Memorie van toelichting
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021
Memorie van toelichting
Nummer: 2022D17620, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-IX-4).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister van Financiën (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36100 IX-4 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021.
Onderdeel van zaak 2022Z08658:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-05-19 13:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-05-25 14:00: Slotwet ministerie van Financiën en de Nationale Schuld over 2021 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Financiën
- 2022-05-25 15:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-06-21 16:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-07-07 22:30: EINDE VERGADERING: STEMMINGEN (over alle resterende onderwerpen) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021–2022 |
36 100IX | Jaarverslag en slotwet van het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021 |
Nr. 4 |
|
A Artikelgewijze toelichting bij het wetsvoorstel
Wetsartikelen 1 tot en met 2
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2021 wijzigingen aan te brengen in:
- de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) ;
- de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA).
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
B Artikelgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen (slotverschillen)
1 Leeswijzer
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
2 Beleidsartikelen (Ministerie van Financiën IXB)
2.1 Artikel 1 Belastingen
Verplichtingen
Er zijn per saldo € 265 mln. minder verplichtingen aangegaan dan begroot
in de tweede suppletoire begroting. Dit hangt voor een deel samen met de
lagere kasuitgaven (€ 98 mln.), welke wordt toegelicht bij de uitgaven.
De mutaties die enkel op verplichtingen zien worden hieronder
toegelicht.
- De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de accountantscontrole 2021 de aangegane en openstaande verplichtingen op het instrument «externe inhuur» voor € 96 mln. naar beneden bijgesteld.
- Er zijn € 65 mln. minder verplichtingen aangegaan voor ICT-opdrachten. Contractonderhandelingen hebben ertoe geleid dat voor circa € 45 mln. minder is verplicht (vanwege bijvoorbeeld een kortere looptijd). Ook schuiven een aantal verplichtingen door naar 2022.
- Er zijn € 31 mln. minder verplichtingen aangegaan voor de inhuur van externen. Een deel van de verplichtingen die voortvloeien uit inhuurcontracten voor 2022 waren nog niet vastgelegd in 2021, zoals aanvankelijk wel was gedacht.
- De verplichting aan Logius is € 11 mln. lager dan verwacht.
- De verplichting aan het RDW is € 10 mln. hoger uitgevallen.
Uitgaven
Per saldo zijn voor een bedrag van € 98 mln. minder uitgaven gedaan dan begroot in de tweede suppletoire begroting. Onderstaand worden de belangrijkste oorzaken toegelicht.
Materiele uitgaven
De materiële uitgaven zijn € 33 mln. lager uitgevallen. Dit heeft met name te maken met vertraging in projecten bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Daarnaast vielen de kosten van het RVB voor het leveren van onderhoud lager uit. De apparaatsuitgaven op ICT zijn lager uitgevallen door vertraagde leveringen van digitale werkplekken en mobiele devices.
Opdrachten
De uitgaven aan ICT en overige opdrachten zijn € 33 mln. lager uitgevallen. Er zijn lagere kasuitgaven dan verwacht doordat de groei van de benodigde servercapaciteit minder hard gegaan is dan eerder ingeschat. Uitgaven als gevolg van wereldwijde chiptekort zijn doorgeschoven in de tijd. De uitgaven ten behoeve van o.a. de inningsprocessen (porti en papier) en betalingsverkeer vallen lager uit. Daarnaast zijn de communicatieplannen en onderzoeken uitgesteld naar 2022.
Rente
De uitgaven aan belasting- en invorderingsrente vallen € 33 mln. lager uit dan geraamd.
Ontvangsten
Belastingontvangsten
De belastingontvangsten worden toegelicht in de Voorjaarsnota, Miljoenennota, Najaarsnota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Voor een toelichting op de mutaties in de afdracht van het Gemeentefonds, Provinciefonds en het BES-fonds (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt verwezen naar de Slotwetten van de betreffende fondsen. Het Btw-compensatiefonds maakt deel uit van de begroting IX en dus van deze Slotwet. De aansluiting met de bedragen in het Jaarverslag IX 2021 (beleidsartikel 1, tabel budgettaire gevolgen van beleid) is als volgt:
Vastgestelde begroting (incl. ISB 1 t/m 3, NvW) | Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB 4) | Stand 2e suppletoire begroting | Mutaties Slotwet | Realisatie 2021 | |
Totaal belastingontvangsten | 189.445.960 | 201.723.376 | 201.926.755 | 4.629.982 | 206.556.737 |
– /– Afdracht Gemeentefonds | 33.215.875 | 33.799.175 | 35.290.513 | ‒ 262.391 | 35.028.122 |
– /– Afdracht Provinciefonds | 2.483.429 | 2.472.239 | 2.552.024 | ‒ 10.079 | 2.541.945 |
– /– Afdracht BES-fonds | 47.401 | 54.938 | 58.573 | ‒ 6.865 | 51.708 |
– /– Belastingontvangsten artikel 6 Btw-compensatiefonds | 3.576.710 | 3.597.887 | 3.746.528 | ‒ 79.735 | 3.666.793 |
Belastingontvangsten artikel 1 Belastingen | 150.122.545 | 161.799.137 | 160.279.117 | 4.989.053 | 165.268.171 |
Niet-belastingontvangsten
Rente
De ontvangen belasting- en invorderingsrente valt € 131 mln. hoger uit. Als gevolg van het opstarten van het reguliere invorderingsproces werd in de laatste maanden van 2021 meer belasting- en invorderingsrente ontvangen op achterstallige vorderingen dan verwacht.
Ontvangsten boetes en schikkingen
De boeteontvangsten zijn € 44 mln. hoger dan eerder geraamd. Als gevolg van het opstarten van het reguliere invorderingsproces kwamen in de laatste maanden van 2021 meer boeteontvangsten binnen op achterstallige vorderingen. Door de toegepaste verdeelsleutel tussen Financiën en de Sociale Fondsen op de boeteontvangsten, worden deze extra boeteontvangsten relatief sterk aan de Financiënbegroting toegerekend.
Apparaatsontvangsten
De apparaatsontvangsten vallen € 21 mln. hoger uit ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Dit wordt veroorzaakt door hoger uitvallende facilitaire en ICT-ondersteunende diensten aan andere overheidsorganisaties. Daarnaast zijn er meer ontvangsten vanuit het UWV.
2.2 Artikel 2 Financiële markten
Verplichtingen
Muntcirculatie
De verplichting voor de muntcirculatie is met € 3 mln. lager
uitgevallen. In 2021 zijn er minder munten geproduceerd en geslagen dan
geraamd t.w.v. € 1,5 mln. Daarnaast is er een verplichting afgeboekt van
€ 1,5 mln.
Garantie BES
In december 2021 is er een bijstelling van € 5,1 mln. geweest van de
depositogarantie, die in USD is, als gevolg van een veranderende
wisselkoers USD/EUR.
Verplichtingen en uitgaven
Rechtszaak SRH
Sinds enkele jaren loopt een rechtszaak over het vaststellen van de
schadeloosstelling n.a.v. de onteigening van effecten en
vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. door de Staat.
Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te
Amsterdam uitspraak gedaan. De staat is op 11 mei 2021 in cassatie
gegaan. De eventuele uitbetaling van de schadeloosstelling wordt hiermee
uitgesteld. De uitvoeringskosten vallen daarmee in 2021 lager uit dan
begroot (€ 1,3 mln.). Ook de vergoeding voor proceskosten valt lager uit
(€ 1,2 mln.).
Overig
De overige betalingsverplichtingen in 2021 waren € 2,8 mln. lager dan
oorspronkelijk begroot. Dit komt onder andere doordat advies- en
onderzoekskosten lager uitvielen dan verwacht.
Ontvangsten
Bekostiging
De ontvangsten uit het muntwezen zijn met € 13,3 mln. toegenomen. In
2021 zijn er via DNB meer munten in omloop gebracht dan dat er uit
omloop zijn teruggekomen.
Overige ontvangsten
De overige ontvangsten zijn € 5,3 mln. hoger uitgevallen. Dit zijn
boeteontvangsten van AFM en DNB. Indien de totale boeteontvangsten van
AFM en DNB hoger zijn dan de drempel van € 2,5 mln., worden deze
ontvangsten overgedragen aan de Staat (op artikel 2).
2.3 Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek- private sector
Verplichtingen en uitgaven
Opdrachten
Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer
van de staatsdeelnemingen. Deze advieskosten worden ieder jaar geraamd
op basis van de verwachte inhuur. In 2021 zijn er minder kosten gemaakt
(€ 3,4 mln.) dan eerder werd verondersteld. Zo zijn er facturen over
werkzaamheden in 2021 die in 2022 zullen worden betaald.
Vermogensverschaffing/-onttrekking
In oktober 2021 is Invest International opgericht. Verspreid over enkele
jaren ontvangt Invest International een kapitaalinjectie waarvan € 130
mln. in 2021 beschikbaar was gesteld. Echter, Invest International bleek
in 2021 bovenop de initiële aandelenstorting en de kapitaalstortingen
van € 69 mln. nog geen aanvullende kapitaalbehoefte te hebben. De
resterende middelen worden overgeheveld naar volgende jaren.
Ook voor Invest-NL was een kapitaalinjectie in 2021 geraamd. Het bleek dat Invest-NL bovenop de kapitaalstorting van € 125 mln. geen aanvullende kapitaalbehoefte had in 2021. De resterende middelen worden overgeheveld naar volgende jaren.
Lening SRH
Dit betreft de jaarlijkse verrekening van de rente aan de verplichting
voor de lening SRH ( ‒ € 11,4 mln.). Conform afspraak wordt de nog door
SRH aan de Staat verschuldigde rente verrekend met de lening.
Lening KLM
In 20201 heeft de Nederlandse Staat een
pakket aan steunmaatregelen aan de KLM aangeboden. Als onderdeel van het
steunpakket is er een directe lening aan KLM verstrekt met een omvang
van maximaal van € 1 mld. In 2021 heeft KLM niet getrokken op de lening.
Het nog beschikbare bedrag (€ 722,9 mln.) wordt overgeheveld naar
2022.
Ontvangsten
Vermogensverschaffing/-onttrekking
Er wordt € 41 mln. aan terug te ontvangen dividendbelasting verwacht.
Deze teruggave is ingediend, maar wordt pas in 2022 verwerkt. Verder
zijn de ontvangsten van NL Financial Investments (NLFI) lager dan
begroot (€ 1,4 mln.) als gevolg van lagere advieskosten voor financiële
deelnemingen.
2.4 Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Verplichtingen
Betalingsverplichtingen
In 2021 is de betalingsverplichting van de rentecompensatie Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM) voor de komende jaren geboekt (€ 55 mln.).
Deze betalingsverplichting zal in 2022-2026 tot uiting komen.
Garantieverplichtingen
De uitstaande garantieverplichtingen op de Financiënbegroting zijn
bijgesteld aan de hand van de wisselkoers per 31 december 2021. De
garantie DNB inzake IMF valt daardoor € 2,1 mld. hoger uit, omdat de
koers van de euro ten opzichte van de SDR (Special Drawing
Rights, munteenheid IMF) is gedaald. Ook is de koers van de euro
ten opzichte van de dollar gedaald, waardoor de garanties aan de
Wereldbankonderdelen IBRD en MIGA met € 60 mln. en de garantie aan AIIB
met € 49,5 mln. zijn verhoogd. De garantie aan NGEU is met € 218 mln.
afgenomen, doordat de Europese Commissie geld op de markt heeft geleend
tegen een lagere rente dan voorheen verwacht.
2.5 Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
Verplichtingen
Betalingsverplichting
De uitvoeringskosten van de herverzekering leverancierskredieten zijn
€ 9,7 mln. lager dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting. Dit
komt met name doordat enkele facturen van 2021 in 2022 betaald zullen
worden.
Garantieverplichtingen ekv
De aangegane verplichtingen voor de schade-uitkering ekv zijn met € 723
mln. gedaald ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. De
faciliteit kent een plafond van € 10 mld. voor nieuw aan te gane
verplichtingen per jaar. Bij de tweede suppletoire begroting is deze met
€ 2 mld. naar beneden bijgesteld, omdat duidelijk werd dat niet de
volledige faciliteit benut zou worden in 2021. Uiteindelijk is er in
2021 voor € 7,3 mld. aan nieuwe verplichtingen aangegaan.
Uitgaven
Opdrachten
Zie toelichting bij 'betalingsverplichting'.
Garanties
De begroting hield rekening met een kwijtschelding van € 75 mln. aan
Sudan. Door de onrustige politieke situatie in Sudan heeft dit zich niet
in 2021 gematerialiseerd. Dit zal naar verwachting in 2022 gebeuren.
Daarnaast zijn er minder schades uitgekeerd (€ 25 mln.) dan begroot. Bij
de ekv zijn schades moeilijk te ramen door het grillige karakter van de
ekv-portefeuille. Het al dan niet materialiseren van één schadezaak kan
een grote impact hebben op de realisatie ten opzichte van het begrote
bedrag.
Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten
De schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten is met € 9,7
mln. naar beneden bijgesteld. De ramingen rondom schade-uitkeringen zijn
omgeven door onzekerheden rondom faillissementen en schadeclaims. Tot op
heden zijn de schade-uitkeringen kleiner gebleken dan de prognoses. Dit
komt door het lage aantal faillissementen.
Storting/-onttrekking begrotingsreserve
De storting aan de begrotingsreserve is per saldo € 36,2 mln. hoger. Dit
betreft de premies die hoger zijn uitgevallen dan bij de tweede
suppletoire begroting geraamd.
Ontvangsten
Premies ekv
Aan het eind van 2021 is nog een grote premiesom ontvangen. De
premieontvangsten zijn daardoor € 36,2 mln. hoger uitgevallen dan bij de
tweede suppletoire begroting geraamd.
Premies herverzekering leverancierskredieten
De premies zijn geraamd op basis van de premie-inkomsten van de
verzekeraars in 2020. De premies van de herverzekering
leverancierskredieten zijn € 8,9 mln. lager uitgevallen dan bij de
tweede suppletoire begroting geraamd. Dit komt met name doordat er
premierestituties hebben plaatsgevonden aan verzekerden door het lager
dan verwacht aantal schadeclaims.
Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten
De schaderestituties voor herverzekering leverancierskredieten zijn
€ 5,9 mln. lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een lager dan
verwacht aantal schade-uitkeringen.
Storing/-onttrekking begrotingsreserve
De storting of onttrekking aan de begrotingsreserve is opgebouwd uit
definitieve schades, overige kosten en de kostenvergoeding aan Atradius.
Doordat de definitieve schades lager zijn uitgevallen dan bij tweede
suppletoire begroting geraamd, valt de geraamde onttrekking uit de
reserve ook lager uit (€ 74,6 mln.).
2.6 Artikel 6 Btw-compensatiefonds
Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Bijdrage aan medeoverheden
De aan gemeenten en provincies uitbetaalde declaraties zijn lager
uitgevallen dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting (- € 32,4
mln. voor gemeenten en ‒ € 47,4 mln. voor provincies). De bijstellingen
zijn relatief beperkt gezien de omvang van het btw-compensatiefonds (ca.
€ 3,7 mld.). Bij het Btw-compensatiefonds staan tegenover de (lagere)
uitgaven gelijke (lagere) ontvangsten.
2.7 Artikel 9 Douane
Verplichtingen
Overige opdrachten
De verplichtingen voor overige opdrachten zijn voor € 6,3 mln. lager uitgevallen dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting. Dit komt grotendeels door (€ 3,5 mln.) doorgevoerde mutaties die nog voortkomen
uit de jaarverantwoording van 2020 op voorschrift van de ADR. Daarnaast
zijn de verplichtingen voor € 2,3 mln. lager uitgevallen omdat de uitgaven laboratoriumapparatuur niet zijn gerealiseerd en de geraamde uitgaven ten behoeve van enkele programma's grotendeels zijn doorgeschoven naar 2022.
2.8 Artikel 13 Toeslagen
Verplichtingen
De verplichtingen zijn € 355 mln. lager uitgevallen dan begroot. Dit komt o.a. door:
- Voor kinderen en ex-partners van gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslag, alsmede gedupeerden van Opzet/Grove Schuld (OG/S) bij andere toeslagenregelingen, zijn in 2021 compensatieregelingen voorbereid. Omdat wetgeving voor deze regelingen in 2021 nog niet is afgerond, schuiven de verplichtingen naar 2022 door. Dit betreft € 630 mln. voor de kindregeling, € 98 mln. voor de ex-partnerregeling en € 23,3 mln. voor de compensatieregeling OG/S van andere toeslagen.
- Voor de kwijtschelding van private schulden, de uitvoering van deze regeling bij Sociale Banken Nederland (SBN), en de specifieke uitkering voor Brede hulp bij gemeenten zijn er hogere verplichting aangegaan. Voor deze regelingen was deels verplichtingenbudget beschikbaar in 2022-2023. Dit betreft € 194 mln. additioneel voor kwijtschelding van private schulden, € 81 mln. voor de uitvoering bij SBN en € 58 mln. voor de specifieke uitkering.
- Daarnaast is er € 20 mln. meer aan verplichtingen gerealiseerd op compensatie voor gedupeerden door een versnelling van UHT.
- Als laatste is er een verhoging van de verplichtingen voor externe inhuur met € 54 mln. als gevolg van het aangaan en verlengen van inhuurcontracten. Dit treedt voor een groot deel op bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).
Uitgaven
Eigen personeel
De uitgaven voor eigen personeel vallen € 8,8 mln. lager uit dan
begroot. Dit komt doordat de gemiddelde loonkosten lager uitvallen en
door incidentele onderbezetting.
Inhuur externen
De uitgaven voor externe inhuur vallen € 18,6 mln. lager uit dan
begroot. Dit komt door onderbesteding bij de ketenpartners van de
Belastingdienst en lagere kosten voor uitzendkrachten bij
Toeslagenregulier.
(Schade) vergoedingen
Het instrument (schade) vergoedingen valt € 135 mln. lager uit dan
begroot. Dit heeft twee oorzaken. Als eerste zijn er gedupeerde ouders
die ofwel nog niet bereikt zijn of hebben aangegeven hebben de € 30.000
nog niet te willen ontvangen. Ten tweede is het loket van Sociale Banken
Nederland (SBN) later geopend dan initieel verwacht, waardoor in 2021
minder kosten zijn gemaakt voor de oplossing van private schulden. De
gereserveerde middelen hiervoor worden doorgeschoven naar 2022 middels
een kasschuif.
3 Niet-Beleidsartikelen
3.1 Artikel 8 Apparaat kerndepartement
Verplichtingen
Eigen personeel
De realisatie op eigen personeel is € 8,3 mln. lager uitgevallen dan
geraamd in de tweede suppletoire begroting. Dit wordt veroorzaakt door
een combinatie van onderbezetting, tijdelijke leegstaande vacatures door
uit- en doorstroom van medewerkers en moeilijk opvulbare functies.
Inhuur externen
De realisatie op inhuur externen is € 10,7 mln. hoger uitgevallen dan
geraamd in de tweede suppletoire begroting. Er is extra ingehuurd om de
onderbezetting op eigen personeel te compenseren.
Materiele uitgaven
Bijdrage aan SSO's
De realisatie op bijdrage aan SSO's is € 5,1 mln. hoger uitgevallen dan
geraamd in de tweede suppletoire begroting vanwege opgelopen
prijsstijgingen bij SSO's.
Overig materieel
De realisatie op overig materieel is € 1,9 mln. lager uitgevallen dan
geraamd in de tweede suppletoire begroting. Dit wordt onder andere
veroorzaakt door werkzaamheden die zijn doorgeschoven naar 2022. Ook is
in de Veegbrief 20212 een stijging van circa € 11,9 mln.
aangekondigd als gevolg van het pas in 2022 tekenen van nieuwe
contracten voor Categoriemanagement.
Uitgaven
Eigen personeel
De realisatie op eigen personeel is € 10,6 mln. lager uitgevallen dan
geraamd in de tweede suppletoire begroting. Dit wordt veroorzaakt door
een combinatie van onderbezetting, tijdelijke leegstaande vacatures door
uit- en doorstroom van medewerkers en moeilijk opvulbare functies.
Inhuur externen
De realisatie op inhuur externen is € 6,1 mln. hoger uitgevallen dan
geraamd in de tweede suppletoire begroting. Er is extra ingehuurd om de
onderbezetting op eigen personeel te compenseren.
Ontvangsten
Apparaatsontvangsten
De apparaatsontvangsten zijn € 8,8 mln. hoger uitgevallen dan geraamd in
de tweede suppletoire begroting. Bij Domeinen Roerende Zaken vallen de
ontvangsten hoger uit vanwege de incidentele verkoop van een partij
munten. Ook vallen de ontvangsten hoger uit vanwege hogere verjaarde
opbrengsten uit de consignatiekas, doorgeschoven opbrengsten van het
Rijksvastgoedbedrijf uit 2020 en door de uitleen van eigen
personeel.
4 Beleidsartikelen (Ministerie van Financiën IXA)
4.1 Artikel 11 Financiering staatsschuld
Verplichtingen en uitgaven
Rente vaste schuld
De rentelasten op de vaste schuld zijn € 32,1 mln. hoger uitgevallen,
met name als gevolg van een iets lagere omvang van de
kapitaalmarktfinanciering ten opzichte van de tweede suppletoire
begroting. Door de negatieve rente leidt een lagere schulduitgifte per
saldo tot hogere rentelasten.
Mutatie vlottende schuld
Ingegeven door de verlenging van de corona steunmaatregelen is in 2021
gedurende het jaar een veel grotere financieringsbehoefte geraamd dan
nodig was. Hierdoor is de uitgifte van vaste schuld verhoogd. Doordat
het kastekort ultimo 2021 lager is uitgevallen dan werd geraamd, is een
deel van de vlottende schuld (€ 22,0 mld.) afgelost.
Ontvangsten
Voortijdige beëindiging derivaten
Het Agentschap heeft in 2021 € 1,5 mld. aan resultaat geboekt op de
voortijdige beëindiging van rentederivaten, hetgeen € 1,1 mld. hoger is
ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Het voortijdig
beëindigen van derivaten wordt gedaan om het renterisico op de
schuldportefeuille bij te sturen. Bij de voortijdige beëindiging van
renteswaps wordt de netto contante waarde van de toekomstige
rentestromen in één keer ontvangen in het jaar waarin de voortijdige
beëindiging van het derivaat plaatsvindt. De EMU-schuld wordt hierdoor
met hetzelfde bedrag verlaagd.
Rente vlottende schuld
De rentebaten op de vlottende schuld vallen € 63,6 mln. lager uit als
gevolg van een lagere omvang van kortlopende schuld dan bij de tweede
suppletoire begroting rekening was gehouden.
Rente derivaten
De rentebaten op derivaten zijn € 35,0 mln. lager uitgevallen dan
geraamd als gevolg van de gerealiseerde rentepercentages op de variabele
delen van de renteswaps en als gevolg van de voortijdige beëindiging van
rentederivaten.
Uitgifte vaste schuld
Het kastekort ultimo 2021 is lager uitgevallen dan bij de tweede
suppletoire begroting was geraamd. Hierdoor was € 1,9 mld. minder
schulduitgifte op de kapitaalmarkt nodig dan voorzien.
4.2 Artikel 12 Kasbeheer
Verplichtingen en uitgaven
Leningen
Het bedrag aan verstrekte leningen is in totaal € 323,2 mln. lager dan
bij de tweede suppletoire begroting werd geraamd. Dit betreft voor
€ 181,0 mln. leningen aan agentschappen en voor € 142,2 mln. leningen
aan RWT's.
Ontvangsten
Mutaties in rekening-courant en deposito's
Per saldo is er door de sociale fondsen, RWT’s, agentschappen en
decentrale overheden gezamenlijk meer geld op de rekening-courant
aangehouden dan bij de tweede suppletoire begroting werd geraamd. De
toename van het saldo van de rekening-courant van de sociale fondsen is
€ 1.299,0 mln. hoger uitgevallen. Het saldo van de rekening-courant van
de RWT’s en agentschappen is met € 917,7 mln. toegenomen en het saldo
van de rekening-courant van decentrale overheden is met € 32,9 mln.
toegenomen.
__Kamerstukken II, 2019-2020, 29 232 nr. 41 en Kamerstukken II, 2019-2020, 35 505 nr. 1↩︎
__Kamerstukken II 2021-22, 35 925, nr. 14↩︎