingen

Deze posten betreffen de openstaande vorderingen die het DGF per 31-12-2021 nog moet innen.

Balanspost 12. Voorschotten

Zie verklarende tabel hieronder:

Afwikkeling voorschotten in 2021:

  1. Openstaande voorschotten per 01-01-2021: € 15,003 mln.
  2. Opgeboekte voorschotten: € 14,677 mln.
  3. Afgewikkelde voorschotten: -/-€ 17,781 mln.
  4. Openstaande voorschotten per 31-12-2021: € 11,899 mln.

Balanspost 12a. Tegenrekening voorschotten

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 830 XIV, nr. 1 104

De post tegenrekening voorschotten betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening voorschotten per 31 december 2021.

Balanspost 13. Garantieverplichtingen

De resterende garantieverplichting per 31 december 2021 is als volgt opgebouwd:

  1. Uitgangsbedragen volgens convenant (2020) : € 188,263 mln.
  2. Toegerekende uitgaven cf convenant: -/- € 52,322 mln.
  3. Toegerekende ontvangsten cf convenant: € 6,097 mln.
  4. Garantstelling per 31-12-2021: € 142,038 mln.

In het nieuwe convenant wordt geen indexatie meer toegepast.

Balanspost 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

De post tegenrekening garantieverplichtingen betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening garantieverplichtingen per 31 december 2021.

Balanspost 14a. Tegenrekening andere verplichtingen

Dit is de tegenrekening van post 14.a

Balanspost 14. Andere verplichtingen

In 2021 is de verplichtingenadministratie verder vormgegeven. De opbouw is opgenomen in de verklarende tabel hieronder:

Afwikkeling verplichtingen in 2021:

  1. Openstaande verplichtingen per 01-01-2021: € 9,806 mln.
  2. Gerealiseerde aangegane verplichtingen: € 61,786 mln.
  3. Uitgaven: -/- € 48,326 mln.
  4. Intrekkingen niet IMVB: -/- € 1,463 mln.
  5. Openstaande verplichtingen per 31-12-2021: € 21,803 mln.

E. Bijlagen

Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's

Bureau Beheer Landbouwgronden/
Commissie Beheer Landbouwgronden
Bedrag nvt nvt nvt nvt Nee
Centrale Commissie Dierproeven
Bedrag 2.166 0 nvt nvt Ja
De bijdrage aan CCD is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
College voor de toelating van gewasbeschermings-middelen en biociden
Bedrag 1.261 3.577 nvt nvt Ja
Alle bijdragen van andere departementen aan Ctgb worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.
Stichting Bureau Erkenningen nvt nvt nvt nvt nvt
Raad voor Plantenrassen
Bedrag 827 1.019 nvt nvt Ja
De bijdrage aan de Raad is conform het advies van de Auditdienst Rijk uit 2017 op voldoende niveau teruggebracht (Kamerstuk 27428-352). Het betreft grotendeels programmagelden.
Rendac BV
Bedrag nvt nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rendac ontvangt vanuit het Diergezondheidsfonds een vergoeding voor het onderhouden van extra destructiecapaciteit voor het geval er een dierziekte uitbreekt.
Staatsbosbeheer
Bedrag 27.778 29.865 nvt nvt Nee
Stichting Bloembollenkeuringsdienst
Bedrag Nvt nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor.
«Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)
Bedrag 493 309 nvt nvt Nee
Gezondheidsdienst Dieren BV
Bedrag nvt nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden:
Rijksbekostiging door subsidiëring en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s».
GD is een RWT sinds april 2021.
Wageningen Research
Bedrag 95.481 94.738 nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Alle bijdragen van andere departementen aan WR worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.
Stichting Skal
Bedrag 4.340 3.472 nvt nvt Nee
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau
Bedrag 12.590 5.625 nvt nvt Nee
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw
Bedrag 2.261 734 nvt nvt Nee
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen
Bedrag Nvt nvt nvt nvt Nee

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

1. DOELSTELLING: VERSTERKEN CONCURRENTIEKRACHT DUURZAME AGROKETENS
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Garantstelling Landbouw (2010-2016) Ex post 2019 Afgerond
MEI/EG/Meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw Ex post 2020 Afgerond
2. DOELSTELLING: BEVORDEREN VAN VOEDSELZEKERHEID IN DE WERELD
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Voedselzekerheid Ex post 2019 Afgerond
3. DOELSTELLING: BORGEN VAN VOEDSELVEILIGHEID EN VOEDSELKWALITEIT
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Instrument ketenborging.nl Ex post 2021 Afgerond
COKZ Ex post 2021 Afgerond
Actieplan Voedselveiligheid Ex post 2021 Lopend: afronding 20221
4. DOELSTELLING: VERGROTEN MAATSCHAPPELIJKE WAARDERING VAN LANDBOUW/VOEDSEL
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Voedingscentrum Ex post 2020 Afgerond
Voedselagenda/Voedselverspilling Ex post 2021 Lopend: afronding 20222
5. DOELSTELLING: VERDUURZAMING PRODUCTIE EN CONSUMPTIE (D.M.V. KRINGLOOPLANDBOUW)
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Wet gewasbeschermingsmiddelen/beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst Ex post 2019 Afgerond
MEI/EG/Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw Ex post 2020 Afgerond
Ondersteuning projecten biologische sector Ex post 2020 Afgerond
Fonds kleine toepassingen Ex post 2020 Afgerond
Collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer Ex post 2021 Afgerond
GLB/NSP Ex ante 2021 Afgerond3
Slimmer landgebruik/nationaal programma landbouwbodems Ex post 2021 Lopend: afronding 20224
Opkoopregeling rondom natura2000 gebieden Ex post 2021 Lopend: afronding 20225
Bureau Erkenningen Ex post 2021 Lopend: afronding 20226
6. DOELSTELLNG: BEVORDEREN PLANTGEZONDHEID
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Keurings- en toezichtslandschap Brede analyse 2020 Afgerond
7. DOELSTELLING: BEVORDEREN DIERGEZONDHEID
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Diergezondheidsfonds Ex post 2019 Afgerond
8. DOELSTELLING: BEVORDEREN DIERENWELZIJN
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Wet Dieren Ex post 2020 Afgerond
Centrale commissie dierproeven Ex post 2021 Afgerond
Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID) Ex post 2021 Afgerond
Stichting zeldzame huisdieren Ex post 2021 Afgerond
Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-197 Ex post 20218 Afgerond
Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) Ex post 2021 Lopend: afronding 20229
Nationaal comité advies dierproevenbeleid Ex post 2021 Lopend: afronding 202210
OVERIGE EVALUATIES (O.A. FISCALE REGELINGEN)
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Onderzoek 2019 Afgerond
Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA Onderzoek 2020 Afgerond
Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw Fiscaal 2021 Afgerond
Verkenning vrijstelling overdrachtsbelasting cultuurgrond Fiscale verkenning 2021 Lopend: afronding 202211
  1. Het Actieplan Voedselveiligheid dat naar aanleiding van de fipronil-affaire in de eiersector is opgesteld, is in 2020 afgerond. Eind 2021 heeft een evaluatie plaats gevonden. Deze evaluatie zal in de eerste helft van 2022 aan de Kamer worden aangeboden namens VWS en LNV.
  2. De opdracht voor de evaluatie van de voedselagenda, inclusief de aanpak op voedselverspilling, is halverwege 2021 verleend en wordt begin 2022 afgerond. De resultaten zullen in het tweede kwartaal van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd
  3. Deze evaluatie wordt in het voorjaar van 2022 aan de Tweede Kamer aangeboden.
  4. In de tweede helft van 2021 is de evaluatie gestart van het Nationaal Programma Landbouwbodems.Er is een eerste tussenevaluatie gedaan om te kijken naar de ontwikkeling van het bodembeleid via het NPL over de periode vanaf 2019 tot en met halverwege 2021. De evaluatie is begin 2022 afgerond en zal aan de Eerste en Tweede Kamer worden toegezonden.
  5. De evaluatie betrof een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de 1 e tranche. Het eindrapport van de evaluatie wordt in het voorjaar van 2022 naar de Tweede Kamer verstuurd.
  6. In de tweede helft van 2021 is de evaluatie gestart van bureau erkenningen. De evaluatie is begin 2022 afgerond en zal aan de Eerste en Tweede Kamer worden toegezonden.
  7. Deze interne evaluatie van de eerste periode van deze regeling s in 2021 afgerond. De conclusies van tussentijdse evaluatie en monitoring zijn meegenomen in de wijzigingen die met de tweede openstelling van deze regeling zijn doorgevoerd. Meer informatie is te vinden in het ingevulde kader Beleidskeuzes onderbouwd; onderdeel Evaluatieparagraaf (Kamerstuk 35925-XIV-19.)
  8. Dit betrof een intern onderzoek naar de eerste openstelling. De restultaten zijn meegenomen bij het opstellen van de 2e openstelling.
  9. In 2021 is een beleidsevaluatie uitgevoerd over het Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG) over de periode 2017 tot en met 2020. De evaluatie wordt in het eerste kwartaal van 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer.
  10. De evaluatie van het National Comité advies dierproevenbeleid (NCad) is in augustus 2021 gestart en wordt in februari 2022 afgerond. Hierna wordt het evaluatierapport aangeboden aan de Tweede Kamer.
  11. Afronding en aanbieding aan deTweede Kamer wordt verwacht in 2022.

Toelichting: in 2021 afgeronde evaluaties

Instrument ketenborging.nl

Ketenborging.nl biedt bedrijven uit de voedselketen een overzicht van geaccepteerde kwaliteitsschema’s, die voldoen aan de criteria die door de Taskforce Voedselvertrouwen zijn opgesteld. De uitkomsten van de evaluatie zijn voor de Stichting Ketenborging aanleiding voor een herbezinning van hun verantwoordelijkheid, rol en taken die zij hebben bij het stimuleren van zelfregulering van de voedselveiligheid. De toetsingscriteria van Ketenborging.nl worden inhoudelijk breed gedragen door de sectoren. Wel waren er bij de sectoren vragen over de meerwaarde en het voordeel voor bedrijven van aansluiting bij systemen die zijn geaccepteerd door Ketenborging.nl. Zelfregulering is een belangrijke pijler van het stelsel van de voedselveiligheid. Zowel de sectoren als de overheid (zowel NVWA als departementen VWS en LNV) zullen waar mogelijk blijven samenwerken bij (het stimuleren van) de zelfregulering.

COKZ

COKZ geeft op voldoende wijze uitvoering aan beleid op diverse terreinen. Het COKZ heeft ook een ontwikkeling ingezet van een taakgerichte naar een meer effectgerichte werkwijze. COKZ heeft het financieel beheer voldoende op orde en weet de tarieven over het algemeen laag te houden, wel is er ruimte voor meer transparantie in de totstandkoming van de tarieven. Daarnaast is er ook ruimte voor verbetering in de informatiehuishouding en optimalisatie in het contact tussen COKZ en het Ministerie van LNV. Deze verbeterslag is reeds ingezet en het contact verloopt constructief. Ook is het COKZ in 2018 gestart met het professionaliseren van de eigen organisatie en heeft het de waarborgen voor onafhankelijkheid en integriteit binnen de governance en het kwaliteitsmanagementsysteem versterkt. Er is ruimte voor verdere verankering van het risicomanagement in de bedrijfsvoering, echter heeft COKZ hier wel al de eerste stappen in gezet.

Collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer

Vier jaar na de invoering van het nieuwe subsidiestelsel is het Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) geëvalueerd. In het nieuwe stelsel is een centrale rol weggelegd voor 40 gecertificeerde agrarische collectieven. De belangrijkste conclusie van de evaluatie is dat het stelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer vier jaar na de start (2016) werkt en zich heeft ontwikkeld als instrument voor agrarische collectieven en provincies om biodiversiteit en waterkwaliteit in het landelijk gebied te verbeteren. Daarnaast concluderen de evaluatoren dat verdere verbetering van het stelsel ANLb nodig is om de ecologische impact van het ANLb te vergroten. Daarvoor is nodig:

  1. Een verdere vereenvoudiging en flexibiliteit;
  2. De ontwikkeling van collectieven naar bredere gebiedscoöperaties, zodat ze klaar zijn voor de mogelijk nieuwe taken die het GLB-NSP vraagt;
  3. Afstemming over beheer tussen TBO’s en agrarische collectieven, inzetten op lange termijn habitatkwaliteit via een gebiedsgerichte aanpak en koppelingen met de eco-regelingen in het nieuwe GLB, programma Natuur en het Aanvalsplan Grutto.

Ex ante evaluatie GLB/NSP 2023-2027

De ex ante evaluatie van het Nationaal Strategisch Plan 2023 ‒ 2027 voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vindt een juridische basis in EU-Verordening 2021/2115 van 2 december 2021. De evaluatie omvat een beoordeling van de bijdrage van het NSP aan het bereiken van de doelstellingen van het GLB in genoemde periode. Het NSP is opgesteld door een interbestuurlijk programma van Rijk, Provincies en Waterschappen en eind december 2021 bij de Europese Commissie ingediend. De uitvoering van de ex ante evaluatie kende een door de Europese Commissie voorgeschreven iteratief karakter. De uitwisseling van informatie tussen de evaluatoren en beleidsmakers resulteerde de afgelopen 2 jaar in het met regelmaat verstrekken van advies voor het op te stellen NSP. De evaluator constateert dat door die werkwijze inconsistenties uit eerdere versies zijn weggenomen. De evaluator doet de aanbeveling helder te formuleren wat de harde kaders van het NSP zijn en welke zaken gaandeweg de looptijd van het nieuwe GLB aanpasbaar zijn. Dat geeft een kader om leerervaringen te kunnen laten leiden tot aanpassing van het NSP. Ook wordt het belang onderstreept dat voor een goede uitvoering van het NSP het belangrijk is inzicht te krijgen in de afweging die agrariërs maken voor deelname aan de verschillende regelingen onder het GLB. Hiertoe wordt een simulatietool ontwikkeld. Ook wordt de aanbeveling gedaan bij toekomstige keuzes zoals die die voorvloeien uit het Regeerakkoord, te toetsten hoe deze zich verhouden tot het NSP en of er daaruit volgend aanpassingen nodig zijn voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van het GLB-Nationaal Strategisch Plan.

Opkoopregeling rondom Natura-2000 gebieden

De Maatregel Gerichte Opkoop Veehouderijen heeft als doel het structureel verminderen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden via de uitkoop van zogenaamde piekbelasters: veehouderijen die een relatief hoge depositie veroorzaken op nabijgelegen stikstof gevoelig Natura 2000-gebied. Er is in totaal € 483 mln. beschikbaar voor deze maatregel waarvan de eerste tranche met omvang € 100 mln. eind 2020 is gestart. De evaluatie betrof een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de 1e tranche. Omdat er op dat moment nog geen opkopen waren gerealiseerd, was de evaluatie met name gericht op de inrichting en uitvoering van de organisatorische, procesmatige en financiële aspecten van de regeling om tot reductie van stikstofdepositie te komen. Daarbij is in kaart gebracht wat succesvol is en waar knelpunten zitten, en zijn mogelijkheden voor verbetering mede met het oog op het vormgeven van de 2e tranche van de regeling in beeld gebracht. De uitkomsten van de evaluatie hebben doorgewerkt in de wijzigingsregeling van de 1e tranche (gepubliceerd eind december 2021) en vormen mede de basis voor het vormgeven van de 2e tranche van de maatregel gerichte aankoop die naar verwachting in de loop van 2022 zal worden gepubliceerd. Het eindrapport van de evaluatie wordt in het voorjaar van 2022 naar de Tweede Kamer verstuurd.

Centrale commissie dierproeven

De CCD levert een essentiële bijdrage aan het verantwoord proefdiergebruik in Nederland. In de onderzoeksperiode heeft de CCD een efficiëntieslag gedaan, echter liggen er nog wel kansen voor de verbetering van de doelmatigheid in het stelsel. Ook heeft de invoering van het vergunningstelsel geleid tot uniformering in de vergunningsbeoordeling en tot een hogere kwaliteit van vergunningsaanvragen en -beoordelingen. Daarnaast is het inschatten van het aantal aanvragen in de onderzoeksperiode lastig gebleken, waardoor retribueerbare kosten ondergedekt zijn gebleven. De eigenstandige toets die de CCD uitvoert is een van de oorzaken waardoor aanvragers van dierproefprojecten een hoge lastendruk ervaren, echter komt dit de kwaliteit van de vergunningverlening wel ten goede.

IBG en LID

Uit de evaluatie van de Regeling in beslag en in bewaring nemen van dieren (IBG) en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) blijkt dat de LID slagvaardig heeft opgetreden. Zo heeft de LID haar nieuwe taak, namelijk de eerstelijnsfunctie voor niet-spoedeisende meldingen over verwaarlozing bij hobby- en gezelschapsdieren, ondanks een tijdelijke onderbezetting, voortvarend opgepakt. Ook heeft de LID doelmatig haar taken uitgevoerd door te sturen op het bereiken van resultaten en het maken van kostenbewuste afwegingen. Wel blijkt uit de evaluatie dat er nog kansen liggen om de opdrachtgever-opdrachtnemersrelatie tussen LNV en de LID verder te versterken en te formaliseren. De IBG-regeling kan effectiever worden ingericht en verbeteringen zijn met name voorzien in het toezicht op en de communicatie met de opslaghouders.

Stichting zeldzame huisdieren

Het onderzoeksbureau concludeert dat het aannemelijk is dat SZH de afgelopen vijf jaar op een doeltreffende en doelmatige wijze heeft bijgedragen aan het behoud van zeldzame landbouw- en huisdierrassen in Nederland. In het evaluatierapport staan de volgende aanbevelingen:

  1. Ontwikkel een strategie en meerjarige aanpak;
  2. Stel meer financiële middelen beschikbaar voor de SZH. Vanwege de afhankelijkheid van vrijwilligers is de kritische massa en continuïteit van de werkzaamheden van SZH kwetsbaar. Door voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen kan de SZH zowel werken aan het opstellen en uitrollen van een sturende meerjarige strategie en aanpak als een noodzakelijk deel van haar tijd besteden aan vraaggestuurde activiteiten.
  3. Verminder de administratieve lasten van het aanvraag-, verantwoordings- en beschikkingsproces van de jaarlijkse projectsubsidie door een meerjarige toekenningscyclus.

Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19

Tijdens de beleidsevaluatie die is uitgevoerd voor de tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 is gebleken dat de Corona maatregelen die zijn genomen een grote invloed hebben gehad op de inkomsten van de dierentuinen. Geconstateerd wordt echter dat ondanks het nagenoeg volledig wegvallen van de inkomsten de gevolgen voor het dierenwelzijn zeer beperkt zijn gebleven. De noodzakelijke activiteiten voor het borgen van dierenwelzijn konden dankzij deze regeling onverminderd worden voortgezet. Uit de evaluatie blijkt voorts dat het slechts in zeer beperkte mate is voorgekomen dat personeel ontslagen moest worden dan wel dieren weg moesten worden gedaan. Ook zijn de bijdragen aan en inspanningen op het gebied van conservatie veelal onverminderd voortgezet. Het effect van de misgelopen inkomsten op de werkzaamheden omtrent educatie is wel significant met een gemiddelde daling van 45%. De conclusie is dan ook dat de regeling doeltreffend is geweest waardoor het dierenwelzijn is geborgd.

Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw (fiscale evaluatie)

De evaluatie van de Energiebelasting is op 20 april 2021 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 31239 nr. 330). Dit betreft een evaluatie van de gehele energiebelasting, waarin ook naar alle specifieke regelingen, waaronder het verlaagd tarief glastuinbouw op kleinverbruik ketelgas, is gekeken. Vanwege het degressieve belastingstelsel, de kleinschalige structuur en de energie-intensiteit van de glastuinbouw zou toepassing van het normale tarief voor aardgas voor kleinverbruik leiden tot een sterkere energiebelastingdruk dan de andere energie-intensieve sectoren ervaren. De regeling is daarmee doeltreffend om te zorgen voor een gelijkwaardige behandeling van de glastuinbouwsector en de energie-intensieve sectoren. De regeling is doelmatig op de uitvoering.

1. DOELSTELLING: ZORGEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN BIODIVERSITEIT
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit) Ex post 2019 Afgerond
Natuurpact/Natuurvisie Ex durante 2020 Afgerond
Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS Ex post 2020 Afgerond
Natura2000 doelendocument Ex durante 2020 Afgerond
Evaluatie collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb) Ex post 2021 Afgerond
Evaluatie implementatie exotenverordening Ex post 2021 Lopend: afronding 20221
Opkoop rondom Natura 2000 gebieden Ex post 2021 Lopend: afronding 20222
2. DOELSTELLING: STREVEN NAAR EEN DUURZAME EN ECONOMISCH RENDABELE VISSERIJSECTOR
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Convenant visserij in beschermde gebieden Ex post 2021 Afgerond
3. DOELSTELLING: REGIE VOEREN OVER DE INSTANDHOUDING VAN DE KWALITEIT VAN HET LANDELIJK GEBIED EN EEN VITALE REGIO
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
IBP Vitaal Platteland Lerende evaluatie 2021 Afgerond
OVERIGE EVALUATIES (O.A. FISCALE REGELINGEN)
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Beleidsdoorlichting Natuur en Biodiversiteit 2015-2019 Beleidsdoorlichting 2021 Afgerond
Verkenning vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgrond Fiscale verkenning 2021 Lopend: afgeronding 20223
Verkenning vrijstelling overdrachtsbelasting Bureau Beheer Landbouwgronden Fiscale verkenning 2021 Lopend: afgeronding 20223
Verkenning vrijstelling overdrachtsbelasting inrichting landelijk gebied Fiscale verkenning 2021 Lopend: afgeronding 20223
  1. De evaluatie implementatie exotenverordening is nog niet afgerond. Naar verwachting wordt het rapport in het eerste kwartaal van 2022 naar de Tweede Kamer verstuurd.
  2. De evaluatie betrof een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de 1 e tranche. Het eindrapport van de evaluatie wordt in het voorjaar van 2022 naar de Tweede Kamer verstuurd.
  3. Afronding en aanbieding aan de Tweede Kamer wordt verwacht in 2022. Deze verkenning wordt door het Ministerie van Financiën uitgevoerd.

Toelichting: in 2021 afgeronde evaluaties

Collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer

Zie hiervoor de toelichting bij de recent afgeronde evaluatieonderzoeken onder het thema land- en tuinbouw.

Convenant Visserij in beschermde gebieden (VIBEG)

De belangrijkste uitkomst van deze evaluatie is dat voor de komende jaren de VIBEG 2 samenwerking moet worden verbeterd. Deze verbetering heeft vooral betrekking op het maken en naleven van onderlinge afspraken. Deze afspraken hebben betrekking op de doelen en resultaten (haalbaarheid en uitvoerbaarheid), governance (organisatie van de samenwerking), onderlinge relaties en de inhoud (maatregelen en voortgang). Betrokkenen zijn ook van mening dat de partijen (LNV, visserij- en natuurorganisaties) lering moeten trekken uit deze evaluatie: er moeten zaken worden aangepast en aangescherpt en dat moet expliciet worden besproken. Hiervoor is de inzet en medewerking nodig van alle partijen. De appreciatie van de bevindingen uit dit rapport wordt meegenomen in het uit te brengen Toekomstperspectief Garnalenvisserij. Zodra dit toekomstperspectief gereed is, wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

IBP Vitaal Platteland

Het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP VP) was een kortlopend beleidsprogramma (juni 2018 - maart 2021) met de inzet om de transitie naar een ‘economisch vitaal, ecologisch duurzaam en leefbaar platteland’ te stimuleren. In vijftien gebieden en in de landelijke programmaorganisatie moest deze transitie gestalte krijgen door op basis van gelijkwaardigheid tussen de vier overheden opgave- en gebiedsgericht te werken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft samen met het Athena Instituut van de Vrije Universiteit (VU) dit programma gedurende de looptijd lerend geëvalueerd. Het IBP VP heeft in beeld gebracht wat daadwerkelijk opgavegericht werken behelst en wat dit belemmert. In de samenwerking is het ‘anders werken’ gelegitimeerd en zijn het Rijk, vertegenwoordigd door het ministerie van LNV, en regio’s nader tot elkaar gekomen. Er zijn verschillende aanjaagmechanismen ontwikkeld waarmee de dynamiek in de betrokken regio’s in gang werd gezet of werd versneld. Maar er zijn ook kansen onbenut gelaten. Zo is de relatie tussen Rijk en regio’s niet evenwichtig en is het ‘vitaal platteland’ nog onvoldoende uitgewerkt als transitiethema om richting te geven. Het interbestuurlijk samenwerken heeft in de beleving van veel betrokkenen de ‘afstand’ tussen Rijk en regio verkleind. Door gesprekken tussen verschillende lagen ontstond er meer begrip voor elkaars rollen en positie. Deze hernieuwde samenwerking tussen Rijk en regio kent echter nog geen stevige institutionele inbedding. Hoewel het landelijke IBP VP eindigde in maart 2021, is de ingezette samenwerking op verschillende fronten doorgegaan. Het rapport geeft hiervoor enkele concrete aanbevelingen mee.

Beleidsdoorlichting ‘Natuur en biodiversiteit’ 2015-2019 (voorheen begrotingsartikel 12)

In 2021 is de beleidsdoorlichting over Natuur en biodiversiteit in de periode 2015-2019 afgerond en gepubliceerd. De hoofdboodschap van zowel de beleidsdoorlichting als het oordeel van de onafhankelijke deskundige hierbij was de vaststelling dat de kwaliteit van beleidsevaluaties op dit gebied aanmerkelijk kan verbeteren. De integraliteit en de samenhang van het ruimtelijk beleid, waarvan het natuurbeleid een onderdeel is, kan daarnaast aanzienlijk worden versterkt. Dat geldt daarmee ook voor de evaluatie van dat beleid. De volledige kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting is te vinden in Kamerstuk 31 104, nr. 11.

1. DOELSTELLING: BORGEN EN BENUTTEN VAN EEN KWALITATIEF HOOGWAARDIGE KENNIS- EN INNOVATIE- EN ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
Subsidie Jong Leren Eten Ex durante 2020 Afgerond
Tussenevaluatie Groenpact Ex durante 2021 Afgerond
Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (o.a. Wageningen Research) Ex post 2021 Afgerond
Programma's DuurzaamDoor en Jong leren eten Procesevaluatie 2021 Afgerond
Voedselagenda/Voedselverspilling Ex post 2021 Lopend: afronding 20221
2. DOELSTELLING: BORGEN WETTELIJKE ONDERZOEKSTAKEN
Recent afgerond evaluatieonderzoek:
WOT genetische bronnen Ex post 2021 Afgerond
WOT Voedselveiligheid Ex post 2021 Afgerond
WOT besmettelijke dierziekten Ex post 2021 Afgerond
WOT economische informatievoorziening Ex post 2021 Lopend: afronding 20222
  1. De opdracht voor de evaluatie van de voedselagenda, inclusief de aanpak op voedselverspilling, is halverwege 2021 verleend en wordt begin 2022 afgerond. De resultaten zullen in het tweede kwartaal van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd
  2. de uitkomsten van de WOT economische informatievoorziening worden begin 2022 verstuurd aan de Tweede Kamer.

Toelichting: in 2021 afgeronde evaluaties

Tussenevaluatie Groenpact

In 2020 is een evaluatie uitgevoerd door Ecorys van Groenpact 2e fase (periode 2019-2020). Binnen het Groenpact werken de groene sector, het groen onderwijs en de overheid (LNV) aan goed en voldoende opgeleide mensen en een innovatieve beroepspraktijk in het groene domein. Conclusie van Ecorys was dat Groenpact succesvol is in het versnellen van onderwijsvernieuwing en praktijkinnovatie. Stakeholders onderschrijven het belang, maar vragen wel om de korte- en langetermijnbelangen van het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid, die ieder een eigen tijdshorizon en inhoud kennen, optimaal op elkaar te laten aansluiten. Daarvoor is een continu gesprek met elkaar nodig met bijhorende communicatie, monitoring en kennisdeling. In het plan van aanpak voor Groenpact 3e fase (periode 2021-2025) dat op 22 november naar uw Kamer is gestuurd, zijn de aanbevelingen verwerkt. Het blijft van belang om vanuit een sterke groene kenniskolom samen te werken met andere sectoren om in te kunnen spelen op de veranderende arbeidsmarkt en de complexiteit van de inhoudelijke vraagstukken. Om de resultaten van Groenpact goed te kunnen blijven volgen, is een meerjarige monitor Groenpact in ontwikkeling.

Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (o.a. Wageningen Research)

In 2021 zijn de vijf Nederlandse instellingen voor Toegepast Onderzoek (TO2-instellingen) geëvalueerd, waaronder Wageningen Research. De evaluatiecommissie, onder voorzitterschap van prof. dr. ir. Wim van Saarloos komt tot de conclusie dat ze goed presteren en veel waardevolle maatschappelijke en economische impact wordt bereikt, maar dat er zorgen zijn over de positie van het toegepaste onderzoek op de langere termijn als gevolg van enkele knelpunten die met financiering te maken hebben. Het betreft dan met name de financiering van onderzoeksfaciliteiten, MKB-samenwerkingsvouchers en matching voor deelname in Europese onderzoeksprogramma’s. In december 2021 is een eerste reactie op de evaluatie aan de Kamer gestuurd. Deze reactie van het demissionaire kabinet Rutte III beperkt zich tot niet-controversiële zaken zoals de versterking van de positie van de TO2-instellingen in het totale kennis- en innovatie-ecosysteem. De markering van dit punt bevestigt het belang van de reeds bestaande, succesvolle samenwerking tussen Wageningen Research met de universiteit binnen Wageningen University & Research. Het huidige kabinet zal na de zomer van 2022 een reactie geven op de overige gesignaleerde knelpunten in relatie tot het langeretermijnperspectief van het toegepast onderzoek.

Programma DuurzaamDoor en Jong Leren Eten

Voor het programma DuurzaamDoor is een zogenaamde ‘lerende evaluatie’ uitgevoerd. Een concrete aanbeveling die daaruit voortkwam was om goed rekening te houden met de leervoorkeuren (methoden, stijlen) van verschillende typen deelnemers. Ook werd aanbevolen om deelnemers te betrekken bij het gemeenschappelijke leerproces en bij verdere analyses op een hoger abstractieniveau, in plaats van alleen bij het eigen project. Een andere aanbeveling is om nog meer aandacht te besteden aan het valideren van praktijkkennis en de opschaling en doorwerking van projectresultaten. Deze aanbevelingen en de reflectie daarop van de stuurgroep DuurzaamDoor zijn verwerkt in het beleidskader voor 2021 ‒ 2024. Voor het programma Jong Leren Eten vond een procesevaluatie plaats. Het programma, gericht op voedseleducatie, wordt positief gewaardeerd door betrokkenen op landelijk en regionaal niveau. Het programma levert onder andere via de inzet van zogenoemde Jong Leren Eten Makelaars (2 per provincie) een positieve bijdrage door te sturen op samenhang en kwaliteit van het aanbod, het faciliteren en aanjagen van de samenwerking op landelijk en regionaal niveau en het bieden van regionaal maatwerk. Tegelijkertijd is de samenwerking in netwerkverband nog kwetsbaar en nog niet voldoende geborgd. In een tweede programmaperiode 2021- 2024 krijgt die samenwerking daarom aandacht in het belang van een nog betere voedseleducatie.

WOT genetische bronnen

Het onderzoeksbureau concludeert dat de Wettelijke Onderzoekstaak Genetische Bronnen (WTO-GB) doeltreffend en doelmatig wordt uitgevoerd. De kwaliteit van diensten is hoog. In vergelijking met centra voor genetische bronnen in andere landen blijkt dat het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) efficiënt te werk gaat. CGN wordt gezien als een van de koplopers wat betreft genenbanken voor dieren en planten wereldwijd. De gebruikers hebben grote waardering voor de genenbank. Wel doet de evaluator de aanbeveling aandacht te schenken aan de verruiming van de collectie en de activiteiten van CGN, vooral met het oog op klimaat- en milieuverandering. Hiervoor zijn meer middelen nodig. Het ministerie heeft de aanbeveling om meer middelen beschikbaar te stellen voor het CGN opgevolgd. Er komt meer inzet op het uitbreiden van de collectie. Onder andere worden er ook aquatische bronnen toegevoegd aan de genenbank.

WOT Voedselveiligheid

Het programma voor de Wettelijke Onderzoekstaak Voedselveiligheid (WOT-VV) ondersteunt de ministeries van LNV en VWS en de NVWA in de borging van de voedselveiligheid. Het onderzoeksbureau geeft aan dat het relatief goed haalbaar is om de doelen van dit programma te bereiken, vanwege het stabiele karakter van zowel de doelstellingen, het takenpakket als het budget. De evaluator benadrukt het belang van blijvende investeringen in kennis en vaardigheden, zoals data science, evenals investeringen in (informele) Europese netwerken om goed aangehaakt te blijven bij nieuwe uitdagingen in het voedselveiligheidsdomein. Op advies van de evaluator heeft het programma een overzicht opgesteld van platformen, zoals het in 2019 opgerichte Signaleringsplatform Voedselveiligheid, die informatie geven over mogelijke opkomende en/of nieuwe voedselveiligheidsissues. Het programma heeft naar aanleiding van de aanbeveling van de evaluator een afwegingskader opgesteld, dat samen met de visie WOT-VV de basis is voor de integrale afweging van de WOT-Voedselveiligheid activiteiten, zodat de taken in balans zijn met de doelstellingen van het programma.

WOT besmettelijke dierziekten 

Technopolis, die de evaluatie van de Wettelijke Onderzoekstaak Besmettelijke Dierziekten (WOT-BD) uitvoerde, concludeerde dat met dit programma de doelen worden behaald. De effectiviteit kan vergroot worden door een sterkere verankering van het programma in de wetenschappelijke programma’s van het RIVM en de betrokken Nederlandse universiteiten. De WOT-BD werkt planmatig aan kennisontwikkeling, er is echter niet duidelijk hoe de afweging voor een meerjarenplanning wordt gemaakt. Hierdoor is ook niet inzichtelijk hoe de resultaten van het kennisontwikkelingsprogramma worden getoetst. Voorts concludeert de evaluator dat de High Containment Unit (HCU) die ten dienste staat van de WOT-BD meer gebruikt is voor onderzoeksopdrachten van derden, wat tot een efficiëntere inzet van deze faciliteit heeft geleid. De evaluator adviseert om de strategische en tactische aansturing van het programma te versterken. Dit is mogelijk door a. een bredere samenstelling van de Adviescommissie, b. door een meer sturende taakopvatting van de Adviescommissie en van het Opdrachtgeversoverleg en c. doordat de WOT-BD in zijn tactische aansturing van programmalijnen, operationele jaarplanning en rapportages duidelijker keuzes en prioriteiten aanbiedt aan de Adviescommissie en het Opdrachtgeversoverleg. Het ministerie neemt de aanbevelingen over.

Bijlage 3: Inhuur externen

1. Interim-management 3.195
2. Organisatie- en Formatieadvies 62
3. Beleidsadvies 2.371
4. Communicatieadvisering 2.575
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 8.203
5. Juridisch Advies 2.363
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 13.231
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 1.363
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 17.046
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 5.835
Ondersteuning bedrijfsvoering 5.835
Totaal uitgaven inhuur externen 31.084

Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de personeelskosten. Het inhuurpercentage voor LNV (kerndepartement) komt over 2021 uit op 9,9%. De inhuur van de NVWA is 7,9% en hiermee blijft de NVWA onder de norm van 10% voor externe inhuur. Het inhuurpercentage van de totale personeelskosten is 9,0%.

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Er zijn geen gevallen bekend waarvan buiten de raamovereenkomsten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Bijlage 4: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Totaal uitgaven 1.902 1.391 3.555 3.002 4.065
art 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
Bijdrage aan medeoverheden 1.902 1.391 3.555 3.002 4.065
Caribisch Nederland R I 1.902 1.391 3.555 3.002 4.065

Toelichting Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

In 2021 is in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties en Infrastructuur en Waterstaat uitvoering gegeven aan het Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020-2030. Voor Bonaire zijn middelen beschikbaar gesteld gericht op erosiebestrijding, waterkwaliteitsverbetering, sargassum bestrijding en landbouwontwikkeling. Daarnaast heeft er compensatie plaatsgevonden van de gederfde inkomsten bestemd voor het beheer van de natuur vanwege de COVID pandemie. Voor Sint Eustatius zijn middelen beschikbaar gesteld voor het programma landherstel waarbinnen erosiebestrijding, landbouwontwikkeling en herbebossing plaatsvindt. Vanwege gederfde inkomsten bestemd voor het beheer van de natuur is het Openbaar lichaam gecompenseerd. Vanuit de reguliere inzet heeft ondersteuning plaatsgevonden voor het beheer van de Sababank.

Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het EFMZV over de periode 1 juli 2020 t/m 2021:

  1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
  2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend (per saldo waren de subsidiabele uitgaven € 19.054.519,43, waarvan subsidiabele overheidsuitgaven: € 17.030.984,76. Hiervan was het EU deel € 13.580.234,48) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.

Verklaring Certificeringsautoriteit

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.

Rapportages Auditautoriteit

De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert,de jaarrekening een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel worden getrokken.

Beheersverklaring Managementautoriteit

De Managementautoriteit EFMZV heeft verklaard dat de informatie in de jaarrekening 2021 naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer en OLAF)

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU-subsidies.

Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB) en EFMZV 2014-2020

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds wordt eveneens ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

Het EFMZV-instrumentarium, zoals opgenomen in het in februari 2015 goedgekeurde Operationeel Programma, is gericht op 3 hoofdthema’s:

  1. Invoering van de aanlandplicht;
  2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
  3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

In 2021 stonden in uitvoering van het Operationeel Programma de navolgende maatregelen nog open voor de visserijsector:

Samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij

De maatregel samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij is in 2020-2021 opengesteld met een budget van € 4 mln. Het doel van deze maatregel is om vissers te helpen kennis op te doen die zij kunnen gebruiken voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Deze maatregel is gericht op het opzetten van netwerken, partnerschapovereenkomsten of verenigingen (kennissystemen) tussen wetenschappers en vissers of visserijorganisaties en op het verrichten van activiteiten daarbinnen, zoals kennisontwikkeling en kennisdeling. Vissers of visserijorganisaties kunnen binnen het kennissysteem aan elkaar en aan de onafhankelijke wetenschappelijke organisatie de vragen stellen die zij hebben met betrekking tot de maatschappelijke uitdagingen, waar de sector voor staat.

Afzetbevorderingsprojecten voor visserij en aquacultuur

De maatregel afzetbevorderingsprojecten voor visserij en aquacultuur (budget € 4,3 mln.) is gericht op producenten- en brancheorganisatie of deelnemers in een samenwerkingsverband. Zij kunnen financiële ondersteuning krijgen bij het vinden van nieuwe afzetmarkten of het verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten. Het budget voor deze maatregel in 2020-2021 bedraagt € 4,3 mln.

Financieel overzicht EFMZV

De toenmalig Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het GVB een Operationeel programma vastgesteld voor de periode 2014-2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50/50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.

Voor Nederland beschikbare EU-budgetten EFMZV 2014 ‒ 2020 (bedragen x 1 mln.)

Kalenderjaar 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 totaal
EFMZV middelen 13,9 14,1 14,2 14,5 14,8 14,9 15,1 101,5

Tot en met 2021 is er een bedrag van circa € 53,9 mln. uitgegeven aan Europese middelen. In deze periode is circa € 51,4 mln. aan EFMZV-middelen bij de Europese Commissie gedeclareerd. De Rijksmiddelen waarvoor nog geen uitgaven zijn gedaan, blijven gereserveerd voor de nationale cofinanciering van het EFMZV.

EMFAF 2021-2027

Met het EMFAF voert Nederland het Europees Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) en het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) uit. Het fonds loopt van 2021 tot en met 2027. Het EMFAF-programma is bedoeld voor de (middel)lange termijn en maakt middelen vrij om de uitdagingen voor deze periode aan te gaan. De hoofddoelen van het Nederlandse programma zijn:

  1. · Het verder verduurzamen van de visserijvloot door innovatie;
  1. · Rendementsverbetering en verduurzaming van de aquacultuurproductie en de verwerkende keten;
  1. Een bijdrage leveren aan natuuronderzoek- en behoud;
  2. Ervoor zorgen dat Nederland haar verplichtingen uit het GVB op het gebied van datacollectie en controle- en handhaving nakomt.

In 2021 bestond nog geen goedgekeurd programma EMFAF. Er zijn derhalve nog geen middelen uit dit fonds besteed. Wel is een maatregel vooruitlopend op de goedkeuring van het programma opengesteld.

Investeringen in Mosselzaadinvanginstallaties (MZI)

Deze maatregel is in 2021 opengesteld om bedrijven te steunen die op mosselzaad vissen en willen investeren in de koop, bouw en plaatsing van een MZI. Nadat het programma is goedgekeurd kan pas de beslissing genomen worden op de aanvraag en kan de subsidie worden uitbetaald. Het budget voor deze subsidie is € 1 mln.

Financieel overzicht EMFAF

Het Operationeel programma EMFAF is nog niet vastgesteld. De verdeling van kosten staat daarmee nog niet vast. Wel is bekend dat gemiddeld 70% van de overheidsfinanciering uit het EMFAF zal komen, de resterende 30% is nationale cofinanciering. De totale omvang van het EU-deel van het fonds is € 97,9 mln.

Bijlage 6: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europese Landbouwfondsen

Europese Landbouwfondsen

Op basis van de ter beschikking staande informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) over het begrotingsjaar 2021:

  1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
  2. de verantwoording in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend ter hoogte van € 864.714.994,07 (ELGF €701.629.146,56, ELFPO €163.085.847,51) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Toelichting

Verklaring betaalorgaan

Het betaalorgaan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, bij de over het begrotingsjaar 16 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2021 bij de Europese Commissie ingediende rekeningen, verklaard dat deze een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven en dat de beheers- en controlesystemen een redelijke zekerheid bieden dat de onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn.

Rapportage certificerende instantie

De ADR heeft, in de functie van certificerende instantie, geoordeeld dat;

  1. de bij de Europese Commissie ingediende rekeningen voor het begrotingsjaar 16 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2021 in elk materieel opzicht een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven van de aan het ELGF en ELFPO in rekening gebrachte totale netto-uitgaven,
  2. uit de vaststelling of het betaalorgaan aan de accreditatiecriteria voldoet, blijkt dat de interne controleprocedures van het betaalorgaan naar behoren hebben gefunctioneerd voor het ELGF en ELFPO,
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend in het kader van het ELGF en ELFPO, in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Tevens is op basis van ons onderzoek niets onder onze aandacht gekomen op grond waarvan twijfel is gerezen over de beweringen in de beheersverklaring.

Voor wat betreft ELFPO benadrukt de ADR een onzekerheid met betrekking tot de in de pilot GLB gehanteerde Vereenvoudigde KostenOpties (VKO’s).

De ADR kan niet aangeven of er sprake is van een «eerlijke, billijke en controleerbare» berekeningsmethode. Er is voor de ADR sprake van een onvermogen om voldoende passend auditbewijs te vergaren inzake de in de pilot GLB gehanteerde VKO’s. RVO heeft op verzoek van de ADR middels een integrale analyse het totale bedrag gerelateerd aan de VKO’s in alle betalingen van de pilots GLB in FY 2021 in kaart gebracht. Het totaal onzekere bedrag met betrekking tot VKO’s pilot GLB in 2021 is € 1.509.398.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen door de Europese Commissie, Europese Rekenkamer en OLAF

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar vermoedens van onregelmatigheden, waaronder vermoeden van fraude met EU-subsidies.

Voor ELGF loopt er een onderzoek naar de grondgebonden subsidies en de Graasdierpremie: in drie tranches heeft de Europese Commissie in 2020 een conformiteitsaudit verricht naar de Graasdierpremie en de grondgebonden subsidies. Deze audit voltrok zich, vanwege de beperkingen van de COVID pandemie, geheel digitaal en was een vervolgaudit op een eerdere, in 2017, uitgevoerde audit. De voorlopige conclusie van de Europese Commissie is dat Nederland bij de uitvoering van de grondgebonden regelingen ELGF niet geheel voldoet aan 7 essentiële controles (key controls). Hierbij stelt de Europese Commissie, conform het geldende richtsnoer, een forfaitaire correctie voor van 10%. Het proces van aanvullende controles en aanleveren van aanvullende informatie, teneinde een forfaitaire correctie om te buigen naar een gerichte correctie, loopt nog en zal naar verwachting eind 2022 afgerond zijn.

GLB Pijler 1: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

De ontvangen EU-steun voor het GLB pijler 1 bedraagt in 2021 € 701 mln. voor directe inkomenssteun en markt- en prijsmaatregelen. De steun voor markt- en prijsmaatregelen fluctueert afhankelijk van de marktomstandigheden. De uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen.

De maatregelen binnen Pijler 1 van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn als volgt onderverdeeld:

Basisbetalingsregeling

In 2021 zijn de betalingen gedaan op aanvragen ingediend in 2020, het vijfde jaar in de huidige GLB-periode. Voor de basisbetaling is € 441 mln. gedeclareerd bij de Europese Commissie.

Betaling voor vergroening

Landbouwers die gebruik maken van de basisbetalingsregeling zijn verplicht om vergroeningsmaatregelen toe te passen op hun bedrijf. Voor de vergroeningsbetalingen is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd. In 2021 is € 188 mln. voor vergroeningsbetalingen gedeclareerd bij de Europese Commissie.

Aanvullende betaling voor jonge boeren

Voor de zogenaamde ‘top-up’ betaling voor jonge boeren is 2% van het budget voor directe betalingen beschikbaar. In 2021 is bij de Europese Commissie € 12 mln. gedeclareerd voor de ‘top-up’ betaling voor jonge boeren.

Graasdierpremie

In 2021 werd € 1,5 mln. voor steun aan graasdieren (runderen en schapen) gedeclareerd bij de Europese Commissie.

Teruggave financiële discipline

Op alle directe betalingen wordt een korting toegepast ten behoeve van de crisisreserve van de Europese Commissie. Indien de crisisreserve niet (volledig) wordt benut vindt teruggave plaats aan de landbouwers. In 2021 werd € 8 mln. terugbetaald aan landbouwers.

Markt- en prijsbeleid

Het markt- en prijsbeleid is afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Bij het markt- en prijsbeleid zijn er aan de ene kant uitgaven voor reguliere programma’s en aan de andere kant uitgaven in verband met slechte marktsituaties.

In 2021 bestond de reguliere steun uit operationele programma’s groente en fruit van € 41,5 mln. Voor afzetbevordering is € 9 mln. uitgegeven. Het betrof hier uitgaven in het kader van schoolfruit, schoolmelk, bijbehorende promotieprogramma’s en verschillende opslag interventies.

GLB Pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

De jaardeclaratie ELFPO 2021 (totaal € 163,4 miljoen) bestaat uit de volgende maatregelen (ten laste van het POP3-buget):

Agrarisch natuurbeheer 

Maatregel 10 uitgaven in het begrotingsjaar 2021: € 59,1 miljoen, waarvan ANLb € 58,3 miljoen en SNL € 0,8 miljoen. Het gaat hier om uitgaven op grond van beheersovereenkomsten agrarisch natuurbeheer afgesloten op basis van provinciale regelingen (ANLb – Subsidieregeling agrarisch natuur- en landschapsbeheer, SNL – Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer, PSAN – Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer; SNL en PSAN betreft uitfinanciering van lopende verplichtingen).

De Brede Weersverzekering

Maatregel 17, uitgaven in het begrotingsjaar 2021: € 13,9 miljoen. Dit betreft een rijksregeling met cofinanciering door het ministerie van LNV.

De Kwaliteitsregeling kalversector 

Maatregel 3, uitgaven in het begrotingsjaar 2021: € 5,2 miljoen. Dit betreft een rijksregeling voor steun voor toetreding kwaliteitsregeling kalversector modulatiegelden.

Provinciale subsidieregelingen POP

  1. Maatregel 04 Investeringsregelingen, uitgaven in het begrotingsjaar 2021: € 59,9 miljoen. Dit betreft uitgaven op basis van de provinciale subsidieregelingen POP, met cofinanciering door de provincies.
  2. De maatregelen 01 Kennisoverdracht en voorlichtingsacties € 1,8 mln.; maatregel 16 Samenwerking € 11,7 mln. en 19 LEADER € 5,5 mln., uitgaven in het begrotingsjaar 2021. Dit betreft uitgaven op basis van de provinciale subsidieregelingen POP3, met cofinanciering door de provincies.

Technische Bijstand

Maatregel 20, in de jaardeclaratie 2021 opgenomen bedrag: € 6,3 miljoen. Technische bijstand 2021 is berekend op basis van een flat rate van 4%, waarbij de uitgaven voor niet-technische bijstand (maatregel 1 t/m 19) de grondslag vormen (zie hoofdstuk H5.3). RVO heeft het bedrag van € 6,3 miljoen in december 2021 betaald.

Bijlage 7: Rapportage Burgercorrespondentie 2021

1 Inleiding

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland3 (RVO) met burgers voor het kalenderjaar 2021.

Onder de term "burgerbrief' wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties. Specifiek betreft het bezwaarschriften, klaagschriften, Wob-verzoeken en overige brieven & e-mails. Deze laatsten voor zover zij worden afgehandeld door het kerndepartement. Ook via Rijksoverheid.nl (verzorgd door het Ministerie van Algemene Zaken) zijn er vele contacten met burgers over de LNV-beleidsterreinen.

2 Aantallen

Categorie 2020 2021
a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de Awb) 4455 4703
b. Klaagschriften 187 194
c. Overige brieven en e-mails 2200 1123
d. Wob-verzoeken 432 569

A. Bewaarschriften

Het kerndepartement, RVO en NVWA ontvingen in 2021 de volgende aantallen bezwaarschriften:

Aantal bezwaarschriften Afgehandeld binnen (verdaagde) wettelijke termijn
2020 2021 2020 2021
Kerndepartement LNV 10 13 83% 56%
RVO 2778 3221 76% 83%
NVWA 1667 1469 36%* 36%*

Bij de NVWA is het percentage tijdig afgehandelde bezwaarschriften is in 2021 gelijk gebleven ten opzichte van 2020. Net als in 2020 heeft de NVWA in 2021 de nadruk gelegd op het afhandelen van bezwaarzaken van (ver) voor 2020. Het afhandelen van oude bezwaarzaken drukt op het percentage tijdig afhandelen bezwaarzaken. Verwachting is dat hier in 2022 een kentering in komt.

Het aantal bezwaarschriften bij RVO is gestegen vanwege ruim 600 VIR/Visserij bezwaren als gevolg van de Brexit (vermindering contingenten/quota).

B. Klaagschriften

Het kerndepartement, RVO en NVWA ontvingen in 2021 de volgende aantallen klaagschriften:

Aantal klaagschriften Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn
2020 2021 2020 2021
Kerndepartement LNV 3 1 100% 100%
RVO 51 48 79% 83%
NVWA 133 145 73% 81%


Het aantal klaagschriften 2021 voor de NVWA is voorlopig. Mogelijk vervallen er de komende periode nog enkele. Het aantal afgehandeld binnen de verdaagde wettelijke termijn kan nog hoger worden, omdat er zes klaagschriften nog open staan en binnen deze termijn zijn.

C. Overige brieven en e-mails

Het kerndepartement, RVO en NVWA ontvingen in 2021 de volgende aantallen overige brieven en e-mails:

Aantal ‘overige brieven’ en e-mails Tijdig afgehandeld
2020 2021 2020 2021
Kerndepartement LNV 2200 1123 82% 78%

RVO en NVWA ontvangen als uitvoerende en handhavende dienst elke dag vele berichten, zowel schriftelijk als telefonisch, van zowel burgers als bedrijven. Van al deze binnengekomen berichten worden de eerstelijns zaken, dit zijn o.a. de mails en brieven die via de klantcontactcentra binnenkomen, geregistreerd. RVO ontving in 2021 ruim …. mails en brieven, grotendeels contacten met bedrijven.

De NVWA ontving in 2021 18.181 burgermeldingen. Dit zijn meldingen van burgers en bedrijven die op het toezichtgebied van de NVWA liggen. Deze meldingen komen zowel schriftelijk binnen, als telefonisch. Ook heeft de NVWA 14.522 schriftelijke vragen en overige berichten bij het Klantcontactcentrum geregistreerd. De monitoring op de doorlooptijden van de vragen en overige berichten is niet te beantwoorden, aangezien de afhandeling in veel gevallen buiten de systemen van het Klantcontactcentrum plaatsvinden en daardoor niet eenduidig te rapporteren zijn. Deze aantallen zijn exclusief de (reguliere) netwerkcontacten en andere schriftelijke contacten die er zijn tussen externen en andere afdelingen binnen de NVWA.

D. Wob-verzoeken

Het kerndepartement, RVO en NVWA ontvingen in 2021 de volgende aantallen Wob-verzoeken:

Aantal Wob-verzoeken Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn Ingebrekestellingen
2020 2021 2020 2021 2020 2021
Kerndepartement LNV 64 88 36% 17% 4 6
RVO 141 203 60% 27% 6 8
NVWA 227 278 32% 21% 36% 64

Het aantal omvangrijke of complexe Wob-verzoeken vertoont nog steeds een stijgende lijn. Ten opzichte van 2015 gaat het bijvoorbeeld bijna om een verdubbeling van het aantal omvangrijke of complexe verzoeken. En helaas zien we, ondanks alle inspanningen, daarbij ook een daling in het aantal tijdig afgehandelde Wob-verzoeken. Verbetering in de tijdigheid en kwaliteit van Wob-verzoeken heeft permanent de aandacht. Zeker ook ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de WOO.

Zo is op het kerndepartement geïnvesteerd in op Wob-verzoeken gerichte capaciteit en is gewerkt aan een actieplan voor versterking van de informatiehuishouding en archivering. Een nieuw documentmanagementsysteem, verbeterde tooling, ontwikkeling op het gebied van actieve openbaarmaking en versterking van sturing, capaciteit en expertise moeten verder bijdragen aan deze tijdigheid en kwaliteit van afhandeling van Wob-verzoeken.

We zien bij RVO specifiek een trend in het toenemen van de omvang van met name de verzoeken over diertelgegevens. Deze verzoeken omvatten veel gegevens en zijn daarmee erg arbeidsintensief. Hierdoor is het in 73% van de verzoeken (nog) niet gelukt de verzoeken binnen de wettelijke termijn af te handelen. Aangezien deze gegevens doorgaans openbaar moeten worden, zou actieve openbaarmaking van deze informatie wellicht een oplossing zijn. Binnen RVO wordt momenteel gewerkt aan het opzetten en inregelen van het automatiserings- en monitoringssysteem OVD alsmede het inregelen van het automatiseringsproces voor de grote diertelverzoeken, zodat de toename van het aantal verzoeken en de grootte van de verzoeken beter behandeld kunnen worden. Ook is een Lean Six Sigma (LSS)-traject ingezet om de doorlooptermijnen van de behandeling van Wob-verzoeken te verkorten.

Bij deze cijfers is uitgegaan van de wettelijke behandeltermijn en is geen rekening gehouden met specifieke afspraken met de verzoekers over termijnen.

De rapportage burgercorrespondentie heeft een belangrijke samenhang met de openbaarheidsparagraaf (opgenomen onder het onderdeel beleidsprioriteiten van dit jaarverslag). In de openbaarheidsparagraaf wordt beschreven hoe de ministeries en dienstonderdelen werken aan de verbetering van de huishouding en actieve en passieve openbaarmaking. De activiteiten rondom de Wob-verzoeken vallen daarbij onder passieve openbaarmaking. Doel hiervan is om gezamenlijk toe te werken naar open en transparante departementen. Meer informatie hierover is te lezen in de openbaarheidsparagraaf.

Bijlage 8: Openbaarheidsparagraaf 2021

Openbaarheidsparagraaf t.b.v. Jaarverslag 2021 LNV

Dit is de openbaarheidsparagraaf van het ministerie LNV en de bijbehorende dienstonderdelen. De openbaarheidsparagraaf is een nieuwe verplichte paragraaf in het jaarverslag 2021. De verplichting komt voort uit het besluit tot actieve openbaarmaking van informatie, de plannen ter verbetering van de informatiehuishouding bij de ministeries en artikel 3.5 van de Wet open overheid (Woo) dat bepaalt dat een bestuursorgaan in de jaarlijkse begroting en verantwoording aandacht besteedt aan de beleidsvoornemens en uitvoering van de Woo.

De focus van deze openbaarheidsparagraaf is de beschrijvende en kwalitatieve verantwoording op hoofdlijnen over de activiteiten die zijn uitgevoerd in 2021 op de thema’s verbetering van de informatiehuishouding, actieve openbaarmaking en passieve openbaarmaking. Dit betreft zowel de reguliere activiteiten die uit de standaard budgetten worden bekostigd als de activiteiten die zijn gerealiseerd vanuit de gelden van Open op Orde (en vanaf 2022 de gelden van de Wet open Overheid).

Vanuit de gelden van Open op Orde is er in 2021 een bedrag van 3,3 miljoen uitgegeven aan de uitvoering van onderstaande activiteiten. (dit is een integraal bedrag voor EZK en LNV). De belangrijkste investeringen daarin waren de inrichting van programmateams en de uitvoering van de Departementale Actieplannen van 2021 bij zowel de kerndepartementen als de dienstonderdelen.

Organisatie en samenwerking

Op de thema’s uit deze openbaarheidsparagraaf werken de ministeries LNV en EZK intensief samen onder integrale regie van het programma Transparantie in Informatie (Tii). Omdat de inhoud van deze paragraaf voor beide departementen (inclusief dienstonderdelen) dezelfde lijn heeft, is deze paragraaf ook vanuit deze integraliteit geschreven.

Het realiseren van activiteiten op de thema’s verbetering van de informatiehuishouding, actieve openbaarmaking en passieve openbaarmaking is een taak die in samenwerking binnen het kerndepartement en tussen het kerndepartement en dienstonderdelen wordt uitgevoerd. Er is nauwe samenwerking tussen het programma Tii, de stafdirecties (WJZ, BBR, BPZ, DC, FEZ en DB), de beleidsdirecties en de dienstonderdelen.

De activiteiten op de thema’s zijn in de praktijk nauw met elkaar verweven en onderdeel van een grotere veranderopgave om te groeien naar open en transparante departementen. Om informatie goed te kunnen delen met de maatschappij en politiek is het namelijk nodig om deze informatie aan de voorkant al goed op te slaan, processen en systemen op orde te hebben, maar ook juist als professionals te denken en werken vanuit transparantie en openbaarheid. De veranderopgave kent diverse dilemma’s en complexe vraagstukken die we met elkaar zullen oppakken om toe te werken naar meer transparantie in onze manier van denken en werken.

Naast de hieronder beschreven activiteiten op de specifieke thema’s zijn er ook overstijgende activiteiten ondernomen om de gezamenlijke veranderopgave te realiseren. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de inzet van extra capaciteit in de organisatie. In 2021 is een start gemaakt met extra capaciteit bij de stafdirecties. De uitbreiding van capaciteit voor de beleidsdirecties op informatiehuishouding en openbaarmaking is een prioriteit voor 2022, waarvoor eerste stappen zijn gezet in 2021.

Naast de capaciteit wordt er passende communicatie en begeleiding georganiseerd om medewerkers goed mee te nemen in de veranderopgave. Onderdeel daarvan is de reeks Open Gesprekken waarin we het gesprek voeren de dilemma’s en veranderingen die we er tegen komen in onze beweging naar meer transparantie en openbaarheid. Daarnaast wordt er een medewerkersbrochure opgesteld waarin op heldere wijze wordt beschreven wat er nu exact verandert voor de medewerkers en wat er van hen wordt verwacht in het dagelijkse werk.

In onderstaande toelichting is zoveel als mogelijk de verdeling van de drie thema’s informatiehuishouding, actieve en passieve openbaarmaking aangehouden, met de kanttekening dat het in de praktijk met elkaar is verbonden.

Verbetering informatiehuishouding

Voor de verbetering van de informatiehuishouding zijn in 2021 de volgende activiteiten gerealiseerd:

  1. Inrichting programma Transparantie in Informatie. Om een boost te geven aan de thema’s informatiehuishouding en openbaarmaking is het programma Transparantie in Informatie gestart. Met een programmateam van ongeveer tien medewerkers is in samenwerking met de lijnorganisatie en dienstonderdelen gewerkt aan de plannen en uitvoering zoals hieronder beschreven. Daarbij stond 2021 in het teken van het ontwikkelen van een sterke samenwerking tussen het programma en de huidige activiteiten op dit thema bij CIO-Office en Digitale Informatievoorziening (DI).

Binnen de inrichting van het programma valt ook het ontwikkelen van de Planning, Monitoring en Control (PMC)-cyclus. Dit om alle activiteiten op de thema’s verbetering van de informatiehuishouding, passieve openbaarmaking en actieve openbaarmaking helder in te bedden in de organisatie en de planvorming en realisatie goed te kunnen (bij)sturen.

  1. Ontwikkeling Departementaal Actieplan Informatiehuishouding (IHH). In 2021 is gewerkt aan de realisatie van het Departementaal Actieplan IHH 2021 en de ontwikkeling van het Departementaal Actieplan IHH 2022. Met het actieplan van 2022 is een gezamenlijke visie op het thema informatiehuishouding geformuleerd, de integrale samenwerking tussen kerndepartement en dienstonderdelen naar een volgend niveau gebracht en zijn de toekomstige ambities geformuleerd, dit op basis van de resultaten van de nulmeting informatiehuishouding. Het actieplan vormt de basis voor de verbeteringen in de informatiehuishouding, zoals hieronder beschreven en zijn als realistisch en haalbaar gedefinieerd vanuit een uitgevoerde haalbaarheidstoets. Het departementaal actieplan geeft uitvoering aan het Generieke Actieplan Open op Orde.
  2. Competenties medewerkers. In 2021 is er zowel bij het kerndepartement als de dienstonderdelen gewerkt aan de implementatie van het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening (KWIV) om zicht te krijgen op benodigde formatie en competenties van medewerkers. Daarnaast draagt de eerder benoemde communicatie en begeleiding bij aan de versterking van de competenties van de medewerkers.
  3. Archivering. Het goed opslaan van verschillende vormen van informatie is essentieel voor openbaarmaking van informatie. Daarom is er in geïnvesteerd in het goed archiveren van informatie uit e-mails, berichtenapps en websites.
  4. Systemen en procedures. In 2021 is gewerkt aan een optimalisatie van systemen en procedures. Meerdere dienstonderdelen hebben eerste stappen gezet: er is bijvoorbeeld sterk ingezet op gebruiksgemak, volledigheid en zoveel mogelijk linken van systemen. Voor de kerndepartementen zijn door een informatieanalist de belangrijkste keten- en werkprocessen in kaart gebracht op het gebied van de informatiehuishouding en informatievoorziening. Een voorbeeld hiervan is de aansluiting op het Platform Open Overheidsinformatie. In 2021 is gewerkt aan de aansluiting van dit platform op de huidige processen en systemen om de informatie straks vanuit de Woo goed te kunnen publiceren. Daarnaast is er nauw samengewerkt met het Programma Informatie van de Toekomst voor de realisatie van het nieuwe Document-Managementsysteem, IRIS.
  5. Data en algoritmen. In 2021 zijn eerste stappen gezet in het inzichtelijk maken van de databronnen waarvan de departementen eigenaar zijn. Ook zijn eerste stappen gezet voor inzicht in het gebruiken van algoritmen op departementbreed niveau. Zo is er bijvoorbeeld een onderzoek gestart naar de ontwikkeling van een algoritmeregister en het opzetten van een open data community.

Actieve openbaarmaking

Onder actieve openbaarmaking verstaan we de activiteiten die vanuit de overheid worden ondernomen om informatie uit zichzelf openbaar te maken voor de samenleving en politiek. In 2021 zijn hiervoor de volgende activiteiten gerealiseerd:

  1. Implementatie Beleidslijn Actieve Openbaarmaking Beslisnota’s. Dit onderdeel betreft de implementatie van de Beleidslijn Actieve Openbaarmaking Beslisnota’s waarbij per 1 juli 2021 voor verschillende categorieën Kamerstukken een beslisnota moet worden opgesteld en verstuurd. Op dit onderdeel is gewerkt aan het opstellen van instructies en handleidingen, het organiseren van informatieve sessies voor medewerkers, het inrichten van systemen en processen en het oprichten van een hulpdienst. Daarnaast is er in het najaar een evaluatie gedaan over de eerste implementatieperiode. Vanaf 2022 wordt er gewerkt aan de voorbereiding voor de openbaarmaking van andere categorieën die van een beslisnota moeten worden voorzien.
  2. Pilots Actieve Openbaarmaking en risicodossiers. Door middel van pilots bij verschillende (risico)dossiers en directies is gekeken op welke wijze informatie al vaker actief openbaar gemaakt kunnen worden. De inzichten van deze pilots worden meegenomen in de plannen voor actieve openbaarmaking in 2022.
  3. Ontwikkeling Plan van Aanpak Wet Open Overheid. In 2021 is gestart met de ontwikkeling van het Plan van Aanpak Woo en zijn de eerste stappen gezet voor de implementatie van de nieuwe wet per mei 2022. Binnen de nieuwe wet zitten zowel onderdelen van passieve en actieve openbaarmaking die in 2022 verder vorm zullen krijgen in de organisatie.

Passieve openbaarmaking

Onder passieve openbaarmaking verstaan we het openbaar maken van informatie naar aanleiding van een verzoek uit de samenleving, zoals de Wob-verzoeken. De volgende activiteiten zijn gerealiseerd:

  1. Afhandeling Wob-verzoeken. In 2021 werden 208 Wob-verzoeken ingediend voor de kerndepartement LNV en EZK samen (dienstonderdelen zijn hier niet in meegenomen). Het aantal Wob-verzoeken toont een stijgende lijn met eveneens een toename van zeer omvangrijke en/of complexe Wob-verzoeken. Nog niet alle Wob-verzoeken worden binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoord. In 2021 zijn er al grote inspanningen verricht om de doorlooptijd te verkorten. Echter is hier nog een extra inspanning op nodig. Onderdeel daarvan is het Wob-versnellingsplan zoals hieronder beschreven. Voor meer kwantitatieve details verwijzen we naar de Bijlage Rapportage Burgercorrespondentie bij dit jaarverslag.
  2. Onderzoek en analyse Wob-verzoeken. Door WJZ is in 2021 een onderzoek gestart om de onderwerpen waarover Wob-verzoeken zijn ingediend te analyseren en hierin mogelijke patronen te herkennen. Dit met als doel om een brug te slaan naar de actieve openbaarmaking van informatie over die onderwerpen.
  3. Wob-versnellingsplan. In 2021 is er vanuit verschillende stafdirecties samengewerkt om te komen tot een versnellingsplan voor de afhandeling van de Wob-verzoeken en de doorlooptijden van de behandeling van een Wob-verzoek te verbeteren. Het versnellingsplan bestaat uit procesmatige verbeterstappen voor meer efficiëntie, het versterken van de Wob-ondersteuningsunit voor de administratieve afhandeling van de Wob-verzoeken en het organiseren van extra capaciteit in de organisatie. Het versnellingsplan is geïntegreerd in het Plan van Aanpak Woo en zal vanaf 2022 worden geïmplementeerd.

De gerealiseerde activiteiten van 2021 vormen de basis voor volgende verbeterstappen in 2022.

Lijst van afkortingen

ACM Autoriteit Consument en Markt
AI Aviaire Influenza
ANLb Agrarisch natuur en landschapsbeheer
ATCM Antarctic Treaty Consultative Meeting
AVP Afrikaanse Varkenspest
Awb Algemene wet bestuursrecht
BES Bonaire, Sint Eustatius, Saba
BL Borgstelling MKB Landbouwkredieten
BNP Bruto Nationaal Product
BSE Bovine Spongiforum Encephalopathy
BT Blauwtong
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBD Convention on Biological Diversity
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CCAMLR Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources
CCD Centrale Commissie Dierproeven
CITES Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna
COKZ Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
Ctgb College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden
DG Directoraat-Generaal
DGF Diergezondheidsfonds
DICTU Dienst ICT Uitvoering
EC Europese Commissie
EFMZV Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
EG Energie-efficiëntie glastuinbouw (voorheen EHG)
EHG Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw
EHS Ecologische Hoofdstructuur
ELFPO Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
ELGF Europees Landbouwgarantiefonds
ESTEC European Space Research and Technology Centre
EU Europese Unie
EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FAO Food and Agriculture Organization of the United Nations
FLEGT Forest Law Enforcement, Governance and Trade
GD Gezondheidsdienst voor Dieren
GKN Groen Kennisnet
GL Garantieregeling Landbouw
GLB Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
GMI Garantstelling Marktintroductie Innovaties
GMO Gemeenschappelijke Marktordening
GVB Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Gwwd Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
HACCP Hazard Analysis and Critical Control Points
HBO Hoger Beroeps Onderwijs
HCU High Containment Unit
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
IBG Inbeslaggenomen goederen
ICT Informatie- en communicatietechnologie
IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
ILG Investeringsbudget Landelijk Gebied
IUC Inkoop Uitvoering Centrum
IUCN International Union for Conservation of Nature and Natural Resources
JPI Joint Programming Initiatives
KCB Kwaliteits-Controle-Bureau
KDS Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector
KRM Kaderrichtlijn Mariene Strategie
KVP Klassieke Varkenspest
LAN Landbouwraden Netwerk
LEI Landbouw-Economisch Instituut
LICG Landelijk informatiecentrum gezelschapdieren
LID Landelijke inspectiedienst dierenbescherming
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MBO Middelbaar beroepsonderwijs
MEI Marktintroductie energie-innovaties
MFK Meerjarig Financieel Kader
MKB Midden- en Kleinbedrijf
MKZ Mond-en-klauwzeer
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MZS Minister voor Medische Zorg en Sport
NCD Newcastle Disease
NDFF Nationale Databank Flora en Fauna
NEM Netwerk Ecologische Monitoring
NGO Niet-gouvernementele organisatie
NIPO Nederlands Instituut voor Publieke Opinie
NOF Programma Natuuroffensief
NPPL Nationale Proeftuin Precisielandbouw
NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit
OCR Official Controls Regulation
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OIE Office international des Épizooties
OM Openbaar Ministerie
OVB Overdrachtsbelasting
PAS Programma Aanpak Stikstof
PBL Planbureau voor de Leefomgeving
PBO Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
PIA Programma Internationale Agroketens
POP Plattelandsontwikkelingsprogramma
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RVO.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
RWS Rijkswaterstaat
RWT Rechtspersonen met een Wettelijke taak
S.T./S.E. Salmonella Typhimurium/Salmonella Enteritidis
SDa Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit
SDG Sustainable Development Goal
SER Sociaal-Economische Raad
SSO Shared Service Organisatie
SVD Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)
TO2 Toegepast Onderzoek Organisaties
TSE Transmissible Spongiform Encephalopathies
UNESCO United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
VAMIL Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen
VBNE Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren
VGI Voedings- en genotmiddelenindustrie
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WEcR Wageningen Economic Research
WOT Wettelijke onderzoekstaken
WR Wageningen Research
WRR Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZvA Ziekte van Aujeszky

  1. __Beschreven in Meststoffenwet en Besluit gebruik meststoffen: gebruiksvoorschriften, gebruiksnormen, regels ten aanzien van grondgebondenheid, verplichte mestverwerking, de productierechtenstelsels voor varkens en pluimvee en het fosfaatrechtenstelsel voor melkvee.↩︎

  2. __De bijdrage van dierenartsen aan de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) loopt niet via het diergezondheidsfonds. ↩︎

  3. __Dit betreft alleen de aantallen die betrekking hebben op LNV. ↩︎