[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag van de Koning 2021

Jaarverslag en slotwet van de Koning 2021

Jaarverslag

Nummer: 2022D17558, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-I-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36100 I-1 Jaarverslag en slotwet van de Koning 2021.

Onderdeel van zaak 2022Z08690:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021–2022
36 100I Jaarverslag en Slotwet van de Koning 2021
Nr. 1

Jaarverslag van de Koning

Ontvangen 18 mei 2022

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1.000 ). Totaal € 46.444.000

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1.000). Totaal € 269.000

A. Algemeen

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Koning (I) over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

M.Rutte

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De begroting van de Koning geeft door middel van drie artikelen inzicht in de geraamde uitgaven ten behoeve van de uitoefening van het koningschap. Artikel 1 bevat de grondwettelijke uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis, zoals vastgelegd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). Artikel 2 geeft inzicht in de functionele uitgaven die gepaard gaan met de uitoefening van het koningschap, die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning bij de Minister-President worden ingediend en ten laste van deze begroting worden betaald. Artikel 3 geeft de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen weer. Deze uitgaven hangen wel functioneel samen met het koningschap, maar lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis.

Het jaarverslag van de Koning geeft de daadwerkelijke uitgaven op bovenstaande artikelen weer. In onderdeel B van dit jaarverslag zal per artikel worden ingegaan op de realisaties in 2021. Alle verschillen tussen budgettaire raming en realisatie zijn op artikelniveau toegelicht. In de toelichtende tabellen kan door afronding het totaal afwijken van de som der onderdelen.

Uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 geschiedt de afrekening in het lopende begrotingsjaar. Voor de artikelen 2 en 3 vindt de afrekening van de voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie in het volgende begrotingsjaar plaats, omdat na afloop van het begrotingsjaar de eindverantwoordingen worden ingediend. Uitgangspunt is dat de kas- verplichtingengegevens, zoals die uit de begrotingsregistratie blijken, bepalend zijn voor dit jaarverslag. Om inzicht te geven in de daadwerkelijk door de Dienst van het Koninklijk Huis gedeclareerde functionele kosten en de feitelijke uitgaven van het Militaire Huis wordt in de toelichting bij de begrotingsartikelen 2 en 3 gebruik gemaakt van de eindverantwoording van de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie. Om die reden wordt in de toelichting het verschil tussen de betaalde voorschotten (het geautoriseerde budget) en de eindverantwoording gepresenteerd. De ontvangsten bij de artikelen in dit jaarverslag hebben betrekking op ontvangsten uit hoofde van lagere ingediende declaraties ten opzichte van de verstrekte voorschotten van het voorgaande jaar.

Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de verantwoording. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze verantwoording hebben het karakter van een niet beleidsartikel. Dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Onderdeel C van dit jaarverslag bevat de jaarrekening met daarin de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting.

Onderdeel D van dit jaarverslag bevat de extracomptabele bijlagen met daarin de uitgaven bij andere ministeries die verband houden met het koningschap. Dit betreft de uitgaven met toelichting.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar en ten opzichte van de begroting 2021 zijn er nauwelijks aanpassingen.

Motie-Schouw

In juni 2011 is de motie-Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad (Europese Commissie) op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In het jaarverslag van de Koning wordt niet ingegaan op de motie-Schouw omdat het een niet-departementale begroting betreft.

B. Beleidsverslag

3. Niet-Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

A. Algemene doelstelling

Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 7.961 8.082 8.330 8.583 8.829 8.874 ‒ 45
Uitgaven 7.961 8.082 8.330 8.583 8.829 8.874 ‒ 45
Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis 7.961 8.082 8.330 8.583 8.829 8.874 ‒ 45
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties, NvW en ISB

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De Minister-President heeft op 11 juni 2021 de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 35570 I, nr. 15) over het besluit van de Prinses van Oranje dat zij vooralsnog haar grondwettelijke uitkering zal terugstorten.

De personele uitgaven hebben met name betrekking op de hofhouding en een aantal andere personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de uitkeringsgerechtigde leden ontvangen. Tot de hofhouding behoren het management van de Dienst van het Koninklijk Huis en adviseurs. De materiële uitgaven hebben betrekking op activiteiten met een hoog representatief karakter die samenhangen met de functie van de Kroondrager.

Het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgt de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie met de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

De Koning 987 5.045 6.032
De echtgenote van de Koning 391 656 1.047
De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap 558 1.083 1.641
De vermoedelijke opvolger van de Koning 20 89 109
Totaal 1.956 6.873 8.829

In de ontwerpbegroting van de Koning 2021 is zoals gebruikelijk rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2021 gebaseerd op een technische indexering op grond van de contractloonstijging, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2020. De feitelijke realisatie van het inkomen (de A-component) wordt gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Daarin is ook de uitwerking van de cao voor de sector Rijk verwerkt, die ook doorwerkt naar de personele uitgaven binnen de B-component.

De doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen (de A-component en de personele uitgaven binnen de B-component) is lager dan destijds bij de opstelling van de begroting op basis van de cijfers van het Centraal Planbureau werd verondersteld. Ten slotte is sprake van een iets hogere consumentenprijsindex bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Per saldo leiden deze ontwikkelingen tot een neerwaartse bijstelling van € 45.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2021 geautoriseerde bedrag.

3.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

A. Algemene doelstelling

Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 28.289 28.913 29.635 30.470 31.167 30.470 697
Uitgaven 28.289 28.913 29.635 30.470 31.167 30.470 697
Functionele uitgaven van de Koning 28.289 28.913 29.635 30.470 31.167 30.470 697
Ontvangsten 30 8 0 0 0 0 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties, NvW en ISB

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en die ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele component, een materiële component en de dotatie aan de bestemmingsreserves. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven. De hogere realisatie is volledig het gevolg van de rijksbreed uitgekeerde loon- en prijsbijstelling bij de eerste suppletoire begroting. Indien hiermee rekening wordt gehouden sluit de realisatie aan op het geautoriseerd budget en is sprake van volledige uitputting.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima, de Prinses van Oranje, Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaam heden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis.

Onderstaande tabel maakt het verloop van de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel inzichtelijk. De realisatie betreft de gegevens, zoals deze door de Dienst van het Koninklijk Huis zijn verantwoord in de eindafrekening over 2021. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis 18.968 19.664 ‒ 696
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis 11.459 10.260 1.199
Materiële uitgaven faunabeheer 284 303 ‒ 19
Uitgaven voor luchtvaartuigen 416 860 ‒ 444
Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk 40 80 ‒ 40
Totaal 31.167 31.167 0

De functionele uitgaven over 2021 laten een volledige uitputting van het geautoriseerde budget zien. Per onderdeel van de functionele uitgaven wordt een nadere toelichting gegeven.

Personele uitgaven

De personele uitgaven hadden in 2021 betrekking op 243 fte. Dit is exclusief de leden van de hofhouding die worden betaald uit de vergoeding voor personele uitgaven van de grondwettelijke uitkeringen. De lagere personeelskosten worden o.a. verklaard door tijdelijke vacatureruimte.

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de diverse hofdepartementen. De specifieke materiële posten voor faunabeheer, uitgaven voor bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk en uitgaven voor luchtvaartuigen worden nader apart toegelicht. De dotaties aan de bestemmingsreserves maken ook onderdeel uit van de materiële uitgaven.

Dotaties bestemmingsreserves

De Dienst van het Koninklijk Huis heeft bestemmingsreserves voor lange termijninvesteringen. Door te reserveren kan de Dienst van het Koninklijk Huis een planmatig financieel beleid voeren en worden incidentele hoge uitgaven bij langetermijninvesteringen voorkomen. Jaarlijks vinden dotaties aan en onttrekkingen van de bestemmingsreserves plaats waaraan een investeringsplan ten grondslag ligt. Ieder jaar vindt hierop controle plaats door een accountant met daarop een review door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.

Hieronder worden de diverse posten binnen de materiële uitgaven, waaronder de werkzaamheden van de hofdepartementen, nog nader toegelicht.

Departement Intendance

De Intendance verzorgt het dagelijks beheer en het onderhoud van de aan het Staatshoofd ter beschikking gestelde Koninklijke Paleizen. Ook het in de paleizen aanwezig meubilair en het onderhoud aan de tuinen en parken, vallen onder verantwoordelijkheid van de Intendance. De Intendance werkt nauw samen met het Rijksvastgoedbedrijf. De bezetting van dit departement betreft circa 31 fte.

Departement Hofmaarschalk

Het departement van de Hofmaarschalk geeft vorm aan het Koninklijk onthaal en de logistieke uitvoering bij alle evenementen en ontvangsten in binnen-en buitenland waar leden van het Koninklijk Huis gastheer zijn. Ook zorgt het departement voor de dagelijkse operatie van de particuliere Koninklijke huishouding. De bezetting van dit departement betreft circa 113 fte.

Koninklijk Staldepartement

Het Koninklijk Staldepartement zorgt voor het vervoer van de leden van het Koninklijk Huis en de hofhouding. Dit gebeurt deels in eigen beheer, terwijl een ander deel wordt verzorgd in nauwe samenwerking met partners. De bezetting van dit departement betreft circa 39 fte. Binnen dit departement worden ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op de uitgaven voor luchtvaartuigen. De uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis mogen, zoals bepaald in het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht, gebruik maken van het regeringsvliegtuig. Door de wereldwijde COVID-19 crisis zijn de uitgaven voor luchtvaartuigen lager dan oorspronkelijk begroot. Daarnaast is er in 2021 geen gebruik gemaakt van de Gulfstream van Defensie.

Inzet regeringsvliegtuig (PH-GOV) 103 457 ‒ 354
Inzet Gulfstream KLu 0 69 ‒ 69
Inhuur civiele helikopters 25 25 0
Inhuur civiele luchtvaartuigen 288 309 ‒ 21
Totaal 416 860 ‒ 444

Departement Koninklijke Verzamelingen

Onder de Koninklijke Verzamelingen wordt verstaan het geheel aan cultureel erfgoed dat in de afgelopen eeuwen is bijeengebracht door en aangeboden aan leden van het Huis Oranje-Nassau. Hieronder vallen beeldende kunst en kunstnijverheid, maar ook fotografie en bibliotheek- en archiefbestanden. Het Departement Koninklijke Verzamelingen beheert de meeste collecties van het Huis Oranje-Nassau en draagt zorg voor de door diverse stichtingen, familieleden en de Staat toevertrouwde collecties. Daarnaast heeft het departement een taak bij het ontsluiten van de archieven, collecties en paleizen voor publiek. De bezetting van dit departement betreft circa 14 fte.

Departement Informatie en Communicatie Technologie

Het Departement Informatie- en Communicatietechnologie verzorgt de digitale informatievoorziening en de informatie- en communicatietechno logie voor de Koning zelf, de Dienst van het Koninklijk Huis, Kroondomein Het Loo en het Kabinet van de Koning. De bezetting van dit departement betreft circa 11 fte.

Departement Faunabeheer

Binnen het departement Faunabeheer wordt een bedrag geraamd voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd voor de exploitatie van de terreinauto’s en een bedrag voor reiskosten, opleidingen, accountantskosten, etc. De bezetting van dit departement betreft circa 6 fte. Het budget van € 303.000 voor 2021 is nagenoeg volledig uitgeput.

Overige ondersteunende Departementen

Tot de overige ondersteunende departementen behoren het Bureau van de Grootmeester, het Algemeen Secretariaat, de Thesaurie en de stafafdeling P&O. Deze onderdelen zijn onder andere verantwoordelijk voor de algemene dagelijkse leiding, de invulling van het programma van de leden van het Koninklijk Huis, de coördinatie van (staats)bezoeken en evenementen en ondersteuning op het gebied van financiën en HRM. De bezetting van deze departementen betreft in totaal circa 29 fte. Het geheel van alle hofdepartementen valt onder de verantwoordelijkheid van de Grootmeester.

De uitgaven van € 80.000 die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de materiële uitgaven binnen dit begrotingsartikel. De uitgaven voor bezoeken aan het Carabisch deel van het Koninkrijk zijn in 2021 door de werweldwijde COVID-19 crisis lager dan begroot.

3.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

A. Algemene doelstelling

Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De Minister van Algemene Zaken is verant woordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016) en zorgt voor een adequate toerekening.

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 5.787 5.818 5.935 6.414 6.448 6.340 108
Uitgaven 5.787 5.818 5.935 6.414 6.448 6.340 108
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen 5.787 5.818 5.935 6.414 6.448 6.340 108
Ontvangsten 34 0 166 53 269 0 269
  1. Stand inclusief amendementen, moties, NvW en ISB

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven en ontvangsten. Per saldo zijn de hogere uitgaven het gevolg van mutaties uit de loon- en prijsbijstelling die in de eerste en tweede suppletoire begroting 2021 (Kamerstukken II 2020/21 35 850, nr. 1 en Kamerstukken II 2020/21 35 975, nr. 1) zijn toegelicht, en lagere uitgaven bij de Rijksvoorlichtingsdienst en het Kabinet van de Koning.

De hiernavolgende tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel, dat bestaat uit een personele en een materiële component. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties in 2021.

Doorbelaste personele uitgaven 5.311 5.238 73
Doorbelaste materiële uitgaven 1.028 1.538 ‒ 510
Totaal 6.339 6.776 ‒ 437
waarvan RVD 1.721 1.790 ‒ 69
waarvan Militaire Huis 1.936 2.044 ‒ 108
waarvan Kabinet van de Koning 2.683 2.942 ‒ 259

Voor het Militaire Huis betreft de realisatie de gegevens, zoals deze door het Ministerie van Defensie zijn verantwoord in de eindafrekening over 2021. De begroting is gebaseerd op realisatiecijfers van het Ministerie van Defensie per rang van het voorgaande jaar. De afrekening is op basis van de daadwerkelijke salarisbetaling per functionaris. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreft dit niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2021. Per saldo is bij het Militaire Huis een onderuitputting van € 108.000 als gevolg van lagere materiële uitgaven. De eindafrekening van deze lagere dan geraamde uitgaven van het Militaire Huis zal leiden tot ontvangsten op artikel 3 van de begroting van de Koning in 2022, die bij de eerste suppletoire begroting zullen worden verwerkt.

Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties is bij de Rijksvoorlichtingsdienst sprake van een onderuitputting van € 69.000 en bij het Kabinet van de Koning van een onderuitputting van € 259.000. Dit is met name veroorzaakt door, ten opzichte van de raming, lagere materiële uitgaven voor onder andere overheadkosten bij de Rijksvoorlichtingsdienst. Bij het Kabinet van de Koning is sprake van lagere materiele uitgaven. Dit is met name veroorzaakt door lagere uitgaven dan verwacht in het kader van de verbetering van de Informatiehuishouding en de invloeden van COVID-19, zoals lagere woon-werk reiskosten en dienstreizen.

Rijksvoorlichtingsdienst

De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de andere leden van het Koninklijk Huis. In 2021 betrof dit de volgende activiteiten:

  1. Voorbereiding, advisering en inhoudelijke- en organisatorische media begeleiding van circa 300 optredens en activiteiten in binnen- en buitenland, waarvan een deel vanwege de COVID-19 pandemie online plaatsvond. Inspelend op de van week tot week veranderende agenda en rekening houdend met de actualiteit en de op dat moment geldende COVID-19 richtlijnen waren deze publiek dan wel besloten. Het betrof onder andere (online) werkbezoeken, evenementen, videogesprekken en -boodschappen en staatsbezoeken aan Duitsland en Noorwegen;
  2. woordvoering en beantwoording van mediavragen en strategisch communicatieadvies;
  3. behandeling van interviewverzoeken en begeleiding bij mediaoptredens van de leden van het Koninklijk Huis;
  4. opstellen en uitgeven van 362 persberichten over activiteiten van het Koninklijk Huis en
  5. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten via Instagram, Facebook, Twitter, YouTube en de website van het Koninklijk Huis.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 13,5 fte.

Militaire Huis

Het Militaire Huis (MH) is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  1. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;
  2. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;
  3. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en
  4. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 13,4 fte.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  1. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnen landse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, van staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het Koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;
  2. tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;
  3. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;
  4. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoek schriften. Deze brieven worden op het Kabinet van de Koning aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein en
  5. registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en Koninklijke Besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken was 25 fte.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn het gevolg van de eindafrekening van het in 2020 verstrekte voorschot aan het Ministerie van Defensie voor het Militaire Huis.

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Rechtmatigheid

Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstole ranties overschrijden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

C. Jaarrekening

5. Verantwoordingsstaat

Totaal 45.684 45.684 0 46.444 46.444 269 760 760 269
Niet-beleidsartikelen
1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis 8.874 8.874 0 8.829 8.829 0 ‒ 45 ‒ 45 0
2 Functionele uitgaven van de Koning 30.470 30.470 0 31.167 31.167 0 697 697 0
3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen 6.340 6.340 0 6.448 6.448 269 108 108 269

6. Saldibalans

  1. Rijkshoofdboekhouding

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2020 van de Koning (I) (bedragen x € 1.000)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en de begrotingsontvangsten 2021 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

4a) Rekening-courant RHB Ministerie van Algemene Zaken

Voor de begroting van De Koning is de Rekening-courant € 46.175. Dit betreft de saldering van de uitgaven en de ontvangsten. Samen met de Rekeningcourant van het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) is de Rekeningcourant RHB van het Ministerie van Algemene Zaken € 48.047.

12) Voorschotten

12a) Tegenrekening voorschotten

De betalingen die aan de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) en aan het Militaire Huis (MH) zijn gedaan, worden onder de voorschotten opgenomen voor zover het betalingen betreft waarover de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven. Afwikkeling van de voorschotten zal plaatsvinden in 2022. In 2021 zijn de voorschotten over 2020 afgerekend. Het te verrekenen bedrag van de eindafrekening van het MH is in 2021 verwerkt in de eerste suppletoire begroting van de Koning.

In 2021 is aan voorschotten verstrekt en afgerekend:

2020 30.470 0 ‒ 30.470 0
2021 0 31.167 0 31.167
Totaal 30.470 31.167 ‒ 30.470 31.167
2020 1.999 0 ‒ 1.999 0
2021 0 2.044 0 2.044
Totaal 1.999 2.044 ‒ 1.999 2.044

D. Extracomptabele Bijlagen

Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn voor deze begrotingen verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en te verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.

In bijlage 1 worden bovengenoemde uitgaven in het jaar 2021 gepresenteerd. Door deze uitgavenrealisaties op een integrale wijze bij het jaarverslag van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in bijlage 2 «Overige onderwerpen». Dit betreft de in 2021 verantwoorde uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck, de subsidie voor Kroondomein Het Loo en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

Bijlage 1: Gerealiseerde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

De gerealiseerde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.

Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4), uitgaven ten behoeve van staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis

Buitenlandse Zaken 811 2.000

In 2021 heeft de Koning staatsbezoeken afgelegd aan Duitsland en Noorwegen. Verder vond er een werkbezoek plaats aan Dubai in het kader van de wereldtentoonstelling. Door de COVID-19 crisis konden veel geplande inkomende en uitgaande bezoeken niet doorgaan.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (begroting VII, artikel 9), Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 12.979 15.800

De bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan het RVB voor de huisvesting (Paleizen) van het Koninklijk Huis bedroeg in 2021 € 13 mln. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat een aantal activiteiten vanwege COVID-19 niet kon worden uitgevoerd.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten. In 2021 heeft het RVB circa € 6,3 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen en huur. De rente en afschrijvingen zijn voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Voor de vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud is circa € 4,2 mln. afgerekend en voor vergoeding voor kleinere investeringen, functionele verbeteringen en projecten op basis van wet- en regelgeving circa € 2,5 mln.

Huis ten Bosch

In 2021 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Paleis Noordeinde

In 2021 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

In 2021 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd

Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking leden koninklijke huis

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de marechaussee. De uitvoering is opgedragen aan de Commandant marechaussee. Het gezag over de marechaussee berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid (inclusief de Directoraat-Generaal Migratie, het Openbaar Ministerie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de marechaussee onder meer het waken over de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis, in samenwerking met andere daartoe aangewezen organen, opgedragen.

Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)

Op basis van onder andere de Politiewet heeft de minister de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en hun woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Bijlage 2: Overige onderwerpen

Defensie (begroting X, artikel 2), uitgaven Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck worden verantwoord op de begroting van het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. De gemiddelde onderhoudskosten voor het Rijk zijn ook voor de huidige vijfjaarsperiode (2021 t/m 2025) begroot op € 87.000 perjaar. De daadwerkelijke uitgaven fluctueren over de jaren heen.

Het benodigde meerjarige groot onderhoud wordt door tussenkomst van de Dienst Koninklijk Huis (DKH) door een specialistische werf uitgevoerd. Tot het maximum van het voor de huidige vijfjaarsperiode (2021 t/m 2025) beschikbaar gestelde budget van € 435.000 (5 maal € 87.000) kunnen de kosten hiervan worden gefactureerd. De in 2021 gemaakte kosten voor het in uitvoering zijnde meerjarige onderhoud van de Groene Draeck zijn € 226.275. Van het totaal beschikbare onderhoudsbudget tot en met 2025 resteert daarom nog € 208.725. Eventuele meerkosten boven de € 435.000 voor het onderhoud aan de Groene Draeck komen voor rekening van de eigenaresse.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (begroting XIV, artikel 12) subsidie Kroondomein Het Loo

Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelge­bieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij
de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein (6.700 hectare) en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk heeft in 2021 net als in voorgaande jaren een subsidie verstrekt aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein Het Loo. Deze subsidie bedroeg in 2021 € 0,8 mln.

Stichtingen

Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap.

Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert die aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek ‘Financiën Koninklijk Huis’ op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.